ZANGERSANGST

Een moderne versie van eeuwenoud hartenzeer


11-12-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Maar al te vaak wordt hij, na zo'n eerste strofe onderbroken door een of andere onverlaat. Deze, van mannelijke of vrouwelijke kunne, gaat dan onverbiddelijk tegen de bandeloze gezangen in en werpt Benaar voor de voeten of zulke teksten heden ten dage echt nodig zijn.

" Moet dat, " wordt 'm letterlijk gevraagd, " moet dat nu echt? "

Meestal haalt Vandeplusse de schouders 's op en middels het kalende hoofd schuddebolt hij 's van links naar rechts. Dat dat niet moet, wenst hij daarmede spontaan te bevestigen, echter zonder daar meer woorden aan vuil te maken. En, terwijl hij de mannelijke of vrouwelijke stoorfactor vrank en vrij in de ogen kijkt, enigszins scheel weliswaar, slaat hij gelaten een akkoord aan en stort zich, zonder omzien en met veel kabaal, in een kakelverse aria:

En, geloof het of niet, doch vanuit de druppelende mensensoep maakt zich een figuur los. Die Vandeplusse beoogt wijl ze 'm komt tegemoetgetreden, die wat geld in de gitaarzak gooit en die 'm goedkeurend toeknikt en zich daarna met 'n monkellach op de lippen verwijdert. Bij het zien van het vallende nikkel, schept Benaar moed. En dat doet wel eventjes deugd, dat doet verschrikkelijk veel deugd en voor de duur van een tiental seconden vergeet de straatluis het ikke en meent hij een lichte turbulentie gewaar te worden, alsof hij ten hemel stijgt, wijl hij almaar lichter en lichter weegt. Tot z'n lichaam met iedere vezel daadwerkelijk overgaat in licht. Weliswaar bij het schijnsel van een tweedehandse schemerlamp. Doch wijl hij toch maar schoon het gevoel heeft dat z'n botten en z'n spieren enkel en alleen bestaan uit fotonen. De reinste occasieklaarte gelijkt hij. Dat, en dat alleen is op dat eigenste moment het meest oprechte gevoel dat hij heeft en dat als een momentane waarheid in 'm leeft. En hij blijft, verder pulkend aan de gitaarsnaren, de jagende duivels uitdrijven. Argeloos bouwend op drie akkoorden, uit volle borst alle doorgemaakte teneergeslagenheid van 'm afzingende, verzengende in een verhitte woede. 'n Vlammende Franse koleire die, jaren aan een stuk het al verterende, 'm tot op de laatste vezel uitputte en iedere cel in 'm het licht ontnam. Waardoor z'n leven in steeds sneller terugkerende cycli werd herschapen tot een kolkende schemering. Thans, ja thans, komt alles er in één grote gulp uitgegutst, als klaterwater waarop hele horden associaties gelijk monumentale brokken wrakhout tegen elkaar aan liggen te schuren. Alsof hij onder hoogspanning staat en er onverdroten onbewuste droomstoten door z'n lijf en leden sidderen. Dat hij iets van een verkouden merel heeft, bedenkt Benaar ineens, en op andere ogenblikken vertoont hij het gedrag van een kruisspin die zich verslikt in haar drift en verstrikt geraakt in een uitgestrekt, eigenhandig gewoven web. Hij herinnert zich wonderwel de eerste keer dat die gedachte vanonder de hersenpan in z'n leefwereld sijpelde. En aangezien Vandeplusse - ook al kroop hij bij nacht en ontij de straatstenen op om serenades te brengen aan de afzichtelijken en de schonen van de fenomenale sekte - beter dan wie ook besefte dat een dusdanig denken op de zenuwen ging beginnen werken, vooral op de zijne, zong zoveel hij geven kon en dat dagen en nachten naeen. Zodat het op den duur niets anders meer geleek dan echt werken. Arbeiden voor z'n kost. Al was het dan zwart.

'n Ietsiepietsie zwarter dan de lucht was, maandagavond laatstleden, toen hij - na de krant te hebben gelezen diep bedroefd en om de levendige zelfmoordzucht te verdrijven - vanuit het oude huurhuis naar het station van Sint-Niklaas schoof. In het zwerk zweefden wolken in vele stomende tinten donker- en nog donkerder grijs zodat Vandeplusse moest denken aan iets eeuwenouds en wel zo eeuwenoud was dat waaraan hij dacht dat hij bijna begon te schreien van rauwe ellende. De opwellende tranen zorgden ervoor dat de wolken ineens geleken op een zompige zwarte waas die door ziljoenen mensenhanden gedurende eeuwen en eeuwen flink door mekaar was geroerd geworden. Westwaarts toog de zon zachtjesaan naar de zijdezachte horizon. Het was negen uur, of iets vroeger of iets later, wanneer Vandeplusse de stationscafetaria binnenschaatste en zich een koffie bestelde. Vanaf een tafeltje aan het raam verdwaalden Benaars ogen in het magisch dampende luchtschilderij. Op de radio speelde op hetzelfde moment iets van ABBA. Overspoeld door het gerinkel van glazen en overstemd door een emmer blabla.

11-12-2005 om 00:00 geschreven door Criétiff Peepull


10-12-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Wanneer Peet Eetezonne en de maanman een etwat later leuterend en kneuterend de Groenplaats oversteken, langs de punks aan het Rubensstandbeeld, groet de maanman de dingen en iedereen zoals alleen hij dat kan. Van werkelijk overal roepen mensen 'm vriendelijke bewoordingen toe en hoogst zelden, ofschoon het vandaag toevallig reeds meermaals geschiedde, wordt hij uitgescholden voor al wat terzelfder tijd schoon en lelijk is. Peet kijkt zich de ogen uit de kop wanneer hij bemerkt hoe hoog, door de jaren heen, de populariteit van de maanman in de dobberende en volledig in narcose ondergedompelde maatschappij is gestegen. Ten hemel gaat 's mans imago en in deze tijden is een goed imago verworden tot een schaars goed en dat besef doet Peets geweten knagen. Zou ook hij, beter nog dan het op te schrijven, eindelijk 's niet de straat optrekken en het ieder en al lopen verkondigen hoe, wat, wanneer en waarom hij denkt dat hij denkt? Zou hij dan eveneens overtuigd van z'n eigen gelijk gedurende nachten de goorste buurten afschuimen, zoekend naar zoekende medemensen, om hen telkens opnieuw attent te maken op de hardnekkige leugens en het eeuwenoude bedrog dewelke voor en door hen verderleven? En dan telkenmale trachtend van z'n op voorhand gewonnen slag thuis te halen? Gloriërend als een onoverwinnelijke toreador die geen oog heeft voor het bloedbad dat hij net heeft aangericht? Geen oor lenend voor het kraken van de hersencellen die hij net nog heeft ontwricht? Intussen in een betoverende triomf starend naar het slagveld waar men net de verbale veldslag in een oogwenk heeft gestreden. Even evenwichts- als gezichtsloos. Met massale en grootse ideeën maar last van bloedarmoede. Maar men loopt en drijft van hot naar her en af en aan en soms, heel soms, vindt men iets. Iets anders. Iets goeds. Iets van extreme waarde. Iets dat men niemand mag ontnemen: de goesting. De goesting om te durven leven. Ook U behoort tot hen. Tot de bende van men. En ook U zoekt en zaagt en weeklaagt en vervloekt het leven bij momenten. Vanachter het fornuis of vanuit de file. Vanop het dak of vanonder de lakens.

