Jean
Marc: uw kind Jeanine, ook kankerpatiënte, verlangde andere door
deze gesel getroffen, te helpen.
Wat
kan zij doen om hen te helpen?
Dank
U, God van Liefde en Tederheid.
Vrede
zij u mijn lieve dochter.
Je
hebt groot gelijk, mijn kind, medelijden te hebben met je broers en
zussen die lijden aan een ziekte die het lichaam ondermijnt en wrede
pijnen veroorzaakt.
Mijn
kind het is belangrijk voor allen die door deze kwaal aangetast zijn,
hun toevlucht te zoeken tot mijn goddelijke bescherming door het
dragen van sacramentaliën zoals kruisen, medailles en scapulieren.
Dagelijks
met wijwater het kruisteken te maken en terug te keren tot een
dagelijkse geloofspraktijk, de sacramenten te ontvangen die Ik geef
doorheen mijn Heilige Kerk. Mijn zeer Heilige Moeder te bidden om
genezing.
Het
is hen ook noodzakelijk een evenwichtig leven te leiden en een
gezonde zuivere lucht in te ademen. Het vertoeven in de steden
verbreidt deze ziekte, alsook een gejaagd leven teveel op het
materiële gericht. Er is veel kalmte, stilte en gebed nodig.
Mijn
kind, je moet hen aanmanen zich te bekeren tot een Christelijk
geloofsleven, daar hun ziel meer in gevaar is dan hun lichaam.
Het
is dikwijls in tijden van beproevingen en ziekten dat de zielen
begrijpen dat zij niet voor het bijzonderste hebben geleefd: Het
leven met God, maar voor het leven van de wereld dat voorbijgaand
is.
Ik
geef je dit gebed om het dagelijks te mediteren met groot vertrouwen
en om het door te geven aan hen die door kanker aangetast zijn.
Lieve Vrouw der schone Schelde,
met als woon een wilgenboom,
maak het snoer der levensdagen
tot een glinsterende stroom.
Moeder uit het hemelrijk,
tronend op een Scheldedijk
leer ons blij voor U te zingen
met een ziel vol waterringen.
Lieve Vrouw der schone Schelde,
bij het water en het riet,
bij het ruisen van Uw mantel
klinkt voor U dit Scheldelied.
Moeder uit het hemelrijk,
tronend op een Scheldedijk
leer ons blij voor U te zingen
met een ziel vol waterringen.
Lieve Vrouw der schone Schelde,
maak ons woelig hart tot boot,
laat het vroom en vredig varen
van het leven naar de dood.
Moeder uit het hemelrijk,
tronend op een Scheldedijk
leer ons blij voor U te zingen
met een ziel vol waterringen.
Ten noorden van Beyrouth, op 1600m hoogte, bevindt
zich Beqaa Kafra, het hoogstgelegen dorp van Libanon. Daar is het centrum van
de Maronieten. Het zijn fiere, moedige en gastvrije mensen die sterk gehecht
zijn aan hun christelijke overtuiging.
Sedert vele eeuwen vereren zij de H.Maagd Maria; ze
bidden de Rozenkrans waar ze ook zijn: thuis, op het werk, op het veld. Ze
hebben grote eerbied voor hun priesters. Als een Maroniet een priester ontmoet,
kust hij zijn hand als uitdrukking van eerbied voor hem.
Youssef Anton Makhlouf is op 8 mei 1828 geboren, als
vijfde kind van een arm gezin. Zijn ouders waren zeer vroom en godvrezend,
inzonderheid zijn moeder, Brigitta. Zij vastte dikwijls. Vol genegenheid leerde
zij haar kinderen de geloofswaarheden kennen en bracht ze elke avond samen voor
het gezinsgebed. Ze ontbrak nooit in de dagelijkse H.Mis. Voor haar was dit het
steunpunt van de dag. Ze ging ernaar toe met haar jongstgeborene in de armen.
