Hoe symbolisch dat beide gebedsplaatsen bij elkaar staan. De moskee en de kathedraal. Tegen het groen, wit en zwart van een gebedspaleis in volle Ramadan staat de grijze neogotiek van lijden. Een kerk in vol modernisme want het kantwerk van de spits is vervangen door een spits in staal en klinknagels. Brooklyn Bridge of Demey-sluizen. Dat maakt het grijze witter, mooier, oud-actueler. Binnen: zeer eenvoudig. Een Javaanse christen (denk ik dan) zit onder een schemerlamp bij de rotanstoelen en herstelt lijn per lijn het rieten zitvlak. Geen info over de stijl, wel over de god. Daarna de straat oversteken, schuinweg doorheen 4 drukke rijen bromfietsen. Blijft een beetje op weg naar onbewuste zelfdoding terwijl een politie - (polisi) - agent het verkeer probeert te temperen. Het blijft een kwestie van starten en niet stoppen. Om de hoek: de Protestantse kerk in een rotondo-gebouw. Somber in de houten luisterbanken, de ernstige stoelen, de loges. De gemeenschap in rijtjes van bijbelcijfers. Toch is er een verwijzing naar gemeenschappelijkheid, méér dan in de rijen kerkstoelen, minder dan op de bidtapijten. Gemeenschap die overal gelijk is maar anders ingebed wordt: lezen en luisteren. Uit een boek. Vaak een zwaar en donkergetint boek.
Bussen zijn een kwestie van 'yes' zeggen en verstaan. En wachten op een Hati Hati (let op, bijvoorbeeld bij het uitstappen). Yes naar het deeltje Koto, maar ze vergeten de overstap aan te geven. Yes, en zo kan je uren door de miljoenenstad bussen, en zie je vanuit de hoogte de wijken waar het jappenkamp van Jeroen Brouwers was. Nu zijn het kanalen die op regelmatige afstanden gebaggerd worden, langs sloppen die misschien door de vergelijking uit herinneringen sloppen worden, maar het niet zijn. Ze hebben een eigen leven van passanten praten onder elkaar, winkeltjes op iedere open plaats, vlaggetjes en wijkpoorten. Na een Nationaal Museum zie je geen historische palmdaken maar golfplatendaken, met rubberbanden of steenbrokken verzwaard. Dakpannen die verbrokkelen over verzakte balken. De intimiteit van gehurkte mensen onder een elektriciteitspaal waartegen hoge planten leunen en waarover een plastic zeiltje zon of regen tegenhouden. Eetkarretjes, aanschuiven met een praatje, wat wachten en gehurkt eten. Allemaal vriendelijk. Méér dan die knorpotten in het Den Haag van toen, van Couperus.
De zomerreis naar Java, Bali en Lombok heeft minstens één thema meegebracht: geen kunst gezien. Kan dat? Ja. Geen hedendaagse kunst, geen performances, geen affiches over tentoonstellingen, geen concert. Maar niet niets, uiteraard. Dat stukje Indonesië toont moskee-architectuur, groen met zwarte Arabische arabesken, neogotiek met staal/klinknagel spitsen, affiches voor de Ramadan, naturalia in alle Hindoeïstische altaarstukken, geel-goud en wit, bloemen, tempels met mythologische verhalen in donkere lava-tinten. Alles van een tijdloosheid waarover op andere plaatsen kunstwerken worden gemaakt. Waarop op andere plaatsen gereageerd wordt. Niet op batik, niet op buffelhuid, niet op handgeweven nappen.Of toch: de paar verf op karton stukjes die ik in de kelder van de Passar (markt) van Ubud vond, lijken de verticale kronkel van Spilliaert en Munch te kennen. Maar ze kennen hen niet: gelijktijdigheid bestaat. Kunst heeft er een andere naam. Misschien ritueel of vormelijke overgave. Misschien diep-menselijk en door die mens goed te begrijpen.
En dan kom je thuis, je rent de dag nadien naar de dichtstbijgelegen inzet van Beaufort en je verdrinkt onder een stroom kritieken die je al had voelen aankomen in de digitale krant, een grote kwart-wereld eerder. Onbegrip, omdat kunst uiteindelijk niet bestaat. Kunst is iets dat anderen niet begrijpen maar die wel centen kost. Kunst kost dus. En daar wil je iets tegenover zien. Niet houten stokjes of gebroken mosselschelpen, geen overschilderde Brusselmans of roestige metaaldraden. Dat is artificieel, mijnheer. Wij willen iets dat op zijn minst de waarde van het budget heeft, dat blijft nazinderen bij de toerist die het bij een pint en mosselen bespreekt. Kunst is een aanzet, een pauze, een aanleiding, ... Kunst is een deel van het economisch evenwicht, waarbij kost en opbrengst minstens gelijk moeten zijn, in het geval van kunstbeleving, en de opbrengst hoger moet uitstijgen in geval van toeristische receptie. Voila.
