Tegels zetten is nou typisch een klusje dat iedereen die een beetje handig en secuur is best zelf kan. Maar ken je grenzen.
Als je een dure tegelvloer hebt gekocht is het verstandig die te laten leggen door een vakman. Een ongelijke vloer geeft geheid jaren van irritatie. Maar in de bijkeuken of garage kan iedereen zich uitleven.
Stap 1: Tegelklaar oppervlak
* Controleer met een rechte lat op verschillende punten of het oppervlak echt vlak is. Scheuren kun je vullen met tegellijm. Als het oppervlak erg onregelmatig is, dan zal de wand opnieuw gestuukt moeten worden of de vloer geëgaliseerd.
* Maak het oppervlak schoon met een ammoniakoplossing. In de badkamer moet de muur behandeld zijn met een vochtisolerend middel. Muren die erg zuigen (gipswanden bijvoorbeeld) kun je het beste te lijf gaan met een voorstrijkmiddel. Anders wordt er teveel vocht uit de lijm gezogen en zal deze slechter hechten.
Stap 2: Meten
* Bepaal de positie van de tegels.
* Bij een te betegelen muur doe je dat door een rij tegels op de vloer tegen de muur te zetten. Houdt rekening met de voegen. Zorg ervoor dat de ruimte aan de zijkanten even groot is, liefst groter dan een halve tegel.
* Bij tegels tot aan het plafond kun je het beste onderaan met een hele tegel beginnen en alleen boven een passtuk snijden. Terwijl je bij een tegels tot borsthoogte altijd eindigt met een hele tegel.
* Zet bij een te leggen tegelvloer vanuit de plaats waar de eerste hele tegel komt te liggen, een haakse hoek uit. Hiervoor gebruik je een winkelhaak.
Stap 3: Leggen
* Snijd de tegels voor de zijkanten op maat.
* Breng met een lijmkam tegellijm aan op een oppervlakte van ongeveer 1 m2. Voor muren kun je kant-en-klare lijm gebruiken. Die is wel duurder dan poeder, maar hij droogt minder snel waardoor je langer de tijd hebt om te corrigeren. Voor vloertegels is deze lijm niet aan te raden. Gebruik in badkamers watervaste lijm. Deze lijmen hebben een hoge elasticiteit. Druk de tegels er met een schuivende beweging in. Wees niet te royaal met de lijm, want dan kunnen de tegels gaan zakken.
* Denk er aan dat je bij het leggen van een vloer, de laatste tegel legt bij een uitgang. Over de nog natte vloer lopen is namelijk funest. Tegels zullen er door wegzakken in de lijm en andere verdrukken.
Stap 4: Afwerken
Wacht totdat de lijm goed is uitgehard, 48 uur is aan te raden. Daarna kunt u de voegen vullen met het voegmiddel. Dit doe je door het voegmiddel met een voegspaan of een rubbertrekker in de voegen te wrijven. Beweeg de spaan of de trekker diagonaal over de tegels.
Laat het voegmiddel twintig minuten tot een half uur intrekken.
* Maak het oppervlak schoon met een vochtige spons en vervolgens droog met een doek.
VEEL GEHOORDE VRAGEN
Kunnen tegels ook op een houten vloer gelegd worden?
Laat eerst door en bouwkundige berekenen of de vloerbalken het gewicht van de tegels kunnen hebben. Zo niet, dan kunnen de balken eventueel ondersteund worden. Dat gebeurt wel door diagonaal op de houten vloer een ondervloer van triplex te leggen. Daarop kan de tegelvloer dan gelijmd worden. Liefst met een lijm die flexibel blijft zodat werking van de vloer opgevangen kan worden. In dit soort gevallen is het dus aan te raden experts in te schakelen.
Wanneer lijm je een tegel en wanneer gebruik je specie? Het leggen in specie kan een mooier resultaat opleveren dan lijmen. Maar specie is wel duurder. Bij tegels die mooier zijn om zonder voeg, dus koud tegen elkaar, gelegd te worden kan lijmen een heel goede optie zijn. Lijmen gaat sneller maar vraagt wel een vlakkere ondergrond. Dat komt omdat onregelmatigheden van de ondergrond met een beetje meer of minder specie op te vangen zijn, met lijm lukt dit niet.
Wat is het verschil tussen wand en vloertegel?
Wandtegels zijn meestal dunner dan vloertegels. Ze zijn daarom ook niet geschikt om op de vloer te gebruiken. Vloertegels kunnen overigens wel op de wand worden gebruikt.
