Dinsdag, 3 februari 2009. Mai Chang, Airport Nim Wang Godwetwa Hotel.
17. Een wandelend souvenirstalletje.
We worden echt goed in 't slapen op een plank. Maar een miserabel ontbijt verwerken - geserveerd door enkele norse Thaise madammen - dat gaat ons nog niet zo vlot af. Het hotel was 's morgens een puinhoop: alle zooi van het feestje van een motorbende van de vorige avond stond nog op de tafels, maar de Finse hotelhouder trekt zich dat precies allemaal niet meer aan. Ik vind dat als ge dan toch persé met een Thaise wilt trouwen dat ge er maar voor moet zorgen dat ze 's avonds 't kot opruimt en 's morgens haar humeur, anders vind ik dat ge er niet bepaald een zaak aan gedaan hebt. Kortom we waren blij dat we er konden vertrekken. Jammergenoeg voor ons laatste dag op 't Thaise vasteland...
Voor vandaag hadden we het bezoek aan de Doi Inthanon, de hoogste berg van Thailand gepland, hij is 2.565 meter hoog, dus dachten we enkele leuke uitzichtpunten te vinden en vooral veel watervallen.
De eerste was de Huaing Saai Leung Waterval, een hond wandelde vrolijk mee met ons naar 't water. Ze lag ook niet zo ver van de baan dus ik had ik mijn berentas meegenomen om wat foto's te maken. Er zijn nog niet veel berenfoto's gemaakt deze reis, gewoon geen tijd gehad. Straks heb ik een berenreisverhaal zonder fotos, dat zou pas een ramp zijn.
Ondertussen loop ik rond als een kerstboom opgetuigd met souvenirs... Ik ben eigenlijk al meer een wandelend souvenirkraampje. Noenoei bengelt vrolijk rond mijn hals, het t-shirt van het Olifanten Hospitaal is lekker zacht, en mijn armen hangen vol met heelder reeksen armbanden die ik bij de langnekken kocht...
Heel in de verte zie je in deze indrukwekkende natuur de tempel van Koning Bhoemibol liggen.
Bovenaan de Doi Inthanon zijn 20 jaar geleden twee moderne tempels ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van Koning Bhoemibol gebouwd. Zielloze grijspaarse dingen die meer weg hebben van communistische mausolea dan van romantische tempels. Ze hebben zelfs roltrappen aangelegd. Wat een contrast met de fleurige, oude en drukversierde tempels zonder confort die je overal op t platteland vindt. Rondom de kille bouwsels liggen bloemperken, een soort van botanische tuinen met planten die alleen in de koelte van deze hoogte kunnen groeien. De Aziatische toeristen worden hier wild van. Heelder kuddes staan met de gekste smoelekes te poseren in bij de bloemperkjes. Bij momenten lijken er meer mensen te groeien dan planten. Ik heb geen bloemen gefotografeerd ik heb poserende (en dus springende!) en fotograferende Japanners getrokken. Véél amusantere onderwerpen. Voor een Belg waren de planten die daar groeiden trouwens heel gewoon. De Aziaten vonden natuurlijk een Westerling dan weer een exotische diersoort en dus moesten wij weer mee als curiositeit op hun fotootjes komen mee poseren. Maar ik weet ondertussen hoe dat moet.
En maar poseren...
Holland zijn tulpenbollen, België zijn "Manneken Pis"... Elk land is trots op iets anders...
Mooie moderne kunstwerken uit tegels op de zijwanden van de tempel.
Toch maar een extra trui aantrekken op deze hoogte... Of mij eens goed laten vastpakken.
Deel 2 : Beweeglijke en bibberende fotomodellen.
We reden nog een beetje hoger de berg op in de hoop nu toch eíndelijk eens een viewpoint te bereiken maar ook hier werd het niks. Alles was dichtgegroeid, er stond een radarstation, een standbeeld en een tempeltje, en een groot bord met "hoogste punt van Thailand" op, maar jammer genoeg was er van dat hoogste punt niks te merken, behalve dat het er flink frisser was. Er was een visitors center in aanbouw waar ze toch al warme vestjes, sokken, bivakmutsen en sjaals verkochten. Ah ja! Het werd hier soms 10°! Een temperatuur om dood te vallen. Dat overleeft ge toch niet zonder warmwaterkruik of door minstens helemaal ingepelst te zijn op uw ogen na?! Als ge van die groepjes Thai achterin een pick-up ziet vervoerd worden dan is het precies een lading terroristjes. Iedereen een muts op en een sjaal voorgebonden zodat alleen de ogen nog zichtbaar zijn en daar zetten ze dan dikwijls nog een zonnebril voor.