" En ook gij bidt, " zo zegt Peet tot de maanman, " tot hogere machten en diepere krachten. Is het zelfs niet zo dat gij soms, daar waar niemand het kan zien, uren naeen zit te schreien? En is het niet zo dat gij dan, meer nog dan het eigen lot, dat van de ganse wereld beweent? Haar onstuitbare ellende, haar tonnen leed, haar onoverkomelijke vergrijzing, haar huidige aftakeling en haar volslagen tenondergaan in een toekomst van uiteenspattend vuur? Is het niet dat en dat alleen dat de misplaatste vrees in het hart brengt en de kwaadste gedachten naar de geest leidt?"

Peet wordt in z'n moralistisch kruisverhoor onderbroken door een jongeman die de maanman rond de hals vliegt en 'm wil beginnen kussen. De maanman verliest bijna de pet en heeft alle moeite van de gehele wereld om de opdringerige kerel van zich weg te duwen en af te houden. Peet staat er woordeloos op toe te zien hoe, zonder enige inspanning van 's manswege, de maanman erin slaagt van bij heel wat mensen de geestdrift dermate aan te wakkeren dat ze 'm rond het lichaam vallen, als zijn zij de lakeien en hij de keizer. De jongeman echter laat zich niet zomaar terzijde schuiven en klopt de maanman op de schouder. Daarbij stoot hij een beestachtige kreet uit en begint uitvoerig zijn dank over de maanman uit te storten. Die kijkt eerst verschrikt, dan stuurs en kennelijk verlegen en vervolgens alsof hij al een klein beetje meer op zijn gemak verkeert doch dat is maar schijn want bij de volgende schouderklop die dient geïncasseerd te worden, krimpt hij op voorhand ineen, bang als hij is dat er daadwerkelijk slagen en kopstoten gaan vallen. Het enthousiaste jongmens geeft nog even mede dat hij, dankzij de maanman en de maanman alleen, gisteren de beste beslissing van z'n leven nam. Als de maanman z'n lichtjes paranoïde vrees grotendeels heeft overwonnen, herwint hij tegelijkertijd z'n kalmte en hij denkt bliksemsnel na en hij weet dat hij, door een vraag te stellen, de tijd kan rekken. En als er, hic et nunc, iets dient gerokken en getrokken te worden dan toch wel zeker de tijd. Dat beseft de melomaanman maar al te zeer. Tijd en daarbij de snelheid. De snelheid van uitvoering. Eerder de tijd die hier gaat gerokken worden dan dat zijn ledematen in schokken uiteengesleurd gaan worden en in snokken vaneengetrokken. Dus vraagt de maanman aan de breeduit lachende kerel wat voor opperbeste beslissing hij dan gisteren wel trof. De twintiger blijft lachen wanneer hij antwoordt:

" 'k Heb naar je geluisterd. En zoals je hebt gezegd, is het de beste beslissing die men kan nemen."

" Jajaja... " onderbreekt de maanman, " zodus? "

" Zodus heb 'k een vasectomie laten plegen, " zegt de kleine, geblokte, kaalgeschoren kerel, " de uitlozingsbuis weg van de zaadbal."

En als was het om het woord zaadbal te benadrukken, slaat hij tegelijkertijd de maanman voor de derde maal op dezelfde schouder en luidop lachend stapt hij verder. Peet en z'n gezel kijken beiden toe tot de mensenzee de man opvreet. Vervolgens bekijken ze mekaar. De maanman is verward, een heel stuk van zijn kluts kwijt en zelfs uitzonderlijk stil. Peet zegt evenmin een woord. Te zeer onder de indruk van hetgene ze net hebben gehoord, stappen ze traagjes verder. Peet loopt lichtjes voorovergebogen en denkt na. De maanman trekt aan zijn pet en schuift dan zijn bord van de ene naar de andere hand. Intussen let hij er goed op dat het bord voor iedereen leesbaar blijft. Af en toe steekt hij het zelfs in de hoogte doch er scheelt iets. Niemand bemerkt het maar Peet wel. Die herkent afwezigheid van verre en ziet hoe de maanman er niet met zijn gedachten bij is. Hij zit op dat ogenblik niet onmiddellijk met het fenomeen van de droge kut in de kop. Dat Bubka helemaal niet met z'n polsstok over zes meter is gesprongen, daaraan peinst hij zelfs niet. Dat dat allemaal enscenering was, net zoals de landing op de maan, daarover piekert hij eventjes niet. Dat ze helemaal niet in de ruimte geraken, dat kan 'm op dat eigenste moment echt geen donder schelen. Hij begrijpt maar één ding. Dat een man, een kind nog bijna, 'm hoogstpersoonlijk bedankt heeft omdat er geen ongewenste zwangerschappen op diens pad liggen te dreigen. 't Is alsof de bliksem was ingeslagen. De sombere maanman voelt zich lichter in het hoofd. En hij weet zich na een innige beraadslaging met zichzelve gewaardeerd en ernstig genomen. Anders zouden mensen toch niet luisteren naar zijn raad? Plotsklaps verandert de maanman en wordt hij terug de zelfzekere redenaar die elkeen van het gepeupel onder de tafel praat. Peet stopt als een groep Duitsers naar de hergeborene begint te luisteren. Hij kijkt toe hoe mechanisch ‘s maanmans somberte omdraait in monterheid en hoe die dan zijn verhaaltje van de droge kut en de penisinzinking mooi melodisch begint af te ratelen. Als was hij, omtrent d’oprechte verwekking aller leven, waarachtig een vleesgeworden zelfbedruipende sensibliseringscampagne.

Wanneer Peet Eetezonne en de maanman leuterend en kneuterend de nokvolle Groenplaats overstaken,stond Benaar Vandeplusse, zoals iedere zaterdagavond rond negenen, in z'n oude turnpantoffels gestoken, aan de voet van de kathedraal. Benaar Vandeplusse, dewelke zich gevoelde als een lamlendigaard die geen deuk in een pakje boter wist te trappen, en die zich op die welbewuste negentiende mei voortdurend vergeleek én herkende in de ineengestampte groene droom waarvan de splinters al de gehele voorbije week prikten doorheen de talloze gelijkgestemde krantenkoppen. Het irriteerde 'm mateloos en wel zo erg dat er, waar ook ter wereld en in welke cultuur dan ook, geen woorden voor bestaan die nog maar in de nabijheid komen van de tweeduizend en zeven gevoelens die hij sedert de voorbije maandagmiddag had dienen weerwerk te bieden. Hij had tijd, moet U weten, om dat allemaal intens mede te maken aangezien hij op dat moment al meer dan acht jaar van de sociale zekerheid leefde. En omdat er geen werk was waar hij zich aan wijden kon, deed hij dan ook niets liever dan z'n gedachten de vrije loop te laten. Als leefde hij gelijk een vogel, op automatische piloot. Soms vloog hij hoog maar meestal viel hij diep. En al was 't, op de keper beschouwd, niet zelden grote miserie waar het z'n leven betrof, toch geloofde hij desondanks nog steeds in de mensen, in de wekkerloze dagen en in de maakbaarheid van de huidige wereld. Behalve dat er, sinds die bewuste maandagmiddag, weer 's iets drastisch veranderd was. Hij ergerde zich azuurblauw aan de massa en aan hun pieteleuterige kiesgedrag. En dat, echt waar, irriteerde 'm op den duur zo erg dat 't 'm begon te inspireren. Zodat, los in het hart van z'n achttiende depressie, hij besloot opnieuw de gitaar te omgorden om, zeker van z'n handel, het plein voor de kathedraal op te trekken. Om daar dan te gaan staan zingen:

