Aankomst in Kunming, 7 oktober,
11u55 s avonds
Yana en ik hadden net een twee uur
lange vlucht overleefd en stonden ietwat verdwaasd in de luchthaven een
minikaartje van de stad te bestuderen. Mijn reisgids, een trotter van 2009,
vertelde me dat we het best naar het Oostbusstation gingen en omdat we te
koppig waren om een taxi te nemen, gingen we te voet de donkere hoofdstraat in.
Ons kaartje had echter geen legende en het was vervloekt moeilijk om de afstand
in te schatten; na ongeveer een klein uurtje wandelen en een hallo, waar is
het Oostbusstation te veel, besloten we even op adem te komen en onze kansen
in te schatten. Ik stelde voor naar het dichtstbijzijnde politiekantoor te gaan
en te vragen of we daar een paar uur mochten blijven in de lobby, want de
temperatuur was aan het zakken en mijn tenen vertelden me dat het vriespunt
nabij was. Yana was het met me eens en we stapten een politiekantoor binnen;
daar probeerden we met handen en voeten uit te leggen dat onze bus vertrok de
volgende dag om 6u aan het Oostbusstation en dat we geen hotel hadden geboekt,
want dat ging ons te duur uitvallen en het was potverdrie toch niet de moeite
waard om meer dan 50 yuan te betalen om daar 4 uurtjes te verblijven.
Er viel een korte stilte, maar toen
begonnen de politiemannen wild te discussiëren met elkaar. Van wat ik kon
verstaan waren ze het niet eens met onze keuze van het Oostbusstation. Kunming
heeft namelijk 4 busstations, moet je weten, en elk busstation heeft andere
bestemmingen. Op dat moment kwam een andere politieagent terug van zijn
avondronde en er viel nog een korte stilte terwijl de andere agenten hoopvol
opkeken. Het was duidelijk dat de nieuwkomer het alfamannetje was; zijn serieuze
blik en relaxe blik waren niet toevallig, noch de cigaret die hij met veel
flair opstak. Bovendien kon deze alfa een mondje Engels, wat hem nog meer
prestige in de groep opbracht. Met veel gesten nam hij zijn GSM en belde hij
(zo vertelde hij in gebroken Engels dat ik met veel moeite kon ontcijferen) het
busstation.
Hij maakte ons vervolgens duidelijk
dat we de grootste idioten waren om s nachts over straat te wandelen en
bovendien naar het verkeerde busstation. Ik viel uit de lucht. Het verkeerde
busstation? vroeg ik hem, mijn reisgids in de aanslag. Ja hoor, het
Oostbusstation is vorig jaar verplaatst en doet geen ritten meer naar
Shangrila. Enkel het Westbusstation doet dat nog en dan ga je wel de verkeerde
richting uit. De andere agenten lachten moedwillig om zijn mopje, blij om in
zijn gratie te komen. Ik kon er allerminst om lachen; de busstations mochten
dan wel eens hun website update, godverdomme! Ik bleef echter glimlachen en
vroeg hem of we hier een paar uurtjes mochten blijven aangezien het vervloekt
koud was buiten. Ik had al de comfortabele zetels in de hoek bemerkt en ik had
er geen probleem mee me daar voor een paar uurtjes te settelen, maar blijkbaar
krijgen enkel criminelen die voorkeursbehandeling, want hij vertelde ons dat
het absoluut onmogelijk was om hier te blijven. Nee, hij was zelfs zo vriendelijk
om ons een taxi te bellen zodat we stante pede naar het juiste busstation
konden afzakken; ik bedankte hem, maar niet echt van harte, want mijn vingers
waren ondertussen ijslollys.