Een verkoopster met haar warmwaterkruik. Ik denk dat ze dat hier beter een "bibberbus" kunnen noemen.
Soit, ik had die ochtend net een mail gekregen waarin gemeld werd dat het bij ons nog altijd sneeuwt en ik ben weer zo stom geweest om thuis te vertrekken zonder jas dus heb ik bij de verkoopster-met-de-warmwaterkruik een verrukkelijk donkerblauw fleece-vestje gekocht. Een leuke herinnering aan een plezante dag en tegelijk wat behaaglijk zachte warmte als ik over een dikke week in t ijzige Schiphol aankom. Ik was zo blij met mijn vestje dat ik er onmiddellijk op zijn Japans mee ben gaan poseren voor het grote bord. Ik spring zo hoog dat ik wel een meter in de lucht lijk te zweven! Het zijn nog geweldige foto's geworden ook, ik ben niet van plan ooit nog normaal op een foto te staan, deze manier van poseren is véél plezanter!
Dan maar zonder mooi uitzicht terug naar beneden beginnen bollen tot we plots, in een gevaarlijk scherpe bocht, een pijltje "Viewpoint" zagen staan dat naar een heuveltje met een trapje wees. En op deze plek leggen die kiekens dan geen parkeerplaats aan! We hebben de auto dan maar in de kant gefoeffeld. En inderdaad vanop dat heuveltje leek het wel of we over heel 't Noorden van 't land konden rondkijken...
Enkele kilometers verder passeerden we een overdekte markt van de Lanna-stam. Ze verkochten er mooie groenten, de gekste gedroogde vruchten en wat juweeltjes. Zo kwam ik er ook achter dat mijn gedroogde Chinese bessen een soort abrikoosjes waren. Paul kocht gedroogde aardbeien... Een vreemde keuze als er bergen verse naast liggen. Mannen zijn ondoorgrondelijk.
En als 't niet druk is doet ge een dutje...
Het zijn hier vriendelijke kleine mensjes die nog in hun veelkleurige kostuums rondlopen als dagelijkse klederdracht en niet voor de show. De meeste zijn tenger en heel fijn gebouwd. Ik voel mij toch zo reusachtig en lomp naast die wezentjes.
De tweede waterval van de dag was Vachiratarn, ook weer een die zeker geen water tekort kwam. Ik vraag me af wat het hier in 't regenseizoen moet zijn want zelfs nu werden we al vanop 50 meter afstand nat gesproedeld!
Paul ontdekt, op de laatste namiddag van onze rondreis, nog net bijtijds dus, ook de charme van 't "Japans poseren".
Deel 3 : Hotel "Te Lourdes op de Bergen".
We reden voorbij een prachtige gouden tempel met een dak van spiegeltjesmozaïek, met draakjes en alle mogelijke glitter en dat vond ik nu wel echt de setting om onze brave degelijke trouwe auto eens te vereeuwigen. De enige auto die zon stevig spijsverteringsstelsel heeft dat 't hem niet uitmaakt wat ge hem te drinken geeft.
Het uiteindelijke doel van de dag was de Mae Ya waterval, eentje van 250 hoog, de hoogste van het land. Vroeger was het vanaf de baan een wandeling van een uur om er te geraken maar nu is er een geasfalteerde weg aangelegd die we dankbaar insloegen, jammer genoeg kende ons Trees die nieuwe weg niet dus die bleef maar panikeren en herhalen : "Herberekenen! Herberekenen!" Op haar schermke zagen we ons alweer van de wereld bollen terwijl we in de realiteit over een gloednieuwe macadam reden.
Op 't einde van de weg was 't nog een halve kilometer stappen en dan stonden we ineens voor een waterval die alle vorige in de schaduw stelde, heel breed met tientallen, misschien wel honderden trapjes en plateautjes waar het water overheen gutste. Middenin groeide op een richel ook nog een heuse boom. Geweldig mooi en ook daar waren we weer helemaal alleen op nog een ander koppel na. Onbegrijpelijk. Mae Ya was echt een schitterende bekroning van ons rondreis.
Vallende herfstblaad-"jes" in Thailand...
Een allerlaatste tempeltje alvorens op de grote baan terecht te komen...
De weg naar Chiang Mai viel reuze mee, gewoon een goede snelweg, met veel 7/Elevens, maar ik heb verzaakt aan de verleiding. Een vierdubbel doorvoede vrouw kan misschien niet meer in een vliegtuigzetel.
