Vreugdevol Paasgeloof
4 april paaszondag (Handelingen 10,34-43 - Johannes 20,1-18)
========
De oorlogskerkhoven rond Ieper zijn merkwaardig mooie parken. Op en rond de graven van de jonge gesneuvelde soldaten staan prachtige bloemen en planten. Op de grafstenen kan je de namen lezen van de doden met geboorte- en sterfdatum. Vele graven zijn naamloos. Op die graven staat: Known unto God (Gekend bij God). Het leven van miljoenen doden die een wrede dood zijn gestorven en die al lang door de mensen vergeten zijn, zijn nog bekend bij God, want ze leven bij hem. Voor God is de dood geen eindpunt.
------------
Niet allen die de Engelse kerkhoven bezoeken staan achter deze woorden. Voor velen is er na de dood niets meer. Misschien vinden ze het nonsens om zoveel geld te spenderen aan graven met niets dan wat knoken.
In het paasgeloof wordt noch de dood van Jezus, noch de dood van ons, mensen, ontkend. Dat fameuze zwarte gat, die onontkoombare, ijzige leegte, die onverbiddelijke blinde muur, worden niet weggevaagd. Het paasgeloof neemt noch het verdriet, noch de machteloosheid, radeloosheid of opstandigheid tegenover de dood weg.
Het paasgeloof heeft ook niets te maken met het tot leven wekken van een lijk. Velen denken nog dat het woord verrijzenis daarop wijst. Nergens in de evangelies wordt verhaald dat Jezus gezond en wel uit het graf is gestapt. Het zijn de schilderijen die ons misleid hebben. Ze geven Jezus nog een overwinningsvlaggetje in de hand. Het paasgeloof steunt niet op een terugkeer uit de dood. We weten allemaal dat er na de dood geen weg terug is. Het paasgeloof zegt: er is geen weg terug, maar er is wél een weg verder. Ook al is de dood pijnlijk onverdraaglijk, het is geen eindpunt. Er is meer. Er is een verder. Er is een leven bij God dat ons leven en onze dood niet ontkent, maar overstijgt.
Moeten we dat zomaar geloven? Zonder boe of ba? Neen! Dat geloof hangt zomaar niet in de lucht. Reeds nu, in ons leven, ervaren we bij momenten een glimp van eeuwigheid. Vooral in de ervaring van een grote liefde. De beleving van de eenwording in seksuele gemeenschap kan mensen verrukken en in extase brengen. Geliefden kunnen samenzijn ergens in de natuur en hand in hand genieten van een lieflijk landschap in de zonnige zomerlucht en alle zorgen en tijd vergeten. Of in een bepaalde religieuze viering kan je geraakt en ontroerd worden tot in het diepste van je ziel. Of op de palliatieve zorgeenheid kan je een afscheidsgesprek hebben met iemand die je erg dierbaar is en die, met de dood voor ogen, vol rustige overgave en vertrouwen zegt: Ik wist niet dat de dood zo mooi kon zijn.
Het warme geluk, dat je opdeed in al die gebeurtenissen, blijft hangen en verkoelt niet bij de kilte van de dood. Het is net alsof de eeuwigheid uit de voegen van het gewone leven even opduikt. We hebben het besef dat we leven in een groot mysterie dat we niet kunnen omvatten. Als we geloven, krijgt dat mysterie een naam: God, die de oerliefde is, de alles en iedereen omvattende Liefde. Hij is de Grond van onze grond, zoals een dichter het zei. Of zoals de Quakers het zeggen: het gaat om Dat van God in ons. Als het ware een vonk van goddelijk leven in ons.
In ieder geval is ons méér beloofd dan het zomaar vergaan tot stof, dan het verdwijnen in het niets. Maar een leven over de dood heen kunnen we zelf niet tot stand brengen. Zoals het leven zelf en het hele mysterie waarin we leven, wordt ook dat leven over de dood ons geschonken.
Als we belijden dat Jezus verrezen is, belijden we dat Hij nu, na zijn dood, bij God leeft en wel
als de Messias, als de unieke openbaring van de levende, oneindige, eeuwige God. Dat Hij de grootst mogelijke eenwording is met het mysterie God.
Dat verrijzenisleven van Jezus is natuurlijk geen biochemisch leven meer. Het is een leven dat is als het leven van God. We hebben daar geen enkele voorstelling van. Zeker is dat Jezus al tijdens zijn aardse leven helemaal vervuld was van Gods Geest. God leefde in hem. Op de berg Tabor toonde Jezus zijn ware gedaante. Het stillen van de storm op het meer was een teken dat Hij er is als het stormt in ons leven. In de broodvermenigvuldiging gaat Hij ons voor in de zorg om brood voor iedereen. Als Hij vergiffenis schenkt aan tollenaars, prostituees, overspeligen, wetsverachters, toont Hij Gods overvloedige barmhartigheid. Als Hij naar de minste mensen gaat, openbaart Hij Gods onvoorwaardelijke liefde. In zijn bergrede en parabels wil Jezus ons bevrijden van egoïsme en allerlei kwaad.
De tempelreiniging was een gebaar van een onverschrokken profeet, die de durf had de hoogste religieuze instanties uit te dagen. Het laatste avondmaal, met de voetwassing en de Eucharistie, confronteren ons met de nederigste Liefde en het geven van Zichzelf, als het brood van het echte Leven. De kruisdood was de ultieme overgave aan zijn en onze Vader en een uiting van Zijn solidariteit met alle gefolterde martelaars en slachtoffers van barbaarse wreedheid.
De verrijzenis van Jezus is het over de dood heen verdergaan van Gods Liefde die reeds een aanvang nam in Zijn leven. Als wij de Verrezene nemen als de Weg, de Waarheid en het Leven, zullen we ook nu al leven van Gods Liefde die, over de dood heen, verdergaat. Het alleluia-gezang met Pasen drukt deze hoopvolle paasvreugde uit!
Rob Moens, dominicaan, Genk
Inspiratie: Met Christus uit de dood opgewekt
(Kerugma, jaargang 53, nr.2, p. 72-73)
Bron : Preekvandeweek.be
|