10-12-2005 om 00:00 geschreven door Criétiff Peepull


09-12-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

En die Eetezonne die bevindt zich geregeld op de Groenplaats. Gewoonweg op een bank de tijd wat te verzitten. Tegenwoordig een van z'n meest geliefkoosde bezigheden. Naast slapen, gapen, rondlopen, eten, gapen en terug slapen. Af en toe plaatst hij ergens z'n gevoeg. Het lopende gedeelte in pissijnen, het vastere gedeelte in wc-potten. Of alles gewoon in de vrije natuur. Onderwijl dobberen dan z'n peilloze gedachten weg. En als die Eetezonne zo 's vanuit eender wiens ooghoek wordt bezien, dan merkt men ongetwijfeld dat het fiere Peetshoofd er niet helemaal bij is, bij de zaak. Kan ook niet aangezien Peet meestentijds met het verdromen zijner innerlijkheid de tijd verslijt. Hoe gaarne niet zou hij een schrijver met allures zijn! Welk een leven zou 'm te beurt vallen van zodra hij om den brode een pen tussen z'n vingers zou klemmen en zich oprecht een auteur ging weten te noemen! Doch daarvoor moest hij toch eerst uitgeven. Of beter nog: een onderwerp vinden waarover hij zou kunnen schrijven. En alzo verzinkt hij opnieuw zonder dralen in z'n dromerig deinende sloot vol gedachten waar het vlotjes borrelt en brubbelt van eindeloze introspectie, onontkoombare projectie en halve en hele wilde verhalen. Zowaar een beetje knikkebollend, ligt hij halvelings uitgestrekt over de bank. Een paar duiven scharrelen aan zijn voeten. Enkele Amerikaanse toeristen verlaten met veel kabaal het helverlichte Hiltonhotel.

Op dat moment komt er een wezen met een rechthoekig bord naar hem toegestapt. Peet bemerkt hoe de man, hoewel deze op het eerste gezicht vrij zeker van zijn stuk lijkt, om de zoveel seconden schichtig van links naar rechts over het drukke plein kijkt. Een pet bedekt zijn, waarschijnlijk kalende, kruin. De klep van de Nike-pet werpt een schaduw over zijn ogen. De kerel is ongeschoren, tamelijk mager, draagt een rood T-shirt en een donkerblauwe trainingsbroek. Hij loopt op gymsloffen. Het bord, waarvan de achtergrond geel is en waarover in schreeuwerig zwarte letters een boodschap staat weergegeven, trekt allemans aandacht. De ongetwijfeld vreemde snoeshaan kucht een keer of twee en laat dan z'n kenmerkende slogan in het rondomrond kletteren. Eetezonne luistert verbouwereerd toe. En zie, wat later treden ze geheel toevallig in gesprek, zoals dat heet. De nuchtere maanman en de schuchtere Peet.

En de maanman die doet graag aan zelfbewieroking en hij vertelt dat hij vandaag in de voormiddag op het naaktstrand van Bredene is verzeild geraakt. En dat hij daar met zijn zelfde bord heeft rondgelopen. En met zijn flyertjes. En dat hij heel wat foefjes heeft gezien. En dat hij het, moedig en onvervaard, tegen al die foefjes heeft uitgelegd. En de vrouwen, tot wie die foefjes behoorden, waren laaiend enthousiast en hij-wist-niet-hoe-geil als hij over hun foef praatte. Want die hebben niets liever dan over hun foef te klappen. Dat is het enige dat hen bezighoudt.

" Alsof er niets anders is waaraan ze bestaansrecht kunnen onttrekken," vraagt Peet zich oprecht verwonderd af.

" Maar nee, gij," repliceert de maanman heftig, " ge hadt dat moeten zien. Toen ik over het fenomeen van de droge kut sprak en hoe ze te bestrijden, begonnen die foefen allemaal te glibberen en te bibberen. Overal des foufounes mouillées. Natte mossels. Ja, ik was daar gaarne gezien. En eigenlijk was het op den duur precies alsof ik..., nee, het was niet precies alsof…, nee, 't was echt. Ik praatte niet met de vrouwen maar met hun foefen. Die spraken bijbelse boekdelen. Ge hadt dat moeten zien, jong, echt waar. "

En Peet, tja, die knikt maar van allez jong en van nee en van ja en die zou hebben gezworen dat hij de maanmanische, al was het maar voor een tiende van een seconde, heeft zien staan kwijlen. Hier terplekke, voor het Hilton, op de Groenplaats. Met twee vingers wrijft ondertussen de maanman het geronnen spuug uit de mondhoeken en likkebaardend gaat hij verder op de ingeslagen weg:

" Maar in de namiddag kwam er ene op mij af. ’n Security-achtig iemand of zoiets. En die heeft mij nogal hardhandig van het terrein gestoten. Hij dreigde er mee van me de volgende keer de kleren van het lijf te rukken en zelfs van mijn bord kapot te slaan."

Eetezonne herbekijkt het harde karton en leest voor de vierde keer die ene zin die daar te krijsen staat. Dat vrouwen aan de pil minder sex-appeal hebben en de mannen een penisinzinking bezorgen. Op de achterkant van het bord bevindt zich de tekening van een vrouwengezicht. Het betreft hier de afbeelding van een jongedame die op symbolische wijze de definitie van schoonheid van een gelaat voorziet. Athans, toch alzo op het bord van de maanman. Doch, eens dat karton ondersteboven wordt gekeerd en de tekening op haar kop komt te staan, krijgt men het opgezwollen en verrimpelde gelaat van een bejaarde tandeloze vrouw op het netvlies geprojecteerd. Het zijn maar tekeningen, akkoord, niet meer dan schijnbeelden, helemaal met U eens, maar hun impact is niet gering, zo kan Eetezonne - daar op die Groenplaats - met eigen ogen constateren. Met links enkele Japanners die elkaar lachend vereeuwigen en dat tafereel tegelijkertijd aan de hand van een digitale filmcamera nogmaals vastleggen. Met rechts enkele oudere mannen die een bank hebben bemachtigd en vandaaruit de hele boel bezien terwijl ze pils uit blik hijsen. En terwijl het geroezemoes op de Groenplaats nog het meeste weg heeft van een termietenleger in een kaalgevreten ruimte, komt er van alle andere kanten mensenvlees opgedoomd. Van zodra de maanman ziet dat er volk in aantocht is, steekt hij met de linkerhand het bord in de lucht en met de rechterhand waaiert hij de flyers boven zijn hoofd. Het valt Eetezonne thans maar eerst echt op hoe mager die maanzieke in werkelijkheid is. En Peet grinnikt. Grinnikt omdat dan pas z'n nikkel valt. Dat de maanwaanzinnige een gehele dag op een naaktstrand heeft rondgelopen. Met enerzijds zijn grote Boodschap en anderzijds zijn traditionele klederdracht. Van sportschoenen over joggingbroek en T-shirt tot pet. Maar zonder zonnebril.

En Peet kijkt toe hoe de montere maanman tegen een kudde Hollanders van leer trekt. En hoe de kalverige ogen van die stevige kerels zitten vastgezogen op de dubbelzijdige vrouwentekening. En de maanman bezweert hen dat ze dienen op te letten wanneer ze kraantjeswater drinken want dat er heel veel oestrogenen in het drinkwater zitten. En van oestrogenen word je onvruchtbaar. Net als vis. De hele bende buldert van het lachen en er is er ene, die is er immers altijd, en die wou zich een beetje slimmer voordoen dan hij is en die steekt de vinger op en vraagt wat je daaraan doen kan?

" Aan wat? " vraagt de maanman.

" Nou, aan die onvruchtbaarheid natuurlijk. Je hebt het toch net zelf verteld? " antwoordt de Nederlander, " ben je dat al vergeten dan? Vergeet jij altijd ogenblikkelijk dat wat je zo-even verteld hebt?"

