Aankomst van Maria en Jozef bij Elisabet en
Zakarias (A. K. Emmerick)
Het huis van Zakarias lag op een afzonderlijke heuvel.
Andere huizen lagen er groepsgewijze omheen verspreid. Niet ver vandaar daalde
een nogal waterrijke beek van de berg af. Het scheen mij de tijd te zijn dat
Zakarias huiswaarts keerde van Jeruzalem, waar hij het paasfeest bijgewoond
had. Ik zag Elisabet, door een vurig verlangen gedreven, uit haar huis een goed
eind ver de weg naar Jeruzalem opgaan en hoe, tamelijk ver van huis, Zakarias
haar ontmoette. Gezien haar gezegende en gevorderde toestand, verschoot hij
ervan haar alleen zo ver op de weg aan te treffen. Zij bekende hem de
bewogenheid van haar hart, haar vermoeden en voorgevoel dat ze maar niet van
zich kon afzetten, dat haar nicht Maria van Nazaret haar kwam bezoeken.
Zakarias zocht haar tot andere gedachten te brengen en gaf
haar door tekens en door geschrift op zijn tafeltje te verstaan hoe het op zijn
minst zeer onwaarschijnlijk was dat de pas gehuwde op dit ogenblik zult een
verre reis zou ondernemen. Hierop keerden beiden naar huis terug. Elisabet
evenwel kon haar verwachting niet uit haar hart bannen, want zij had in een
droom vernomen dat een meisje uit haar stam de moeder van de beloofde Messias
geworden was; zij had toen onmiddellijk aan Maria gedacht en een vurig
verlangen naar haar komst opgevat. Meer nog, zij had haar in de geest in de
verte reeds gezien, op weg om haar te bezoeken. In haar huis had zij een
kamertje met zitplaatsen in gereedheid gebracht.
Hier zat zij de volgende dag lang te wachten, ongeduldig
uitziende of Maria nog niet aankwam. Opeens stond zij op om haar een eindweegs
tegemoet te gaan. Elisabet was een opgeschoten, reeds bejaarde vrouw met een
klein, fijngevormd aangezicht met edele trekken; haar hoofd was omsluierd; zij
kende de H. Maagd slechts van naam en faam. Toen nu Maria Elisabet van verre
ontwaard had, herkende zij haar onmiddellijk, en zij snelde haar dadelijk
tegemoet voor Jozef uit, terwijl deze volgde op een bescheiden afstand. Maria bevond
zich reeds tussen de naburige huizen; de bewoners, ontroerd door haar
wonderschone verschijning en aangegrepen door de bovennatuurlijke waardigheid
in geheel haar voorkomen, deinsden bij hun ontmoeting schroomvol terug. Maria
en Elisabet begroetten elkaar vriendelijk, terwijl zij elkander de hand
reikten.
Op dit ogenblik zag ik in de H. Maagd een schittering en er
ging als een lichtstraal uit haar in Elisabet over, waardoor deze een
wonderbare ontroering voelde. Zij verweilden niet lang onder het oog van de
mensen, gaven mekaar de arm, vervolgden hun weg en gingen dan over het voorhof
naar het huis. Bij de huisdeur heette Elisabet Maria nogmaals welkom en leidde
haar binnen. Jozef, met de ezel in de hof aangekomen, vertrouwde het lastdier
toe aan een knecht en ging zich in een ruimte terzijde van het huis bij
Zakarias voegen. Hij begroette de oude, eerbiedwaardige priester zeer ootmoedig
en deze omhelsde hem hartelijk en sprak met hem door op zijn tafeltje te
schrijven. Immers, sinds de engel hem in de tempel verschenen was, had hij de
spraak verloren.
Toen Maria en Elisabet de deur van het huis binnengetreden
waren, bevonden zij zich in een plaats, die mij tevens de keuken scheen te
zijn. Hier namen zij elkander bij de twee armen; Maria groette Elisabet zeer
vriendelijk en zij gaven elkander een kus op de wang. Op dit ogenblik zag ik
nogmaals een licht uit Maria in Elisabet overstralen; het maakte Elisabet als
doorschijnend, zij werd ten diepste geroerd en vervuld van een heilige vreugde.
Hierop trad zij, met opgeheven hand, een stap achteruit en sprak vol
nederigheid, vol vreugde en bezieling: Gezegend zijt Gij onder de vrouwen en
gezegend is de vrucht van uw lichaam. En vanwaar valt mij dat geluk ten deel
dat de Moeder van mijn Heer en God tot mij komt! Want zie! Zohaast de stem van
uw groet in mijn oren klonk, sprong het kind onder mijn hart van vreugde op. O
zalig zijt Gij, daar Gij geloofd hebt! Vervuld zal worden wat U namens de Heer
is geboodschapt.
Onder deze laatste woorden leidde zij Maria in het voor
haar bereide kamertje en zij nodigde haar uit te gaan zitten om van de
vermoeienis van de reis uit te rusten. Tot daar was het maar een paar schreden
meer. Maria echter liet nu Elisabets arm, die zij vastgehouden had, los,
kruiste de handen op de borst en sprak deze lofzang uit: Mijn ziel
verheerlijkt de Heer en mijn geest juicht om God, mijn Redder, omdat Hij
genadig heeft neergezien op de geringheid van zijn dienstmaagd. Want zie, van
dit ogenblik af zullen alle geslachten mij zalig prijzen, omdat Hij grote
dingen aan mij gedaan heeft, Hij die machtig en wiens Naam heilig is!
Barmhartig zal Hij zijn van geslacht tot geslacht voor hen die Hem vrezen. Hij
heeft de kracht van zijn arm getoond en de hoogmoedigen van hart
uiteengeslagen. Machtige heersers heeft Hij van hun troon geworpen, maar
nederigen verheven; hongerigen heeft Hij verzadigd, maar rijken met lege handen
heengezonden.