En dan kom je dus thuis, je rent de dag nadien naar de dichtstbijgelegen inzet van Beaufort, op zoek naar die uitgewerkte meerwaarde waarvan de basis zo mooi in dat oceanische wereldje lag, je ziet het, je hersenen beginnen opnieuw te kronkelen rond hun assen van kennis en fantasie en zie: kunst is geboren. Kunst bestaat dus niet op zich maar uit de mens. En dat kan je niet budgetteren. Uitleg geven is niet te becijferen. Is gratis. Maar hoe leg je dat uit? Eenvoudig: iedere kunst-gebeurtenis moet in de komende jaren aandachtig ingeleid en begeleid worden, zodat kijker en verkozen dus in-gestemde politicus mee kunnen gaan in dit zeer menselijke verhaal. Wij geven een aanzet. Zondag 23 augustus om 10 en 14 uur in Het Zwin, Knokke en zondag 30 augustus om 10 en 14 uur in de Nachtegaal, De Panne. Gewoon aansluiten, systeem vergeet-de-gids-niet.
Toerisme
is big business aan de kust... focus op restaurants... maar koken kost geld. (Hoste,
2015).
In datzelfde artikel zet Toerisme Oostende zich opnieuw in de analen van
vreemde uitspraken. Herinner u: schepen toerisme Dries Vermeersch: De
Oostendenaars zijn het decorum voor de toeristen. (mondelingen bron (1) en Peter
Craeymeersch - nog onlangs over: de intellectuelen die naar Mu.ZEE gaan,
verteren niet. Vandaar: De Zee. Na het
lijden van Hoet komt men nu bij het gebetonneerde graf van de Baron. Ensor in
affiches, visualisaties en daarna aan tafel. Zoiets als Vizit: Beaufort met
pannenkoek en suiker. En dan oreert ex-minister en burgemeester-in-spe Vande
Lanotte over hefboomproject, Oostende als product, attractie rond Ensor,
strandclubs, en ik ruik het verdwijnen van Beaufort ten voordele van een De ZEE
bis. Evolutie!
Evolutie?
Peter Sloterdijk noteert: Van Trotskis permanente revolutie en Stalins
permanente terreur tot de permanente innovatie van de neoliberale
bedrijfsadviseurs neemt elke nieuwe generatie de verworvenheden van de
voorgaande op de schop.(Roox, 2015) Dat is dus
wat ik doe: het vroegere gebruiken als mest voor het nieuwe. En wat het
instituut Oostende doet: met je voet in mest (als metafoor voor residu van het
verleden) stappen betekent geld verdienen.
Dat
wordt een grote denkoefening. Het fecalisch gebeuren als bron voor
(eet)cultuur. Wordt vervolgd!
Bibliografie
Hoste, H. (2015, juli 10). Commentaar:
Ensor. Krant van West-Vlaanderen .
Roox, G. (2015, augustus 7). De Sfinx Peter Sloterdijk:
Vallen we niet aan een stuk door? De Standaard Letteren - Filosofie .
Het Provinciaal Domein Raversyde presenteert naar aanleiding van Beaufort 2015 een drietal films die een duidelijke link hebben met kunst en/of oorlogscultuur. Vanavond Ministry of Fear van Fritz Lang, zijdelings gebaseerd op Graham Greens boek, en morgen perfect passend bij de kunstpresentatie: The Invader van Nicolas Provost. Gisteren werden deel 1 en 2 van Einddagen der Mensheid van Kevin D'Heedene getoond. Een project-opdracht van de provincie, waarbij over 4 jaar telkens één deel getoond wordt van wat uiteindelijk één film wordt. Ja: het lijksap van de Groote Oorlog laat prachtige boeketten bloeien. Wat niet meteen van Beaufort 2015 wordt gezegd: stemverzekerende lokale politici sluiten aan bij stemplichtige lokale bewoners in hun oeverloze kritiek op de vormgeving en de communicatie in en om Buiten de Grenzen. Herinner je: dat je een slechte toets had, was de schuld van de leraar. Betrokkenheid stopt niet bij het neertellen van een budget. Van zodra je gekozen hebt, moet je opvolgen. Moet je zelf opvolgen en niet alleen wachten op signalen. En ja: die signalen moet je natuurlijk ook krijgen. Wie zegt: nooit of niet meer, heeft ongelijk. Pas dan gaat je investering verloren, omdat je aan een nieuwgekomene geen doorgroei kansen geeft. Allen naar Raversyde dus.