De troep brult, loeit, ja, giert het uit. De maanman lacht mee en zegt, als iedereen uitgelachen is:

" Ge kunt daar niet veel tegen beginnen. Alleen maar U d'er bij neerleggen. En gebakken tomaten eten, veel gebakken tomaten eten. "

09-12-2005 om 00:00 geschreven door Criétiff Peepull


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

En 't is vanuit z'n bed dat Benaar het woord neemt. Daarbij denkt hij, bijna geheel willekeurig, terug aan de voorlaatste crash, tevens de achttiende depressie, die zich voltrok daags na de federale verkiezingen van achttien mei, dus de lente anno tweeduizend en drie. Iedereen hier te lande op weg naar tweeduizend en vier. Dan tweeduizend en vijf. Nadien tweeduizend en zes. Enzoverder enzovoorts. In onze cultuur dan toch. Er bestaan, zoals U ongetwijfeld weet, nog andere culturen die er curieuze kalenders op nahouden en die als dusdanig behoorlijk van de onze verschillen. Voor de meesten onder ons reeds een gegronde reden om er niks mede te willen maken hebben. En bovendien een stuk gemakkelijker. En omdat geluk niet zelden met gemak hoort samen te hokken, doet eenieder van ons toch de felste inspanningen om, via het gemak, dat geluk te veroveren. En te bestendigen, voor eeuwig en eeuwig. Hetwelke synoniem staat voor immer- en immerlevend. Sempervivum in het Latijn. Maar wat zou het? Aan de kant met die wereldvreemde handel. Links kwakken als het even kan. Dat is flink. Het getuigt van moed en tientallen tonnen doorzettingsvermogen. Zoniet duizenden. U bent hoogstwaarschijnlijk noch een doodnormale drugsverslaafde noch een voortdurend hervallende agressor. Als spreekt het van zichzelve voor zichzelve, beweegt U zich gemakkelijk in de omgang met de aardlingen. Uiteraard bent U door-en-door gelukkig. En daar heeft U ook alle reden toe. Doch tart niet het lot. Daag niet onversaagd het onuitdaagbare uit. Schuif niet, in een bui van winderigheid, alle potjeslatijn terzijde.

Zodus... het was daags na de verkiezingen van achttien mei, in het jaar des Heren tweeduizend en drie. 'n Zaterdag. Extreem-averechts klom hoger dan vroeger en in de media sprak men voor de zoveelste keer op een pijnlijke rij gedurig over de eenzame piek die door de donkerbruine democraten eerlang bereikt zou worden. Elke doorwinterde socioloog en iedere expert in de maatschappelijke rompslomp waren het in de ether en de inkt weer 's volmondig met malkander eens. Het kiezersaantal van de uiterst conservatieve krachten zat aan haar plafond. Zeer zeker. Net zo waarachtig als dat de groenen voor een hele lange tijd hun wonden gingen likken nadat ze met een ware doodsmak naar benee totterden. Zij haalden niet eens meer de kiesdrempel en besloten, na rijp beraad, de ontgoocheling te verwerken in een herbronning van onbepaalde duur. Hetgene een snelle start kende door binnen de eigen partij, gelijk de krampachtige bliksem, een groot aantal ontslagen af te kondigen. Waardoor de frustraties grotendeels resultaatgericht gebotvierd werden. Hetgene waarlijk gezond is in een naar gemak en geluk smachtende massa. Zij heeft immers altijd gelijk. En laat thans niet de indruk ontstaan dat hier een insinuatie in de richting van de vrouw wordt gemaakt als 'k meen te mogen opmerken dat het niet schier toevallig is. Dat de massa waarvan sprake een vrouwelijk karakter draagt, bedoel 'k. En om maar ineens met wat illusters en mannelijks verder te gaan, grijpen we bijvoorbeeld naar Peet Eetezonne.

09-12-2005 om 00:00 geschreven door Criétiff Peepull


08-12-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

De stem praatte vervolgens nog eventjes door over de ontstaansgeschiedenis van dit obscure jaren-zestiggedicht en over de achterliggende gedachtewereld die werd uitgedrukt in de immer dramatisch klinkende gebiedende wijs. Op het einde van iedere zin, zo ademde de radio zoetjes verder, staat er onzichtbaar maar waarlijk present een uitroepteken. Tot zoverre de gevoelens van een oud-strijder uit de gelederen van duistere dichters en parels van poëten die stierven voor god en vaderland. Daarna volgde er een stukske pianomuziek dat van Liszt heette te zijn. En van zodra diens muziek de autoruimte vulde, begonnen de achterdochtige en Benaar te klappen gelijk eksters. En tegen de tijd dat ze Gent passeerden, vergaten ze alles en iedereen en geleek het wel alsof de ene de andere inspireerde en andersom.

En in ’t rotsvast slapende hart van Oostakker aangekomen, inviteerde hij haar naar binnen voor een tas thee. Ze zei dat ze dat wel zag zitten en ze stapte in z’n kielzog tot in de keuken. In het achterhuis sprongen de drie honden jankend tegen hen op. De achterdochtige gaf haar ogen en oren goed de kost terwijl ze de Duitse herders streelde. ’t Scheen haar maar een ongezellig huis. En vochtig bovendien. De kamillethee smaakte haar echter voortreffelijk en het gesprek ging voornamelijk over koetjes en kalfjes. Zij praatte over Oskaar en diens overweldigende liefde en hij had het in hoofdzaak over Jojo die tezamen met Papa Sos op campagne was vertrokken en dewelke iemand had gezocht om op het huis te letten. En ook om Jojo's twee teven dagelijks uit te laten en omdat die beesten iedere dag iets te eten zouden hebben. Benaar had dat goed zien zitten, dat dogsitten, en daarom hapte hij meteen toe. Hij werd immers door z'n eigen huisbaas al enkele maanden gedreigd met processen en vrederechters en gerechtelijke uitdrijvingen en een fikse bezettingsvergoeding en schade alom en schande voor de gehele wereld. Vandaar dat hij z’n computer, z’n matras, z’n gitaar, z’n rugzak, z’n kleren, z’n rolschaatsen, z’n fiets en z’n tandenborstel, kortom alles wat hij bezat, naar het hol van Jojo gesleurd had. Z'n zetel was door Jojo al maanden eerder opgehaald, zogezegd om 'm eens te lenen. Z'n enige tafel, z'n twee stoelen en de boekenkast die hij zelf in elkaar timmerde, waren in vlammen opgegaan. Bij dat vreugdevuur in z'n tuin had hij een fles wijn gedronken. En daarbij verschillende keren op z'n onzekere toekomst geklonken.

Later, veertien dagen nadien om precies te zijn, zat de achterdochtige bij haar zuster aan een tafeltje in hun beider stamkroeg en na de thee zei hij, dacht zij, dat hij met haar naar boven wou, ja, dat zei hij.

" Met jou? " schrok de zus daar dan weer danig van, " gij waart pas weduwe geworden, nog geen vierentwintig uur daarvoor. Dat kon toch niet? "

Dat dat eigenlijk inderdaad niet kon en dat ze dat zelf ook wel geweten had maar hij drong aan en als ge dan weet hoe overtuigend hij kan zijn, sprak ze tegen haar zuster die zich dat waarlijk na al die jaren nog jammerlijk precies wist te herinneren en allerlei woorden verzon hij dus allemaal bijeen om alzo z’n slag thuis te halen.

