Dinsdag 19 januari 2021, juist 4 maand na ons vertrek uit Belgie.
Een vrije dag, zo kan ik dit weekend al werkend doorbrengen zonder roofbouw te plegen op mijn fragiele gemoedstoestand.
Na ontbijt met de broeders en een flink kakske zijn wijle (ik dus) vertrokken om een stukje van de wereld te verkennen.
15 km met de fiets tot de voet van Zimaoshan, een bergske van een 580 m hoogte.
We wandelen de steile helling op. Het is nog niet te warm, maar ik zweet al als een paard, het is steil. En hijgen, hijgen, en naar adem snacken. Dedju, het zal toch niet waar zijn zeker, na 4 maand afzondering, ben ik de uitzondering met 4 maand incubatie periode voor de ziekte die niet genoemd mag worden? En tot overmaat van ramp omt er aan de andere kant een koppel met 2 tieners al vrolijk fluitend over de weg.
Mijn hart klopt als razend, de wind n de rug bezorgt me ijskoude rillingen. Waarom, waarom toch doe ik dit. Ik zak neer op een stuk rots. Kijk om me heen door mijn met tranen vertroebelde ogen en realiseer me ; hierom, daarom doe ik dit, voor dat zicht, en ja de inspanning die zich laat voelen.
Ik sta fier recht en stap verder. ( ha, nu had ik u allen nogal eens liggen he, ge had schrik, geef maar toe)
200 meter verder kom ik een parkeerplaats tegen , voor auto's en daar staat dus hoogstwaarschijnlijk de auto van dat koppel,, natuurlijk, valsspelers zijn het.
En wij, wij klimmen verder (ik dus)
Een kleine 200 onder de top staat een nagelnieuwe oude tempel en na een weesgegroetje en een onze vader haast ik me met flukse beweging naar de top.
Weerom een award voor moed en zelfopoffering. Maar het was boeiend, ontzettend boeiend en vermoeiend.