In de buurt van de luchthaven zochten we een hotel en we vonden het Nim Wang Godweetwa Airport Hotel. Even was het weer erg misleidend aangezien het groezelige, aftandse hotel dat ervoor lag ook snel de naam Airport Hotel op zijn gevel geplakt had, maar in die val zijn we gelukkig niet ingetrapt. Een mannetje kwam inderhaast toegesneld om ons af te leiden naar zijn parking en trachtte ons de weg te versperren naar het juiste hotel maar we hebben ons niet laten kisten. Door slim verder te rijden kwamen we in een prachtig Chinees hotel terecht.
We boekten een VIP-room want die waren lekker groot en dat is makkelijk om de bagage netjes en compact in te pakken voor de vlucht naar Koh Ngai van morgen. Een bijkomend voordeel van die kamer was dat ze ook nog op 't gelijkvloers gelegen was zodanig dat we heel eenvoudig al onze rommel uit onze auto over de terrasballustrade in onze kamer konden zwieren. De picollo vond het eerst wel een beetje vreemd maar hij scheen het toch ook wel een praktische uitvinding te vinden. Het spaarde hem ook een boel geloop en gesleur uit en door al t gerief mee over de ballustrade te kieperen had hij zijn fooi een stuk makkelijker verdiend. We hebben ze weer iets bijgeleerd. Maar ik geef toe, het zag er wem ietwat vreemd uit, twee mensen die met de meest onmogelijke rommel, al dan niet in zakskes - gescheurd en minder gescheurd - telkens over een terrasreling klimmen... Het leek wel of we inbrekers waren die niets wilden stelen maar integendeel allerlei afval wilden komen dumpen in de Vip-kamer.
Het was zo'n echt typisch Chinese kamer, alles in 't vuurrood want dat brengt geluk, een bed vol kopkussens gevuld met geurige theebladeren voor de goede nachtrust en een kussentje met een avondgebed er op geborduurd. Die laatste verkochten ze ook en daar heb ik niet aan kunnen weerstaan. Hopelijk is t kussentje kattepis-proof
We hebben in deze mooie en gerieflijke setting (met als enige minpuntje een lavabo waarvan alweer de afloop niet goed aangesloten was en waar ik dan maar de vuilmand heb ondergezet om t water op te vangen. Perfectie is écht niet van deze wereld) rustig onze 10 zakken en tassen kunnen omvormen tot een compactere en meer vliegklare bagage.
Buiten aan 't zwembad gegeten, en hoewel Chiang Mai een grote stad is en dit ding een Airport Hotel, en het toch al wel eens een toerist over de vloer moet krijgen werd ook hier alweer geen gebenedijt woord Engels gesproken. De pantomime om aan eten te geraken was dus weer hilarisch, gelukkig zat er aan een tafeltje achter ons een lieve Chinese zakenman die behulpzaam de kelners inlichtte wat wij wensten te eten. Ge kunt het niet geloven en toch gebeurt dat hier...
Op de oprit van 't hotel prijkte een metershoog beeld van een Chinese godin. Die grazieuce, die met haar wapperende jurk, ik vergeet haar naam altijd In de hall stond een prachtig altaar vol offergaven. En her en der, vooral op de meest onpraktische plaatsen - op strategische feng shui-punten dus - stonden nog wat godjes verspreid. Stel u deze toestand in België voor.
Ge komt aan een hotel en 't eerste wat ge ziet is een vier meter hoge Moeder Maria met Kind, waarvan het Kind 1 meter groot is. In de lobby vindt ge een kompleet altaar voor de H. Antonius waar ge kaarsen kunt branden en waar de genezen mensen hun krukken en prothesen aan de muren hebben gehangen. Te pas en te onpas vindt ge op vensterbanken en in bloempotten dan ook nog H. Rita's, Christoffels, Franciscussen en Jozeffen. Zoudt ge dan in dat hotel nog blijven overnachten?... Natuurlijk. Want met al die heiligen die over u waken kan 't niet anders of ge zult er genieten van een "zalige" nachtrust.
02-02-2009
16. Achter elke stam een nieuwe stam.
Maandag, 2 februari 2009. Mae Chaem, Phongsara Resort. 16. Achter elke stam een nieuwe stam.
Vanmorgen vertrokken uit ons varenbos. Onze eerste doel van de dag was de Surin waterval, maar eerst moest er heel dringend getankt worden. In t tankstation kwamen we tot een vreemde ontdekking : we zijn er in geslaagd een volledige tank diesel op te rijden in wat eigenlijk een benzineauto blijkt te zijn. En die vriendelijke auto die heeft ons desalniettemin braaf bergop, bergaf en door 2000 bochtjes geloodsd. Onbegrijpelijk.
Een vogelverschrikker.