En ze was ‘m dan maar gevolgd, de trap op, recht naar boven, naar het muffe zolderkamertje alwaar hij bivakkeerde. Anderszins vermocht ze dat niet te noemen. Ze nam de leuning van de enige stoel die er zich bevond. Nadat ze deze van het stof en het spinrag had ontdaan, ging ze zitten. Haar voeten liet ze rusten op één van de kartonnen dozen die, half uitgepakt, her en der verspreid stonden. ’t Was al drie uur geworden en ze dacht aan haar kinderen, aan de nakende dag, aan de slaap die ze dringend behoefde, aan van alles en nog wat dacht ze, om toch maar niet te moeten ronddolen in het vreselijke gemis waarin ze zat gevangen. En terwijl Vandeplusse de radio aanzette, worstelde hij verder met een reeks hardnekkige erecties, hetgene ‘m sedert lange tijd niet meer ten deel gevallen was, en liet hij zich wegglijden onder de ongewassen lakens. Wee de wolf die in een kwaad gerucht staat, schoot haar plotsklaps te binnen en weer was het niet zijzelve die dacht wat ze dacht. Men hoort van ver dat de winter koud is. Dacht ze vervolgens. Oftewel, vertel me iets nieuws. De radio op drie speelde een stemmig muziekje, te berde gebracht door een Soedanees strijkorkestje.

En terwijl Vandeplusse zich roerloos hield en zwijgende, ging de achterdochtige over van denken naar piekeren en ze meende dat ze iemand vergiffenis hoorde te vragen. Vergiffenis voor het verraad dat ze meende te plegen. Onderwijl dankbaar zijnde om eindelijk het verdriet te mogen voelen, ook al geleek dat verdriet haar een bonus die ze niet verdiende. Ze vroeg zich zelfs heel even af of ze ooit, in ver vervlogen tijden, niet een beul was geweest in plaats van de engel die ze zo gaarne zijn wou of somtijds peinsde te zijn. Moest ze hier echt haar tijd uitzitten met het onderliggende doch altijd aanwezige gevoel dat ze iets goed te maken had en dat wat ze ook deed of probeerde, het nooit ofte nimmer goed genoeg zou zijn en met het bewustzijn dat ze veel beter kon als dat gevoel van achterdocht en kwaadheid, vooral kwaadheid naar zichzelve, haar niet gedurig en altijd zouden tegenwerken? En dan plotsklaps voelt ze alleen nog liefde, een peilloos verdriet en een rustgevend gevoel van aanvaarding van dit alles. Ze vermant zich en neemt zich voor van, deze zelfde week nog, haar psycholoog te bellen voor een afspraak en een gesprek en ze neemt zich tegelijkertijd voor van niet op voorhand een onderhoud te voeren met de psycholoog in haar hoofd. Controlefreak, schreeuwen schorre stembanden in haar gehoorgang. Angstkonijn!

En Vandeplusse stak helemaal onder de lakens en van verre hoorde hij hoe de strijkers en de pauken van leer trokken en het klonk allemaal als een klok, dacht hij. En wat hij daarna allemaal niet begon te zeggen. Het geleek nog het meest op de praat van een grijsaard die zijn hele larvenleven op een rijtje trachtte te zetten, in een wauwelbakkerij van enkele tientallen minuten. Met dat verschil dat Benaar z’n hele larvenzooi veel te gaarne in z'n voordeel verdraaide en de waarheid hier en daar schaamteloos de kop omwrong als was de waarheid een kip die al sinds mensenheugenis geen smakelijke eieren meer weet te leggen. En waarom precies hij begon met z’n kaken te bewegen en te zeggen wat hij meende te moeten zeggen, dat weet geen kat, daar kon geen mens een touw aan vastknopen. En thans was er niets meer dat 'm nog belette z'n eigenste rimram en hoogst verheven neurotische gekakel in de rommelige rondte te spuien. De achterdochtige rookte middelerwijl uiterlijk rustig maar met het innerlijke van een grommelende vulkaan en hoorde toe hoe Vandeplusse nauwgezet en amper verstaanbaar vanonder de smoezige lakens een pathetisch pleidooi hield voor zichzelve. Terwijl ze zag hoe hij z'n eigen poogde te verpatsen gelijk beschadigde koopwaar dat zich voortaan gewis en zeker in de schappen van de afprijzingen wist. Ze kwam er al snel achter dat hij vaak over pijn zong en daarbuiten te veel tijd had om aan die pijn de meest nutteloze overpeinzingen te breien. Hij zou beter gaan werken. En groot geld gaan scheppen. In plaats van nikkel bijeen te schrapen. Maar laten we de man zelve aan het woord. Tenslotte is dat een vorm van elementaire beleefdheid. En de norm zoals het hoort. De vertelling van de een en de nul. De parabel van de eerroofvogel en de aarsworm.

08-12-2005 om 00:00 geschreven door Criétiff Peepull


07-12-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Wanneer ze zich dan, net na middernacht, bijna thuis wist, hield ze even halt naast het benzinestation dat doorlopend was geopend. Daar schoof ze aan in de rij voor het loket. Wat verderop, aan een tafeltje, hingen vier flikken koffie te drinken. Aan het tweede tafeltje stonden drie dikbuikige truckers rond een aluminium asbakje. En net toen de achterdochtige haar ogen afwendde en hen beide op de rug voor haar vestigde, hoorde ze het geratel van iets dat leek te bollen. Ze draaide zich om teneinde te ontwaren vanwaar dat vreemde geluid afkomstig was. Wat ze daarop zag, geloofde ze amper zelve. Een magere man die op de rug een gitaarzak droeg en die zich voortbewoog op rolschaatsen. Hij had lange, vettige haren en een onverzorgde baard. Het duurde even tot het doordrong dat ze die kerel kende. Was dat niet Benaar? Ja, dat was ‘m zeker. Benaar Vandeplusse, de eerste ex van haar zuster. Wacht tot ze haar dat zou vertellen.

Nadat ze wat later afgerekend had en zich snel van de man aan het loket afwendde, zochten haar ogen ogenblikkelijk opnieuw naar Benaar. Deze draaide en keerde, pal voor de grote koelbox waar hij maar geen keuze maakte en scheen te aarzelen tussen water en wat anders. Drie, vier, vijf keer wel nam hij iets en zette het dan weer terug. Uiteindelijk grabbelde hij een fles water mee en rolde verder. Eerst voorbij de truckers die ‘m geamuseerd bekeken - hij was dan ook geen alledaagse verschijning - en vervolgens langs de flikken waarvan er weer ene was die het niet kon achterwege laten en die ‘m vroeg of hij toch zeker niet langs de autostrade was komen aangereden? En Benaar, want het was Benaar inderdaad, keek ’s over z’n schouder en er schoot op dat moment van alles door z’n hoofd. Een instinctieve reactie, op dat wat hij omschreef als domheid. Dit mondde uit, zoals altijd, in een opstoot van morele verontwaardiging en in een bruuske opwelling van neerbuigende woorden en vlijmscherpe zinnen. En dat dan onophoudelijk tot er uiteindelijk iets gebroken werd en er scherven van schaamte als bewijs van smaad achterbleven. ’t Was een laakbare manier van doen doch aangezien Vandeplusses instinct nu eenmaal geen alternatieve handelswijze kende, lag de nakende scheldpartij te gisten op z’n tong. En, net op het ogenblik dat hij de flik van repliek dienen wou, werd er aan z’n mouw getrokken. Daar stond dan de achterdochtige. Ze keek triestig maar ze lachte ‘m toe. Benaar stond als aan de grond genageld. Hij vergat de flik even snel als het conflict dat in de lucht fladderde, rekende het water af en volgde de achterdochtige naar buiten.