VLOERVERWARMING
Voordeel van een tegelvloer is dat je er vloerverwarming onder kunt leggen. Dit type verwarming kent een aantal voordelen:
Het is onzichtbaar je hoeft bij je inrichting geen rekening te houden met storende radiatoren.
Vloerverwarming geeft warmte die voor meer dan zestig procent bestaat uit stralingswarmte. Deze warmte wordt als veel behaaglijker ervaren dan convectiewarmte.
OPTISCHE EFFECTEN
Het is helemaal in om je tuin bij de woonkamer te betrekken. Je krijgt een mooi effect om dat te doen door binnen en buiten dezelfde tegels te gebruiken.
De woonkamer lijkt dan door te lopen in de tuin en andersom. Natuurlijk moeten de tegels die je hiervoor gebruikt, vorstbestendig zijn. Let wel op met deze tegels. Als je ze buiten toepast in een verkeerde specie kunnen ze alsnog kapot vriezen omdat de specie door de temperatuursverschillen krimpt en uitzet.
Door het combineren van grote tegels en minder voeg, lijkt de ruimte groter.
Een diagonaal gelegde tegelvloer kan ruimtelijk werken. Maar blijf als je hiervoor kiest wel consequent en zet de diagonale lijn door in je inrichting. Anders kan het resultaat onrustig en storend zijn. Bij een diagonale tegelvloer heb je 8 procent extra tegels nodig, boven een al aan te houden marge voor het versnijden.
In tegenstelling tot wat weleens wordt gedacht, kunnen grootformaat tegels het heel goed doen in kleinere ruimtes. Doordat er weinig voegen te zien zijn lijkt de ruimte groter dan wanneer er voor een kleinere tegel gekozen was.
Omgekeerd geven kleine tegels en mozaïeken een grote badkamer een intiemer karakter. In veelbadkamers wordt tot borsthoogte getegeld en wordt daarboven stucwerk toegepast. In een kleine badkamer is het te overwegen om tot het plafond door te tegelen. Dat geeft optisch een groter effect, vooral als je voor een grotere tegel kiest. Bijkomend voordeel is dat dergelijke muren weinig onderhoud vergen. Een bijzonder effect krijg je door mozaïektegels met een smalle voeg te zetten. De muur krijgt dan een soort marmer effect.
ENKELE TIPS
Koop altijd 10 procent meer tegels dan je nodig denkt te hebben. Deze marge vangt het breuk- en snijverlies op. Wil je de vloer diagonaal leggen, heb je automatisch meer snijverlies. Houd dan rekening met 15 procent meer tegels.
Wanneer men de voegen laat dooropen van de ene kamer naar de andere heeft men tevens ook meer snijverlies (dikte van de muren)
Daar bovenop is het handig om nog één extra pak te nemen. Die bewaar je om bijvoorbeeld toekomstige beschadiging op te vangen.
Denk hoe kleiner de tegels hoe meer voegen er zijn (dus minder tegels)
Houd bij wandtegels een voegbreedte aan van ongeveer 4 mm.
Bij vloertegels geeft een voegbreedte van gemiddeld 6 à 7 mm het beste resultaat.
Een handig hulpmiddel bij tegelzetten zijn de tegelkruisjes, die je op de kruising van 4 tegels zet en daarmee precies op de goede afstand houdt. Nadeel van de kruisjes is dat je ze na het voegen vaak blijft zien. Door ze met maar één punt, dus rechtop, tussen twee tegels te drukken, geven ze nog steeds de goede afstand aan, maar zijn ze ook weer gemakkelijk te verwijderen.Bij wandtegels kan meen een koord gebruiken om een gelijke afstand te verkrijgen tussen de tegels
Ruwweg kan je stellen dat je bij een bepaalde grootte van tegel x stuks nodig hebt voor één m2:
Aanbranden: behandelen van het oppervlak van een vloer of wand met een dunne cementpap om een goede hechting te krijgen met de specielaag.
Aanpasbaar bouwen: een huis zo ontwerpen dat het later op relatief eenvoudige en goedkope wijze is aan te passen.
Aantrede: de horizontale afstand van de voorkant van een traptrede tot de voorkant van de volgende trede.
Aardlekschakelaar: schakelaar die de stroom automatisch uitschakelt bij gebreken aan in gebruik zijnde elektrische apparaten.
Ademen: het doorlaten van waterdamp van een materiaal.
Afreien: het egaliseren van een wand of vloer door middel van een rechte lat.
Afkrijten: aantasting van een toplaag van verf waardoor die poederachtig wordt.
Afschot: schuin verloop van vloeren, daken, leidingen, goten, enz. om water snel af te kunnen voeren.
