Is niet elke dag grijs, 'Is niet elk leven koud Waar de zon niet verlicht Elk land en elk huis? Elke nacht wordt dag En elk leven bloeit Als boven die nacht In elk land en elk huis De zon rood en groot Zijn opgang begint. Één zon zal branden In elk land en elk huis, Het eeuwige licht Uit wiens volheid wij allen ontvingen.
Sta op in deze stille nacht En voed met psalmen uw gedacht: Zingt allen samen voor de Heer, Zingt liefdevol zijn lof en eer ! Dat zingend voor de goede Heer Wij, samen me zijn heilig heir Verblijven mogen in zijn tent In liefde die geen tijd meer kent. Drieëne God, ach gun ons dat, Die Vader, Zoon en Geest omvat, Van tijd tot eeuwigheid weerklinkt Uw glorie die elk volk bezingt.
Goede Vader, in de hemel, Schepper van alle leven, Behoeder van al wat zich beweegt, Zie liefde vol neder Op het kind dat groeit Onder mijn jagende hart. Zegen het geluk dat mij vervult. Vermeerder mijn liefde Voor u en uw schepping, En laat mij en mijn kind Altijd in u geborgen blijven. Zegen ook mijn bekommernis Om de ziel die gij weeft in mijn schoot: Dat ik, als mijn kind het licht zal zien, Het de veerkracht en geestdrift mag leren Om zijn wezen altijd meer naar u te richten. Ik loof u, algoede vader, Omdat gij alles zo wonderschoon hebt gemaakt. ----------
Laat me mijn spiegel aan de muur Dat ik mezelf kan zien. Wie weet of ´k wel verdien Te staan bij d'andren op dit uur. Mijn huid is glad, mijn haar sekuur. Mijn zwarte das zit goed. En daar nu op mijn hoed. ´t Is zo dat ´t moet al op dit uur. Laat me mijn spiegel aan de muur. Hoe wilt ge dat ik ´t doe. ´k Ben immers nog niet moe Van te poseren op dit uur.
Dit is mijn leven: een steeds dieper sterven, Vanaf de schoot die mij ter wereld baarde Tot op de rand van eens gehuurde aarde, Die 't lijf met duisterheid en dood zal verven.
Dit geeft mijn daar-zijn onvoorziene waarde, Dit streven om een sterven te verwerven, Dit smadelijk in lijf en ziele kerven Tot dood van wat het leven wild bewaarde.
Is leven sterven ? Sterven doet me leven ! Gij, Jezus daalde af naar verre doden, Met u wil ik mij op dees tocht begeven.
Een kruis, een stiller graf zijn levensbroden. Zij zullen beiden Pasen doen beleven, Van mijn verrijzenis de stille boden.
Gij hebt de drang naar wijde hoogten in uw bloed, Een vreemd begeren en een ongekende moed. Er is een drijfkracht die ge stuwend werken weet; Die u doet stijgen boven al wat wereld heet.
Het is de taak van al wie mens heet in dit land De tocht te wagen naar een overheerlijk strand. Wij zijn door God ontstoken vurige raketten De zijn baan volgen of in 't ijle niet verpletten.
Onthoud dat elke vlucht weer op dees aarde eindt, En dat de hoogste tocht de hoogste zorg bereidt. Gij weet nochtans dat voor de man die lijdt en vecht Geen ondergaan, een heerlijk loon is weggelegd.
Blijf d'edel goede mens die bloeiend rijk bemint, Wees zorgzaam dat de dag steeds heerlijker begint, Want op uw laatste vlucht wordt de raket gebroken, Door Hem die u omhelst, en die ze had ontstoken.
Psalm 16 Omhels me stevig, vriendin God, ik kruip knusjes tegen je aan ik noem je Heer, mijn diepste genot. Wij kronkelen van geneugte; Geen vreugde zonder jou, Gij, mijn erfdeel, mijn beker wijn, Jij stut en steun van mijn bestaan. Je smaakt naar zoete druiven Je geur is die van Magdalas nardus Je aura is een regenboog van kleuren Je lispelt me je liefde toe Je huid is zacht en warm Ik kruip in je armen En kronkel van genot...
Voor Guido Leemans ik houd van een vers, van een heerlijk,gedicht, van waaiende haren en een monter gelaat, van lichaam en ziel van veertig karaat, greiend, bewegend, opwaarts gericht !
Ik houd van een droom in een wild-jong hoofd, van wereldhernieuwende bruisende plannen, ik houd van een liefde, rood-warmende vlammen, Ik houd van wat jong is en minnend gelooft.
Ik houd van een wezen uit rotsen gehouwen, door wind en door zon en door bijtende regen, van een mens, die het lijden kan zien als een zegen, die glimlachen durft en steeds hogerop bouwen.
