een foto in de zon die zeer snel ondergaat maar binnenin een licht dat gloeit en blijft verwarmen ik mag niet wenen nu in heimwee mij verliezen maar dicht bij jou je weemoed helpen dragen de voren verder ploegen waar vader niet meer kon
vadertje is overgegaan op 28/09/1976 zijn laatste woorden tot mij als ik hem omhelsde ten afscheid juist voor ik op het vliegtuig stapte: "TOT ZIENS IN DE HEMEL"
The joys of life are simple things which dust and dirty hide away you truly have to look for them they are on the surface of the day Desires of life, my Freddy Friend, Difficulties and greater joys If you go on detecting them Become The entity of life and anyone that meeting you will feel The joy you found will come to you with heart and soul to drink with you The wine of life
blootsvoets en rechtop gaat een kleine jongen in beide handen de stuurstang van een zelfontworpen model: Verroeste draden vaardig verweven tot een rijdend geheel. de zon op zijn kroezelhaar licht in zijn ogen zo loopt hij al fluitend de wereld der groten voorbij. --------------------
Is niet elke dag grijs, 'Is niet elk leven koud Waar de zon niet verlicht Elk land en elk huis? Elke nacht wordt dag En elk leven bloeit Als boven die nacht In elk land en elk huis De zon rood en groot Zijn opgang begint. Één zon zal branden In elk land en elk huis, Het eeuwige licht Uit wiens volheid wij allen ontvingen.
Sta op in deze stille nacht En voed met psalmen uw gedacht: Zingt allen samen voor de Heer, Zingt liefdevol zijn lof en eer ! Dat zingend voor de goede Heer Wij, samen me zijn heilig heir Verblijven mogen in zijn tent In liefde die geen tijd meer kent. Drieëne God, ach gun ons dat, Die Vader, Zoon en Geest omvat, Van tijd tot eeuwigheid weerklinkt Uw glorie die elk volk bezingt.
Goede Vader, in de hemel, Schepper van alle leven, Behoeder van al wat zich beweegt, Zie liefde vol neder Op het kind dat groeit Onder mijn jagende hart. Zegen het geluk dat mij vervult. Vermeerder mijn liefde Voor u en uw schepping, En laat mij en mijn kind Altijd in u geborgen blijven. Zegen ook mijn bekommernis Om de ziel die gij weeft in mijn schoot: Dat ik, als mijn kind het licht zal zien, Het de veerkracht en geestdrift mag leren Om zijn wezen altijd meer naar u te richten. Ik loof u, algoede vader, Omdat gij alles zo wonderschoon hebt gemaakt. ----------
Laat me mijn spiegel aan de muur Dat ik mezelf kan zien. Wie weet of ´k wel verdien Te staan bij d'andren op dit uur. Mijn huid is glad, mijn haar sekuur. Mijn zwarte das zit goed. En daar nu op mijn hoed. ´t Is zo dat ´t moet al op dit uur. Laat me mijn spiegel aan de muur. Hoe wilt ge dat ik ´t doe. ´k Ben immers nog niet moe Van te poseren op dit uur.
Dit is mijn leven: een steeds dieper sterven, Vanaf de schoot die mij ter wereld baarde Tot op de rand van eens gehuurde aarde, Die 't lijf met duisterheid en dood zal verven.
Dit geeft mijn daar-zijn onvoorziene waarde, Dit streven om een sterven te verwerven, Dit smadelijk in lijf en ziele kerven Tot dood van wat het leven wild bewaarde.
Is leven sterven ? Sterven doet me leven ! Gij, Jezus daalde af naar verre doden, Met u wil ik mij op dees tocht begeven.
Een kruis, een stiller graf zijn levensbroden. Zij zullen beiden Pasen doen beleven, Van mijn verrijzenis de stille boden.
Gij hebt de drang naar wijde hoogten in uw bloed, Een vreemd begeren en een ongekende moed. Er is een drijfkracht die ge stuwend werken weet; Die u doet stijgen boven al wat wereld heet.
Het is de taak van al wie mens heet in dit land De tocht te wagen naar een overheerlijk strand. Wij zijn door God ontstoken vurige raketten De zijn baan volgen of in 't ijle niet verpletten.