Zijn dienaar Israel heeft Hij genadig onder Zijn
bescherming genomen, Zijn barmhartigheid indachtig, volgens Zijn beloften,
gedaan aan onze vaderen, aan Abraham en diens nakomelingschap, voor alle
eeuwigheid. Zo jubelde Maria in vervoering en ik zag dat Elisabet onder
gelijke inspiratie Marias jubelzang meebad. Daarna gingen beide vrouwen op
heel lage bankjes zitten aan een tafeltje dat evenmin hoog was en waarop een
kleine beker stond. Jozef en Zakarias zijn nu ook bij elkander en onderhouden
zich over de komst van de Messias, wiens nabijheid blijkt uit de vervulling van
de profetieen. Zakarias is een schone, grote ouderling; hij is als priester
gekleed en antwoordt steeds door tekens of schrijvend op een tafeltje. Zij
witten terzijde van het huis in een open vertrek, dat op de tuin uitzicht
heeft.
Maria en Elisabet zitten nu in de tuin op een tapijt, onder
een grote, brede boom, waarachter zich een bron bevindt; hieruit kan men, door
aan een tap te trekken, het water laten opspuiten. Ik zie daar in de omtrek
gras, bloemen en bomen met kleine gele pruimen. Zij eten samen kleine vruchten
en broodjes uit de reiszak van Jozef. Welk een treffende eenvoud en matigheid!
In het huis zijn twee dienstmeiden en twee dienstknechten; ik zie ze in- en
uitlopen. Zij dekken onder een boom een tafel met spijzen. Zakarias en Jozef
komen en gebruiken iets. Jozef wilde zonder uitstel naar Nazaret terugkeren;
nochtans zal hij wel acht dagen blijven. Hij weet niets af van de gezegende
toestand van Maria; zij en Elisabet bewaren het stilzwijgen daarover. In hun
binnenste bestond tussen beide een diepe, geheimnisvolle overeenkomst en begrip
voor elkaar.
Meermaals per dag, vooral voor het eten, als allen verenigd
waren, baden de heilige vrouwen een soort litanie; ook Jozef bad dan mee. En ik
zag dan midden tussen hen een kruis verschijnen, en nochtans was er toen nog
geen sprake van een kruis; ja het leek me zelfs dat twee kruisen elkander
bezochten.
Gedurende Marias verblijf bij Elisabet
Gisterenavond aten allen gezamenlijk; zij bleven tot
omstreeks middernacht bij het licht van een lamp onder de boom van de tuin
zitten. Hierna zag ik Jozef en Zakarias nog alleen in een bidplaats. Maria en
Elisabet integendeel zag ik in hun kamertje; zij baden als in vervoering en
naar elkaar toegekeerd, in staande houding, met elkaar het Magnificat. De H.
Maagd bezat nog een zwarte, doorzichtige sluier. Haar sluier liet zij neer,
wanneer zij met mannen moest spreken.
Vandaag heeft Zakarias de H. Jozef naar een andere tuin
geleid, meer van het huis verwijderd. Zakarias houdt van orde en is in alles
zeer nauwgezet. In de tuin van het landhuis staat een grote verscheidenheid van
vruchtbomen. Ook is de tuin goed onderhouden. Ik zag deze namiddag Maria en
Elisabet binnenshuis gezamenlijk aan het werk; de H. Maagd nam deel aan alle
huiselijke bezigheden en vervaardigde ook allerlei benodigdheden voor het
verwachte kind; ik zag hen tesamen zitten werken; zij breiden aan een groot
deken, een bed- of ligtapijt voor Elisabet als kraamvrouw. Op de rand van dit
tapijt waren bloemen en spreuken genaaid. Maria en Elisabet bereidden ook
allerhande voorwerpen als geschenk voor de armen, die bij gelukkige
gebeurtenissen, zoals de geboorte van een kind, altijd bedacht werden.
Ik heb Zakarias en Jozef de voorgaande nacht zien
doorbrengen in de tuin die van het huis verwijderd ligt. Een deel van de nacht
sliepen zij in het huisje van de tuin; de overige tijd besteedden zij aan het
gebed in open lucht; met het dagaanbreken keerden zij naar de woning terug.
Hier zag ik de H. Maagd en Elisabet; zij baden samen elke morgen en avond het
Magnificat, dat Maria bij de begroeting van Elisabet onder de ingeving van de
H. Geest had uitgesproken. Door de groet en de boodschap van de engel werd de
H. Maagd tot kerk gewijd. Op de woorden Zie, ik ben de dienstmaagd des Heren,
mij geschiede naar uw woord, nam het eeuwig Woord, nam God, door de Kerk, Zijn
dienstmaagd, verwelkomd, zijn intrek in haar. Nu was God in zijn tempel, nu was
Maria de tempel en de Ark van het Nieuwe Testament.
De begroeting van Elisabet, de vreugdebeweging van Joannes
onder het hart van zijn moeder, was de eerste godsdienstplechtigheid van het
nieuwe godsvolk voor dat nieuwe heiligdom, dat Maria was. Toen de H. Maagd het
Magnificat uitsprak, vierde de Kerk van het Nieuwe Verbond, van het Nieuwe
Huwelijk, voor de eerste maal de vervulling van de goddelijke beloften, gedaan
in het Oude Verbond, tijdens het Oude Huwelijk en zong ze een Te Deum laudamus
als dankbetuiging. Wie kan het met woorden behoorlijk vertolken hoe treffend
het was om te zien met welk een godsvrucht de Kerk haar Zaligmaker reeds voor
zijn geboorte vereerde!
|