Toen hij amper drie jaar was verloor Youssef zijn
vader. Deze stierf in de oorlog. Er was toen een invasie van Libanon door de
troepen van de Egyptische Ibrahim Pacha. Tanios, een oom aan moeders kant,
hoewel hij hard moest werken voor het onderhoud van zijn eigen gezin, deed zijn
best om zijn zuster en de weeskinderen te helpen. Enkele jaren later besloot
Brigitta opnieuw te huwen. Lahoud, de tweede man van Brigitta was zeer vroom.
Hij nam het welzijn van het gezin ter harte. Hij droomde ervan priester te
worden. Hij sprak erover met zijn vrouw. Zij stemde in. Na zijn studies werd
hij priester gewijd. De orthodoxe godsdienst laat immers toe dat gehuwde mannen
priester worden.
De jonge Youssef koesterde onmiddellijk genegenheid
voor zijn stiefvader Lahoud. Toen deze priester werd kreeg hij de naam pater
Dominicus. Hij nam het kind met zich mee overal waar hij ging om de mensen te
helpen.
Als hij oud genoeg was werd hij zijn koorknaap en
diende hem als hij de H.Mis opdroeg. Naast de dorpskerk werd er een school
opgericht waar de jongens leerden lezen en schrijven, de H.Mis dienen en ze
leerden er ook de H.Mis helemaal te zingen.
Naast zijn studies, moest de jonge Youssef de dieren
hoeden en hij werkte op het veld. Zijn moeder leerde hem te bidden met het
hart, maar ook bidden in de eenzaamheid. Hij nam de gewoonte zich terug te
trekken in een grot, waar hij alleen was en waar hij bad voor een beeldje van
O.L.Vrouw dat hij daar verborgen had. Aan de H.Maagd sprak hij zijn verlangen
uit om in het voetspoor te treden van zijn twee ooms van moeders zijde,
Augustin en Daniël die monniken en asceten waren. Vaak bracht hij hun een
bezoek in het klooster en bad er met hen. Hij bewonderde hun leven van
onthechting en volkomen overgave aan God.
Mariam, een jong meisje uit de buurt en zelfs een
verre verwante van Youssef, werd verliefd op hem. Hij was mooie, rijzige jonge
man. Soms volgde ze hem ongemerkt tot aan de grot en sloeg hem gade terwijl hij
in gebed verzonken was. In stilte leed ze eronder dat hij zo onthecht was aan
het wereldse. Ze begreep dat hij zijn liefde enkel aan God zou geven. Het jonge
meisje had de echte betrachting van Youssef begrepen.
Op de leeftijd van drie en twintig jaar verliet
Youssef zijn huis,s nachts in het geheim, zich bewust dat zijn omgeving niet
opgetogen zou zijn met zijn keuze. Zijn stiefvader en zijn oom rekenden op hem
voor het werk op het veld en zijn moeder had twijfels in verband met zijn
roeping. Mariam hield van hem en zijn broers en zussen verkozen dat hij bij hen
bleef.
Om die reden nam Youssef afscheid van hen in de stilte
van zijn gemoed. Zonder dat iemand het wist, ondernam hij een verre tocht naar
het heiligdom van O.L.Vrouw van Mayfoug. Hij had besloten daar zijn eerste
jaren noviciaat te doen.
Na enige ontreddering wegens het plotse vertrek van
Youssef, gingen zijn oom Tanios en zijn moeder naar het klooster van Mayfoug om
hem te overreden naar huis terug te keren. Maar dit bleek vergeefse moeite. Hij
wilde monnik worden. Tenslotte zei zijn moeder: Als je een slechte monnik wil
worden, kom dan direct naar huis! Maar als je roeping van God komt, word dan
een heilige.
De jonge man was echter meer dan ooit overtuigd van
zijn levenskeuze. Hij bleef in het klooster en kreeg de naam Charbel. Die naam
verwijst naar een martelaar uit de tweede eeuw. Om God nog beter te dienen en Zijn
Wil te doen, wijdde hij zich nog meer aan gebed en vasten, aan gehoorzaamheid
en versterving. In het klooster deed hij alle taken met nederigheid en
tevredenheid: hij waste de kleren, maakte sandalen, bewerkte en bemestte het
veld.
