Welzalig wie de rechte wegen gaan wie in de regels van Gods wijsheid treden Zalig wie zijn getuigenis verstaan, van ganser harte zoeken naar zijn vrede. Geen onrecht en geen dwaling lokt hen aan, De weg der zondaars wordt door hen gemeden.
Gij hebt ons hart uw orde opgelegd, opdat wij die met ijver onderhouden. Ach, ging ik toch de wegen van uw recht, dan stond ik niet beschaamd, als ik vertrouwde op wat Gij in uw liefde tot mij zegt, als ik de schoonheid van uw wet aanschouwde.
De wet, o Heer, die Gij aan mij beveelt, Is als een lied mij, als een spel van snaren, dat in den vreemde troostend mij omspeelt. Ik loof uw naam in nacht en in gevaren, Uw trouw hebt Gij, o Heer, mij toebedeeld, omdat ik uw geboden blijf bewaren.
Ik ben de uwe, Heer, uw bondgenoot, verlos mij toch, ik leef naar uw besluiten. De goddelozen haken naar mijn dood, maar uw verbondstrouw zal hun opzet stuiten. Aan alles komt een eind, hoe schoon, hoe groot, maar, Heer, uw wet gaat elke grens te buiten.
Uw woord is als een lamp een helder licht, een schijnsel op mijn pad, een eeuwig baken dat in de duisternis mijn schreden richt. Ik zwoer en ik begeer het waar te maken, dat ik zal wandlen voor uw aangezicht, dat ik uw recht zal roepen van de daken.
Wat Gij beloofd hebt, is in eeuwigheid mij tot een deel en erfenis gegeven waarin mijn ziel zich dag aan dag verblijdt. Uw wet, o Heer, staat in mijn hart geschreven, uw wil doen is mijn lust te allen tijd, U te beminnen is geheel mijn leven.
Heer, ondersteun mij, geef mij vaste grond, laat uw beloften heel mijn leven schragen. Beschaam mij niet, ik hoop op uw verbond, bevestig mij, dat mij verlossing dage. Als Gij mij steunt, zal ik te allen stond de vreugde van uw wet in t harte dragen.
Bron: Zingt Jubilate 550
|