De heiligheid van Jezus mensheid
27/11/1917: In alle vormen van heiligheid zijn er steeds
heiligen geweest die als eersten een aanvang gemaakt hebben met een bepaalde
soort van heiligheid: zo was er de heilige die de heiligheid begon van de
boetelingen, een andere die de heiligheid begon van de gehoorzaamheid, nog een
andere die van de nederigheid en zo verder voor alle overige vormen van
heiligheid. Welnu, Ik wil dat jij aan het begin staat van de heiligheid die
erin bestaat, te leven in Mijn Wil. Mijn dochter, alle andere vormen van
heiligheid zijn niet vrij van tijdverlies of van eigenbelang, zoals
bijvoorbeeld een ziel die in alles gebonden is aan de gehoorzaamheid, wat veel
tijdverlies veroorzaakt. Het vele praten en het voortdurend herhalen leidt haar
af van Mij en maakt dat de deugd Mijn plaats inneemt. Als zij niet de
gelegenheid heeft om alle bevelen uit te voeren wordt zij zelfs onrustig.
Iemand anders lijdt onder bekoringen en hoeveel tijdverlies
brengt dat mee! Zij wordt het nooit moe over al haar beproevingen te spreken en
uiteindelijk neemt de deugd van het lijden Mijn plaats in. Dikwijls houdt men
dus deze vromen van heiligheid niet vol. Maar de heiligheid van te leven in
Mijn Wil is ontheven van eigenbelang en van tijdverlies. Er is geen gevaar dat
Ik ingeruild word voor de deugd, want het leven in Mijn Wil, dat ben Ikzelf.
Dat was de heiligheid van Mijn Mensheid op aarde en daarom deed ik alles voor
iedereen zonder enige schaduw van eigenbelang.
Eigenbelang neemt de stempel van de Goddelijke heiligheid
weg, daarom kan zij nooit zon zijn. Ten hoogste kan zij, hoe mooi ook, een ster
zijn. Daarom wil Ik de heiligheid van een leven in Mijn Wil. In deze zo
droevige tijden hebben de mensen die zonnen nodig die hen verwarmen, verlichten
en vruchtbaar maken. De belangeloosheid van deze aardse engelen, die helemaal
gericht zijn op het welzijn van de anderen, zonder enige schaduw van
eigenbelang, zal de weg in hun hart openen om Mijn genade te ontvangen.
De heiligheid van Maria
In mijn toestand van gewoonlijk, bevond ik mij buiten
mezelf in een tuin waarin ik de Koningin Moeder zag op een zeer hoge troon. Ik
verlangde innig erop te klimmen om Haar de hand te kussen, en terwijl ik me
daartoe inspande, is Zij mij tegemoet gekomen en kuste mijn gezicht. Terwijl ik
naar Haar keek zag ik in Haar binnenste iets als een bol van licht en in dat
licht stond het woord Fiat. Uit dat woord daalden zoveel verschillende,
eindeloze zeeen van deugd, genade, grootheid, glorie, vreugde, schoonheid en al
wat onze Koningin Moeder in zich heeft. Alles was dus geworteld in dat Fiat,
en in het Fiat lag de oorsprong van al Haar heerlijkheden. O Almachtig Fiat,
vruchtbaar en heilig, wie kan u begrijpen? Ik ben sprakeloos. Het is zo groot
dat ik niets vermag te zeggen en daarom stop ik maar.
Ik keek Haar alleen nog met verwondering aan en Ze zei me: Mijn
dochter, heel mijn heiligheid is uit het woord Fiat voortgekomen. Ik bewoog
me niet, zelfs niet voor een ademhaling, een stap, een handeling, voor niets,
tenzij in de Wil van God. De Wil van God was mijn leven, mijn voedsel, mijn
alles en dat bracht dergelijke heiligheid, rijkdom, glorie en eer in Mij voort,
die niet menselijk maar Goddelijk waren. Hoe meer een ziel verenigd is en
vereenzelvigd met de Wil van God, des te meer kan zij heilig genoemd worden en
des te meer wordt zij door God bemind. En indien meer bemind, dan ook meer
uitverkoren omdat haar leven niets anders is dan de weergave van Gods Wil. En
zou Hij haar niet beminnen als zij een en hetzelfde zijn? Men hoeft niet te kijken
naar het vele of het weinige dat men doet, maar eerder of het door God gewild
is, want de Heer kijkt meer naar het kleine, als het overeenkomstig Zijn Wil
is, dan naar het grote, zonder Zijn Wil.
Uit: Heiligen in de Goddelijke Wil Bloemlezing over de
heiligheid uit de Dagboeken van de Dienares Gods Luisa Piccarreta
|