oefeningen reflexief en niet-reflexief bezittelijk voornaamwoord
10.5 d
1.Mijn meester houdt niet van
de vriendinnen van Plinia, van zijn dochter.
Gen.vr.enk.: reflexief bez.vnw. 3de
pers. enk. met als bezitter ond. dominus, bijg. adj. bij dominant filiae
(gen.vr.enk.)
2.Zijn dochter durft haar
vriendinnen niet meer bij haar uitnodigen.
Acc.vr.mv.: reflexief bez.vnw. 3de
pers. enk. met als bezitter ond. filia, bijg. adj. bij dominant amicas
(acc.vr.mv.)
3.Daarom komen haar
vriendinnen niet meer bijhaar.
gen.vr.enk.:
niet-reflexief bez.vnw. 3de
pers. enk.
met als bezitter filia uit
de vorige
zin, bijg. adj. bij dominant
amicae
4.Maar hun moeders nodigen
Plinia dikwijls bijhen uit.
gen.vr.mv.: niet-reflexief bez.vnw. 3de
pers.mv. met als bezitter amicae uit vorige zin, bijg. adj. bij dominant matres
5.Want iedereen ziet Plinia
graag, maar niemand houdt van haar vader.
Gen.vr.enk.: niet-reflexief bez.vnw. 3de
pers.enk. met als bezitter Pliniam uit eerste deel van de zin, bijg. adj. bij
dominant patrem
6.Ook Herman en zijn broers
zijn bang van Quintus Plinius.
Gen.m.enk.: niet-reflexief (want zelf deel van
het ond.) bez.vnw. 3de pers.enk. met als bezitter Arminius, bijg.
adj. bij dominant fratres
7.Zelfs hun vader en hun
moeder zijn bang voor zijn woede.
Eorum: gen.m.mv.:
niet-reflexief bez.vnw. 3de pers.mv. met als bezitter ond. vorige
zin (Arminius quoque et fratres
ejus), bijg. adj. bij dominant pater
materque
Ejus:
gen.m.enk.: niet-reflex.bez.vnw.3e pers.enk. met als bezitter Quintum Plinium uit
vorige zin, bijg.adj. bij iram
8.Quintus Plinius scheldt
immers dikwijls zijn slaven uit.
Acc.m.mv.: reflexief bez.vnw. 3de
pers. mv. met als bezitter het ond. Plinius, bijg. adj. bij dominant servos
(acc.m.mv.)
9.Nooit looft hun meester hen.
Acc.m.mv.: niet-reflexief bez.vnw. 3de
pers.mv. met als bezitter servos uit de vorige zin, bijg. adj. bij dominant dominus
10.De slaven houden niet van
hun meester en zijn vrouw.
Suum: Acc.m.enk.:
reflexief bez.vnw. 3de pers. enk. met als bezitter ond. servi,
bijg. adj. bij dominant dominum (acc.m.enk.)
Ejus:
gen.m.enk.: niet-reflex.bez.vnw. 3de pers.enk. met als bezitter dominum
(LV dat al vermeld is in de zin), bijg.adj. bij dominant uxorem
10.5e
1.Zijn/Haar vader vertelt aan ons weinig over haar.
(bez.vnw. deel van het
onderwerp, dus altijd niet-reflex.!!)
2.Hun vrienden bevallen mij
allerminst.
3.Ze geven alles aan hen en ze
bewaren niets voor zichzelf.
4.Hun meesteres roept hen bij
zich.
5.Mijn dochter nodigt haar
vriendinnen en hun moeders uit naar een avondmaal.
6.Jullie dokter wacht op
jullie in zijn kamer.
7.Hij vertelt aan ons veel
over zichzelf en over zijn familie.
8.De meester haast zich met
ons naar zijn/haar kamertje.
9.Hun vriend verschijnt nooit.
10.Waarom maakt zijn/haar
meester hem/haar niet alles bekend?
10.5 g
1.Plinius roept alle slaven
bij zich.
Acc.m.mv.: reflexief bez.vnw.3de pers.mv. met
als bezitter Plinius en als dominant servos
2.Herman en zijn zus gaan
dadelijk naar de meester.
Gen.m.enk.: niet- reflexief bez.vnw.3de
pers.enk. met als bezitter Arminius (ook deel
van het ond.) en als dominant soror
3.De meester vertelt aan hen
over de vlucht van hun vriend.
Gen.m.mv.: niet- reflexief bez.vnw.3de
pers.mv. met als bezitter Arminius et soror ejus
en als dominant amici
4.Ook over de diefstal van
zijn goud ondervraagt hij lange tijd zijn slaven.
Gen.o.enk. +acc.m.mv.: reflexief bez.vnw.3de pers.enk.+mv.
met als bezitter hij of de meester en als dominant auri (gen.o.enk.) en
servos (acc.m.mv.)
5.Ewald is heel erg verdacht
door zijn vlucht.
Abl.vr.enk.: reflexief bez.vnw.3de pers.enk. met
als bezitter Evaldus en als dominant fuga
6.Ook voor Olbius staat zijn
schuld vast.
7.Herman durft aan de meester
niets bekend te maken, maar is medeplichtig aan de diefstal door zijn stilte.