Na dit eerste jaar noviciaat, vast besloten om dit
leven van onthechting voort te zetten, begaf de jonge Charbel zich naar het klooster
van de heilige Maron (behoeder van de katholieke orthodoxie). Hij deed er zijn
eeuwige geloften. Hij begon toen uitsluitend binnen de kloostermuren te leven.
Het was aan vrouwen niet toegelaten er binnen te komen, zelfs niet aan
familieleden. Zo kwam Brigitta, zijn moeder op zekere dag naar het klooster op
bezoek bij haar zoon.
Maar ze kreeg hem niet te zien. Ze kon enkel zijn stem
van achter de tralies horen en zei hem:
Mijn jongen, wat doe je? Steek je je weg voor mij?
Moeder, antwoordde Charbel, als God het wil, zullen
we mekaar ontmoeten in de eeuwigheid en we zullen voor altijd verenigd zijn.
Zijn leven als kluizenaar.
Na zijn theologiestudies in het klooster van St
Kobrianous en St Justin te Kfifan( Batroun), werd Charbel op 23 juli 1859 te
Bkerkg priester gewijd.
Toen hij naar de stad Annaga werd gestuurd, kwamen
alle familieleden en veel mensen uit zijn dorp daarheen.
Zij ontvingen er zijn zegen. Zo kwamen ook zijn oom
Tanios en zijn oude moeder daar naartoe. Ook Mariam die intussen gehuwd was en
vele anderen. Ze kusten zijn hand vol eerbied en vroegen hem naar het dorp te
komen en er de H.Mis op te dragen. Maar hij weigerde. Hij was er zich van
bewust dat de monnik die zijn klooster verlaat, het risico loopt de onthechting
aan de voormalige levenswijze te schaden.
Vanaf die dag begon de monnik Charbel steeds meer
ascetisch te leven.
Onder leiding van zijn geestelijke leidsman, pater
Hardini, wijdde hij zich aan de studie van de Heilige Schrift om zo te groeien
in heiligheid.
Hoe meer hij afstand nam van het leven, hoe meer zijn
innerlijk leven groeide in eenheid met God.
Dit alles ging niet vanzelf. De duivel, de eeuwige
vijand van de mens, kwelde hem voortdurend. Maar hij doorstond de pijnen,
zuchtend en op de tanden bijtend. Wanneer de aanval van Satan voorbij was,
herwon hij ogenblikkelijk zijn serene, onthechte ingesteldheid.
Charbel leidde een steeds ascetischer leven.
Hij werd een voorbeeld van armoede.
Hij droeg de meest versleten kledij, altijd dezelfde:
s zomers en s
winters, ondanks vaak bittere koude.
Hij had beslist nooit vlees te eten.
Voor zichzelf koos hij het meest aangebrande voedsel,
de minderwaardige vruchten. Op het veld deed hij het lastigste werk. Wanneer
hij geld ontving om H.Missen op te dragen, gaf hij het onmiddellijk af aan zijn
oversten, zonder zelfs te weten wat hij gekregen had. Hoewel hij voortdurend in
de stilte leefde, in onthechting aan de wereld, kende men hem als een iemand
die vol respect en liefde voor de medemens was.
Wanneer hij biecht hoorde, bleek dat hij de gave had
om in de harten van de mensen te zien. Hij gaf strenge penitenties voor het
herstel van de zonden, terwijl hij de biechteling met respect en liefde hielp
om zijn levensstijl tegenover God en de naaste te verbeteren.
Zekere dag werd Charbel opgeroepen bij een zieke
knaap. Hij begreep onmiddellijk dat het levenseinde van de jongen nabij was.
Hij nam zijn biecht af en bereidde hem voor om sereen in Gods barmhartige
Liefde te sterven.
Naar verluidt heeft Charbel een andere jongeman genezen
van typhus.
Bij een brutale aanval van de Turken werden 14.000
christenen samen met hun priesters gemarteld en gedood. Charbel was toen nog
maar pas priester gewijd.