Ik houd van een lach naar het hardschone leven, een lach als een lichtend en knetterend vuur, een klinkende echo in zuiver azuur, een vertrouwend gebed fris ten hemel gegeven.
Ik houd van een vers, op mijn wegen een licht, ik houd van een jongen die droomt en die mint, die lijdt en die durft, en die leeft als de wind. Ik houd van die jongen, dat heerlijk gedicht.
4/12/1959 het Jongenstehuis-kortenberg vroeg... ...Een versje dat gans het leven van "een verlaten en verstoten jongetje" inhoudt. Ik reken op u om me een ontroerende passende tekst te willen maken, die echt woorden zijn die diep zouden worden aangevoeld en meer zouden kunnen laten begrijpen... Die echt onze mensen ontroeren, opdat ze hun hart zouden geven om zovele kinderen te helpen. ----------
Zilveren wolken, een bolronde maan... Daar komt in het duister een jongen gegaan. Ik zie aan de ogen, de knaap heeft gehuild, Ik reik hem mijn handen. Dicht bij mij hij schuilt,
En droomt van een moeder die teder omhelst, - Dat kind of de sterren, wie huilt er het felst? - Hij droomt van een vader die glimlacht op hem, Zijn kop streelt, hem troost met een diep-warme stem.
Ik lees in die ogen, een wondere zang, Omhels me, ze zingen, en zoen m'op mijn wang ! Mijn broeder, mijn broeder, geef warmte en vuur, En droog op mijn wezen, die tranen zo zuur.
Zilveren wolken, een bolronde maan, Terwijl in de nacht zoveel jongens vergaan. Wie ziet aan hun ogen, ze hebben gehuild ? Wie opent hun hart waar hun weemoed in schuilt ?
Moeder, ik heb uw blik gezien met tranen in de ogen... Uw tranen wil ik drogen; Uw tranen om een wereld vol kleinheid, Om het grote gebrek aan liefde... Uw tranen om mij, om mijn lafheden, Om mijn onstandvastige voornemens. Kinderkens, laat ons niet liefhebben met woord of tong, Maar met daad en in waarheid. Boete, bidden en beminnen... Mijn taak is zwaar. Lafheid moet voor edelmoed wijken, Ikzucht voor hulpvaardigheid; Gulzigheid voor bezadigdheid. Gods hand zal zich zegenend uitstrekken, Droefheid veranderen in parels van vreugde ! Rozenkransen wil ik bidden, dragers van mijn liefde naar zielen over de brug die de zielen verbindt boven de afgrond van kleinheid. Ik wil bidden voor allen die alleen zijn Omdat er geen brug is tussen hun en uw ziel. Bid om liefde die afzondering verbreekt, Om kracht die 's werelds beminnen doet groeien, Die zo uw tranen omtovert in glimlach. ----------
2/06/1958 - Houdt u gereed en weest dappere mannen ! Morgenvroeg moet ge klaar staan om tegen de heidenen te strijden die tegen ons zijn verenigd om ons en ons heiligdom te verdelgen. (1 Makk. 3, 58) Zo sprak Judas de Makkabeër tot zijn moedige Israelieten, Heer. Maar hoe meer ik hoor, en hoe meer ik lees van de dingen die in de wereld gebeuren, des te meer ga ik beseffen dat die woorden gericht zijn ook tot ons. - Heer, uw heiligdom, de Kerk, wordt bedreigd. Het is uw lichaam dat bloedt, en de wonden worden niet geheeld. Moskou nodigt de volkeren uit:
"Moskou verwacht u !" Las ik op een tijdschrift. Moskou verwacht de westerse volkeren. Ze mogen Rusland gaan bewonderen in zijn sportprestaties en godsdienstigheid... terwijl diep in de gevangenissen het hart en de ziel van het westen doodbloedt. Tot daar dringt het oog van de bezoeker niet door... Ik was ontroerd toen ik de bede las, vanuit de Russische gevangenissen, in het geheim naar de Paus gesmokkeld: "Katolieken uit het westen, luistert niet naar Moskou. Gaat Rusland niet bezoeken. Moskou bedriegt u!" Heer, waarom vluchten miljoenen mensen voor de Rode Terreur ? Waarom mogen sinds drie jaar geen nieuwe missionarissen meer binnen in Indië ? Omdat Moskou ook in Indië de Kerk doet bloeden. Moskou, dat zijn de heidenen, Heer, die ons en ons heiligdom willen verdelgen. Ook in ons land hitst Moskou op tegen uw Kerk, tegen u. De heidenen leven. Maar ook ik leef, Heer, en omdat ik leef met u, wil ik de roep van de grote Makkabeër beantwoorden. Ik houd me gereed ! En komt morgenvroeg de beslissende slag, geef me dan moed en veel dapperheid. Geef dat ik klaar sta en strijde. ----------
Heer, lang geleden werd een kostbare brug opgetrokken.
