Boodschap aan Luz Amparo El Escorial (Madrid)
De H.
Maagd: Mijn dochter, hier ben ik opnieuw om jullie te
begeleiden, te sterken en te beschermen. Ik kom, kinderen om gebed, offer en
boete te vragen, iets wat de mensen zijn vergeten. De wereld bestaat zonder God
en daarom is zij op weg naar de ondergang. De mensen echter zijn blind en zien
niet dat men de moraal heeft verloren en dat zij onmenselijk zijn geworden,
waarbij iedereen in vrijheid wil leven en men zichzelf wil regeren, zonder dat
niemand hen bestuurt. De mensen echter volgen eigenzinnig hun weg en zien het
niet. Ik herhaal het nogmaals dat de mensen zonder God geen mensen zijn, want
de mens bezit een ziel in zijn hart en de ziel behoort God toe. De mensen
echter bekommeren zich niet om hun ziel. Daarom vraag ik u: Bid!
Waarom willen de mensen niet dat ik verschijn? Dit terwijl
de mensen dagelijks God meer vergeten, de sacramenten, het sacrament van het
huwelijk. De meerderheid van de mensen willen het sacrament van het huwelijk
niet meer. De mens is als een dier en wenst niet dat, wat dan ook, hem op
geestelijke wijze te hulp komt. Daarom vraag ik eens te meer: gebed, offer en
boetedoening. Hou veel van de Kerk. Bezoek Mijn Zoon in het Allerheiligste.
Vaak is Hij zo bedroefd! Ontvang vaak de sacramenten en nader tot de Eucharistie.
Bemin de H. Vader (paus Benedictus XVI) en bid voor hem. Verwaarloos het gebed
niet, kinderen. Verricht goede werken, want veel bewegen slechts hun lippen,
maar slagen er niet in, hun hart te bewegen. Als de mens echter zijn hart niet
beweegt, dient het bewegen van de lippen hem tot niets.
De
Heer:
Ja, dochter, er moet veel gevraagd worden. Laat niets je verontrusten, noch
vervolging, noch laster. Ik was het die dit Werk in je handen legde zodat je
Mij zou verheerlijken en dat allen die tot de Kerk behoren, mij zouden
verheerlijken. De wereld immers verheerlijkt Mij nauwelijks, want niemand wil
het Evangelie beleven; zij zien het oppervlakkig en daarom zijn er veel
trouwelozen want, zoals de farizeeen, willen zij de eerste plaatsen innemen met
veel vertoon, maar zonder het Evangelie te beleven. Ik vraag je, dochter, dat
je dat gaat verbeteren, want verbeteren betekent liefhebben en dat betekent dat
veel zielen daardoor hun wonden inzien, want uit zichzelf willen zij die niet
erkennen. Slechts wanneer men probeert de wonde te ontsmetten, zodat zij er
niet aan sterven want er zijn dodelijke wonden en je ze verbindt, dan pas
geven zij er zich rekenschap van. Hun trots en hoogmoed echter willen zij niet
toegeven en daarom willen zij ook niet gecorrigeerd worden.
Ik wil dat allen die tot dit Werk behoren, Mij beminnen en
verheerlijken. Bemin God boven alles en je naaste als jezelf. Dit heeft de mens
vergeten. Sommigen evenwel willen verheerlijkt worden maar Mij willen ze niet
verheerlijken. Er is echter maar een Heer: uw God. Maar er zijn echter
sommigen, dochter, die zich naar hun beste inspannen en Mij prijzen en
verheerlijken, zij laten zich verbeteren. Degenen immers die mijn wil doen, dat
zijn degenen die Mij het meest aangenaam zijn. De liefde, kinderen, is de
grootste schat om de Hemel te verdienen en het hemels Vaderland te bereiken.
Een bevroren ziel dient tot niets ook al beweegt zij nog de
lippen; het is een trommelvlies van ijs en als dat mij niet bemint, dienen haar
werken tot niets. De mens is geschapen om te beminnen, om zijn Schepper te
beminnen en de schepselen. Daarom verlang ik dat je u met lichaam en ziel inzet
voor de armen en de behoeftigen. Wee degenen echter die alleen aan zichzelf en
aan de hunnen denken en degenen die hun harten niet oefenen en wel hun lippen
bewegen. Dat zijn farizeeen die de arme niet te hulp komen.
Jullie die tot dit Werk behoren, zet je daarom in met
lichaam en ziel. Bied hulp zodat het zich kan verbreiden in alle hoeken van de
wereld. Blijf niet stilstaan bij de voornaamste posten, waar iedereen u kan
zien, maar verberg je als je de werken verricht zodat niemand voor je
applaudisseert en je geen juichtoon hoort. Sommigen houden daar veel van,
kinderen, en die woorden zijn leeg voor God en vol van de wereld, van trots en
ijdelheid. Dood je trots, wees nederig en profiteer van al die genaden die je
blijft ontvangen, kinderen. Ik beloof jullie dat iedereen die met de armen en
behoeftigen samenwerkt, een plaats in de eeuwigheid zal krijgen. Dit geldt ook
voor hem die God bemint met geheel zijn hart, met al zijn krachten en die met
zijn vijf zintuigen de naaste bemint. Daarom schieten de mensen tekort in
liefde, want zij beminnen God niet zoals dat zou moeten. Wanneer God hen op de
proef stelt, werpen zij het kruis van zich af en willen zij niet dat iemand hen
nog spreekt over het kruis of over gehoorzaamheid. Zij willen namelijk hun
eigen zin doen, de vrijheid van de kinderen der duisternis.
De vrijheid immers die God aan de mens geeft is om God en
de naaste te beminnen. Daarom vraag Ik opnieuw dat uw werken verricht worden
met liefde tot God en dan zul je het Paradijs hebben verdiend. Dat is het
wisselgeld dat Ik teruggeef ter vergoeding van de liefde jegens de behoeftigen.
Laat niets je verontrusten, dochter, wees nederig en versterk je iedere dag
opnieuw in Onze Harten.
|