" Wat was dat met die flik, " vroeg ze direct, " en hoe komt het dat gij nog zo laat op pad zijt, en dan nog wel met een gitaar en op rolschaatsen? En ge ziet er mager en moe uit, om niet te zeggen afgepeigerd, " ging ze verder terwijl ze naar haar witte kever liep. Ondertussen had ze een sigaret opgestoken en lette ze niet op Benaar die zwijgend wees naar de zeven benzinepompen die zich naast hen bevonden.

" En wat dan nog? " meesmuilde ze, " rijdt gij mee of gaat ge nog wat verder schaatsen?"

" ‘k Weet het niet, " antwoordde hij geheel naar waarheid.

Eerlijk is eerlijk: hij wist het echt niet. Schouderophalend stapte ze in de kever en opende het portier aan de passagierszijde. Daarop stak Benaar de gitaar op de achterbank en nam vooraan plaats. Om kort te gaan, de achterdochtige voerde Benaar en z'n gitaar naar Oostakker. In de auto zwegen ze tot aan de afrit van Lokeren en toen draaide Benaar aan de knop van de radio en zette die op drie. Een warmhartige vrouwenstem knabbelde zachtekens stukskes van de nacht weg en dat door middel van woorden, woorden en nog eens woorden aaneen te spinnen:

07-12-2005 om 00:00 geschreven door Criétiff Peepull


06-12-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Het was iets na middernacht als ze Benaar ontmoette. Ze was net van het ziekenhuis teruggekeerd en reed wazig aanwezig langs de autostrade huiswaarts. Onderweg weende ze zich verloren en ze scheen er nooit eens ten enenmale in te gelukken van een weg te vinden die straalde van rust, gelukzaligheid en harmonie. Hoe het haar verging die kouwe maandag zal wel voor immer en immer krachtig in haar nochtans ferm gehavende geheugen gegrift staan en wat ze allemaal oppermachtig had gedacht, gedurende die verschrikkelijke aprildag, daarvan wist ze toen al dat het niet zij was die dat dacht. Iets nam het eensklaps van haar over. Op een helpaarse vlam werd ze uit de modder van de drabbige droefenis gezogen, recht tot in het licht van de eeuwige liefde. Die eerste april waren het flarden van banale zinnen die tot haar kwamen en stukken van mensen die haar de kille hand schudden en hun holle kussen op haar natgeschreide wangen drukten. Ook waren het instinctieve reacties van harentwege, opdat zij overleven zou. Oskaar had het gedaan, zo hield zij het zich voor, enkel en alleen haar te wille. Ondertussen schonk ze koffie en koeken dewelke ze in zeven haasten had gekocht bij een bakker, in de schaduw van het hospitaal. Het was een komen en gaan van vrienden, familieleden en kennissen en terwijl ze haar eigen krachten oversteeg en als een perfecte gastvrouw elkeen bediende, gaf ze ook tegenover hen die Oskaars daad niet bleken te begrijpen een woordje uitleg mede. Duiding immers deugt altijd, zo oordeelde zij doch het was niet zij die zo dacht maar die ongelooflijke energie die het, zoals reeds eerder gezegd, vanaf dat afschuwelijke telefoontje op de luchthaven van haar had overgenomen. En in de stroom van rouwbetuigingen dacht ze aan haar overleden teerbeminde en ze zonk weg in warmte, als was ze zwemmende in de zaligheid van al zijn liefderijke omhelzingen. Zonder omwegen en lichter van harte keek ze bij elke bezoeker naar binnen, glashelder en onbeschroomd, en ze ervoer bij de ene een golf van striemende zenuwsidderingen en bij de andere een zweem van kleffe benauwdheid en in de menigte van veinzers en venijnspuwers bemerkte ze, gelukkig voor haar, hier en daar een medelevende blik. ’t Verschafte een onmetelijke kracht om zich met los vertrouwen op 's Heren genade te verlaten en weer zonk ze weg in een veld van onzichtbare energie hetgene haar deed zweren van geen lompe besluiten meer te nemen. Tegelijkertijd nam ze zich voor van beter, nog beter, naar de medemensen te luisteren. In de nabije toekomst zou ze gloeiende oogopslagen van pronkzieke viswijven weerstaan terwijl ze sukkelaars van venten aan haar boezem drukken zou. Liefkozen zou ze hen zoals ze vroeger reeds deed, maar voortaan enkel en alleen voluit op haar hoogstpersoonlijke voorwaarden. En geen andere. Het laken ging niet meer door de ogen van de schaar getrokken worden. En aan het klokzeel werd ook niets meer gehangen. En terwijl ze dieper en dieper in een onbevattelijke maar louterende bron van liefde wegzakte, hoorde ze haar zwangere zuster zeggen dat zulks nooit goed samen gaat, de ene kort van stof en de andere lang van tong. Dat dat dan wel zo mocht wezen, dacht de kersverse achterdochtige weduwe maar dat dat dan toch nog geen enkele reden was om zichzelf op te knopen?

06-12-2005 om 00:00 geschreven door Criétiff Peepull


05-12-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Op de immer glimmendschone scène slaat de kadukke klok. Ze rinkelt als een alarmbel schril en schel. Onverbiddelijk klingelt ze en bijna net zo obsceen gelijk het paarse toneel zelve dat zich dagdagelijks, ja zelfs minuut na minuut, donkerbruin gerand voor onze verschimmelde ogen afspeelt. Thans heft het geschoolde koor het angstwekkende loflied aan en van zodra de eerste tonen van het laatste bedrijf tot in de hoge nok van de helverlichte arena weergalmen, heeft de apotheose uit ’t spektakel van kutschurft en piemelschandaal onomkeerbaar een aanvang genomen. Voor jong en oud, rijk en arm, dik en dun, koud en warm, werkelijk voor iedereen staat het stugge stuk op het lompe lijf geschreven. Consumptie verplicht in dit schunnige schouwspel, vol plichtskwakende scharminkels en rechtsverzakende warwinkels, dat zich baadt in een mierzoete sfeer van eeuwenoude mystiek bijwijlen, en gedurig in het om en om overdadig welvend de hooggevoeligheid omtrent afwezige communicatie en bezige constipatie. Met wanstaltige schimmen die zich als blauwe, naaktslakkerige neanderthalers over de rode aarde schuren. Zich volstrekt nietig wentelend onder het loden juk van de richtingloosheid, krachteloos kronkelend van de goedgevulde ijskast naar het doorgelegen bed en van het doorgelegen bed naar de stinkende plee en van de stinkende plee naar de onbeschofte tv en van de onbeschofte tv naar de bestofte kleerkast en van de bestofte kleerkast naar het vervuilde frituurvet en van het vervuilde frituurvet naar het zinken bad en van het zinken bad wederom naar dat doorgelegen bed. Slijmerig sluipend in archeologische kringetjes, zichzelve op eigen snelheid de ideologische draaikolk inwringende, wars van enig vleugje bewustzijn. Nochtans meer dan bevlogenheid genoeg, de meesten onder hen dan, doch door de vele eeuwen heen vooreerst veelvuldig door de goden een weinig mismeesterd en nadien door deernes' duivelsklauwen zorgvuldig maar zwijnig opgevangen. Met uitmuntende zorg voor het geestelijke gemis en bijstand in de steeds weerkerende periode van revalidatie. Met daarbovenop steun en troost en licht in het donker, op de harde weg na de val. En dan ijlend en kwijlend naar de havens van Parkinson en Alzheimer.