Een echte boer.
Onderweg naar de waterval passeerden we een heel groot veld waar mensen van de stam met de "matrozenkraagjes" en die met de cirkels op hun kleding dikke wortelen aan 't plukken waren. Zo raakte ik alweer aan een gezonde lunch : lekkere sappige wortelen met veel meer smaak dan de Belgische. Op deze hoogte zouden ook grote zonnebloemenvelden in bloei staan in de maanden november en december, dan zien de bergen knalgeel wat een prachtig zicht moet zijn. Maar dat is het nu ook al, met al de vergezichten op de lege rijstvelden, herfstbossen met de reuze teakbomen en de mini-huisjes tegen de bergwanden. Vandaag hadden we 't gevoel dat we 't land helemaal voor ons alleen hadden.
Het wortelenplukken. Een familieaangelegenheid.
Bij de Surin waterval van wel 100 meter hoogte - een hele sappige ondanks het droge seizoen - kwamen we 1 romantisch koppeltje tegen. Hij hoorde tot de cirkeltjesstam en zij was van de concurrentie. We hebben er lekker in alle rust gepicknickt met een zak mangosteens, sesamkoekjes, gedroogde bessen, vanzelfsprekend knapperige, sappige wortelen, en liters verdunde ice-tea. En iedereen die me zo bang had gemaakt voor de drukte in Thailand... we zijn bijna overal alleen, we hebben buiten Sukhothai geen enkele touringcar met toeristen gezien.
Deel 2 : De norm van beschaving.
Omdat de wegen in zo'n perfecte staat zijn, en er ook veel meer zijn dan er op de landkaart vermeld staan, hebben we besloten om niet langer de grote baan te volgen en die onnodige reuze omweg te maken via Mae Sariang naar Chiang Mai, uiteindelijk hebben we daar niks te zoeken. We gaan dwars door het binnenland rijden en we zullen dan wel zien waar we eventueel stranden. Uiteindelijk hebben we nog twee dagen alvorens we aan de luchthaven moeten zijn en kunnen we beter rustig van 't landschap genieten dan langs hoofdbanen te rijden.
Tja, onze Trees weet natuurlijk niet álles... Maar onze Paul ook niet...
Rijstvelden in verschillende stadia van groei.
Piepjonge rijst...
Uren later en vele kilometers verder, langs hoge en verdraaid steile kronkelwegen met schitterende uitzichten, kwamen we in het dorpje Mae Chaem. Het bleek zelfs uiterst geciviliseerd te zijn, toch als ge als norm van beschaving de aanwezigheid van een 7/11 hanteert. Ik trakteerde mezelf maar onmiddellijk op Paul's eigen uitvinding : de smos-dog. Want ge weet toch maar nooit of er 's avonds nog iets deftigs te bikken valt Een goed-doorvoedde vrouw is er twee waard.
Achterin een pick-up truck is plaats voor vanalles. Vooral voor bomma's.
Die rustig hun diner verorberen terwijl de kinderen shoppen in de 7/Eleven.
Nee, die is niet vastgebonden die stond daar volledig los op te dansen...
Onverwacht vonden we iets later zelfs nog een heel degelijk hotel eigendom van een Fin die met een Thaise getrouwd was en nu Engels op zijn Thais sprak. Héérlijk, alleen jammer dat ge geen woord meer van de mens zijn polyglotte gebrabbel kon verstaan, maar zijn drinkgewoonten hadden daar misschien ook wel iets mee te maken. Het "resort" (alles noemt hier resort, het is een zeer rekbaar begrip, ze kunnen die dingen hier misschien beter "ressorts" noemen dan rekken ze nog beter) lag lekker buiten het dorpje, op een heuvel met een mooi zicht op de hoogste berg van 't land, de Doi Inthanon. We geraakten er zelfs nog aan een chaotisch maar toch degelijk maaltje. Een driedubbel doorvoedde vrouw is er drie waard.
01-02-2009
15. De Giraffennek- en de Apenarmvrouwen.
Zondag, 1 februari 2009. Fern Rim Than Resort, Mae Hong Son.
15. De Giraffennek- en de Apenarmvrouwen.
Het avondmaal omringd door de honden.
En een paar uur later... een origineel ontbijtje!
Tijdens een rijkelijk en hoogst origineel ontbijt waren we alweer omringd door dikke bundeltjes sherpa waaronder zich telkens een warmbloedige aziaat zou bevinden. Om die te ontdekken moesten er dan eerst wel enkele lagen kleding afgepeld worden. Maar lang duurt dat hier niet, in vier of vijf uur tijd evolueert de temperatuur van 12° naar 37°. Ik start de dag met sokken, een lange broek, een t-shirt, een sweater, een jeanshemd en een poncho en een uur later heb ik enkel nog een rok en topje aan. Weer iets later loop ik rond in een doorweekte rok en topje. Best plezant klimaat voor Belgen : zomer en winter op 1 dag en dan nog perfect voorspelbaar ook.