Een klein half uurtje later, 1u30 s
nachts, kwamen we aan bij een afgelegen busstation. Voor de gesloten glazen
deur zagen we twee Chinezen met bagage en we sloten ons bij hen aan. Ik haalde
mijn fleecepull boven en mijn regenvestje en duffelde me in, maar de wind sneed
recht door mijn regenvest en deed me bibberen van de koude. Ik vroeg in mijn
koeterwaals dat voor Chinees moet doorgaan of het busstation al gauw zijn
deuren opende, maar daar kon ze geen antwoord op geven. Ik plofte uitgeput neer
op de grond, maar dat bleek een slecht idee te zijn. Toen ik opstond, brabbelde
ik in het chinees mijn gat heeft koud, net als ijs en de sfeer werd er wat
beter op toen onze 2 Chinese medelijders hartelijk begonnen te lachen. Het
lachen verging me echter toen ik rondkeek en geen bankjes vond. Het enige waar
je op kon zitten, was de boord van het busstation, maar de 2 Chinezen zaten
daar al en een derde passagier kwam aan die maar al te graag de derde plek
inpikte. Zo stonden we daar, 5 uur en 30 minuten, verkleumd tot op het bot,
vooraleer het busstation zijn deuren opende en we een ticket konden kopen met
de hulp van Chinese dame die een klein beetje Engels kon. Aangezien onze bus pas
vertrok om 9u (en niet om 6u zoals de Trotter zei), hadden we nog tijd om met
de dame een kopje thee te drinken in een lokaal restaurantje. Vooraleer we op
onze bus stapten, vergezelde ik Yana nog naar het openbare toilet (een chinees
toilet versterkt trouwens enkel een vriendschap; ik heb immers nog nooit naast
iemand neergehurkt die zonder gêne een heel schetensalvo op me losliet) en dan
gingen we op weg.
De fotos van deze eerste etappe kan
je hier terugvinden: http://photobucket.com/kunmingarrival
Rit naar Shangrila, 8 oktober, 9u s
ochtends tot 5u s avonds
De bus was een allegaartje van Chinezen,
maar tot onze verbazing vonden we ook een andere buitenlander. Hij bleek echter
even arrogant te zijn als de politieagent, maar ik slaagde erin toch wat
informatie los te priegelen. Hij was 15 jaar oud, ging naar een internationale
kostschool in Kunming en ging om de 3 weken naar huis in Shangrila (een reis
waarbij hij ongeveer 11u op de bus doorbracht). Zijn Amerikaanse ouders waren
naar hier gekomen om een beter leven te beginnen en zoals zo veel buitenlanders
pasten ze in het profiel van niet universitair ongeschoold, maar verdomd slim
genoeg om een business op te starten. Bart, mijn baas, heeft ook enkel een
secundair diploma en hij is één van de intelligentste mensen die ik hier in
China heb ontmoet. Alles wat ik hier in China zie, brengt mijn geloof in de
absolute noodzaak van een diploma aan het wankelen; hier is een diploma immers
enkel een papiertje.
We lieten de verwaande buitenlander
links liggen (hij had toch geen interesse om met ons te praten) en richtten
onze aandacht op de weg die langzaam aan begon te veranderen. We zagen bergen
en bovenal: de blauwe hemel met wolken. Yana liet zelfs een verrast kreetje uit
dit zijn de eerste wolken die ik in 2 maanden gezien heb!. Ik kon het enkel
met haar eens zijn; Guangzhous hemel bestond namelijk enkel uit een
ongedefinieerde massa grijs. Tijdens onze reis maakten we een aantal
tussenstops zodat we ook het uitzicht van de bevolking zagen veranderen. Hun
huid werd donkerder, hun ogen varieerden van donkerbruin naar lichtbruin en ze
droegen allemaal de traditionele kledij van hun minderheidsgroep. Bovendien
viel er me één ding op; de mensen hier waren veel mooier dan in Guangzhou. Een
onverklaarbaar fenomeen dat ik tot op vandaag nog niet heb kunnen oplossen.
Ik waagde het om een dutje te doen,
want 8 uur wachten op een bus zonder slaap is niet niets, en de reis naar
Shangrila vloog zo voorbij. We kwamen aan om 5u s avonds en wederom stonden we
te klutteren in de koude. Gelukkig sprongen we vlug in een goedkope taxi die
ons min of meer rechtstreeks naar ons jeugdhuis bracht.