Al heb je één en andere al gemist. Wat Kevin D'Heedene bracht, was een combinatie van chaos, poëzie, historische verslaggeving en denkopdrachten waar het vraagteken niet bijgezet wordt. Je voelt gewoon in de montage dat dit een patchwork ideeën is. Patchwork: vaak tegenstrijdige en precies daardoor aan elkaar klikkende elementen die maken dat je ieder moment in het scenario moet volgen en moet nemen voor wat het, op zich, aanbiedt. Daarna zet je alles aan elkaar, in een moment van bezinning of bij/na een bespreking. Honden die vechten (tot de dood), Griekse mythologie, interview met oorlogs-belevers, archiefmateriaal en hedendaagse opnames, muziek die meandert van klassiek naar filmisch, taal-rijke passages uit een oorlogsdagboek. De verwondering in woorden is vlak; de verwondering in filmbeelden is grandioos, niet eenvoudig opneembaar maar verrijkend verteerbaar. Op naar nummer 3 en hoe een wereldoorlog van toen eigenlijk net zo goed van nu kan zijn.
Waarom ga ik naar een Nationaal Museum op het Monas Vrijheidsplein? Musea in die aard zijn gedeeltelijk uit den boze: opstapelen van vondsten, gedocumenteerd tonen van de lokale geschiedenis. Nationaliteit en Soevereiniteit maar er zijn geen associaties gelegd tussen plaatsen. Alles staat en ligt afzonderlijk. Studiemateriaal voor specialisten. Kenners die hun gelijk of de bronnen van hun gelijk hier zullen vinden. De toerist op zoek naar de oorsprong van zijn duurste aankopen. Of de ontgoocheling van duur betaalde kitsch. Er zijn heel veel schoolgaande kinderen met een eenvoudig geluk, speels - wij zouden het naief noemen, maar wie is het dan? Ze zitten overal op de vloer. Ze zitten op Java altijd en overal gehurkt op een vloer, zonder schoentjes. Stil gelukkig en gedempt speels. Vaak stil. Op geen moment het gevoel van "moeten." Een Nationaal Museum in een oud koloniaal gebouw, neo-klassiek in Indonesië op Java, is een ver- of uitbeelding van een identiteit. De basis is uiteindelijk voor en bij iedereen van onze soort gelijk. Soort, dus een som van rassen of groepen met een etnische band, waarvan de eigenschappen heel vaak achteraf ingekleurd zijn naar de aard en 'moraal' van de tijd waarin die ontstaansgeschiedenissen zijn geschreven en voor die tijd leesbaar, verstaanbaar, hanteerbaar gemaakt. Het uniforme van iets uitleggen. De allereerste communicatie zal wel een vraag geweest zijn waarop een antwoord, uitleg volgde. Schittering als vraag of antwoord. Blinken doet stralen; stralen is een status voor jezelf en voor die andere die misschien bang is. Stralen is een teken geven waaraan de lezer/kijker zich vasthaakt. Er zijn altijd tekens die herkend worden of waarover we ons vragen stellen. Vaak wordt de fond van de tekst of van het teken een object van verering, omdat de schrijvers of teken-aars het behandeld hebben als iets dat boven-die-mens staat: hij of zij stelden geen vragen, dus 'geloofden.' Zoals wetten die ongeschreven geloofd worden. Een beetje anders op een andere plaats maar vanuit een zelfde bron. Vanuit een gelijklopende leefwijze, totdat groepjes binnen die grote groep een eigen, lijkende maar subtiel verschillende regelgeving maken die complexer wordt door toevoeging van geloven in iets, status van de verschillende leden en de economie van wat je in je handen hebt. Steen als teken, als inscriptie, als scriptie wordt beeldhouwwerk.