Afwerkvloer: vaste, tijdens de bouw gemaakte afwerklaag op de constructievloer, meestal bestaande uit een zandcementlaag. Niet te verwarren met de vloerafwerking: parket, linoleum, tapijt, tegels, enz.
Alkydverf: dekkende verf met terpentine als oplosmiddel en alkydharsen als bindmiddel.
Anhydrietvloer: gietvloer waarbij een bindmiddel op basis van calciumsulfaat is gebruikt in plaats van cement.
Armatuur: geheel van lampfitting, kap en elektrische aansluiting.
B-2 blokken: in vele maten leverbare lichte betonblokken.
Balklaag: stelsel van horizontale balken ter ondersteuning van vloerplanken of -platen, zolderverdiepingen enz.
Bebording: planken, dakbeschot of ander materiaal onder de dakbedekking.
Behakken: bewerken van een steenachtige ondergrond door hakken.
Berapen: het vlak maken van gemetselde muren met mortel.
Beschieten: het bekleden van een wand, bijvoorbeeld met schroten.
Bestek: volledige omschrijving van een te maken bouwwerk, inclusief de materiaalkeuze, de uitvoeringsvoorwaarden, de opleveringsdatum en de prijs met alle voorwaarden en voorschriften die daarbij van belang zijn. Het bestek kan met de bestektekeningen de basis vormen van het contract tussen opdrachtgever en aannemer.
Betonrot: schade aan betonconstructies, vaak door slechte uitvoering, invloed van het milieu of gebrek aan onderhoud. De roestende wapening drukt het beton uit elkaar.
Betonskeletbouw: draagconstructie (vloeren, wanden en kolommen) is uitgevoerd in gewapend beton. Het skelet wordt ingevuld met gevelvulling en wanden van niet dragend materiaal.
Bimsbeton: lichte betonblokken voor scheidingswanden.
Bint: zware balk.
Bitumineus: teerachtig. Heet teer dat wordt gebruikt bij het waterdicht maken van platte daken.
Bladlood: rollen lood die gebruikt worden als waterkeringen in muren en boven kozijnen.
Blauw gepleisterd: glad pleisterwerk van gips, bestemd voor verdere afwerking met bijvoorbeeld behang. Boeiboord: betimmering of beplating langs een dakrand of goot. Boerenvlecht: metselwerk dat topgevels afdekt.
Borstwering: muur onder een raam of dichte onderkant van een deur met glas.
Boordselplank: plank waar men de hanggoot aan kan bevestigen
Bouwtechnische eigenschappen: de eigenschappen die bepalend zijn voor de gedragingen van een materiaal wat betreft de sterkte, de stijfheid enz.
Bovenlicht: een raampje dat open kan, of vast gescheiden glas dat zicht boven een deur of raamkozijn bevindt.
Bouwmuur: muur tussen twee huizen waar de vloeren op of in rusten.
Bouwvak: onder het woord bouwvak vallen alle beroepen die bij de realisering van een bouwproject komen kijken.
Breedplaatvloer: betonplaten voor verdiepingsvloeren.
Broekpan: waar de nokpan overgaat naar de noorderbomen(zadeldak)
Buigijzer: instrument waarmee de loodgieter koperen buizen buigt.
Dagkant: de binnenbegrenzing van een opening. In een gevel wordt het ook wel negge of kantelaaf genoemd.
Dagmaat: de afmetingen tussen de binnenkanten van een frame, deur, raam enz.
Dakbeschot: winddichte betimmering of beplanting, al dan niet voorzien van isolatie. Hierop rust de dakbedekking of de pannenconstructie.
Dakdoorvoer: waterdichte passende plaat met pijp in de dakbedekking voor de ventilatie- en rookkanalen.
Dakkapel: verticaal raamkozijn in een schuin dak, voorzien van een eigen dak en van zijwanden ('wangen').
Daklijst: geprofileerde lijst langs de dakrand ter versiering van de gevel.
Dakopstand: verhoogde rand rondom een plat dak.
Dakvoet: onderbeëindiging van een schuin dak.
Dekvloer: vlakke afwerklaag van een vloer, meestal 3 tot 5 cm, van zand-cementspecie of anhydriet. Hierop wordt de vloerbedekking gelegd.
Delen: houten planken.
Dilatatievoeg: voeg tussen twee vlakken van een gebouw of constructie, die het mogelijk maakt dat die delen onafhankelijk van elkaar kunnen werken. Dit voorkomt scheuren. De voeg wordt meestal met een elastische kit gevuld.
Dorpel: horizontale regel in een deur- of raamkozijn.