De fotos van de reis naar Shangrila
kan je hier vinden: http://photobucket.com/reisnaarshangrila
Shangrila, 8 oktober s avonds tot
10 oktober s ochtends
Ons jeugdhuis was gelegen in het
beschermde deel van de stad, genaamd old town, Unesca werelderfgoed. Op het plein in het midden van de stad, waren
een aantal enthousiastelingen al aan het dansen op traditionele muziek en de sfeer
zat er goed in. Yana en ik dumpten onze spullen in de kamer (zonder verwarming
en zonder badkamer) en gingen toen naar buiten om een hapje te eten. We kwamen
terecht bij een barbequekraampje waar ik gekke, maar oh zo pikante,
pannenkoekjes bestelde en waar Yana voor het eerst schapenvlees at. Daarna
gingen we terug naar onze kamer en maakten we het bed op. De temperatuur buiten
zat ondertussen tegen het vriespunt (dat konden we aflezen van de thermometer
in onze kamer die dezelfde temperatuur had) en we wilden dolgraag een douche nemen.
Er was slechts één klein luxeprobleem: de douches waren buiten en je had maar
één kapstokje om je kledij op te hangen. Niet getreurd, scoutsmens als ik ben,
wikkelde ik mijn handdoek om me heen en liet ik mijn kleren achter in de kamer
om vervolgens blootvoets over de binnenplaats te trippelen naar de douche. Twee
seconden later schalden een aantal Nederlandse vloekwoorden over hetzelfde
binnenplaatsje; het duurde namelijk 2 minuten vooraleer er warm water
verscheen. Al bibberend kroop ik in het tweepersoonsbed, waar Yana het
éénpersoons elektrisch dekentje dwars had gelegd. We schuifelden wat dichter
naar elkaar toe en toen vielen we in slaap.
De volgende dag stonden we vroeg op
en gingen we naar het busstation. Ons eerste plan was naar het natuurreservaat
te gaan, genaamd Pudacao national park, maar toen we tickets wilden kopen,
kregen we te horen sorry, de bus is kapot. Enkel in China kan dit gebeuren.
Een beetje teleurgesteld stapten we uit het busstation. Ik had echter een plan
B: waarom gaan we niet naar de Yila grasvlaktes en daarna naar het Napa meer.
Yana had er geen problemen mee en we probeerden een bus te vinden die ons
daarheen bracht. In China is het echter vervloekt moeilijk om iets te vinden
als je reisgids geen exacte locatie opgeeft; iedereen stuurt je namelijk een
andere richting uit om toch iets te zeggen; in dit land zeggen de mensen zelden
ik weet het niet, want dat leidt tot gezichtsverlies. Mooi voor hen, maar
sneu voor ons want we hadden ondertussen al een wandeling van 1 uur achter de
kiezen en we waren nog nergens. Ik stopte dus een taxi en na wat onderhandelen
over de prijs bracht hij ons naar de Yila grasvlaktes.
De taxi stopte bij wat een boerderij
leek en onmiddelijk kwam er een horde Chinezen op ons afgestormd. Of we geen
paard wilden huren, was hun vraag en ze boden ponies aan een belachelijk hoge
prijs aan. Een beetje boos, maar toch nog steeds met een glimlach, vertelde ik
hen dat we de trip liever te voet deden. Aha, dan moet je een ticket kopen
zei de Chinees links van me. Hij had evengoed kunnen toevoegen smerige
buitenlander, want zo voelde ik me op dat moment, ongewild in een streek waar
de mensen enkel op je geld uit zijn. Ik wimpelde hen af en ging uit de
boerderij naar de kleine asfaltweg die verder door het landschap kronkelde. In
overleg met Yana, bedachten we dat het beter was te stappen in de richting van
de paarden in de verte.
Vol energie, gingen we op weg door
een landschap dat adembenemend was (en dit is een serieuze understatement).
