Wegens al het verbeterwerk zal ik onze site niet zoveel meer kunnen bezoeken. Daarom nog vlug wat tips voor het laatste examen.
Te kennen bladzijden bij cultuur:
1. De Romeinse geschiedenis: HB p.6-9 2. Slides (blaadjes met kleine kadertjes op) in verband met het ontstaan van Rome. (Leer hier niet alles vanbuiten, zorg dat je de belangrijkste dingen weet, de grote lijnen van het verhaal en de belangrijkste namen). 3. Het onderwijs in het oude Rome: HB p.21-22 4. Extra blaadjes over het onderwijs in het oude Rome (invulblaadjes uit de les) 5. HB p.25-27(dagboek van Julius en Julia lezen) 6. Het Romeinse theater: HB p.44-47 (ook het extra kadertje op pagina 47) 7. De extra blaadjes over het Romeinse theater die we ingevuld hebben in de les 8. Het Romeinse huwelijk: HB p.58-60 9. Extra blaadjes uit de les (quiz + andere oefening/kadertje)
Het best lees en leer je eerst de tekst in het handboek. Vervolgens neem je de blaadjes erbij die je kreeg in de les en dan leer je die (in die volgorde is het het gemakkelijkst om te leren).
Te kennen voor ongeziene tekst/begrijpend lezen van Latijn:
1. Herhaal je woordenschat! Als je de woordjes niet kent, zal het moeilijk zijn te vertaal. 2. Herhaal de grammaticale theorie! Bestudeer alle kadertjes nog eens opnieuw in je handboek om de grammaticale vraagjes bij de tekst te kunnen oplossen. 3. Herlees de vertaaltips in je werkboek en bekijk ook opnieuw het blaadje dat je kreeg met tips om in het Latijn te vertalen. (Je moet vooral ook logisch nadenken en bedenken of de zin die je vertaalde wel klopt met de rest van het verhaaltje.) 4. Oefen en vertaal Latijnse zinnetjes.
Veel succes met jullie examens! Niet panikeren hé jongens en meisjes. Jullie kunnen meer dan jullie denken en tijdens de laatste week les had ik echt het gevoel dat iedereen mee was met de leerstof, dus het komt volgens mij allemaal wel in orde. Positief blijven denken, elkaar steunen, in een stressbal knijpen, warme melk met honing drinken,... Denk maar goed aan de stress-trucjes hé ;-).
hoe vind je een bijg. adj.? Een bijgesteld adjectief is de functie die een bijvoeglijk naamwoord heeft. Dus: als je een bijvoeglijk naamwoord ziet, dan moet je kijken of er dichtbij een substantief bijstaat (dat dan de dominant kan zijn). Staat dat er niet en staat er wel een KWW, dan heb je te maken met een NWD van gezegde.
Bijv. Laeta puella felix dominum videt.
--> laeta hoort bij dominant puella, dus is bijgesteld adjectief
--> felix hoort bij dominant dominum, felix is bijgesteld adjectief (acc. o. enk.)
--> Vertaling: Het vrolijke meisje ziet de gelukkige meester.
Lisa heeft mij uitgelegd hoe je een LV vind maar ik weet
niet of ik het juist begrepen heb.
Is het zo dat je
een LV vindt door de vraag te stellen met wat en als er geen KWW in staat dat
het dan LV is?
Ik drink cola. WAT/WIE + PV + OND? Wat drink ik? cola = LV
In het Latijn staat het LV altijd in de accusatief. Maar soms is het moeilijk om te
weten of een woord accusatief of nominatief is als je enkel naar de uitgang
kijkt.
Bv. Donum mihi dat.
Donum kan hier nom. én acc. zijn, want het is een onzijdig enkelvoud met uit-
gang -um. Dan moeten we vertalen (er staat al geen koppelwerkwoord, dus
NWD van gezegde is het al niet, maar het kan nog onderwerp zijn in de nom.).
' Hij/Zij geeft een cadeau aan mij.' (mihi = Meewerkend Voorwerp)
of : 'Een cadeau geeft aan mij.'
Zin één klopt duidelijk. Nu de vraag: WAT + PV + OND?
Wat geeft hij/ze? een cadeau, dus LV, dus donum is hier LV en acc. (want een
LV staat altijd in de acc.)
En als je dan ook de vraag stelt met wat en als er een
KWW in staat dat het dan nwd vh gez. is?
Inderdaad. Bijvoorbeeld. Ik ben klein. Wat ben ik? klein = NWD van gezegde bij koppelwerkwoord 'ben'.
Nu in het Latijn een voorbeeld.
Domina sum. = Ik ben de meesteres.
Wat/Wie ben ik? een meesteres --> koppelwerkwoord 'sum', dus NWD van gezegde
Is het zo dat als er ad of ante of in of... in staat dat
het dan een bijwoordelijke bepaling is?
Ja, inderdaad. Wanneer je een voorzetsel ervoor ziet staan, dan is het BWB.
Een MV dat er dan gewoon mihi,tibi,nobis of vobis moet in
staan? Dat zijn inderdaad de enige meewerkende voorwerpen die wij al gezien hebben. Later zullen we nog zien dat er daar een specifieke naamval voor is, namelijk de datief (naast de nominatief en de accusatief). In het Nederlands of in de vertaling kan je MV herkennen doordat je er 'aan' bij kan plaatsen.
Bijvoorbeeld:
Ik geef een cadeau (aan) jou. Jou is hier MV. = Tibi donum do. (tibi=MV, donum=LV)
Ik geef een roos aan het meisje. 'aan het meisje' is hier MV.
Heb je nog een aantal voorbeelden om dit te kunnen
uitleggen en te tonen.
Sorry voor alle vragrn maar ik weet anders niet hoe ik
een zin moet 'bespreken'.
Mogen wij in het weekend ook nog vragen stellen?? Natuurlijk! Ik hoop dat ik kon helpen...