Urenlang bleef hij geknield voor het tabernakel,
bewegingloos, om God te bidden om hulp voor zijn volk. Hij smeekte de H.Maagd
Maria om voorspraak bij haar Zoon om Libanon te redden.
Zijn toewijding aan de Moeder Gods was bekend.
Vaak zei hij : Als je wil dat je ziel gered wordt,
bid dan tot de H.Maagd Maria opdat Zij voor jou ten beste spreekt.
Zij zal je heil waarborgen.
Na zestien jaar kloosterleven met de andere monniken,
vroeg Pater Charbel de toelating om afgezonderd als kluizenaar te leven. Dit
werd toegestaan.
Gedurende 23 jaar leefde hij in onthechting, strijdend
tegen de zonde en tegen elke gedachte die niet op God was gericht.
Hij at slechts éénmaal per dag en at slechts één soort
voedsel tegelijk. Hij gebruikte geen vlees noch fruit.
Hij sliep ongeveer drie à vier uren per nacht op een
schamele strozak op de grond; een houtblok diende als hoofdkussen. Hij kreeg
toelating om in zijn cel slechts over een kan met water te beschikken. Tijdens
zijn kluizenaarschap ging hij door met eenvoudige en lastige handenarbeid. Hij bad
veel. Om 11u , elke dag, droeg hij de Heilige Mis op. Die duurde drie
uren.Daarna gebruikte hij zijn armoedige maaltijd. Als hij iets moest zeggen
aan zijn confraters, sprak hij op gedempte toon en met weinig woorden. Hij
stapte in stilte, met neergeslagen blik, terwijl hij de Rozenkrans of andere
gebeden bad.
Hij was groot van gestalte, mager, waardig, zwijgzaam
en hij straalde vrede en liefde uit. Zij die hem ontmoetten in zijn eenzame
leven werden vaak tot tranen toe bewogen. Pater Charbel was erin geslaagd om al
wat niet van God kwam uit zijn hart te bannen. Zelfverzaking, Armoede enGehoorzaamheid waren in hem vlees en bloed
geworden. Terwijl hij naast zijn confraters werkte, leefde hij in een sfeer van
stilte en ingekeerdheid.
Een paar kleine anekdotes illustreren enkele facetten
van zijn levensstijl.
Op zekere dag kwam zijn broer op bezoek.
Hij belt aan het portaal en van achter de deur hoort
hij de stem van een monnik die vraagt wat hij verlangt. Ik kom mijn broer ,
pater Charbel, bezoeken. Wacht even, ik ga vragen of je hem mag ontmoeten.
Pater Charbel ging bij zijn overste en vroeg hem of hij zijn broer mocht
ontvangen.
De overste stemde in, tegelijk was hij even verrast
over die verregaande nederigheid en gehoorzaamheid. Pater Charbel kwam terug,
liet zijn broer binnenkomen en stelde hem twee korte vragen: Hoe gaat het met
de ganse familie? En beleven jullie de geboden van God? Hiermede was het
onderhoud afgelopen.
De kluizenaar gebruikte ook niet veel woorden als
andere monniken hem kwamen bezoeken. Hij ontving hen met een glimlach die hun
welkom betekende en zonder verder omhaal stak hij hun de biografie van een
heilige in handen. Daarna wees hij hun een passage aan die ze moesten lezen als
spirituele aansporing voor de bezoekers en voor hemzelf. Bij het einde van deze
lezing deed hij hen uitgeleide zonder één woord toe te voegen aan de tekst die
ze hadden gelezen.
Verscheidene mensen kunnen getuigen dat Pater Charbel
nooit een dier heeft gedood, zelfs niet als het om gevaarlijke dieren ging. In
de wijngaard van het klooster vonden de monniken eens een grote giftige slang.
Tevergeefs trachtten ze het dier te doden dat zich verweerde en hen bedreigde.
Vol schrik riepen zij de kluizenaar te hulp. Hij kwam, stond recht tegenover de
slang en terwijl hij zijn wijsvinger vooruit richtte, zei hij op kalme toon:
Verdwijn van hier! de slang kronkelde even en kroop weg in de richting die hij
had aangewezen!