Het was een grauwblauwe maandag, één april tweeduizend en vier, en het was niet meer of niet minder dan dat. Een zoveelste etmaal in de zoveelste week en het was tevens een mare over een achterdochtige vrouw dewelke deze rauwe maandag beleefde zonder te beseffen dat haar leven tegen die avond aan nooit of te nooit meer hetzelfde zijn zou. Tegen zevenen ontwaakte ze alleen nadat ze alleen had geslapen. Ze bracht de kinderen naar de school en reed terug naar huis. Daar begon haar dag met pepermunt en twee muntsigaretten. Naderhand Bulgaarse yoghurt met pruimen en twee tassen muntthee. Vervolgens stapte ze opnieuw in haar wagen en toerde rondjes langs de kerk tot ze wist in welke windrichting ze die maandag verkeren wou. Tegen negen uur die ochtend stopte ze aan het kapelletje van Onze-Lieve-Vrouw van de Blauwe Zeeën en de Heldere Rivieren. Daar plengde ze bittere tranen toen ze haar zesde sigaret oprookte. Daarna reed ze verder, terwijl ze zich afvroeg vanwaar toch die tranen kwamen. Voor ze het terdege in het oog had, stond ze voor de deur van Oskaar, haar liefdevolle minnaar. Ze zocht naar de deurbel om hem op de hoogte te brengen van haar onverwachte aanwezigheid. Ze werd opgemerkt door de buurvrouw die haar wist te zeggen dat hij al in geen drie dagen tijds meer was buitengekomen. De achterdochtige vrouw werd thans maar pas achterdochtig en belde hem met haar gsm. Doch Oskaar nam niet op. De achterdochtige sprak een boodschap in en reed piekerend verder langsheen Vlaanderens straten en wegen. Tegen tienen belandde ze op de luchthaven van Zaventem. Daar aangekomen liep ze rond in het gigantische gebouw en kreeg ze een telefoontje van Oskaars moeder. Van wat er zich het uur nadien afspeelde, heeft ze tot op heden nog steeds geen weet. In een onbevattelijke roes raasde ze terug in de richting vanwaar ze eerder was gekomen. Onbeschrijfelijk gutsten haar gevoelens om en om.

05-12-2005 om 00:00 geschreven door Criétiff Peepull


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

als 'k langs de kade wandel...blijf 'k wachten totterdood... zo gaat dat voor klein en groot... hier gaat de vader open en bloot... daar tijgt de schijnmoeder op zoek naar beleg voor haar oudbakken brood... ginder knokt het papaloze kindje in ouderlijke nood... en dan komt er 'n rijke ouwe sok in het spel, zeg maar een geslepen idioot... ook wel genoemd een vaandelvlucht plegende, gezinsbrekende, kapitalistische stommekloot... met 'n handel en wandel van heb-'k-jou-daar... effe mooi in de tang, effe schoon in de schaar... samen in de pijp duiken dan maar... hij legt de euro's op 't nachtkastje, de handelaar... de spirituele deal is beklonken...  de kierewietuele zaak is klaar... zo zijn hij en de schijnmoeder voor de buitenwereld dan een paar... want doe wel ende zie niet om, gij schuinmarcherende meermaals failliet gegane wandelaar... in het huis van creativiteit gonst het van subsidie, prostitutie en toneelbedrijvigheid alom en zit het kindje, daar geplaatst door haar eigen schijnmoeder, op een vreemde schoot van, laten we wel wezen, die rare kale doch bemiddelde neuroot... doch in die kaalkop en in zijn afhangende schouders schuilt een groot gevaar... en, geloof het of niet, maar het is echt waar... terwijl de verbannen vader na z'n kadewandelingen staat toe te kijken hoe z'n papaloze kind wordt rondgesjouwd door weer, wereld en wind... krijgt ondertussen die oude, vieze, vuile, kale hond zelfs zijn eigen scheiding nog altijd niet rond... wellicht begint zijn versleten geweten hem te hinderen... en wil hij terug een beter contact met zijn achtergelaten kinderen... en wellicht ook met zijn eigen vrouw... immers, er gaat toch niets boven de trouw... zo drijft die man zonder haar in midlifecrisis tussen wal en schip... en zit hij, als falende surrogaatvader, opgezadeld met enerzijds zichzelf en anderzijds een ophokplichtige wipkip... en beschouwt vanop de wal de uitgerangeerde vader tandenknarsend hoe z'n unieke kindje op de schouders van die schriele schrale kale aap de aarde wordt rondgeleid... de schriele schrale kale aap, jawel, de vreemde eend in de bijt... he, kale kotsluis, hou je poten thuis en blijf met je fikken van m'n kleine af, of op een dag krijg je hiervan spijt... gonst het in de verstoten vader z'n gedachtegang terwijl hij onder het geannexeerde vaderschap lijdt... en hij al veel te lang alle andere kinderen en hun alomtegenwoordige levendigheid vermijdt... omdat de aanblik van elk kind, zonder dat hij het kan verhelpen, de achtergebleven vaderrestanten flagrant aan stukken rijt...

Na 'n chemotherapeutische openhartoperatie - zonder 'n spoor van werkzame narcose of 'n zachte zweem van medemenselijk medeleven, zonder een zwoele zucht van goddelijke gratie of een spekvette spat van bittere gal - kroop Bernardus Vandeplusse, de hengelloze visser, op handen en voeten vanonder de botte bijl die zich losjes liggend in de twee ijzeren linkerhanden boven 'm bevond en sloop hij op een zonovergoten vaderdag, vogelvrij verklaard, in de richting waar hij de nakende tijden gewapend én wakende wist. Ginder, waar ze klaarwakker geduldig liggen wezen om op eender welk moment vanuit het niets onherroepelijk, genadeloos en nietsontziend toe te slaan.

Deels uit eigen beweging en deels aangedreven door de onweerstaanbare drang ter overleving, sprong Vandeplusse, ergens onderweg, recht en spurtte hij, met de gloeiende stront striemend stromende van tussen z'n hevig toegeknepen billen, het pikkedonker tegemoet tot hij niet meer verder kon en naar adem te happen stond, aan de wegbrokkelende rand van de gapende afgrond. De rotsen onder 'm geleken de afgezaagde tanden van een paardengebit, vlugvlug gepropt in een afgemeten maar veel te groot fotomodellenbakkes. Hij hoorde hoe 'n donderende orkaanwind 'm om de oren floot en hoe z'n oudemannenknieën kraakten. Hoe z'n drastisch doormidden gereten hart almaar bonkte van ikdrumbliksemikdrumbliksem en hoe er iets in z'n zonnevlecht gortdroog knapte. Z'n treurmarstranen denderden als 'n trein van 'm weg en het laatste dat hij dacht, vooraleer z'n hersens beneden hol de piekende stenen raakten, was dat hij als een totaal verblinde had geleefd. En de blik op zichzelf gericht, zag hij niet de werkelijke waarde van z'n opofferingsmoed en begreep hij niet dat hij handelde vanuit een zuiver zinnelijke intuïtie. 'n Miljoenen jaren oud instinct dat, het mag gezegd, voor 'm meer weg had van een kosmische instinker. Hoe anders te verklaren dat hij in de, door de ooievaar en de moederschoot, wijdopengesperde val trapte? Nee, hij zag het niet. Hetgene hij daarentegen wel in het oog kreeg, was de ijver waarmede de ene helft van z'n hart de overblijfselen van de andere helft iedere dag opnieuw en opnieuw in de kleinste plooien van de tijd begroef. Voortaan alleen nog halve harten troef! Voor z'n eigen bijdrage in heel deze historie is het nog iets te vroeg. Of al veel te laat. Dat kan ook.

