|
De 7 sacramenten
De heiligste en oudste katholieke rituelen van aanbidding
zijn de 7 sacramenten. Het woord sacrament komt van het Latijnse sacramentum,
dat eed of verplichting betekent. De vroege christenen geloofden namelijk dat
deze 7 speciale ceremonies in staat waren de gelovige te binden aan God en zijn
Kerk.
De Catechismus van de Katholieke Kerk definieert de 7
sacramenten als werkzame tekenen van de genade, ingesteld door Christus en
toevertrouwd aan de kerk, waardoor ons het goddelijk leven verleend wordt. De
sleutelwoorden in deze definitie zijn tekenen en genade. Genade is onzichtbaar,
een bovennatuurlijke gift van God die mensen heilig maakt en hen in staat stelt
en de kracht geeft goed te doen. Maar omdat genade onzichtbaar is, is het
moeilijk haar te herkennen en onthouden. Vandaar die 7 sacramenten. Dat zijn
religieuze ceremonies die door middel van zichtbare tekenen de onzichtbare
genade van God symboliseren.
Waarom hebben katholieken 7 sacramenten? Waarom niet meer
of minder? Het gemakkelijk antwoord is dat Jezus er 7 heeft ingesteld. Maar in
de 13e eeuw wees de filosoof St. Thomas van Aquino erop dat de mens
van nature 7 fasen van ontwikkeling doormaakt. Het is daarom logisch dat God de
sacramenten zodanig heeft ingesteld dat ze overeenkomen met elk van die
gebeurtenissen. Het is niet zo dat God 7 sacramenten moest maken, zegt St.
Thomas, maar dat het logisch is dat er 7 sacramenten zijn:
·
We worden geboren : doopsel
·
We worden gevoed : eucharistie
·
We groeien : vormsel
·
We hebben genezing nodig : biecht
·
We herstellen : ziekenzalving
·
We hebben familie nodig : huwelijk
·
We hebben leiders nodig : priesterwijding
1 Het
doopsel
Door de katholieke doop treedt de christen toe tot zijn
naaste spirituele familie: God de Vader; Jezus, de Zoon van God en broeder van
allen; en Maria, de moeder van Jezus en moeder voor allen. En iedereen die ooit
was, is en zal zijn gedoopt, wordt lid van deze uitgebreide spirituele familie.
Katholieken geloven dat het doopsel alle mensen tot broers en zussen in
Christus maakt, of ze nu katholiek, protestant of oosters-orthodox zijn.
Het doopsel verbindt ook de nieuwe katholieken aan de Kerk.
De priester wordt wel aan gesproken met (eerwaarde) vader, omdat hij meestal de
doop verricht. Bij de doop schenkt de heilige Moeder, de katholieke Kerk, het
leven aan de nieuwe christen vanuit de spirituele baarmoeder van het doopvont.
Het water in het doopvont is wel vergeleken met de wateren die de baby in de
baarmoeder omgeven, vandaar dat het vont de spirituele baarmoeder wordt
genoemd. Een mens wordt wedergeboren door de wateren van het doopsel met hulp
van de priester die de doop verricht. Het is uiteraard niet meer dan een
analogie, maar wel een analogie die al 2000 jaar standhoudt.
De erfzonde wegwassen
Maar het doopsel doet meer dan verbindingen leggen en
verbanden scheppen. Het doopsel wast ook de erfzonde weg, de zonde van het
oorspronkelijke ouderpaar van de hele mensheid: Adam en Eva. In het boek
Genesis (1:26-27) staat dat God de mens heeft geschapen naar Zijn evenbeeld en
gelijkenis, man en vrouw. De eerste man heette Adam en de eerste vrouw, Adams
echtgenote, heette Eva. Zij waren de prototypen van alle mannen en vrouwen, en
hun zonde werd overgedragen op alle mannen en vrouwen na hen. En de Bijbel zegt
dat die zonde ongehoorzaamheid was. Voor de katholieke Kerk is de erfzonde geen
persoonlijke zonde van de ongeborene, maar een zonde die bij de geboorte van
generatie op generatie wordt overgedragen. Alle mannen en vrouwen worden met de
erfzonde geboren, en alleen het doopsel kan die wegwassen. Erfzonde is de
natuurlijke neiging tot zondigen.
Het doopsel is echter slechts een eerste stap op weg naar
een gezond spiritueel bestaan. Wie een goed, gezond spiritueel leven leidt, zal
de dingen die slecht zijn voor de ziel, zoals zonde en kwaad vermijden en de
dingen nastreven die goed zijn voor de ziel, bidden en met Gods genade werken
van barmhartigheid uitvoeren.
Het doopsel wast niet alleen de erfzonde weg, maar schenkt
de dopeling ook heiligmakende genade, een speciale gratis gave van God.
Heiligmakende genade maakt van de nieuwe christen een kind van God en betrekt
de verdiensten van Jezus Christus, Zijn lijden en dood voor onze zonden, op de
nieuwe christen persoonlijk, omdat de dopeling bij naam wordt genoemd. Het
katholicisme gelooft dat mensen door de heiligmakende genade de hemel kunnen
binnengaan. Het rechtvaardigt hen in de ogen van God, omdat ze met de Redder en
Verlosser, Jezus Christus, zijn verenigd. Zonder de heiligmakende genade kun je
niet verschijnen voor de opperste heiligheid van God, die de personificatie van
heiligheid is.