Dit gebeurde volgens de manier van denken van de
heilige. Het behoort mij niet toe, maar alleen God, de Schepper, om al dan
niet een slang van het leven te beroven.
Maar wat gedaan met de sprinkhanen die in het verleden
het graan hadden opgegeten en die hongersnood brachten voor duizenden
Libanezen? En nu waren ze er terug; met miljoenen, om alles ineens te
verwoesten.
De overste van de kluizenarij, die vaststelde dat de
lucht verduisterde door de miljoenen dreigende insekten, vroeg aan Pater
Charbel onmiddellijk water te wijden. Hij wijdde het. Men liet de boeren ervan
nemen om hun velden te besprenkelen.
Overal waar dit wijwater werd gebruikt waren de velden
gered. Later hebben de bewoners van de nabij gelegen dorpen de gewoonte
aangenomen wijwater van de Kluizenarij te gebruiken om ongedierte ( ratten,
vossen) en ook muggen en andere schadelijke insekten te verdrijven.
Bij de christenen en de moslims was het vertrouwen in
de macht van de wonderdoener, pater Charbel, zeer groot.
De genezing van een gevaarlijke mentaal zieke toont
dit aan. Met veel moeite en met de hulp van verscheidene sterke mannen werd de
zieke man tot aan de ingang van het klooster gebracht. Toen ze daar aankwamen
was hij woest, hij beet, hij sloeg en schreeuwde en wou niet naar binnen. Maar
toen de rijzige gestalte van de Kluizenaar aan de deur verscheen, knarsetandde
de gekke man en hij snakte naar adem. Daarna werd hij rustig en liet zich naar
de kapel leiden waar pater Charbel het Evangelieboek op zijn hoofd legde. Hij
las er een bladzijde uit voor en de man was volkomen genezen.
Dit zijn slechts enkele korte gegevens uit de vele
buitengewone voorvallen uit het leven van de heilige Charbel. Hij ontsliep op
24 december 1898 s avonds.
Acht dagen voordien bevond hij zich in de ijskoude
kapel en bad er geknield als voorbereiding op de H.Mis. Niet zonder moeite
besteeg hij het altaar en begon de H.Mis.
Tot tweemaal toe viel hij bijna op de grond.
Bij het omhoogheffen van de kelk moest pater Makarios
hem komen helpen. Een beroerte had de Kluizenaar getroffen.
De laatste week van zijn leven lag hij vol pijn op een
strozak op de grond. Ondanks het lijden en met de dood voor ogen, bad hij
zonder ophouden. Hij weigerde versterkend voedsel en wilde trouw blijven aan
zijn vroegere gelofte. In de heilige nacht even voor Kerstmis, na het sacrament
van de zieken te hebben ontvangen, is hij gestorven om voor eeuwig in Gods Liefde
opgenomen te worden.
Wenend droegen zijn medebroeders zijn lichaam op hun
schouders. Stappend doorheen de tuin die met een laagje verse sneeuw was
bedekt, brachtenze hem binnen in de
ijskoude kapel. Ze legden hem vóór het altaar en staken vier kaarsen aan.
Bevend van de koude en helemaal verkleumd, hielden ze de hele nacht de wake bij
de afgestorvene, terwijl ze zich afvroegen hoe pater Charbel het had gekund om
talloze uren geknield voor het tabernakel te blijven bidden in deze ijskoude
kapel, ook tijdens de voorbije drieëntwintig barre winters.
s Anderendaags wikkelden zij het lichaam in een laken
en begroeven het, zonder kist, in de grond van het kerkhof van Annaga, dat aan
de kluizenarij paalt. Vijf maanden later werd een schitterende lichtstraal
gezien tussen de begraafplaats van Pater Charbel en de kapel. De overste was
hierover niet verbaasd. Hij wist dat pater Charbel reeds tijdens zijn leven een
heilige was. Hij gaf opdracht het lichaam te ontgraven.