Alzo komt het dus dat de weggespuwde en uitgebraakte Bernardus Vandeplusse u van halver harte welgekomen heet in het atelier van z'n vissersvisioen, net achter de hogedrukkamer van z'n niet-te-dromen moorddroom. Alles, of toch zo goed als alles, analoog geregistreerd en thans tot op de laatste bit gedigitaliseerd. Van zodra de pixels op zijn, is het surfen voor 'm gedaan. En is de aarde volledig om zeep - en spreekt u dat gerust tegen indien u met deze boude stelling niet akkoord kunt of wenst te gaan - dan beginnen we, volgens de vermetele Vandeplusse, aan de maan. En hij, het gekwetste dier dat gnuivend en snuivend een weg zoekt naar z'n ontnomen oogappel, schreeuwt het luid en krijst het naar alle windrichtingen, vanuit alle staten. Vooruitlopend op dat wat komen gaat, sleept hij zich na z'n dodelijke val schuimbekkend van woede door de stad en over de plaveisels van haar straten.

Van halver harte welkom in m'n getroffen keizerrijk van puin en gruis, gij familieverdriet en gij thuisgespuis staat er op de virtuele deurmat te lezen en voor de rest is het een trage amper dynamische 'kweetniethoe statische homepage waar Vandeplusse doorheen waart als een spook in slowmotion. En niet zomaar in een flapperend laken gestoken of met andere fantomenonzin omgeven maar wel degelijk in de gedaante van een echt spook. Dat, op die vervlogen zonovergoten tevens zonsverduisterde vaderdag, eindelijk aanspoelde tussen de cynische booswachters, de macabere wetsverkrachters, de morbide pretpachters en de dolende straatslachters. Na jaren van vicieuze omzwervingen en kringelende overpeinzingen, zowel front- als backstage, en slechts gehuld in een jas van papapaniek, trok hij z'n handen dicht tegen zich aan en omklemde daarin nog enkele scherpe maar fragiele scherven van magie. Lijkbleek zat hij ineengedoken te trillen. Als men goed keek, keek men er los doorheen, zo bleek zag de slappe vod. Hij had passie, liefde en trouw uitgestrooid en kreeg in de plaats leegte, leugenachtigheid en rouw toebedeeld. Afzender: ex-vrouw. 't Ijzige wijf oogt, als ze veel moeite doet, voor de duur van een moment best lichtjes sympathiek. Maar diep binnenin, onder het oppervlak van de ijswoestijn, huist er iets borderline, tiranniek en vaderziek. En dat alles in een lome sluimertoestand. Want met dat mens is er, als men het over de psychosomatische boeg zou gooien, heel wat aan de hand. Het zou heel wat voeten in de aarde hebben vooraleer de ware toedracht naar boven zou komen. Ondertussen, vanuit de fantoompijn van z'n spookachtigste zijn, verklaarde Benaar haar, en de hele klerezooi harer klerelijersclan, de totale oorlog.

Heel wat maanden van uitputting en ontbering verder, rest 'm thans enkel nog het eenvoudigste verzet tegen het dagdagelijkse onrecht. Stijfhouden de blauwgeslagen poten en zich niet door het liefdeloze laten chanteren: dit is de gescheurde vlag waaronder deze broze, felvermagerde gozer heden ten dage z'n gerechtvaardige burgeroorlog strijdt. Gezien de onverkwikkelijke feiten en gelet op de giftige gegevens, bezigt hij hiervoor z'n gesmoorde stem en gelooft hij, dankzij vrouwe Justitia en ondanks de maatschappelijke pikorde, meer dan ooit rotsvast in de leefbaarheid ener afsprakeloze werkelijkheid. De verborgen agenda vol zorgen, de onontkoombare corrigenda van morgen en de problematische addenda van de aanstormende lustra zijn 'm middelerwijl alle reeds welbekend. Toch is Benaar noch een treurnisvisionair noch een paniekprofeet van het zuiverste water. Voor deze schapeloze herder tellen niet de vage doemdenkerijen en de steeds weerkerende onheilsboodschappen die 'm, vanuit het ongerijmde, tomeloos tegemoetstromen doch enkel en alleen nog, ja... heel uitgesproken zelfs, de kathedraalgrote vriendschap van de brandschone Staat van Apathie en Lethargie en haar ontroerende trouw in z'n maandelijkse abeidsongeschiktheidstoelage. De Benaar, waarvan hier sprake, wou zich enkel volvaardig over het noodlijdende addergebroed ontfermen maar verwerd viavia zelf tot een steuntrekkende stoethaspel. Met z'n mankelende lijf om de zoveel maanden op krukken en z'n sprankelende geest domweg in stukken. Zover was het dus moeten komen. Edoch... door een waar mirakel zag hij zich toch nog simpelweg bijeengesprokkeld én gered worden.

In de dankbare wetenschap dat hij van u allen veel te veel krijgt, kust hij de sociale zekerheid en geeft hij dankbaarder dan ooit tevoren aan u allen het verkregene meer dan honderdvoudig terug.

05-12-2005 om 00:00 geschreven door Criétiff Peepull







gastenboek
  • cialis und herzproblem
  • apcialis uk cheap delivery
  • user reviews on cialis
  • acheter cialis levitra
  • gnrique du cialis en franc

    laat maar weten wat u denkt als u denkt dat u iets weet, waarvoor dank.


    Foto

    Eviva de cinema en leve de regen, hiep hiep hoera voor al die blablabla en voor hen die worden doodgezwegen!!!
    Foto

    In deze tijden van oplichting en verduistering is het uit pure noodzaak dat 'k zing...
    Foto

    Wat is er erger dan de creativiteit van een handelaar? De leugens en het zelfbedrog, dat is toch zonneklaar...
    Foto

    hei, gecorrumpeerde commerçant, blijf met je fikken van m'n kind, schreeuwde 'k tegen de wind...
    Foto

    Niet zelden zijn zij die altijd al gelukkig zijn geweest, de armsten van geest...
    Foto

    Wanneer de liefde de leegte begint te zegenen, begint 't in 't donker lichtjes te regenen.
    Foto

    Aardig bij de tijd: vaardig in onrechtvaardigheid!
    Foto

    Danke danke dank u wel, afdanken die papa en liefst heel snel, nietwaar misschien, mama tuttebel???
    Foto

    Jantje klopte d'er altijd op... op de kindjes hunne kop
    Foto

    Jantje was dan ook niet emotioneel intelligent en werd dan maar advocaat, de voddenvent
    Foto

    Later ging Jantje in de dorpspolitiek en zo werd het hele dorp ziek
    Foto

    Op het allerlaatst mocht hij niet meer met de auto rijden wegens overmatig drankmisbruik, tja, ze gaat zolang te water t
    Foto

    De verstoten vader droomt z'n enige meisje rauw tot 'n fantastische jonkvrouw en die droom droomt hij met alle macht van
    Foto

    Benaar kreeg het niet gezegd hoe iedere volle minuut een half uur geleek en hij kreeg het evenmin uitgelegd waaraan hij
    Foto

    Vooruit of terug in de tijd... Benaar leeft plichtsbewust z'n gebenedijde Benarigheid en dat dan langs geen kanten in ka
    Foto

    Er zijn zo van die dagen, er zijn zo van die dingen: Benaars onbedaarlijke bedenkingen monden steevast uit in die ene le
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    E-mail Benaar

    Druk op onderstaande knop om 'm 't eender wat te laten geworden...


    Blog als favoriet !

    Archief per week
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006
  • 23/01-29/01 2006
  • 16/01-22/01 2006
  • 09/01-15/01 2006
  • 02/01-08/01 2006
  • 25/12-31/12 2006
  • 19/12-25/12 2005
  • 12/12-18/12 2005
  • 05/12-11/12 2005


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs