Genua, 3 november
2016
Een stad verandert me
alleen op het moment dat ik er in wandel. Al die nieuwe uitzichten, mensen,
gebouwen, bewegingen, alles voor de allereerste keer. Vanaf daar en nadien stap
je terug in je eigen nestje dat je altijd met je meeneemt. Dat thuisgevoel dat
in je boekentas zit zelfde schrijfmateriaal, MacBookje. Zelfs het boek dat op
de boekenplank bij de vriend(in) van Andrea lag, heb ik al eens gelezen. Thuis.
Wanneer ik dan tegen donker naar het appartement kom, heb ik alleen zin in winkeltje
en keukentje spelen. Maar geen kruiden!. Dan maar vlakaf wat ik vind met wat
gemengde kruiden uit één potje. Resultaat is een beetje smakeloos, stijl
studentenkamer. Mosterd kan helpen, maar die is er natuurlijk niet. Dan maar Parmezaanse
kaas.
Een beetje thuis in
Genua. De dames zijn zon 12 uur weg, richting Milaan. Ik kan niet naar de bar
beneden: ze hebben geen sleutel mee. Vandaar deze tekst.
Vandaag was de dag
van Renzo Piano[i] en zijn
Blue Print for Genua in het Museo del Mare. Hij tekent ook een (Mediterraan)
Groen lint rond de stad. En op een heuvel net achter de oude stad studeren en
verblijven studenten in één grote campus. Het idee zou van Ant Farm kunnen
komen (de totaliteit waarin een specifiek thema bestudeerd wordt, nl: kunnen
dolfijnen communiceren en in welke taal?) of nog beter van Luc Deleu die een
vliegdekschip zomaar zou ombouwen tot een universitaire stad. En zie: Renzo
Piano tekent er eentje bij zijn studentenheuvel, omdat die dezelfde vorm heeft.
Ook het idee van start studie zoals het masterplan Groen lint vind ik hier
terug in de kleine maar zeer picturale presentatie van Genua van de toekomst,
n.a.v. Culturele Hoofdstad 2004. Alleen het monumentaal platform in de oude
haven is uitgevoerd. De rest: come and see next time. Of: laat iets organisch
ontstaan i.p.v. deadlines op te leggen.
Ieder bezoek kruipt
in mijn hoofd en dan voelt het alsof ik naar een volgende locatie schuif. Ik
observeer meer geconcentreerd, selecteer wat ik wil zien met een vooroordeel
van wat er aan vooraf gegaan is. Een vrouw is een architect, een bruine man de
toekomstige bewoner van iedere stad. De bus een middel om te bewegen, een
ticket een ontdekkingsreis. Richting het Park van Nervi[ii].
Vraag is: welk museum in dat park is open? Vorige week kregen de exotische
bomen een opdoffer van je welste. Storm uit de Ligurische Zee. De toeristische
dienst in de binnenstad had al geïnformeerd: de musea zijn open, weliswaar
letterlijk via achterdeurtjes; het park is dicht. Het werkvolk komt vanaf één
uur na de middag in groepjes van 3 vreemd, vijf keer met zijn drieën naar
de Bar Scian di Lanzoni Angelo. Abbonamento voor 10 (10%) of 20 (15%)
consumpties. Met een Sale Interna waar ze trosje na trosje insijpelen met een
pane e birra. Achteraf een opkikker-café. De kelner met down syndroom staat pal
bij de koelkast. Je kan niet zeggen dat hij op zijn papa lijkt. Vreemd is dat.
Op wie lijk je of ben je de enige globale mens?
De Futuristen zijn
magertjes bijeen gespaard in de drie musea die ik kan bezoeken. Vooral
Futuristen van de 2de generatie, dat zijn de kunstenaars die dicht
bij het fascistisch ideeëngoed van Mussolini komen. Die wordt monumentaal
afgebeeld, goddelijk in de achtergrond, zonder de terughoudendheid die we
tegenover een Hitler-afbeelding voelen. Denk maar: in het museum AtlantikWall
staat geen enkele afbeelding van de Führer. Over de drie musea in Nervipark
komt de Duce minstens telkens één keer aan bod. Figuurlijk.
Wat blijft vergeleken
met de expo Jules Schmalzigaug in Mu.ZEE: de duidelijke dynamiek, het
abstraheren maar nooit abstract worden. De figuur is het startpunt van de
abstractie. En dat zet zich soms door in figuratieve kunst. Aan de ene zijde
een groep mensen, aan de andere een vorm in lijnen die net nog een
fabrieksdomein voorstellen. Industrie (techniek) en de mens. En mooi
meegenomen: de gloed van ofwel de zon of een hoogoven kleurt de uitersten van
de aangezichten van die mensen warm geeloranje. Tussendoor meubilair uit het
Interbellum. Kasten, stoelen, zetels, tafels, kinderkamers beeldhouwwerken met
hoekige of vegetatieve tekens en vormen.
En een beetje
hedendaags toch: de interventies van Laura Zeni[iii]. De menselijke contour als een silhouet in een
museum waar Oud-Modern centraal staat. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat je de collectie
nog meer vanuit een actueel standpunt gaat bekijken. Met een vleugje humor
(hinkelen van aarde naar hemel), een hoofd in metaaldraad gelijnd dat dezelfde
houding heeft als een zwaar brons of marmer. Melancholie in een schommelstoel
met prentboeken er naast. Wat loopt het gelijk, waar is het verschil.
Dan terug, vroegere
halte Brignole om de architectuur onder Mussolini te proeven. Monumentaal.
Geblokt en hoog, op een brede basis. De gelijkvloerse buitenmuur precies om de
zoveel meter in brons genummerd. Ik herken een vleugje van de Grote Post: het
imposante, het sociale en het functionele. Zo ineen gezet dat je een (vals)
perspectief krijgt van breed naar zeer stijl. Impressionant. Als je je daarop
concentreert uiteraard. Tussen de oude Barbarossa muur en het 19de
eeuwse station zijn dat twee pleinen met een eigen moderne allure. Piazza della
Vittoria en Piazza Dante. Het starhotel President, een kolos in glas die alles
overschouwt en overschaduwt. Nu ja: ruimte zat op dat plein waar fascisten marcheerden.
Lederen zolen op grint, handje hoog ter ere van de slachtoffers van een
wereldoorlog die voor hen pas in 1915 begon.
Ik slenter langs
Columbus door de oude poort naar Romeo Viganottis 150 jaar traditionele
patisserie voor een caffé met pasta fresche: baba rum! Dat nemen ze me niet
meer af.
|