Tot ieders verbazing bleek het lichaam ongeschonden.
Het laken was doordrenkt met een rooskleurig vocht dat
op bloed geleek. Het leek alsof pater Charbel niet dood was, maar ingeslapen.
Het lichaam was niet stijf maar soepel en beweeglijk alsof hij levend was. Ze
trokken hem verse kleren aan. Kort daarna waren die kleren ook doordrenkt met
hetzelfde eigenaardige vocht. Deze feiten konden niet onopgemerkt of
onbesproken blijven. Weldra kwamen de mensen van overal toegelopen.
Er volgden toen tal van genezingen en duizenden
bekeringen, en dit niet alleen bij de christenen.
Teneinde het lichaam te onttrekken aan de soms
opdringerige mensen, legde men het in een graf, ditmaal niet in de grond, maar
in een stenen graf. Kort daarop begonnen de wanden van het graf bloederig zweet
af te scheiden.
In 1927 werd een nieuwe opgraving bevolen. Opnieuw
vond men een ongeschonden lichaam, soepel, dat hetzelfde mysterieus vocht
afscheidde. Vanuit het klooster zond men een brief aan Paus Pius XI met verzoek
tot zaligverklaring van Pater Charbel. Toen werd hij een derde maal begraven in
een nieuwe graftombe.
Er werden talrijke genezingen door toedoen van de
heilige uit Libanon vastgesteld. We staan even stil bij twee gevallen die met
het oog op de zaligverklaring door de geneesheren nauwgezet onderzocht werden.
Het eerste geval betreft de plotse genezing van zuster
Marie Abel Kamani. Door een landurige ziekte kon ze zich enkel in een rolstoel
verplaatsen. Nadat ze het vocht dat door de stenen wand van het graf naar
buiten drong, had aangeraakt, was zij in staat uit haar rolstoel op te staan.
Al 14 jaar leed zij aan de maag. Haar pancreas, blaas en nier waren
aaneengekleefd en werkten bijna niet.
Ze moest dikwijls overgeven en ze was graatmager. Haar
rechter arm was verlamd. Ondanks twee operaties voelde ze dat ze weldra zou
sterven. Maar nadat ze het vocht op de wand van het graf van Pater Charbel
had aangeraakt, was ze ineens helemaal genezen. Toen de klokken luidden om dit
heugelijk feit te verkondigen , was er ook een moslim naar de kerk gekomen; hij
verklaarde meteen dat hij christen wilde worden.
Er was ook een Egyptenaar die de genezen zuster
aansprak.
Hij zei:uw genezing heeft me teruggebracht tot het
christendom. Eigenlijk was ik naar hier gekomen om te genezen van mijn doofheid,
maar God heeft mij geestelijk licht gegeven.
De andere genezing betreft de heer Iskander Obeide die
opnieuw kon zien nadat hij het graf van de heilige had bezocht. Nadat hij uit
één oog blind was geworden, had hij vaak tot de heilige Charbel gebeden. Deze
verscheen hem s nachts in een droom en zegde hem zich naar zijn graf te
begeven. Hij zou pijn voelen maar ook genezen. Toen hij daar aankwam, voelde
die man een brandende pijn in zijn oog; en toen hij zijn oog opende kon hij
opnieuw zien.
Het nieuws over de buitengewone genezingen en
bekeringen van vele mensen die het graf van Pater Charbel bezochten, ging tot
ver over de grenzen van Libanon. Steeds meer mensen gingen er op bedevaart om
meer van zijn leven te weten te komen en om zijn voorspraak te bekomen. Een jong
meisje, Hosn Mohair had van toen ze nog klein was een been dat 5 à 6 centimeter
korter was dan het andere. Hierdoor liep ze erg mank. Ze begaf zich naar Annaga
en bracht wijwater en wat aarde, die ze nabij het graf van de heilige had
genomen, mee naar huis. Met dit water en die aarde begon ze haar gebrekkig been
te masseren. Haar verwanten probeerden haar daar vanaf te brengen omdat ze na
verloop van enkele dagen geen enkelresultaat bespeurden. Maar het meisje was zo gedreven door een vast
vertrouwen dat ze doorzette.... en stilaan werd het gebrekkige been langer tot
het even lang was als het andere. De overheidspersonen van het dorp die tot de
Druzen behoorden, kende haar persoonlijk. In 1950 verstrekten zij beëdigde
verklaringen om dit wonderbare feit te bevestigen.