Onthoud dat elke vlucht weer op dees aarde eindt, En dat de hoogste tocht de hoogste zorg bereidt. Gij weet nochtans dat voor de man die lijdt en vecht Geen ondergaan, een heerlijk loon is weggelegd.
Blijf d'edel goede mens die bloeiend rijk bemint, Wees zorgzaam dat de dag steeds heerlijker begint, Want op uw laatste vlucht wordt de raket gebroken, Door Hem die u omhelst, en die ze had ontstoken.
Psalm 16 Omhels me stevig, vriendin God, ik kruip knusjes tegen je aan ik noem je Heer, mijn diepste genot. Wij kronkelen van geneugte; Geen vreugde zonder jou, Gij, mijn erfdeel, mijn beker wijn, Jij stut en steun van mijn bestaan. Je smaakt naar zoete druiven Je geur is die van Magdalas nardus Je aura is een regenboog van kleuren Je lispelt me je liefde toe Je huid is zacht en warm Ik kruip in je armen En kronkel van genot...
Voor Guido Leemans ik houd van een vers, van een heerlijk,gedicht, van waaiende haren en een monter gelaat, van lichaam en ziel van veertig karaat, greiend, bewegend, opwaarts gericht !
Ik houd van een droom in een wild-jong hoofd, van wereldhernieuwende bruisende plannen, ik houd van een liefde, rood-warmende vlammen, Ik houd van wat jong is en minnend gelooft.
Ik houd van een wezen uit rotsen gehouwen, door wind en door zon en door bijtende regen, van een mens, die het lijden kan zien als een zegen, die glimlachen durft en steeds hogerop bouwen.
Ik houd van een lach naar het hardschone leven, een lach als een lichtend en knetterend vuur, een klinkende echo in zuiver azuur, een vertrouwend gebed fris ten hemel gegeven.
Ik houd van een vers, op mijn wegen een licht, ik houd van een jongen die droomt en die mint, die lijdt en die durft, en die leeft als de wind. Ik houd van die jongen, dat heerlijk gedicht.
4/12/1959 het Jongenstehuis-kortenberg vroeg... ...Een versje dat gans het leven van "een verlaten en verstoten jongetje" inhoudt. Ik reken op u om me een ontroerende passende tekst te willen maken, die echt woorden zijn die diep zouden worden aangevoeld en meer zouden kunnen laten begrijpen... Die echt onze mensen ontroeren, opdat ze hun hart zouden geven om zovele kinderen te helpen. ----------
Zilveren wolken, een bolronde maan... Daar komt in het duister een jongen gegaan. Ik zie aan de ogen, de knaap heeft gehuild, Ik reik hem mijn handen. Dicht bij mij hij schuilt,
En droomt van een moeder die teder omhelst, - Dat kind of de sterren, wie huilt er het felst? - Hij droomt van een vader die glimlacht op hem, Zijn kop streelt, hem troost met een diep-warme stem.
Ik lees in die ogen, een wondere zang, Omhels me, ze zingen, en zoen m'op mijn wang ! Mijn broeder, mijn broeder, geef warmte en vuur, En droog op mijn wezen, die tranen zo zuur.
Zilveren wolken, een bolronde maan, Terwijl in de nacht zoveel jongens vergaan. Wie ziet aan hun ogen, ze hebben gehuild ? Wie opent hun hart waar hun weemoed in schuilt ?
Moeder, ik heb uw blik gezien met tranen in de ogen... Uw tranen wil ik drogen; Uw tranen om een wereld vol kleinheid, Om het grote gebrek aan liefde... Uw tranen om mij, om mijn lafheden, Om mijn onstandvastige voornemens. Kinderkens, laat ons niet liefhebben met woord of tong, Maar met daad en in waarheid. Boete, bidden en beminnen... Mijn taak is zwaar. Lafheid moet voor edelmoed wijken, Ikzucht voor hulpvaardigheid; Gulzigheid voor bezadigdheid. Gods hand zal zich zegenend uitstrekken, Droefheid veranderen in parels van vreugde ! Rozenkransen wil ik bidden, dragers van mijn liefde naar zielen over de brug die de zielen verbindt boven de afgrond van kleinheid. Ik wil bidden voor allen die alleen zijn Omdat er geen brug is tussen hun en uw ziel. Bid om liefde die afzondering verbreekt, Om kracht die 's werelds beminnen doet groeien, Die zo uw tranen omtovert in glimlach. ----------