Er hangt een poster aan de muur van het kindertehuis in
Calcutta waarop staat:
Neem
tijd om na te denken,
neem tijd
om te bidden,
neem tijd
om te lachen.
Dat is
de bron van macht,
de grootste
macht ter wereld,
dat is
de muziek van de ziel.
Neem
tijd om te spelen,
te beminnen
en te worden bemind,
neem tijd
om te geven.
Dat is
het geheim van eeuwige jeugd,
dat is
het door God geschonken privilege;
het leven
is te kort om egoistisch te zijn.
Neem
tijd om te lezen,
neem tijd
om aardig te zijn,
neem tijd
om te werken.
Dat is
de fontein van de wijsheid,
dat is
de weg naar geluk,
dat is
de prijs van succes.
Neem
tijd om liefdadig te zijn,
dat is
de sleutel tot de hemel.
Gebed in daden is liefde en liefde in daden is
dienstbaarheid. Probeer zonder voorbehoud te geven waaraan iemand op dat moment
behoefte heeft. Het gaat erom dat je wat dan ook doet, hoe onbelangrijk het ook
is, om door het geven van je tijd blijk te geven van je aandacht. Soms houdt
dit daadwerkelijke hulp in, zoals in ons tehuis voor de zieken en stervenden,
en soms betekent het geestelijke bijstand aan degenen die opgesloten zijn, de
eenzame zielen die alleen wonen. Als een zieke een geneesmiddel nodig heeft,
geef hem dan dat geneesmiddel; als hij troost behoeft, troost hem dan.
We zijn allemaal kinderen van God, dus is het belangrijk
dat we Zijn gaven met elkaar delen. Zit niet te piekeren over het waarom van de
problemen van de wereld, maar doe alleen wat er voor je medemens gedaan moet
worden. Sommigen zeggen tegen me dat onze liefdadigheid afdoet aan de
verantwoordelijkheid van de regering ten opzichte van behoeftigen en armen.
Maar daar houd ik me niet mee bezig, want regeringen schenken meestal geen
liefde. Ik doe gewoon wat ik kan, de rest gaat me niet aan.
God is heel goed voor ons, liefdevolle daden brengen je
altijd dichter bij God. Kijk maar eens wat Jezus tijdens Zijn leven op aarde
heeft gedaan! Hij heeft alleen maar goed gedaan. Ik herinner de zusters er
altijd aan dat Jezus die drie jaar doorgebracht heeft met het genezen van
zieken en melaatsen, kinderen en wie dan ook, en dat wij dat ook moeten doen:
het evangelie prediken door middel van onze daden. Het is een privilege dat we
mogen dienen en we doen ons best daar oprecht blijk van te geven.
We zijn van mening dat onze bijdrage weliswaar niet meer
dan een druppel in de oceaan is, maar dat de oceaan leger zou zijn zonder die
druppel. We hebben bijvoorbeeld onze scholen opgericht om arme kinderen liefde
voor het leren en het belang van hygiene bij te brengen. Als we dat niet hadden
gedaan, werden die kinderen nog steeds op straat aan hun lot overgelaten.
Als iemand beter bij een andere organisatie terecht kan
dat hangt van de omstandigheden af dan raden we dat aan. Maar omdat we de
allerarmsten dienen, sturen we nooit iemand weg die ons werkelijk nodig heeft.
Broeder Geoff legt dat als volgt uit:
We kunnen maar heel zelden
iemand anders vinden om voor onze daklozen te zorgen, vooral in landen als
India waar een enorme behoefte aan zorg bestaat. Onze missionarissen zijn vaak
de laatste halte voor veel patienten die al zo ongeveer overal zijn
weggestuurd.
Gandhiji Prem Nivas, Titagarh, Calcutta
Tegenwoordig kunnen leprozen een normaal leven leiden in de
wetenschap dat ze kunnen genezen. Een leprapatient hoeft niet langer te
verdwijnen en zich schuil te houden en dat betekent dat het gezin zonder angst
voor besmetting bij elkaar kan blijven. Het kind van een leproos is niet langer
ook een leproos.