Het zwembad in het park-bos van het Fern Hotel.
Vandaag gingen we de langnekvrouwen zoeken, het bleek helemaal niet zo moeilijk. De lieve kerel van ons eco-resort (dat gerund wordt door mensen uit de bergstammen) had ons gisteren tijdens 't diner een schitterende uitleg gegeven. "After bridge you take left. Second road left." "OK, bridge and second left." "Nononono! First bridge than street and than second road left." "Yes second road." "No. First pass bridge and then one road, that is not the good one. The right one is the second one." En zo bleef dat maar doorgaan, die second road leek wel zijn mantra. Na 't eten kwam hij alweer aangelopen, met ondertussen duidelijk nog een biertje extra achter zijn kiezen : "I forgot to tell you! You cross bridge and then you take the second road, not the first on the left." "Yes, we know, the second road on the left." "No! The first road is not the good one, first you pass the bridge and than you count, the first road, the second road,.. The second road you must take." Wij durfden al niet meer knikken om aan te geven dat we 't begrepen hadden uit vrees dat hij nóg een keer zou beginnen.
's Morgens bleek de uitleg dan ook nog volslagen overbodig want ge kunt de naam van 't dorp gewoon in onze Trees intikken. Met modern comfort op zoek naar een eeuwenoude stam... Ik had voor die mensen nieuwe tandenborstels meegebracht, zoals ik vroeger naar de afgelegen dorpjes van Sri Lanka deed, maar die heb ik maar al terug beschaamd weggestopt. Elk lid van de Chan, de Karen, de Padaung, de Hmong, of hoe die stammen nog allemaal mogen heten, loopt hier met een gsm aan zijn oor geplakt, dus die mensen zijn mijn missioneringswerk met den tandenborstel al héél lang voorbij. Ik zal ze wel gebruiken om al de rode en groene curry-smosvlekskes uit Paul zijn t-shirts te schrobben.
Het was een plezante weg, we moesten wel door een 10-tal fordjes rijden. Leuk, spetterdespetter met onze auto door de rivieren. Eindelijk was die 4X4 (pro forma, want 't water was nog geen 15cm diep) dan toch eens nuttig, alleen almaar omdat hij zo hoog op zijn pootjes staat.
In Ban Huai Deau, het bewuste Karen-dorp, stond er midden in de hoofdstraat een tafeltje met daarop een verfomfaaid papier in 't Engels dat uitlegde dat er eerst 250 baht moest betaald worden alvorens het wandelpaadje naar de nederzetting van de longnecks in te mogen slagen. De bedoeling is die mensen wat centen te verschaffen aangezien het eigenlijk Birmese vluchtelingen zijn en ze geen officiëel inkomen hebben. Het geeft natuurlijk een vreemd gevoel om inkom te moeten betalen voor een dorp maar mijn hart gaat nu eenmaal naar Birmezen uit dus kan ik er best begrip voor opbrengen. Sommige rugzaktoeristen die ook rond dat papier stonden te drentelen konden dat niet. Voor hun is 't vanzelfsprekend een dagbudget dat ze kwijtraken. Ze kozen er dan ook voor om hun weg verder te zetten zonder de longnecks te gaan bekijken. Begrijpelijk, ik ben ook ooit rugzaktoerist geweest en dan moet ge inderdaad goed op de kleintjes letten.
Ik heb deze reis toch al zo dikwijls aan mijn geliefd Birma moeten denken. Wat een schrijnend verschil van leven dat de Birmezen moeten leiden in vergelijking met de Thai. Dít land heeft haast alles : rijkdom, eten, vrijheid, een redelijk politiek klimaat, en hiernaast in Birma wonen mensen in dezelfde prachtige natuur die hun evenveel zou kunnen opbrengen maar daar zijn ze arm, doodsbang voor de terreur van de overheid, lijden ze honger, moeten ze dwangarbeid verrichten, zelfs vluchten voor de militaire junta, zit Aung San Suy Chi nog altijd met huisarrest, durven ze niet met mekaar praten uit angst voor verraad, ligt de natuur vol landmijnen... Gelukkig is er sinds kort een nieuwe Thaise Eerste Minister, die eindelijk hardop durft zeggen dat er in Birma toch wel iets zou moeten veranderen. Logisch want Thailand krijgt de meeste van de Birmese vluchtelingen over zich heen en moet daardoor zijn grens grondig bewaken. Een dure affaire want het is een lange grens.
