3. Het
vormsel
Als kinderen meteen vanaf hun geboorte worden gevoed,
beginnen ze vanzelf te groeien. Groei is voor het menselijk leven net zo vitaal
als voeding. Het lichaam en de geest moeten groeien om in leven te blijven.
Katholieken geloven dat de ziel ook moet groeien in het leven van genade. Zoals
het menselijk lichaam via kindertijd en adolescentie tot volwassenheid moet
groeien, zo moet ook de menselijke ziel tot wasdom komen. Katholieken geloven
dat het vormsel het bovennatuurlijke equivalent is van het groeiproces op
natuurlijk niveau. Het bouwt voort op wat bij het doopsel is begonnen en in de
eucharistie werd gevoed. Het vormsel voltooit het proces van initiatie in de
christelijke gemeenschap en rijpt de ziel voor het werk dat ligt te wachten.
Het initiatiesacrament van het vormsel houdt in dat de
vormelingen jongvolwassenen worden in het katholieke geloof. Tijdens de doop
van een kind beloven ouders en peetouders in naam van het kind dat ze Satan
verwerpen en in God en de Kerk geloven. Bij het vormsel bevestigt de
jongvolwassene deze doopbeloften tegenover de bisschop en doet dat deze keer in
eigen woorden.
Het vormsel maakt van een persoon geen ander mens, maar
bouwt voort op wat er al is. Jong geleerd is oud gedaan, en dat is de reden
waarom kinderen na de doop via regelmatige catechese, gebed, studie en
wekelijkse kerkgang doorgroeien naar de eerste communie en daarna naar het
vormsel. Je hebt een stevig fundament nodig om een mooi huis te kunnen bouwen.
Wat gebeurt er nu eigenlijk tijdens het vormsel? De eerste
kennismaking van een katholiek met de heilige Geest vindt plaats op de dag van
de doop, omdat tijdens de ceremonie de hele heilige Drie-eenheid wordt
aangeroepen. Tijdens het vormsel komt de heilige Geest over de vormeling,
vergezeld van God de Vader en God de Zoon, net zoals hij tijdens Pinksteren
deed. Het Pinksterfeest herdenkt de gebeurtenis waarbij de heilige Geest vanuit
de hemel neerdaalde op de twaalf apostelen en de maagd Maria, vijftig dagen na
Pasen en tien dagen na de hemelvaart van Jezus (Handelingen 2:1-4).
De term vormsel is afgeleid van het Latijnse werkwoord
firmare, dat versterken of bekrachtigen betekent. Dit sacrament heet zo omdat
het geloof dat de vormeling bij het doopsel heeft gekregen door het vormsel
wordt bevestigd en verstevigd.
Het vormsel betekent ook dat je zelf verantwoordelijkheid
neemt voor je geloof en je lot. De kindertijd is een periode waarin iemand
anders je zegt wat je moet doen en waarin je op beloningen positief reageert en
op straf negatief. Volwassenheid, ook de vroege volwassenheid, betekent dat je
zelf moet bepalen wat goed is, en dat je dat niet laat afhangen van erkenning
of beloning, maar gewoon omdat dat het juiste is om te doen. Het juiste doen
kan ook heel bevredigend zijn. Bij het vormsel ligt de aandacht bij de heilige
Geest, die de apostelen met Pinksteren heeft gesterkt en hun de moed gaf hun
geloof uit te dragen. Katholieken geloven dat dezelfde heilige Geest
katholieken tijdens het sacrament van het vormsel sterkt en hun dezelfde
geschenken en vruchten geeft.
Traditioneel zijn er twaalf vruchten van de heilige Geest :
liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid,
ingetogenheid, bescheidenheid, matigheid, kuisheid. Dit zijn menselijke
kwaliteiten die door de heilige Geest kunnen worden geactiveerd. De zeven gaven
van de heilige Geest zijn wijsheid, inzicht, raad, sterkte, kennis, vroomheid
en ontzag voor God. Deze gaven zijn bovennatuurlijke genades die aan de ziel
worden gegeven.
Normaal gesproken dient alleen de bisschop in zijn bisdom
het vormsel toe. Maar wanneer het gaat om het vormen van volwassen bekeerlingen
van andere godsdiensten, kan hij die taak aan priesters delegeren. De nieuwe
katholieken treden dan tijdens de paaswake in volledige gemeenschap met de
rooms-katholieke Kerk, nadat ze in de parochie een catecheseprogramma hebben
doorlopen.