Dpc: folie die men gebruikt als vochtisolatie
Draagvloer: constructievloer die is berekend op het eigen gewicht en op de belasting van de erop rustende wanden, het meubilair, enz.
Drager-inbouwsysteem: methode waarbij de indeling van een woning los van het karkas wordt ontworpen en gerealiseerd. De gevels en dragende wanden worden zo ontworpen dat verschillende indelingen mogelijk zijn. Zo is een betere afstemming op de behoeften van de bewoners mogelijk.
Drijsteen: lichtgewicht, grijze korrelige steen voor niet dragende binnenwanden.
Drieklezoor: driekwart metselsteen.
Dubo: staat voor duurzaam bouwen. Een vorm van bouwen waarbij het milieu zoveel mogelijk ontlast wordt door het gebruik van duurzame en milieuvriendelijke materialen.
Duoblok: closet waarbij reservoir en pot direct op elkaar zijn gemonteerd.
Geveluitbloei: witte uitslag op metselwerk dat nat is geweest. Is niet schadelijk voor het metselwerk en is meestal tijdelijk.
Gevo-steen: kalkzandsteen voor schoon metselwerk met ruw, grijswit oppervlak.
Gietbouw: de wanden van een gebouw worden gemaakt door beton in een bekisting te storten. Ook de vloeren worden in het werk gestort.
Gietvloer: zichzelf uitvlakkende vloerafwerking. De dun vloeibare mortel wordt over de vloer uitgegoten.
Gording: horizontale balk die een hellend dakbeschot draagt.
Gres: aardewerk van ijzeraarde, vaak geglazuurd. Veel toegepast in tegels en buizen.
Grof schuurwerk: afwerklaag van een specie van cement en metselzand.
Grondkabel: elektrakabel in de grond met een gevlochten mantel. Deze moet zo worden gelegd dat hij niet met een schop kan worden beschadigd.
Gevosteen: bepaald soort kalkzandsteen voor schoon metselwerk, met ruw grijswit oppervlak.
Gootbeugel: een beugel waar de dakgoot in steunt.
GG-delen: geschaafde en geploegde delen: d.w.z. geschaafde planken met messing en groef.
Granol: sterk pleisterwerk van meer of minder grove structuur.
Grijs-watercircuit: een milieuvriendelijke manier van watergebruik waarbij regenwater wordt opgevangen in grote bakken. Via een apart leidingnet kan dit water bijvoorbeeld gebruikt worden voor het doorspoelen van het toilet en het besproeien van de tuin.
Kalf: horizontale regel in een kozijn (tussendorpel).
Kanaalplaatvloer: een vloer van betonnen vloerelementen.
Keepers: balken die de nok en muurplaat verbinden op regelmatige afstand waar later de panlatten haaks opgenageld worden
Kiezelbak: afvoerput op een plat dak.
Kim: de aansluiting tussen vloer en wandconstructie bij kelders.
Klampmuur: voorzetmuur van stenen die op de smalle kant zijn gemetseld. De muur is 5-7 cm dik.
Klapzand: het zand dat onder de bestrating van tegels en straatwerk wordt gebruikt.
Klepraam: naar buiten draaiend raam met de scharnieren aan de bovenkant.
Klezoor: een kwart metselsteen.
Klezorenverband: metselwijze waarbij de stenen een kwartsteen per laag verspringen.
Klimlijn: denkbeeldige lijn over de treden van een trap.
Knelfitting of -koppeling: koppelstuk in een (water)leiding dat door aandraaien van een wartelmoer waterdicht afsluit. Solderen is dus niet nodig
Koof: constructie om gordijnen of verlichting verdekt te bevestigen.
Kop: een halve metselsteen.
Kopgevel: de voorgevel van een huis.
Koud dak: dak waarbij de isolatie zich aan de binnenkant bevindt.
Koudebrug: deel van een constructie waarbij de warmteoverdracht van binnen naar buiten makkelijker gaat dan elders. Bijvoorbeeld door een prop metselspecie die in de spouwmuur is gevallen.
Kraal: 1. buitenkant van een zinken goot. 2. randprofilering, meestal driekwartrond.
K-waarde: omgekeerde R-waarde. Geeft aan in welke mate warmte door een gevel kan verdwijnen. Hoe lager de K-waarde hoe beter.
Steektrap: rechte trap zonder bochten of bordessen.
Stelpost: een onderdeel van de begroting dat nog niet vast te stellen is, maar waarvoor in afwachting van de werkelijke kosten wel een geschat bedrag wordt opgenomen.
Stellen: in de juiste stand brengen, bijvoorbeeld van deuren of kozijnen.