Jakarta doet iets met me. Het kan niet alleen aan een kwartdag verschil in tijd liggen. Ik heb het gevoel constant verplaatst te worden: door een bus, een trein, drie vliegtuigen, evenveel taxies. Zitten en kijken naar een omgeving die zeer nabij is. Gesmeten in een wereld waar ik geen herinnering aan kan hebben, en toch. De som van verticale stadsbomen, horizontale elektrische kabels, perspectief vanuit een (ontbijt)kamer over de bestofte terras en flitsen, flitsen, flitsen van wagens, bromfietsen, bussen, doorkruist door voetgangers die altijd (...?...) veilig door die dubbelstroom geraken. Schuinweg laveren en oogcontact. Geluid? Lawaai (in de wijk Melawai). Een continuo van motor met regelmatig opleven van rood naar groen verkeerslicht. Levenslijnen tussen huiskamers en werkplaats, plek van doen en wachten. Onderweg naar iemand die iets van je eist. Gelijktijdig overlopen, wat je tot nu goed of niet goed hebt gekund. Boven-over de winkelcentra zingt de moskeezanger de vrede van zijn god. Nergens symbolen, geen offers. Alleen passanten die elk in hun tijd, gezien door het lover voor de ontbijtkamer, traag of sneller zichzelf voor en bij een ander zijn. De stad doet momenteel iets met me. Als een lauwe stroom over de sporen van oude Hollanders. De geschiedenis vervaagt in straatstof en open rioleringen, in vaal exotische flora met afval van die passanten. Werken in spierkracht langs de havenlijn, mast na mast cementzakken optrekken, inladen, stof, bromfietsen om even om de hoek een rood plastiek tasje op te halen. En terug. Op en af passerende brommers brommen. Stamwoord voor Jakarta: brommen, brom. Veel meer dan mompelen. Met weinig véél bedoelen. Ondertussen lijnen die brommers in al hun volumes en kleuren naar dezelfde kruispunten om dan uiteen andere kruiselings kruispunten te maken in lijnen van ongelijke snelheid, van flitsen en brommen terwijl met het schuiven van het licht de zon in gesloten ramen weerkaatst. Brommen en walmen over de stad.
Bezoeken is oplijsten en schrappen. Neem nu Jakarta. Je wil het 'kamp' van Jeroen Brouwers in bezonken rood zien, het oude Batavia proeven, de Passar (mark) Ikan snuiven, door Kota (oude stad) slenteren, ... Om 11 uur en zonder jetlag sta je voor een lange oude haven van Sunda Kelapa waartegen de boegen van tientallen oude zeilers gepriemd liggen. Daarover de nevel van smog en cementstof. De geur van afval, bromfietsen en de warmte die je nu pas leert kennen. Bezoeken doe je niet meteen: je zoekt veiligheden door rond je te kijken. Naar de man op de verhoogde middenberm die zakjes noten verkoopt aan de doordrammende file. Achterop dicht tegenaan: zijn vrouw die permanent haar gsm hanteert. Eén vierkante meter middenstand tussen twee baanvakken. Gebouwen hebben hun geschiedenis verloren. Nu een pakhuis of een restaurant. Daarrond: puin en wachtende Jakartanen. Heel vriendelijk want een toerist zien ze hier niet zo vaak. De smog, mijnheer. Dan snel naar het oude plein en Café Batavia.
Even tellen: vertrek thuis 11 uur, vlucht 1 17 uur, aankomst 10 uur maar het is 15 uur... Tijd is niet altijd dat wat het volgens een uurwerk is. Kuala Lumpur Airport. Even uitstappen, paspoortcontrole en valies uitmesten. In de hall een computerhuls die nogal wat meegemaakt heeft. Huls van omhulsel. Idem voor de reistas: landschap van krassen vergrijzing, doorzakken. Wat doet die man? Schrijven? Eerst nadenken, natuurlijk. Het omhulsel is vaak een ander verhaal dan de inhoud. De laptop verraadt niet wat de zinnen betekenen.
Ik.ben.moe. De puntjes staan er met een bedoeling. Te moe om in de inspiratie te tuimelen. Een reeks vragen blijven steken: digitale mobiliteit als een soort partner: voor wie stoort het gebruik en hoeveel minder stoort het, leeftijd en wat kan nog terwijl de tijdspannes veranderen, leeftijdverschil, pensioenverschuiving, de zin voor afwerken in huis, gezin(nen) en documentatie(s). Bouwen aan bronnen van liefde en kennis. Hoeveel van mezelf mag vooropstaan? Kortom: wat neem ik mee naast twee valiezen en een bib-valiesje? Luchthavens zijn vooral slenteren, zo licht mogelijk eten en het veel neerzitten. Het doet ook iets met je zelfzekerheid (die je misschien gedeeltelijk niet hebt.)
25.12.2015 Ik had niets tegen Indonesië. Ik had er gewoon niet over nagedacht. India was gepland maar de regenboodschappen via de media hebben die zoektocht naar kleur, klank en geur uitgesteld. "Tot we buiten het zomerseizoen kunnen kiezen." "Ja, later. Véél later." Dus het werd Indonesië in plaats van India. Wat zal ik missen? Ik denk aan wat ik zal her-vinden: de reis van Couperus, het basisverhaal van Multatuli, de plaats van Max Havelaer en wat is nu die Stille Kracht? Of de herinnering aan 's avonds laat luisteren naar een oude metalen radio met wereldontvanger. Een geagiteerd drukke journalist, lawaai in de achtergrond en een schot. De tweede val van Yakarta of Yogyakarta ergens zestiger jaren