Het leuke van
verwarring is, dat je er een portie inspiratie kan uit halen. Een weekje
marineren in ManMade doet één en ander in vraag stellen. Vandaar:
Kan esthetiek ook ManMade
zijn?
(en is er esthetiek in
ManMade?)
In de zeer geëngageerde inhoud van de tentoonstelling ManMade verliezen
we de esthetiek uit het oog. We zoeken het niet, stellen ons niet eens de vraag
of het getoond wordt. Is het er wel? Je vergeet het esthetische omdat de
presentaties op zich, uitsluitend voor wat ze zijn, passen in dit grote
project, in de sfeerschepping, in een totaalbeeld dat zo wie zo goed is. Maar:
de inhoud primeert. Dat is op het eerste zicht altijd zo in tentoonstellingen
waar de context bovenop drijft. Hoe geraken we uit dit dubbelgevoel?
Eenvoudig: slenteren in het MSK in Gent, afdeling oude kunst, en diep in
de ogen in de portretten kijken. Alles is decor, attribuut, anekdote,
verduidelijking, geheim of iconografie voor de personages die met de ogen een
richting tonen. Een kijkrichting, vlakker, platter dan in het portret van Michael
Borremans bij de Klok in Gent. Ogen die een communicatie vervangen. Trek lijnen
uit die 500 jaar oude ogen wat Borremans doet en je vindt de diepere ernst
van het geschilderd verhaal. Emoties die je niet ziet maar die aangewezen
worden en die links en rechts een duw krijgen door het decor waarin alle
geheimen opgenomen zijn.
En onze ogen? Die volgen het verhaal en keren altijd terug naar de ogen
van (een van de) starende personages. Soms heb je een groepssfeer, dat wil
zeggen dat ze allemaal bijna identiek copy-past verdrietig kijken, of gelaten,
afwachtend, als een leerling die opneemt
en nooit meer zichzelf zal worden. En wanneer het niet over ogen gaat, dan is
er nog het licht dat belicht of een boodschap moet verduidelijking. Soms zijn
de personages in dat landschap geplakt als woorden van een verhaal. En heel
soms kijkt er ééntje je vlak in het gezicht, met de allure van dit is mijn
schilderij en het is mijn opdracht of erger zie je wel dat ik gelijk heb:
god bestaat.
Hoe ouder de schilderijen, hoe meer to-the-point ze zijn. Gevoelloos
dat is mijn interpretatie, hé. Of toch: er zit enig definitie-gevoeligheid in Jan Provoosts Calvarieberg[i], zeer
verfijnd uitgetekend maar allemaal zo individueel en perse.
Een zekere vlakheid kan je in de verleiding brengen abstract te
herkennen. Zoals een compositie van vlakke gezichten die als een puzzel in
elkaar passen en doen denken aan organisch geabstraheerde verhalen. Ik sta dan
bij Vander Goes Bewening[ii] en even
daarna bij JHeronimus Boschs
Kruisdraging[iii]
Deze laatste lijkt wel een tegenpool van Rembrandt, omdat de tussenruimtes zo
duister zijn en de gezichten zuiver belicht. Niet artificieel in geel licht.
(even meenemen: het retorische van de verhalen uit de christelijke traditie
wordt tastbaar bij het werk van Lili
Dujouries Maagdendale[iv]: twee
gedrapeerde doeken: een gedragen en groen de andere statig en rood.)
Wat kunnen we daar zo allemaal uit onthouden? Dat die oudere
schilderkunst, die bewaard wordt in musea en vaak nog in openbare gebouwen
(zoals oude kerken!), een illustrerende en verdiepende functie heeft.
Illustreren voor de periode waarin het gemaakt is. Verdiepend voor de kijker
die de ethiek van de godsdienst, de godsdienstige rituele herhalingen en aan
godsdienst gerelateerde historische gebeurtenissen wil onthouden. Allemaal
eenzijdig godsdienstig. Vergeet niet: tot een halve eeuw geleden werd er alleen
maar godsdienstig gedacht (merendeels). Vergelijk het met die andere
eenzijdigheid in de starre geloofsbelijdenis van de islam, die nu een
sterk/hevig hoogtepunt/laagtepunt kent. Ik bedoel ook: sedert de christelijke
figuren aanvankelijk blank geschilderd werden, hebben we ons nooit meer
volledig kunnen wennen aan het anders zijn van een ander mens. Wit is
hemelsgoed, bruin komt van het te dicht bij het hellevuur staan.
Wanneer de deskundigen in de restauratiekamer[v] van Het lam gods van de gebroeders Van Eyck
discussiëren, van mening verschillen, confereren over een of ander retabeldeel,
dan blijft vaak alleen de techniek en de historische contextualiteit over. De
bron. Ook daar is de passie even zoek. Ik bedoel de passie om de passie van een
passioneel verhaal passioneel te herstellen. Passie wordt wetenschap; het
resultaat is tot nader orde perfect. Het kleed wordt naar kleur hersteld. Het
geschilderd kleed wordt wetenschappelijk onderzocht. Ze gaan niet in de zaal
ernaast kijken naar de echte doeken van Lili Dujourie die er passioneel
bij-hangen. Ook de kaligrafie wordt loepzuiver gedocumenteerd. Is dat poëzie of
zijn het getekende letters?
En dan kom je, uiteindelijk onverwacht want je denkt aan andere dingen,
kom je in de tweede artistieke kijkwijze, de tweede visualisatie van de
realiteit. Je struikelt dus binnen bij Brusselmans, Servranckx, ... Nu niet
meer de duidelijke aanwezigheid van een geloof en een naar geloof gerichte
iconografie. Neen. Nu de opengewerkte vormgeving van het suggestieve uit de
vrijgekomen schildertechniek. Interpretatie toevoeging aan de kunstwerken. We
zitten nog volop in de verfmaterie. Het concept is de volgende fase in het
SMAK. En in de Sint-Pietersabdij wacht er nog fotografie.
En dan begrijpen we het:
ManMade heeft de duidelijkheid van een oude kunst en de indringendheid
van het conceptuele. Nu nog in woorden verestetiseren.
|