Veel Latijnse (westerse) katholieken worden als baby
gedoopt, doen als kind de eerste heilige communie en worden aan het begin van
hun puberteit gevormd, maar de initiatiesacramenten zijn niet
leeftijdsgebonden. Nog niet gedoopte volwassen bekeerlingen worden gedoopt
wanneer ze in gemeenschap treden met de katholieke Kerk; ze ontvangen het
vormsel en de eerste communie in dezelfde mis als het doopsel. En als ze eerder
gedoopt zijn in een protestantse Kerk, leggen ze een geloofsbelijdenis af en
ontvangen ze de sacramenten van het vormsel en de heilige eucharistie tijdens
de paaswake op de avond van Paaszaterdag. Nu volgt er een vergelijking tussen
het doopsel en het vormsel.
Tijdens het doopsel
1 Naamgeving : De priester vraagt de naam aan de ouders
omdat je na de doop een kind van God wordt en Jezus je broer.
2 De priester vraagt de ouders en peten of ze hun plichten willen
vervullen om het kind in het christelijk geloof op te voeden.
3 De priester maakt een kruisteken op het voorhoofd van het
kind of volwassene om te onderstrepen dat het kruis van Jezus de dopeling heeft
gered. De ouders en peten doen hetzelfde.
4 Bijbellezing over het doopsel.
5 De eerste zalving vindt plaats. De priester smeert een
beetje catechumenenolie op het nekje van het kind. Het kind behoort niet meer
de wereld toe, maar God en de Hemel.
6 De priester zegent het wijwater. Het vertegenwoordigt het
wegwassen van de zonde.
7 De doopbeloften worden uitgesproken door de moeder, vader
en peter en meter voor het kind. Om de duivel en het kwade af te zweren.
8 De apostolische geloofsbelijdenis wordt in vraagvorm voorgelegd.
9 De feitelijke doop. De priester giet drie keer water over
het hoofd van het kindje en zegt : Ik doop jou, (volledige naam van het
kindje) in naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Amen.
10 De priester zalft de kruin van de nieuwe christen met
chrisma. Symbool dat de pasgedoopte christen daadwerkelijk een Christen is. Het
woord Christus betekent gezalfde en een christen is iemand die in Jezus
Christus is gezalfd. Deze zalving betekent ook dat de gedoopte nu zal delen in
de drievoudige missie van Christus: heiliging, verkondiging en christelijk
leiderschap in de wereld.
11 Aan de brandende paaskaars wordt een doopkaars
ontstoken, die de hele ceremonie lang brandt. De doopkaars symboliseert dat de
nieuwe christen een licht voor de wereld is. Dan wordt het Onze Vader gebeden
en een zegen gegeven voor moeder, vader en de rest van de familie; iedereen
viert mee.
Bij een volwassen dopeling zijn de ouders niet betrokken,
maar een peet is nog altijd noodzakelijk. Tijdens de doop antwoordt de
volwassene op dezelfde vragen, ontvangt die persoon dezelfde zalvingen en mag
hij of zij de brandende kaars vasthouden.
Tijdens het vormsel
·
Elke vormeling komt apart met zijn peet naar
voren om te worden gevormd. Voor de peten bij het vormsel gelden volgens het
kerkelijk recht precies dezelfde eisen als voor die bij het doopsel. De
vormeling kiest zelf zijn peet. De vormeling hoeft maar 1 peet te kiezen. (Bij
de geboorte hebben de meeste mensen twee peten)
·
Elke katholiek kiest een eigen vormnaam. Bij
het vormsel mag de vormeling een andere naam toevoegen aan de namen die hij of
zij heeft of de oorspronkelijke doopnaam gebruiken. Maar het moet wel een
christelijke naam zijn.
·
De vormeling knielt voor de bisschop en de peet
legt een hand op de schouder van de vormeling. De vormnaam wordt uitgesproken
en de bisschop smeert chrisma op het voorhoofd, spreekt de vormnaam hardop uit
en zegt vervolgens: Ontvang het zegel van de heilige Geest, de gave Gods. De
vormeling antwoordt : Amen. De bisschop zegt vervolgens: Vrede zij met u.
En de vormeling antwoord: En met uw geest.
Uit : Katholicisme voor dummies
U
|