Als ge betaald hebt en het paadje naar het dorp inslaat loopt ge een honderdtal meter door een enge tunnel van kraampjes met handwerk van de Karen. Er liggen best mooie zaken tussen maar op deze manier aankomen zorgt er wel helemaal voor dat ge u in een toeristisch soort "Bokrijk met mensen" voelt binnenstappen. Maar het wordt nog erger.
Achter een bruggetje begint het echte dorp van houten paalwoningen... en voor elk huis staan tafels met handicrafts met daarachter inderdaad een langnek die aan 't weven, aan 't spinnen of aan 't naaien is. Telkens ge een stap verzet naar het volgende huis vliegt de vrouw recht, strikes the pose, wacht als een standbeeld tot de obligate foto gemaakt is en vraagt als dank iets van haar stalletje te kopen... Oeverloos onnatuurlijk.
Ze zijn inderdaad netjes uitgedost in hun stamkostuum maar probeer maar een foto te maken als er op de voor- en achtergrond altijd toeristische paraphernalia in beeld komen. Och, ze zijn zo vriendelijk dat ge best zou kunnen vragen om een beetje opzij te gaan staan om een betere foto te nemen met een neutralere achtergrond, maar het hoeft opeens niet meer voor mij. Het is allemaal een beetje te gemaakt, te geforceerd, te commerciëel. Ik begin me zelfs vragen te stellen over die ringen rond die nekken. Ja, ze zijn echt, het is een lange metalen spiraal die rond de nek gewonden zit, maar er is nog veel plaats, ze kunnen hun hals goed bewegen, het is ook niet zozeer de nek die opgerekt wordt als wel de schouders die naar beneden geduwd worden door het loodzware metaal. Maar het zit dus helemaal niet strak rond de hals, en om het toch wat comfortabeler te maken hangen ze een soort stoffen slabbetje tussen metaal en huid, wat het geheel nu niet bepaald esthetischer maakt
Eén van de meisjes is een zangeres en heeft zelfs enkele cds op haar naam staan, ze heeft dan ook een liedje gezongen. Paul heeft natuurlijk het kind al haar plaatjes gekocht om haar te steunen. De titels staan er in een erbarmelijk soort Engels op en elk liedje gaat over het droeve lot vluchteling te zijn. De zangeres woont al meer dan 10 jaar hier in dit dorpje in Thailand. Overbodig te zeggen dat de drie andere Karen-dorpen hier in de buurt (die een felle concurentie voeren om de toeristen naar hun eigen nederzetting te lokken) nu ook allemaal een madam met een lange nek hebben leren zingen zodat ze mekaars klandizie kunnen afpakken. Elk dorp zijn eigen langnekzangeres Mekaar vliegen afvangen... Een klassiek Thais gebruik blijkbaar, zie maar naar wat Soraida van het olifantenhospitaal met haar buren meemaakt.
De zangeres en Paul.
De Karen hebben ook speciale nepringen ontworpen (die achteraan open zijn en met een lint kunnen dichtgebonden worden) die ze dan pardoes rond de nek van de argeloze toerist ploffen om zo een foto te laten nemen. Dat is mij dus ook overkomen. Dán voelt ge u pas helemaal onnozel... Ondertussen draperen ze dan ook nog razendsnel wat bloemen over uw hoofd, gaan snel naast u op de bank zitten en de foto wordt genomen Ge voelt u op dat moment een bleke opgebonden struik in vroegtijdige lentebloei! Hilarisch! Enfin, ik laat het allemaal maar gebeuren, dan kan er toch eens gelachen worden.
Oh nééééé....
Oh jawèèèèèl...
Buiten ons twee waren er nog enkele Aziatische toeristen, meer volk liep er niet rond.. Ik voelde me dus wel verplicht om van elke vrouw die ik gefotografeerde iets te kopen, bij voorkeur een armbandje, dus op de duur rammelde ik zelf als een stamhoofd. Nog een uurke langer met dat gewicht rond mijn polsen en ik kan hier een nieuwe stam beginnen : de Laathi's, de Apenarmvrouwen.
Deel 2 : Achter de façades.
Ge kunt wel met die mensen praten - velen spreken zelfs beter Engels dan de Thai - maar ze dreunen lesjes op, ze hebben hun trieste vluchtelingenervaringen al te vaak verteld, het is amper nog hun eigen verhaal. Het wordt pas boeiend als ge weg komt van de tafels vol souvenirs en ge achter de façades kunt gaan kijken. Zowel van de mensen als van de huizen.
