Heilige zuster
Faustina Kowalska ( 1905-1938)
Over de Goddelijke Barmhartigheid, het Paradijs, de Hel en het Vagevuur.
Zuster Faustina, neemt ons mee naar de voor ons onzichtbare wereld, die even voor haar zichtbaar werd zoals hier op aarde.
Ook Zr.Faustina
moedigt ons aan om onbeperkt vertrouwen te stellen in Gods onpeilbare
Barmhartigheid.
Het is niet voor
niets dat Paus Johannes Paulus II Zr.Faustina als eerste heilige
heeft heilig verklaard in het derde millennium. Haar geschriften zijn
overal verspreid. Zij zijn van grote betekenis voor mensen die in de
wereld van vandaag de waarheid zoeken. In haar Dagboek beschrijft
Zr.Faustina enkele voorvallen die illustreren welke relatie er
bestaat tussen de Goddelijke Barmhartigheid en het Vagevuur.
Ze vertelt:
Toen ik de kapel voor een momentje bezocht, zei de Heer tegen mij:
Mijn dochter, help mij een zekere zondaar te redden die op sterven
ligt. Bid voor hem de rozenkrans die ik je geleerd heb. Toen ik
deze rozenkrans begon te bidden zag ik hoe deze man op sterven lag en
daarbij verschrikkelijke kwellingen onderging en in een hevige strijd
verwikkeld was. Zijn beschermengel verdedigde hem, maar hij was als
het ware machteloos tegenover de overweldigende aangrijpende ellende
die zij ziel overviel. Een menigte Duivels stond op zijn ziel te
wachten. Maar terwijl ik de rozenkrans aan het bidden was, zag ik
Jezus precies zoals Hij op de afbeelding weergegeven wordt. De
stralen die uit het Hart van Jezus kwamen , omgaven de zieke, op
sterven liggende man, en de machten der duisternis sloegen in
paniek op de vlucht. De zieke man blies zijn laatste adem vredig uit.
Toen ik weer bijkwam, begreep ik hoe belangrijk de rozenkrans voor de
stervenden is. Deze brengt de toorn van God tot bedaren(Dagboek
§1565).
Een andere
keer vertelt ze, wat voor de zielen in het Vagevuur betekent om
voortdurend te dorsten naar God: Op een moment vroeg ik de Heer voor
wie ik nog meer moest bidden. Jezus zei, dat Hij me de volgende avond
zou laten weten voor wie ik moest bidden. De volgende avond zag ik
mijn beschermengel, die mij vroeg hem te volgen. Opeens was ik in een
mistige plaats vol vuur, waar zich een grote menigte lijdende zielen
bevond. Ze baden vurig voor zichzelf, maar zonder resultaat. Alleen
wij kunnen hen te hulp komen. De vlammen waardoor zij verteerd werden
en die door hun heen brandden, waren niet in staat mij te raken. Mijn
beschermengel liet me geen moment alleen. Ik vroeg deze zielen, wat
hun grootste lijden was. Ze antwoordden mij eenstemmig, dat hun
grootste kwelling hun verlangen naar God was. Ik zag hoe Onze Lieve
Vrouw de zielen in het Vagevuur bezocht. De zielen noemen haar de
Sterre der Zee. Ze brengt hen verkwikking. Ik wilde nog langer met
hen spreken, maar mijn beschermengel wenkte me om weg te gaan.
Vervolgens verlieten we deze gevangenis van lijden. Ik hoorde een
inwendige stem die zei: Mijn Barmhartigheid wil dit niet , maar de
Gerechtigheid eist het. Sinds die tijd leef ik in inniger gemeenschap
met de lijdende zielen in het Vagevuur (Dagboek§20).
De vrijgevige liefde
van Zr.Faustina, stelt haar in staat om hetzelfde lijden te ervaren
als sommige zielen in het Vagevuur. Ze vertelt:
9 juli 1937. Deze
avond kwam een van de overleden zusters naar mij toe, en ze vroeg mij
om een vastendag en al de geestelijke oefeningen van die dag, voor
haar te offeren en op te dragen. Ik antwoordde haar, dat ik dat zou
doen.
De volgende
dag offerde ik vanaf s morgens alles voor haar intentie. Tijdens
de heilige Mis doorleefde ik en maakte ik haar kwellingen die zij
onderging in het Vagevuur, voor korte tijd mee. Ik ervoer zulk een
intense honger naar God, dat ik leek te sterven van verlangen om met
Hem verenigd te worden. Dit duurde maar kort, maar ik begreep hoe
groot en kwellend het verlangen van de zielen in het Vagevuur naar
God is.
Onmiddellijk
na de heilige Mis vroeg ik moeder overste toestemming om te vasten,
maar ik kreeg die niet vanwege mijn ziekte. Toen ik de kapel
binnenging, hoorde ik de volgende woorden: als je gevast had,
zuster, zou ik pas vanavond verlichting gekregen hebben, maar vanwege
je gehoorzaamheid, die je ervan weerhield om te vasten, verkreeg ik
deze onmiddellijk. Gehoorzaamheid heeft grote kracht (Dagboek§1185
en 1186).