Het was de brug die leidde naar uw koninklijk hart; De brug die het oerwoud met de Liefde verbond; De brug die leidde van het moeras naar de heuvelen van licht.
Duizenden missionarissen hadden gezwoegd, Velen hun jeugd en hun leven op de brug moeten laten. Duizenden hadden het volk en hun zielen Over de brug gebracht tot bij u. Het Oosten was blij. Het volk zong van vreugde. Het zong met hun hart zolang de brug werd begaan. Het bad in zijn blijheid om andere bruggen, Om meer volk dat in liefde zou bouwen. China, Japan, Korea en Vietnam, Pakistan, Indië en alle oosterse landen Zagen plots die brug ondermijnd. Tanks en granaten deden vernielend hun werk; Joegen mensen en zielen terug naar 't moeras. Heer, de brug is opgeblazen. Honderdduizend mensen dolen rond; Sterven van honger en kou. Miljoenen zijn gevlucht voor de banvloek tegen God. Nu dromen de boeren van verlaten akkers, En kinderen lopen bij vreemden vereenzaamd. Moeders zitten gepijnd nu te staren op 't ongebundeld bezit. Achter hen: de Rode Storm, razend en verwoestend over het land. Men vlucht het Rode Paradijs. Heer, Heer, nu blijft nog mijn liefde, mijn bidden ! Ik bid voor Mindzenty, en allen die lijden om u. Ik ween mee met de velen die wenen, Met hen die treuren omdat de brug is verwoest. Ik bid met de Paus en offer met hem, Dat het Rode Gordijn mag verdwijnen, Dat dit IJzeren Gordijn van voor uw hart wordt geweerd; Dat tussen u en de zielen Die brug triomfantelijk herrijst.
Waar voert de tocht, van tak en twijg verlaten arm en tenger blad ? Eens rukten winden mij los van de beuk waar ik ´t licht mocht aanschouwen. Nu vliegend en vluchtend wordt ik gesleurd van diep uit het bos naar de velden van ´t laagland weg, hoog de bergen op... Eeuwig op trektocht met hem, is al wat ik weet en niets anders. ik ben op de weg die eenieder begaat, op de weg waar natuurdrang op drijft het blad van de roos en laurier. ---------- La foglia Leopardi. (Alles is leeg en zinloos/ ziel op het absolute agfestemd vindt nergens rust)
Lungi da propio ramo, existentialist povera foglia frale. schoonste vers dove vai tu ? Dal faggio là dov´io nacqui, mi divise il vento. Esso, tornando, à volo dal bosco alla campagna dalle valle mi porta alla montagna. Seco perpetuamento vo pellegrina, e tutto l'altro ignoro. Niets is zeker Vo dove ogni altra cosa, dove naturalmente va la foglia di rosa, 'liefde e la foglia d'allora. roem"
Nel gran cerchio de l'alpi, su'l granito sqallido e sciallio, su' ghiacciai candenti, regna sereno intenso ed infinito nel suo grande silenzio il mezzodí.
Pini ed abeti senza aura di venti si drizzano nel sol che li penètra, sola garrisce in picciol suon di cetra l'acqua che tenue tra i sassi flui.
In wijde alpenkreits op woeste en vale rotsen op gletsjers schitterwit heerst kalm en maatloos machtig diep en stil de middag zon.
Geen adem roert de sparren zondoordrongen pijlrecht staand. Één lichte citerklank ´t fijn-ruisend water dat tussen rotsen vliedt.
17/12/1955 De ezel stapt voort, en grijs waait de wind, Maria hoedt warm en rustig het kind. Herodes, hij raadt en al vloekende wedt, op zoek nu, soldaten, dat kind moet ge doden, vlug nu, want ik ben de koning der Joden.
Maria, heb dank voor het kind dat ge bracht, Ik wil het u hoeden, en blijf op de wacht, Het kind is gekomen maar moet ook gered. Rijd gij op de ezel, naast Jozef ga 'k mee, En zoek voor het kind een veel betere stee. ,
1/10/1955 Op de tank / zat een man in het zwart. Het was de bull-dozer man. Hij trok aan zeven stangen tegelijk, en in zeven haasten lag de weg breed voor hem open.
met de bulldozer der liefde heuvelen slechten en dalen vullen. dat was het waar Hugo aan dacht, toen hij de snelweg zag groeien.
zet uw bulldozer in gang, gelijk die man op zijn tank. maar dat het een zij van het zwaarste kaliber!
onder de stuwing van vuur en van liefde, al wat u hindert zal wijken. trek aan de stangen alles zal branden. En open zal liggen de weg: zielen zullen de hemel binnenrollen, door de stuwkracht van de bulldozer der liefde.