Boodschap van onze Heer Jezus Christus aan Mgr.
Ottavio Michelini :
De maat is vol, de beker loopt over
5/06/1978:
Ik ben
in Mijn Kerk tegenwoordig als Verlosser, Heiland, Redder en Hoofd.
Mijn zoon, Ik ben Jezus, schrijf: Ik, het Eeuwige Woord van
God, van eeuwigheid geboren uit de Vader, Vlees geworden in de zeer zuivere
schoot van Mijn en jullie Moeder, richt Mij nogmaals tot jou die Ik sinds
altijd heb gekozen als Mijn instrument voor een groot plan van liefde en van
heil. Ik, ware God en ware Mens, ben midden onder jullie tegenwoordig in het
mysterie van het Geloof, levend, werkelijk; met Mijn tegenwoordigheid die in
haar de twee naturen insluit, de goddelijke en de menselijke, dus ook
lichamelijk tegenwoordig. Ik ben tegenwoordig als Verlosser, Heiland, Redder en
Hoofd van Mijn Kerk. Ik herhaal dit voor je: van Mijn Kerk, doelwit van de
mateloze haat van hem die Mijn Kerk nooit heeft aanvaard, nooit heeft gewild;
Mijn Kerk die hij steeds heeft gehaat en nog altijd haat. Ik ben tegenwoordig
als Hoofd van Mijn Kerk, omdat Zij is voortgekomen uit Mijn Bloed, uit Mijn
verscheurd Hart. Ik ben tegenwoordig in Mijn Kerk, die centrum van zoveel
ambities is geworden, van zovele obscure maneuvers, opzettelijk gewild om de
begeerlijkheden te verzadigen van de geest en van het vlees, oorzaak van zovele
zonden, van zoveel ontwijdingen, van zoveel heiligschennissen die men wil
dekken onder de dekmantel van bekwaamheid, met ander woorden van de
schijnheiligheid, van het meest verachtelijke egoisme.
Meerdere malen zijn Wij, Mijn Moeder en Ik, tussenbeide
gekomen met krachtige oproepen, gericht tot hen die de grote geestelijke
realiteiten van de Schepping en van de Verlossing uit het oog verloren lijken
te hebben. In een boodschap heb Ik je gezegd, zoon, dat velen van Mijn
gewijden, meegesleurd door de ketterij van de actie, als het ware verstikt
zij door hun overdreven bedrijvigheid, zodat ze zich vrijwel zonder dat zij het
merken, altijd maar verder laten wegvoeren van de bronnen die het goddelijk
Leven doen herleven.
Zij
kunnen niet als waar aannemen dat Ik Mij, zonder hun instemming, kan richten
tot wie het Mij goed lijkt.
Ik heb deze zielen, die blind zijn geworden en dit niet
zonder hun, eigen schuld en verantwoordelijkheid, uitgenodigd om zich voor het
kruisbeeld te plaatsen. Ik heb hen uitgenodigd om met Mij mijn Calvarie te
beklimmen, de hoofdweg, de grote weg uitgestippeld om de zielen te onderrichten
met de onderrichtingen van Mijn Lijden, Dood en Verrijzenis. Ik heb alle
gewijden uitgenodigd om Mij te volgen om de weg van de zelfverloochening, van
de nederigheid en van de armoede. Ik heb hen uitgenodigd om een blik te werpen
op Mij, hangend aan het Kruis, om na te denken en te mediteren. Dit zou hebben
volstaan om in hen een zuiverend berouw op te wekken, om hun bijna uitgedoofd geloof
te hernieuwen, om het vuur van hun uitgedoofde of bijna uitgedoofde
naastenliefde weer aan te wakkeren
en zij hebben dit niet gedaan!!!
Sommigen hebben het zelfs beneden hun waardigheid geacht om
ook maar de minste aandacht te besteden aan Mijn boodschappen omdat zij in hun
waanwijs aanmatigend ongeloof niet als waar kunnen aannemen dat Ik, ware God en
ware Mens, die Mij in Mijn Kerk bevindt, Mij kan richten tot wie Mij goed
lijkt, hoe en wanneer Ik dit wil. Het is waar dat Ik hun waardigheid en machten
geschonken heb die niet van henzelf komen, maar die waardigheid en machten heb
Ik hun toegekend voor het welzijn van heel de kerkelijke gemeenschap en niet om
dorst naar macht, rijkdom en persoonlijke ambities te bevredigen. Hun macht en
waardigheid moet ten dienste zijn van al de leden van Mijn Kerk.
|