Ik had het moeten weten van zodra ik mijn reisplanning kreeg: hier zit iets niet in de haak. Alsof twee en een half uur vliegen zou kunnen volstaan om iemand anders te worden.
Reizen met een vervoermiddel waarvan je de snelheid niet kan bevatten is sowieso niet gezond. Je stapt in en een paar tellen later ben je ergens 1.500 km hier vandaan: dat is toch geen tempo op mensenmaat, ze zouden het alleen al daarom moeten verbieden.
Die ochtend doen we vanavond dus nog eens over, maar dan eindelijk zoals het hoort: met de trein natuurlijk (19 uur, leve de geleidelijkheid), maar vooral: met zijn tweeën. Er zijn zo van die rekeningen die maar blijven openstaan tot je ze met een ferm gebaar weer sluit, en dit was er zo één, een laatste punt op de agenda en dan begint het pas écht.
Was ik daar gelukkig, tijdens dat half jaar? Zou ik het opnieuw doen? Nee, en ja. De eenzaamheid zoals ik die tijdens die Poolse winter heb gevoeld is nog steeds onovertroffen en, laat dat duidelijk zijn, niet voor herhaling vatbaar. Maar daartegenover staat het eveneens ongeëvenaarde gevoel van vrijheid om te leven los van elk vertrouwd kader. Dit is een avontuur, dus ik ben niet bang, staat er in een agenda uit die tijd, en dat was zowel een juichende vaststelling als een vermanend bevel. Leven met alleen maar nieuwe mensen in je buurt, en met doorlopend nieuwe ervaringen, dat betekent niet alleen een schone lei om op te kunnen schrijven, maar ook: niemand die over je schouder met je meeleest. Maar ook niemand die weet waar je verhaal over gaat.
Ik weet niet waar ik uiteindelijk het meest naar heb uitgekeken: naar 10 september 2003, of naar 29 februari 2004. Ik weet dat ik heb uitgekeken naar 29 oktober 2008, maar ik weet ook dat ik heel hard verlang naar erna.