Ruim veertig jaar geleden besloten we om een mobiele
kliniek voor leprapatienten op te richten onder een boom in Titagarh, een paar
kilometer buiten Calcutta. We onderzochten tweemaal per week patienten,
behandelden de rest van de week ondervoeden en bezochten zieken die thuis
lagen. s Zaterdags maakten we voor hen schoon.
Nu hebben we een prachtig centrum dat we Gandhiji Prem
Nivas hebben genoemd, dat bijna een dorp op zichzelf is. Het ligt verspreid
langs een treinroute en alle gebouwen zijn in heldere, aantrekkelijke kleuren
geschilderd: rood, blauw, geel. Er staan werkruimten, slaapzalen,
onderzoekruimten, ziekenzalen, een school, een polikliniek en huisjes voor gezinnen,
en ook bassins die de hele gemeenschap van water voorzien. Op de binnenplaats
staat een standbeeld van Gandhi.
Prem Nivas is eigenhandig door de leprozen gebouwd en is
een oord waar ze zowel kunnen wonen als werken. Toen we in 1974 het land kregen
om het centrum op te bouwen, was het een stortplaats van de spoorwegen. We zijn
begonnen met het bouwen van eenvoudige hutten met rieten daken en zo
langzamerhand is het een heel mooi complex geworden.
Broeder Vinod, die aan het hoofd staat van Prem Nivas, zegt
over het huidige centrum:
We behandelen per maand
veertienhonderd gevallen van lepra en sinds 1958 staan hier 38000 patienten
geregistreerd. Velen van hen worden niet langer behandeld maar de mensen voor
wie we nu nog zorgen, zullen nog een jaar of twintig, dertig blijven leven. De
Missionaries of Charity zullen dus nog minstens zo lang met dit werk blijven
doorgaan. Nu lepra onder controle kan worden gebracht, weet ik zeker dat we in
de toekomst lang niet zoveel verminkingen zullen zien.
Het belangrijkste is de ziekte
in een vroeg stadium vast te stellen en daarom is onze kliniek van
levensbelang. Lepra tast het afweersysteem van het lichaam aan en verplaatst
zich door de lucht. Je hoeft niet lang contact met een patient te hebben om
besmet te worden. Maar als je een goed afweersysteem hebt, word je niet besmet.
We hebben geen vaccinatie tegen de ziekte, maar wel een test om iemands
immuniteit te kunnen vaststellen. Als iemand het toch krijgt, kunnen we het in
een vroeg stadium met medicijnen genezen.
Lepra komt nog steeds het
meest voor in de arme laag van de bevolking. De armen weten niet waaraan ze
lijden totdat de misvorming zich begint te tonen. En dan is het natuurlijk te
laat om de schade van het gevoelsverlies in handen en voeten en de zweren te
herstellen, hoewel we verdere uitbreiding dan nog wel kunnen voorkomen.
Lepralijders met zichtbare verminkingen worden echter wanhopig en willen niet
in een maatschappij wonen die hen verstoot. Daarom bieden we hun hier een
verblijfplaats en een baan aan, en dan komen het geloof, de hoop en het
zelfrespect van de patient alweer gauw terug.
We laten hier ook veel
bedelaars toe die anders op straat of op het station leven. En we nemen kleine
kinderen met lepra op. Hun ouders zeggen altijd dat ze het kind zullen
terugnemen als het beter is, maar dat doen ze nooit. Dus dan wordt dit het
tehuis voor die jongens en meisjes en als ze volwassen zijn, trouwen ze hier
meestal. Dan geven we ze een baan, een eigen huis en dan blijven ze bij ons. Al
het werk wordt door de patienten gedaan. Zij leren elkaar verbinden, injecties
geven en de zalen schoonhouden. Ze zorgen voor hun eigen lotgenoten. Zij
begrijpen het lijden en de problemen van de andere patienten veel beter dan
wij. De broeders worden natuurlijk wel opgeleid om voor hen te zorgen. Het zijn
paramedische verzorgers die de artsen, die hier eens per week gratis komen
opereren, bijstaan in de behandeling van de patienten. Maar het onderlinge
contact tussen de patienten is het belangrijkst.