Stempelen: tijdelijk ondersteunen tijdens de bouw.
Steunbeer: vanaf de fundering uitgemetselde versteviging van een muur.
Strek: een hele metselsteen.
Stijl- en regelwerk: raamwerk van verticale en horizontale balkjes om plaatmateriaal te bevestigen.
Stootbord: verticaal schot tussen twee traptreden.
Stootvoeg: vertikale voeg tussen metselstenen
Strijkbalk: eerste of laatste balk in een balklaag, evenwijdig aan de muur.
Wapening: versteviging in beton of ander steenachtig materiaal, meestal van ijzer.
Waterkering: opstaande rand van aanrechtblad die voorkomt dat water langs de kastjes loopt.
Weldorpel: dorpel met ingeschaafd hol, om afdruipend regenwater te keren.
Werkbare dagen: dagen waarop het weer van dien aard is dat de bouwwerkzaamheden kunnen worden voortgezet. Bij het maken van een bouwplanning wordt uitgegaan van 180 werkbare dagen per jaar.
Werktekening: een technische tekening gemaakt door de architect of aannemer waarop de plannen van de bouw of verbouwing tot in detail zijn uitgevoerd.
Windveer: hoekvormige betimmering langs de schuine beëindiging van een topgevel. Dekt de laatste rij pannen af om afwaaien te voorkomen.
Wolfseind: afgeschuind dakvlak bovenaan een topgevel.
mijn naam is johnny en ik ben op dit moment bezig met mijn tuinhuis te metselen ( snelbouwers ) . ik weet dat je langs beide zijden 5 cm moet bijrekenen voor je raam , mijn vraag is is dit ook het geval voor boven en onderkant???
kan je me helpen .
dank u bij voorbaat
cardinael johnny
betreft aanslag metselwerk
5 cm is wel ruim genoeg is normaal afhankelijk van het type raamprofiel
bij pvc en Alu is 3 cm wel genoeg de aanslag dient ook bovenaan te zijn van onder is het normaal dat de raam op een dorpel staat bv arduin (blauwe hardsteen ) kan natuurlijk ook ites anders zijn
groeten
Vraag 2
Kan er mij iemand zeggen welke hoeveelheid water je gebruikt of hoe je kan stellen dat het voegsel ok is
is afhankelijk van de toestand van het wit zand bv als dat droog is of nat is zo al een verschil
het klaar gemaakte materiaal moet vorm baar zijn tot een bol
zeker in het oog houden dat het niet te nat is (vervuiling op de gevelsteen)
het ter voegen vlak grondig reinigen borstel en eventueel afspuiten
na het voegen kan met het gevoegde gevelparament licht bevochtigen (uitdrooging vermijden (bv door rechtstreeks zon)
in brengen met een voeger
als men te lang met de voeger over de voegspecie blijft wrijven kan er verkleuring optreden van de voeger (ijzer) zal zwart worden
na het voegen kan men het licht afborstelen
verschillende uitzicht
volzetten met een voeger en al het overtollige wegborstelen ??
of
volzetten en afssnijden met een voeger en daarna licht afborstelen
bij het laatste is de voeg gladder en brengt men de steen beter tot zijn recht
groeten
Vraag 3
Mijn trap buiten is in blauwe steen natuur moet ik deze laten polijsten om één en dezelfde kleur te hebben
even een vraag spreken we over een trap met verschillende treden of over een deurdorpel
blauwe hardsteen (natuursteen uit belgie)
het materiaal kan behandeld worden met gepast schuurmiddel afhankelijk van de korrelgroote zal het uitzicht verschillend zijn
hoe grover de korrel hoe grijzer het uitzicht en hoe fijner zal het donkerder worden
men spreekt dan over pollieren
men spreekt over geschuurd, gezoet materiaal
gezoet materiaal schuurd men het materiaal met water en zo verkrijgt met een donker uitzicht
(kan geevenaard worden door het opervlak te voeden met bv lijnolie maar zal met de tijd wel weer verdwijnen namelijk bijna alle vet vlekken verdwijnen in de loop der tijd vanzelf uit blauwe hardsteen)
het opschuren van blauwe hardsteen dan men met gepast materiaal doen
bv machine type flex (ongeveer zoals een haaksslijpschijf) waar men schuurpapier van verschillende korrelgroote op kan kleven (velkro) men kan schuren met of zonder water
hou er wel rekening mee daar waar meer overgelopen wordt zal de dorpel of trede altijd een donkere verkleuring vertonen (zie maar naar dorpels in een winkel of cafe) tevens is er slijtage (niet meer vlak)