3 soorten van doopsel
De rooms-katholieke theologie onderscheidt dus drie soorten waarop de
mens aan de doopgenade deelachtig kan worden:
1.
Door de waterdoop,
die voor eenieder die haar kan ontvangen absoluut verplicht en
heilsnoodzakelijk is. Aan de hemel zullen door de waterdoop ook deelachtig
worden: onwetende kinderen die in ketterse niet-katholieke genootschappen
geldig gedoopt zijn, onwetend of te goeder trouw dwalende niet-katholieken die
niet in staat van doodzonde verkeren. Degenen die bewust de rooms-katholieke
leer bestrijden of verwerpen met hardnekkige innerlijke tegenstand en wel geldig
gedoopt zijn, zijn - volgens de katholieke leer - daarentegen wél van het heil
uitgesloten.
2.
Door het Doopsel
van begeerte dat tot stand komt door een volmaakte liefde en het door
bovennatuurlijk geloof in Jezus Christus en diens rooms-katholieke Kerk. Zo
worden bijvoorbeeld catechumenen die voor hun doopsel onverwacht sterven geacht
worden deze vorm het doopsel ontvangen te hebben. Door sommigen wordt deze vorm
van doopgenade ook toegepast op de bijzondere gevallen van hen die zonder eigen
schuld in absolute onwetendheid over het christendom leven én daarbij één
Schepper en de natuurwet volgen. Deze laatste situatie lijkt echter uiterst
zelden voor te komen, zeggen bepaalde theologen.
3.
Door het Doopsel
van bloed van hen die hun bloed als martelaren gaven voor het getuigenis
van Christus en nog niet gedoopt waren. Vereist is hiervoor wel, dat deze niet
bewust in tegenstand tegen de Katholieke Kerk leefden.
Waterdoop
In
de doopselviering komen verschillende symbolen en symbolische handelingen voor
:
het
kruisteken op het voorhoofd van het kind en de paaskaars drukken uit dat het
doopsel een gedachtenis is aan en een hernieuwing van Jezus' paasmysterie: de
overgang van dood naar leven;
het gebed ter vrijwaring van het kwaad en de handoplegging spreken van het
verlangen het kind te beschermen tegen de bedreigingen van het kwaad, die
niemand bespaard blijven;
het water symboliseert het nieuw leven: het herboren worden tot kind van God,
lidmaat van Christus. Hier wordt de trinitaire formule uitgesproken;
ook de zalving met chrisma symboliseert dat nieuwe leven en drukt uit dat het
kindje wordt geroepen als christen te leven en de zending die dit inhoudt, waar
te maken;
de riten met het witte doopkleed en de doopkaars zijn verdere symboliseringen
van een nieuw bestaan in de vreugde en het licht;
de effeta-ritus (openen van de zintuigen: mond, oren, ogen) brengt ten slotte
de bevrijdende kracht van het doopsel tot uiting
Nooddoop
De priester of diaken dient normaal gesproken het doopsel
toe, maar als de nood hoog is, bijvoorbeeld in een ziekenhuis of als iemands
leven gevaar loopt, mag iedereen dopen.
De rol van de peetouders
Iedereen die het doopsel ontvangt, moet iemand hebben die
hem daarbij steunt. Degenen die dat doen, heten peetouders. Er moet minimaal 1
peet zijn, maar bij de doop van babys zijn het er meestal twee. Volgens het
kerkelijk recht mag er van elk geslacht maar 1 peet zijn: een peter en een
meter. Ze moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen:
·
Ze mogen niet de ouders van de dopeling zijn
·
Ze moeten 16 jaar of ouder zijn
·
Ze moeten praktiserende katholieken zijn en
iedere week naar de mis gaan
·
Ze moeten zelf het vormsel hebben ontvangen
Bijbelse oorsprong
De doop wordt vermeld in de Bijbel. In het Oude Testament
komt het begrip doop niet zozeer voor, maar het Nieuwe Testament begint bij Johannes de Doper, die de doop van bekering en
vergeving van zonden predikt. Jezus Christus laat zich dopen door Johannes de
Doper. Ook de discipelen van Jezus pasten de dooppraktijk toe. Op de
pinksterdag na de hemelvaart van Jezus werden ruim 3000 mensen gedoopt en zo
ging dat door in alle christelijke gemeenten die ontstonden.
De apostel Paulus
schrijft in zijn brief aan de Romeinen een stuk onderwijs aangaande de doop.
Hij beschouwt de doop als een begrafenis van de oude mens, waarna de nieuwe
mens in Christus uit het watergraf opstaat. In de brief van Paulus aan de
Galaten wordt de doop een "bekleed" worden met Christus genoemd. In
de eerste brief van Paulus aan de Korintiers maakt Paulus een vergelijking
tussen de doop en de doortocht van het volk Israël door de Schelfzee bij de uittocht
uit Egypte.
De apostel Petrus
vergelijkt de doop met het verhaal van de zondvloed. Net zoals Noach en zijn
gezin door het water heen gered werden, zo ook de gelovige, aldus Petrus.
Uit :
Katholicisme voor dummies en Wikipedia
|