Toch komt het
voor dat er zielen zijn, die vanwege hun persoonlijke vrijheid, God
pertinent weigeren tot aan het einde van hun leven, en die ervoor
kiezen om in eeuwigheid zonder Hem te leven. Wat gebeurt er met deze
zielen? Zr.Fausina
geeft ons een van de meest aangrijpende beschrijvingen van de Hel. Ze
schrijft:
Vandaag werd
ik door een engel naar de spelonken van de Hel gebracht. Het is een
plaats van grote marteling. Wat is ze groot en uitgestrekt. Ik zag
verschillende soorten kwellingen: de eerste kwelling waaruit de Hel
bestaat, is het verlies van God. De tweede is de eeuwigdurende
gewetenswroeging. De derde bestaat eruit, dat iemand toestand nooit
zal veranderen. De vierde is het vuur dat in de ziel dringt, zonder
die te vernietigen. Het is een verschrikkelijk lijden, want het is
een zuiver geestelijk vuur, dat door Gods toorn is aangestoken. De
vijfde kwelling is de blijvende duisternis en een vreselijke
verstikkende stank. Ondanks de duisternis zien de duivels en de
verdoemden elkaar en al het kwaad, zowel dat van anderen als van
zichzelf. De zesde kwelling is het vaste gezelschap van Satan. De
zevende kwelling bestaat uit een verschrikkelijke wanhoop die de ziel
kwelt en uit een permanente haat tegenover God. Verder uit een
verfoeilijke taal, uit vloeken en godslasteringen. Dit zijn de
kwellingen waaronder alle verdoemden samen lijden, maar hiermee is er
nog geen eind aan het lijden gekomen. Er zijn bijzondere kwellingen,
die voor elke ziel afzonderlijk bestemd zijn. Dit zijn de kwellingen
die door de zintuigen ondergaan worden. Iedere ziel ondergaat
vreselijk en onbeschrijfelijk lijden, dat in verband staat met de
manier waarop zij gezondigd heeft. Er zijn spelonken en martelpunten,
waar de ene vorm van foltering verschilt van de andere.
Ik zou alleen al bij
het zien van deze martelingen gestorven zijn, als de almacht van God
mij niet ondersteund had. Laat de zondaar weten, dat hij in alle
eeuwigheid gemarteld zal worden via zijn zintuigen die hij gebruikt
heeft om te zondigen.
Ik schrijf dit op
bevel van God, zodat geen enkele ziel een uitvlucht zal kunnen vinden
en zal zeggen dat de Hel niet bestaat, of daar nooit iemand geweest
is en dat dus niemand kan zeggen , hoe het daar is.
Ik , zuster
Faustina, heb in opdracht van God een bezoek gebracht aan de
spelonken van de Hel, zodat ik de zielen erover zou kunnen vertellen
en het bestaan ervan zou kunnen getuigen. Ik kan er nu niet over
spreken, maar ik heb opdracht van God gekregen om het op schrift te
stellen.
De Duivels waren vol
haat jegens mij, maar ze moesten mij op bevel van God gehoorzamen.
Wat ik opgeschreven heb, is maar een zwakke afspiegeling van de
dingen die ik gezien heb. Maar één ding viel mij op: dat de zielen
die daar waren niet geloofd hadden dat er een Hel bestaat.
Toen ik weer
bijkwam, kon ik mij bijna niet herstellen van de schrik. Hoe
vreselijk lijden de zielen daar. Als gevolg hiervan bid ik nog
vuriger voor de bekering van de zondaars. Zonder ophouden smeek ik
voor hen om Gods barmhartigheid (Dagboek§741).
Ik ben vaak
aanwezig bij stervenden en door mijn smeekbeden verkrijg ik voor hen
vertrouwen in Gods Barmhartigheid. Ik smeek God om een overvloed van
goddelijke genade, die altijd overwint. Gods Barmhartigheid raakt de
zondaar soms op het laatste ogenblik op wonderlijke en geheimzinnige
wijze. Uitwendig lijkt het of alles verloren is, maar dat is niet het
geval. Een ziel die verlicht wordt door Gods krachtige en beslissende
genade, wendt zich op het laatste moment met zulk een krachtige
liefde tot God, dat ze in een ogenblik vergeving van zonden en
zondestraffen ontvangt, terwijl zij uitwendig geen teken van bekering
of berouw laat zien, omdat zielen in dat stadium niet langer op
uitwendige dingen reageren.
O, hoe gaat Gods
Barmhartigheid ons begrip te boven. Maar, hoe huiveringwekkend, dat
er zielen zijn, die deze genade vrijwillig en bewust verwerpen en
verachten. Terwijl iemand op het punt staat te sterven, geeft de
barmhartig God de ziel een helder, inwendig moment, zodat de ziel,
als ze dat wil, de mogelijkheid heeft om naar God terug te keren.
Maar soms is de verharding in de zielen zo groot, dat ze bewust voor
de Hel kiezen. Zo maken ze al de gebeden die anderen voor hen aan God
hebben aangeboden en aanbieden, en ook de inspanningen van God zelf,
nutteloos. (Dagboek§1698).
Bron: Het
wonderlijke geheim van de zielen in het Vagevuur
Zuster
Emmanuel Maillard in gesprek met Maria Simma
Verkrijgbaar bij S
Veys tel 056 77 73 73 Stefaan.veys1at telenet.be
|