En met de stem van dat strak stinkende onschendbare eunjerei donderratelend in z'n krawankelende kop bleef Benaar dus liggen. Hij geraakte niet - of kon niet of wou niet - rechtop of zich nog maar van een centimeter verplaatsen. De machteloosheid, die hij daarnet nog had gevoeld in de arena, was het enige dat hij gewaarwerd. Voor de rest proefde hij kilte. En onverschilligheid. Gelatenheid. En onrechtvaardigheid. De tabak was op, de nederwiet was op, de koffie was op. Z'n knieën protesteerden. Z'n witgetrokken handen omklemden hen. Z'n ene oog keek door het vuile raam dat uitgaf op 'n helderblauwe lucht in het noorden. Uit z'n trillende mond liep 'n straal van kwijl en onderwijl tussen z'n fluitende oren rammelde er weer vanalles waarvan hij ogenblikkelijk wat-peins-'k-nu-weer peinsde. En hij dacht:
" In 't weldadige oosten, ja, en in 't bedompte westen zeker. En in 't schrale zuiden misschien. Maar in het iele noorden? Zouden ze daar ook kinderzieltjes vermoorden?"
Vlak daarna dacht hij:
"Wat denk 'k nu toch? Hoe komt zulke gedachte in me op? Waarom denk 'k nu zoiets? Wat zou dat willen zeggen?"
En dan, ineens, weer iets van gans ander allooi, schoon gecentreerd tussen z'n twee oren:
"Hoe zou 't komen dat, van zodra 'k terugkijk naar 't verleden,
de totale stilstand me nekt
terwijl al 't schone en 't ware, bezoedeld en bevlekt,
afsterft rondom m'n lijf en leden
alsof 'k tot op de dag van heden
elke valselijk voorgestelde toekomstdroom
onverrichter zake heb bestreden
en daarenboven ondertussen alleen maar heb geflashbacked?
Wellicht omdat 'k gerechtelijk met weinig respect perfect werd afgebekt?
Iedere salarisjoker daarin door de context behekst?
Alzo ging 'k dan iedere dag radeloos te rade bij mezelve
waar vanuit gods genade een elf zich achter een geeuw
een palindroom als naam plaste in de verzensneeuw,
die als knotsgekke witte glitterballen blijft vallen
boven de machteloze, bitter getrompetterde olifantenschreeuw.
Dus nam 'k eerst de trein, dan de tram en dan de autobus...
mensen allemaal saam, niet te geloven, wat was me dat!
Links een kathedraalraam, rechts het karkas van een verpieterde rat,
en in het midden, begin maar al te bidden,
de lalchemie en de onbestaande cohesie tussen proza en poëzie
die zonder kraaien zonder piepen bloedrood tegen malkander aanliepen.
En als uit één mond vlogen klinkers en medeklinkers
gelijk verbrijzelde hartenschilfers in het rond
en door de deuren en de ramen van de lichtslapende stad,
die grote gapende donkere vlek dewelke op licht ontvlambare ondergrond
- alsof het allemaal niet genoeg kan kosten- in peperduur vuurwerk uiteenspat.
Wars van mededogen lag onderwijl een ketting
van grimmige nachten rond m'n bestemming
als een versmachtende ring.
Dus opende 'k overal waar 'k buiten adem aankwam
het vlammende discours over het openbaar vervoer
dat ons zo toch stipt en veilig bracht doorheen dit engerlingenland
dat altijd al behoorde aan de hoer en de varkensboer,
de kroegbaas en de ploegbaas, de handelaar en de wandelaar,
de werkloze werker en de werkende werkloze, de kandelaar, de kerker,
en de versterkende sterredoze waar men zich de voorstelling kan dromen
dat piraten en matrozen in symbiose tot een gezamenlijke voorspelling moeten komen:
straks veel minder auto's en veel meer bomen!
Dus vroeg 'k hen telkenmale op het eind van m'n krachten,
als het ware in een allerlaatste stuiptrekking,
wat al die mobieltjesfossieltjes onder vier ogen en zo langs de neus wegdachten
aan wroeging, kindermishandeling en fatherless mindfucking?
Kan je begrijpen, vermag je te verstaan?
Elkeen zat 'm te knijpen, geen reiziger begon d'eraan.
Er viel immers niks te bespreken,
het was nu eenmaal hoe het moest gaan
omdat het niet anders kan.
Zoiets ontmoet je in je leven,
daarvan word je man
met de resonantie van maar één devies
voor 't onherstelbaar beschadigde pendelaarsmaagdenvlies:
toch beter voortaan
met de rolschaatsen op de baan."
En dan dienden er zich plotsklaps tientallen gedachten terzelfder tijd aan. Sommige zeilden geil en grijpensklaar voorbij, andere klapwiekten dan weer kil en onbevattelijk weg en weer. En dan verscheen er één gedachte die erin slaagde van de terreur van dat ontwakeningszinnetje te neutraliseren. Zodat de kraakstem van die kromme kloterige krampenrechter naar de achtergrond verschoof en er niks anders meer overschoot dan een ijl nauwelijks hoorbaar zoemzingen. En daarover gleed dan de hangende gedachte als een kano over een rivier:
"Koffie, koffie, koffie... tabak, brood, boter, kaas en eieren... m'n zeikkeizerrijk voor koffie, koffie, koffie... tabak, brood, boter, kaas en eiren en kasseien, honderdduizenden kasseien. En overrijpe tomaten. En bomvesten. En granaten. En houwitzers. Kalashnikovs. Uzi's en Minimi's. En vitamine A,B,C, D, E en K. En adrenaline. En serotonine. Melatonine. Efedrine. En cortisolinjecties. En containers testosteronstrips. En legioenen stoottroepen tegen het leger des onheils, dat sedert jaar en dag wordt aangevoerd door de duivel in hoogsteigen persoon. Maar eerst - vooraleer uit de schulp te kruipen - genotmiddelen, zuivel en steen. Daarmede moet de coup gelukken. Vervolgens achter de coulissen 't calamiteitencollectief bijeenroepen, intens en onmenselijk lang vergaderen, tot op de bodem van de puntjes en tot ver voorbij de komma's afspraken maken in de plaats van onbeargumenteerbare commando's te geven en dan pas, als de hele voorbereiding klopt en wanneer iedereen paraat is om - alle neuzen in dezelfde richting - het gezamenlijke doel te bewerkstelligen, dan pas in actie komen. Niet eerder. En optreden, optreden en optreden. Tegen alles waar ge niet voor wilt zijn. Het koningstehuis uitmesten, de staatsambtenaren totterdood pesten, de deurwaarders pakken, de flikken te lijf, de advocaten bakken, d'eruit met de notaris en met zijn doppende wijf, de rechters vierendelen, de politici kelen, de topsporters castreren, hun supporters elimineren, de collateral damage niet medetellen en alle dieren onmiddellijk in ere herstellen. Daarmee dan een tribunaal oprichten en elke nog levende oorlogsmisdadiger en iedere collaborateur d'er tegen heug en meug voorslepen, beschuldiging uitspreken, verdediging aanhoren, berechtiging voltrekken en afvoeren. Of vrijlaten. Zeker als men de termijn van de redelijkheid overschrijdt. Als het rechtmatige oordeel dan uitblijft omdat er verjaring in het spel is gekomen, dan is dat maar zo. 't Is toch pas op het allerlaatste dat de prijzen worden gedeeld." |