Spinnen, weven, handtasjes en kleding ontwerpen... Deze mensen maken erg mooie zaken.
Af en toe viel er een huiselijk tafereeltje te bespeuren...
Het comfort van een lekker grote badhanddoek op uw hoofd. In 38°.
Main Street.
Toen we achter de huizen door begonnen te lopen kregen we toch iets te zien van hun echte manier van leven. Houten huizen op palen, met posters van popsterren tegen de wanden van de kamer geplakt, en kalenders natuurlijk, véél kalenders, de kleding (veelal Westerse) over rekken gedrapeerd onder de huizen of onder afdakjes, plastic kinderspeelgoed. Sommige woningen waren echte rommelhopen, andere hadden prachtig opgeblonken teaken vloeren. Zoals altijd waren meubelen zeer schaars. Enkel de plastic tuinstoel lijkt in Azië een succes te zijn. Voor de rest zit iedereen 't liefst op de grond of op de plankenvloer. Tussen de huizen, naar pijnlijk goede gewoonte, hopen afval. Omringd door kippen en katten wandelden we de heuvel op en vonden daar waarachtig een houten kerkje! Ze hadden godbetert geprobeerd de Karen te bekeren!! De Karen hadden er zich echter gene choco van aangetrokken. De tekst boven het altaar was ronduit eng, nochtans was hij door een Engelse missionaris geschreven : "Hide me within Thy wounds". Stel u voor! Voor een mens met een beetje fantasie is zoiets toch gruwelijk! Gelukkig dat niemand dat hier zal kunnen lezen, laat staan begrijpen...
Het houten kerkje.
Een gezellig intiem babbelmoment : mekaar knus ontluizen. Je kan ook mooi zijn zónder halsringen. Dan draag je toch gewoon oorringen! Zolang 't allemaal maar groot is. "Less is more" is nog niet tot hier doorgedrongen.
Hier zie je goed het kleurige lapje, tussen hals en ringen geklemd, dat de huid tegen irritatie moet beschermen.
Eén van de grappigste foto's is misschien nog die van een fel opgemaakt klein longneck-madammeke dat rondloopt in een veel te groot t-shirt van de hardrockgroep Slipknot. Hilarisch en droef tegelijk. Ge weet niet of ge moet beginnen schateren of tranen met tuiten huilen.
Als folkloristische klederdracht kan dit tellen... Probeer hier maar eens poëtische foto's te nemen...
Ook deze mensen worden door eindeloos doormalende administratieve molens gedraaid... Officiële papieren invullen in een taal die ge niet begrijpt... het wordt er niet simpeler op...
Toen we terug via de tunnel van kraampjes naar onze auto liepen kwamen we de Westerse rugzakkers weer tegen. Ze vroegen ons of het de moeite waard geweest was wat we gezien hadden, en of het moreel verantwoord was, en of het zin had - die voor hen wel echt dure - inkom van 250 baht te betalen. Wat moet ge daar nu op antwoorden?...
Tja wat is nu 't beste? De longnecks betalen om hen te mogen zien en te fotograferen en hun zo een inkomen te verschaffen? Of hen weigeren geld te geven in de hoop dat ze stoppen met die ringen rond hun nekken te doen? Het is uiteindelijk een manier om aan de kost te komen als een andere en 't moet gezegd, het brengt goed op. Ze kunnen ook ten allentijde de ringen rond hun nek verwijderen en zonder door het leven gaan. We hebben verschillende vrouwen gezien die ze niet meer droegen en toch gewoon deel uitmaakten van de maatschappij. Ik denk niet dat het prettig is dat oprecht zware gewicht rond je nek te dragen (hier moet serieus wat hoofdpijn geleden worden) maar aan de andere kant is het voor veel van die vrouwen ook een schoonheidsideaal. (Trouwens hoe prettig en comfortabel moet het zijn om een superboezem te laten inplanteren? Toch ook een gewichtige aangelegenheid voor rug en schouders zou ik zo denken?) Die halsringen zíjn ook elegant én... het is die mensen hun traditie. Ik ben al lang blij dat ze tenminste de keuze hebben om de hals- en knieringen of de oorringen over de haag te zwieren als ze dat willen. Deze longnecks leven tenminste nog in familieverband én in hun natuurlijke omgeving, terwijl de ontelbare Birmezen die overal in Thaise steden als poetslui of als prostituées werken er dikwijls helemaal alleen voor staan want ze spreken geen Thais... Dat vind ik een veel gruwelijker lot dan hier die paar uur per dag in een folkloristisch outfitje uw knutselwerkjes in een kraampje voor uw deur trachten te verkopen aan toeristen, en zo snel die weer weg zijn u terug onder te dompelen in uw familieleven. In een comfortabel westers t-shirtje.