Links van ons bergen, volgens Yana heuvels, rechts van ons de uitgestrekte
vlaktes. Ik verwachtte elk moment een bende Mongolen die de vlaktes onveilig
maakten met hun paardenkunstjes, maar de streek die we doorkruisten lag dichter
bij Tibet en Vietnam dan bij Mongolië dat aan het noorden van China grenst en
niet aan het westen. Na een uurtje stappen was het landschap nog min of meer
hetzelfde en waren we nog geen stap dichter bij de paarden in de verte dus we
staken onze duim uit en besloten te liften tot aan het Napa meer. Ons wens werd
verhoord en we mochten achteraan in de goederenwagen van een boer zitten; een
paar seconden later gingen we aan een aangename snelheid verder. Het ritje
eindigde abrupt toen we door een poort reden met daarop Napahai en er
(alweer) een bende Chinezen kwam toegesneld. De boer weigerde om door te rijden
dus we stapten onvrijwillig uit zijn wagentje. Ticket kopen? vroeg ik
onmiddellijk en de kerel die het dichtst bij me stond knikte enthousiast, zijn
hand al uitgestrekt. Waar is het Napa meer? vroeg ik eerst, maar hij wees me
vaag naar iets in de verte. Hij probeerde me ook paarden aan te smeren, maar ik
kocht enkel een ticket; ik kon immers genoeg paarden langs de weg zien en
bovendien wilde ik het de ponies niet aandoen om mijn gewicht te torsen. En heb
ik al gezegd dat ik te gierig ben om geld aan zulke nutteloze luxe uit te
geven?
Wederom te voet zetten we onze
queeste verder, want we wilden werkelijk het Napa meer zien. Na een halfuurtje
van enkel graslandschap en paarden, sprak ik de lokale bevolking aan. Waar is
het Napa meer?; de man kreeg een onbedaarlijke lachbui en ik begon bijna te
denken dat het door mijn Chinees kwam totdat hij wees naar het graslandschap
rechts van ons en zei droog, droog!. Wel verdraaid, hadden we toch weer een
ticket gekocht voor niets. Ik had inderdaad gelezen dat het meer droog kwam te
staan, maar enkel in november. Helaas was het dit jaar uitzonderlijk warm
geweest in de zomer en dus was het meer nu al droog. Yana en ik barstten ook in
lachen uit en bedankten de man. Naar goede gewoonte staken we onze duim uit en
gelukkig mochten we meereizen tot in Shangrila met een vriendelijke
Naxifamilie.
In Shangrila aten we een hapje en
huurden we een fiets om naar het Songzalin klooster te gaan. In een reisgids op het internet had ik
gelezen dat we het ticket voor het klooster konden omzeilen door met gehuurde
fietsen naar binnen te racen en dus wanneer een boze Chinees Hey! HEY! riep,
reden we gewoon door. De Chinees was echter slimmer dan we dachten en
verwittigde met zijn walkie-talkie een wachter verderop die wijdbeens en
wijdarms ons de weg versperde. Omdat we geen zin hadden om van onze fiets
gesleurd te worden, stapten we af. Ticket, ticket blafte de tweede wachter
ons toe. Nu was het dus de tweede keer dat we om een ticket gevraagd werden en
voor de eerste keer werd ik echt boos. Ik vertelde hem dat we in Belgie enkel
tickets vroegen voor gebouwen en niet om een stel heuvels te zien en dat ik
bovendien wist dat de monniken in het klooster geen eurocent van het ticket te
zien zouden krijgen. Zoals verwacht begreep de man geen woord van mijn
gefoeter, maar hij zag aan mijn gezicht dat ik, zacht uitgedrukt, niet tevreden
was. Dus een vertaler werd erbij gehaald, maar haar Engels was slechter dan
mijn Chinees. Uiteindelijk bereikten we een compromis: ik zou een ticket kopen,
maar dan wel aan studentenprijs.