In de jaren 1950 werd het graf meerdere malen geopend.
Eminente specialisten onderzochten het lichaam. Na meer dan een halve eeuw bleek
het nog onaangetast.
Er was geen enkel spoor van ontbinding en het was
bedekt met een rooskleurig vocht, wat medisch onverklaarbaar was.
Veel mensen die naar het graf kwamen werden genezen,
niet alleen fysisch maar ook spiritueel.
Het nieuws over de talrijke mirakelen verspreidde zich
als een lopend vuurtje. Er bestaat ook een miraculeuze foto. Deze kwam er
tijdens één van de verschijningen van de heilige Charbel. Op die wijze kregen
de komende generaties een duurzaam portret van de heilige.
Heden ten dage komen er vele duizenden mensen op
bedevaart naar het graf van de H.Charbel.
Zijn buitengewoon voorbeeld moge ons aansporen tot
meer godsvrucht en vertrouwen in O.L.Vrouw en tot een blijmoediger leven in de
Wil van God.
We vieren de heilige op 24 juli, de noveen begint op 15 juli, en 15 december u kunt het noveengebed hier dag na dag volgen, beveel al uw gekende zieke mensen aan en vertrouw op genezingshandelingen.
«De Boodschap is een stroom van liefde over de wereld. Ze is de weg voor de besluiteloze, voor hen die gebukt gaan onder de huidige tegenstrijdigheden, ze is de vertroosting voor de gekwetste harten die in de geweldige beroering van deze tijd vereenzaamd zijn.” (23.7.68)
Wat is het doel van de Boodschap?
Jezus tot Marguerite
“ Ziehier het doel van mijn Boodschap: grondiger kennis van mijn liefde voor de mensen. Wat Ik vraag: offers, gebeden,verstervingen; levendiger Maria-verering; ijver voor de rozenkrans die overal dient hervat” ( 29.1.67)
Moet men deze Boodschap aanvaarden?
Jezus tot Marguerite
“Voorwaar Ik zeg u: de wereld blijft vrij ze aan te nemen of te weigeren. Ze zal de gevolgen van haar keuze op zich nemen” (18.7.67)
Wat zal de Boodschap teweegbrengen?
Jezus tot Marguerite
“De Boodschap ontsluit de harten voor de liefde en voor de kennis van een God die verliefd is op zijn schepselen.” (5.5.70)
Komt deze Boodschap werkelijk van Jezus?
Jezus tot Marguerite
“Ik ben de auteur van deze geschriften, Ik ben degene die ze ingeeft. Twijfel daar niet aan. Wie zou u nu op dit ogenblik durven bedriegen?”(24.3.66)
Waarom een legioen kleine zielen?
Jezus tot Marguerite
“Omdat Ik goed en barmhartig ben hou Ik meer rekening met het goede dat men doet dan met het kwade dat men mij aandoet.
Mijn gerechtigheid wijkt graag voor mijn barmhartigheid. Ziedaar waarom Ik een leger kleine zielen verlang, die zich innig verenigd tussen mijn gerechtigheid en de zondaars zullen opstellen onder de hoede van mijn Koningin-Moeder” (20.7.67)
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Wenst u De Boodschap in boek te lezen, mail me dan even en ik antwoord U op welke adressen U deze kunt aankopen. Vermeldt tevens da gewenste taal De Boodschap is in verschillende talen beschikbaar. If You want to read The Message as a book, sent me a mail , I answer you with the address where to buy. Please indicate which language You wish, The Message is available in different languages. En cas Vous voulez lire Le Message comme un livre, envoi moi un petit mail, et je vous réponds ou vous le pouvez acheter. Le Message est disponible en plusieurs langues.