We voorzien in onze eigen
behoeften. We verbouwen onze eigen groente en als we te veel hebben, geven we
het aan andere tehuizen. We hebben vis in de visvijvers en geiten en andere
dieren op onze boerderijtjes, en ook een weefatelier (waar de saris van de
zusters worden gemaakt), schoenmakers en timmerlieden, bouwers en technici. Er
is vast werk voor iedereen.
Shishu Bhavan, Calcutta
Shishu Bhavan, ons kindertehuis in Calcutta, bestaat uit
een aantal hoge gebouwen achter een muur aan een drukke verkeersweg. Bij de
ingang liggen de polikliniek, waar de armen hun kinderen naartoe kunnen
brengen, en het adoptiebureau. Verder naar binnen zijn de kamers waar de babys
en peuters in lange rijen groene ledikantjes liggen. Er is ook een kleine
binnenplaats waar de kinderen kunnen rondrennen en een vertrek waar ze kunnen
spelen en eten.
Shishu Bhavan wordt geleid door zuster Charmaine Jose. Zij
zorgt met haar zusters voor gemiddeld 300 zieke of ondervoede kinderen en ook
voor arme, ongehuwde moeders, die ze een baantje geven.
In de polikliniek geven drie artsen medische zorg aan zon
1000 tot 2000 patienten per week. Het adoptiebureau ontvangt mensen die willen
praten over eventuele adoptie van een kind. Als kinderen op hun tiende jaar nog
niet geadopteerd zijn, sturen we ze soms naar kostschool en vandaar naar een
hogere school of een secretaresse-opleiding. Daarna zoeken we een baan voor
hen. Als ze zich een plaats in de maatschappij hebben verworven, helpen we hen
vaak als ze willen trouwen en geven we hun een bruidsschat mee die hen
verzekert van een goede start. Dat vinden ze heel fijn en ze komen later
regelmatig met hun eigen kinderen op bezoek. Ik vertel hen dan vaak dat ze
boffen dat ze niet een schoonmoeder hebben, maar wel twintig!
Op de benedenverdieping van Shishu Bhavan zijn er
faciliteiten om per dag ruim 1000 mensen te voeden. Dat zijn meestal bedelaars
van de straat en dit is de enige plek waar ze verzekerd zijn van een maaltijd
per dag, meer krijgen ze niet. Maar er gebeuren ook onvoorziene rampen waarbij
we moeten inspringen en hulp bieden. Toen bijvoorbeeld een groot deel van
Calcutta onder water liep en wegspoelde, raakten 1200 gezinnen opeens al hun
bezittingen kwijt. Zusters van Dhishu Bhavan en ook broeders hebben toen de
hele nacht gewerkt om hulpgoederen te brengen en onderdak aan te bieden. Zo
beschrijft zuster Charmaine Jose haar taak:
We zijn mensen van de straat
en ons werk ligt in de straten. We bidden terwijl we op weg zijn om gezinnen te
bezoeken, een stervend kind te begeleiden of medicijnen rond te brengen. Elke
zuster werkt een straat per dag af om te zien hoe we daar de armen kunnen
helpen. We bezoeken ook de dorpen waar nauwelijks faciliteiten zijn en openen
daar medische centra. Soms behandelen we op die plaatsen wel 2500 patienten per
week.
Een groot aantal zusters is
gediplomeerd verpleegster en sommige zijn arts. Zij werken meestal in de
apotheken, hoewel degenen die opgeleid zijn tot kinderverzorgster, in de zalen
worden geplaatst. We hebben ook een school voor straatkinderen die mishandeld
zijn of in de prostitutie werken. Zij hebben het meestal zonder eten, steun of
geneesmiddelen moeten doen. Dus dan nemen zij we mee, onderwijzen, voeden en
kleden ze en na een poosje zoeken we een sponsor die zon kind wil helpen naar
een echte school te gaan en een opleiding te volgen.
De geestelijk en lichamelijk
gehandicapte kinderen blijven hier bij ons. Een groot aantal blijft niet lang
in leven maar degenen die dat wel doen, worden op hun dertiende in een van onze
andere tehuizen geplaatst.
Nirmal Hriday, Calcutta
Ons tehuis voor de stervenden in Calcutta was eens een
plaats waar pelgrims konden uitrusten van hun reis naar de tempel van Kali. Ons
gebouw ligt diep in het hart van de wijk Kalighat en is tegen die tempel aan
gebouwd. Als je binnenkomt, ligt links de mannenzaal en rechts die voor
vrouwen. Hoge, smalle ramen laten bundels licht binnenvallen in de vertrekken
die vol staan met lange rijen bedden met matrassen met een blauw plastic
overtrek. Daartussenin liggen de kliniek en de badruimte, daarachter de keuken
en het lijkenhuis. Onze school voor straatkinderen bevindt zich op het dak
boven het verblijf van de zusters.
We hebben vijftig bedden voor mannen en vijfenvijftig voor
vrouwen, maar we kunnen dit aantal naar behoefte uitbreiden. Als die mannen en
vrouwen in het tehuis voor de stervenden worden binnengebracht, zijn ze meestal
niet in staat een woord uit te brengen. Dus als ze per ziekenwagen aankomen of
door een zuster of broeder worden gebracht, worden ze als onbekend ingeschreven.
Daarna, na wat verzorging, liefde en eten, kunnen ze meestal wel praten en hun
naam opgeven. De zusters proberen er ook achter te komen welke godsdienst ze
belijden, zodat ze een overeenkomstige begrafenis kunnen krijgen: de
rooms-katholieken gaan naar het kerkhof, de mohammedanen naar hun eigen
begraafplaats en de hindoes voor crematie naar de ghat, die vlak bij ons ligt.
De meeste mensen die bij ons komen zijn hindoe, dus als we niet weten tot welke
godsdienst iemand behoort, geven we hem meestal een hindoe-crematie.
Zuster Dolores, die aan het hoofd staat van Nirmal Hriday,
zegt:
We vragen iemand nooit waarom
hij of zij op straat leeft, we hoeven hun geschiedenis niet te weten. We
veroordelen hen niet vanwege hun omstandigheden, want we hoeven hem alleen maar
met wat zorg en liefde te omringen en dan zijn ze al tevreden. We verzorgen
degene die bij ons wordt gebracht alleen maar en God doet door middel van ons
de rest.
Meestal wordt de
binnengebrachte persoon eerst in bad gedaan, maar soms is iemand zo ziek dat we
hem in bed leggen, zijn gezicht wassen en een infuus aanleggen. Af en toe
krijgen we iemand met gangreen, vreselijke wonden met maden erin of chronische
diarree. Velen komen bij ons aan met tuberculose en sommigen van hen bloeden,
en dat moet dan eerst worden gestopt.
Soms sterft een patient direct
nadat hij in een bed is gelegd. Maar af en toe gaat iemand zich iets beter
voelen en kan hij rechtop gaan zitten of rondlopen. Soms kan hij zelfs terug
naar huis, hoewel thuis voor velen niet meer dan de straat is. Dus sommigen
gaan weer weg en komen terug als ze opnieuw ziek worden. We zeggen altijd dat
we een bed voor hen zullen vrijhouden.
|