Tevreden met mijn korting, stapte ik
weer op de fiets en gingen we de heuvel op. De vloer was bedekt met de
kinderkopjes die ook de straten in Brugge hebben en toen we eindelijk de top
van de heuvel bereikt hadden, was mijn bips tot moes geslagen van het
voortdurende gehobbel. Yana had hetzelfde gevoel en dus sloten we onze fiets
aan een dichtbijzijnde boom. Links van ons zagen we ondertussen een prachtig
meer (in elk geval veel indrukwekkender dan het Napa meer) en we volgenden
een stel monniken die met de wijzers mee rond het meer aan het wandelen waren.
Na een wandeling van ongeveer een kleine 20 minuten zagen we de drie tempels
van dichtbij en we gingen de binnenplaats van de meest linkse binnen.
Direct na onze binnenkomst werd de
poort van de binnenplaats gesloten alsof het allemaal getimed was. Drie seconden
later zwaaide de hoofdingang van de tempel open en kwam er een man met een
gekke gele muts uit, hollend met een tafeltje met een pluche tijgervel. Tot
onze verbazing volgenden twee mannen met een gigantische metalen toeter en dan
het hele gevolg, getooid in paarse habijt en gele hanenkamhoed. Het gevolg begon
te keelzingen en een belangrijk ogende man leidde de dienst. Af en toe werden bloemblaadjes
en zonnebloempitten rondgestrooid en als bonus kregen we ook nog eens de trommels
te zien. We waren de enige toeristen daar en woonden een dienst bij van
ongeveer 40 minuten; spijtig genoeg mochten we geen fotos nemen, maar deze
beschrijving moet maar volstaan als documentatie.
Na de linkse tempel bezochten we ook
de hoofdtempel en daar ontmoetten we een andere buitenlander, uit Engeland deze
keer. Jo was haar naam en ze verbleef al 3 weken in Shangrila. Vorig jaar had
ze een jaar in Xichang verbleven, zonder internet of contact met de
buitenwereld aangezien er rellen waren uitgebroken. Ze vertelde ons dat ze een
gesprek had gehad met één van de monniken en ik doneerde het geld, dat ik
uitgespaard had bij het kopen van het ticket, aan de tempel zelf. We bleven nog
even babbelen over koetjes en kalfjes en toen wandelden Yana en ik terug,
richting fietsen.
Nu had deze koppige Belg iets anders
in haar hoofd gehaald. Aangezien Shangrila bekend staat om de Yakmelk, wilde ik
per se een kopje melk ergens proeven. Goede melk is moeilijk te vinden in China
en dus dit was een buitenkans om toch echte Chinese melk te proeven. Ik sprak
in een klein dorpje vlakbij een dame met takkenbos op de rug aan en ze nodigde
ons uit om een kopje te drinken bij haar thuis. Verbaasd, volgenden we haar
naar haar huis waar op de koer een gigantische Yak lag te slapen. De deur
zwaaide open en een kindje en grootmoeder kwamen naar buiten om ons te
verwelkomen. Na de traditionele begroeting, stapten we een rokerige kamer
binnen met fotos van de Dalai Lama aan de muur. Blijkbaar was de taal van de
vrouw niet het Mandarijns, maar Tibetaans. Met haar communiceren was dus nog
moeilijker dan met de andere Chinezen. We deden toch ons best om een conversatie
op te bouwen en het eerste wat we konden verstaan was Ben je getrouwd?. We
konden het niet laten om even kort te giechelen en wat later was onze gastvrouw
ook aan het gieren van het lachen. We dronken ons versgemelkt kopje melk en
lieten een kleinigheid achter vooraleer we weer naar Shangrila trokken.
De avond in Shangrila was heerlijk,
met de bezoeken van souvenirwinkeltjes en een klein restaurantje. s Avonds vielen
we weer als een blok in slaap, ditmaal nog dichter tegen elkaar aangeschurkt.
De fotos van Shangrila vind je
hier: http://photobucket.com/inshangrila
26-10-2011 om 05:35
geschreven door Ujelly 
|