Dame die er voor gekozen had zonder de halsringen verder door het leven te gaan.
Deel 3 : Zelfzekerheid, doortastendheid, overredingskracht : de korste weg om uw doel niet te bereiken.
Naast onze auto had een vrouw een vuurtje opgesteld waarop ze zoete aardappels roosterde. Dus ik had weeral een verrukkelijke - en spijtig genoeg héél voedzame - lunch. Aangezien we toch een beetje teleurgesteld waren door het toeristische gedoe tussen de langrnekken dachten we erover om ons dan maar eens écht grondig te laten plukken. Per ongeluk in een 'tourist trap" verzeilen is niet plezant maar als ge 't in uw volle bewustzijn doet kan het héél leuk worden. En wij waren na vanmorgen écht wel in voor een goeie toeristenval en een goeie schaterpartij.
Er was hier een heel stuk verder nog een langnekdorp dat zogezegd alleen te bereiken was met een bootje. Misschien zou het er daar nog iets authentieker aan toe gaan? Alleszins dat koel boottochtje op een rivier in de jungle stond ons heel erg aan, en de eventuele nep-Karen zouden we er wel als bonus bijnemen. We moesten er alleen voor zorgen dat we een bootsman vonden die ons begreep en ons zéker niet terug zou brengen naar het dorp dat we al gezien hadden, Ban Huai Deau. We moesten hem dus aan 't verstand brengen dat we naar de Karen van Ban Nam Piang Din wilden, een dorpje dichterbij de Birmese grens. Blijkbaar een al wat gevaarlijker gebied want als ge dáár nog voorbij wilt moet ge u eerst bij de politiepost laten registreren. Iets verder ligt ook nog een kamp van wel 20.000 gevluchte Birmanen van bergstammen. Er wordt in deze buurt nogal veel geschermutseld, vandaar die strengere controles.
Wij vonden een rivier, we vonden zelfs een longtailboot en we vonden een hoop mannen die geen woord Engels spraken. Dat laatste maakte het iets minder interessant, maar aangezien we nu al twee van de drie ingrediënten hadden, een rivier én een boot, wilden we dat toch niet kwijtraken door verder op zoek te gaan naar iemand die ons zou verstaan.
De bootjes liggen vast aan stokken met lijnen. Je vist hier je boot!
Dus begonnen we die mannen met de kaart in de hand uit te leggen dat we in géén geval naar Ban Huai Deau wilden, want dat we die Karen al gezien hadden, maar dat we nu naar Ban Nam Piang Din moesten. Met nadruk : aan de Birmese grens. Aangezien Tony van 't hotel ons toch ook een keer of 30 de weg had uitgelegd wou ik deze beproefde methode hier ook toepassen. Ik slaagde er in van op een minuut of vijf toch een keer of 50 het woord 'Nam Piang Din' te gebruiken, al wijzend op mijn kaart, en Paul speelde mijn trouwe echo, dus er kon geen misverstand zijn, ze zouden het nu zeker niet meer aandurven ons naar het verkeerde dorp te brengen om zo een stiekem een besparingske van benzine te doen. Ze wisten nu dat we onze zaakjes hier kenden en dat wij beslist geen normaal toeristisch vee waren waar ze mee konden doen wat ze wilden. Oh néé, wij zouden ons niet laten vangen. Wij waren voorbereid, wij. Wij gingen naar Nam Piang Din, naar de Birmese grens, naar de échte longnecks!
De man keek ons diep in de ogen en herhaalde "Nam Piang Din" als een mantra, alsof hij tegen een stelletje gekken sprak die hij beslist niet woest wilde maken. Hij sprak ons geruststellend toe maar toch bleef voorzichtig op vragende toon de dorpsnaam herhalen en herhalen. Wij bleven ja-knikken en herhalen. Zelfverzekerd en doortastend.
Vol overtuiging dat we dit perfect aangepakt hadden betaalden we de prijs voor de boot en natuurlijk de inkom voor het dorp, stapten in de longtail, de bootsman gooide nog snel een meeneemmaaltijd voor zichzelf in een plastic zakje, zette zich achter ons aan de motor, de "zandbanken-uitkijker" drapeerde zich 5 meter voor ons op het uiterste puntje van de boeg, en weg waren wij. Naar Nam Piang Din. Zo fier als gieters dat we dat toch maar weer in orde gekregen hadden.
Het werd puur genieten Die machtige rivier slingerend tussen een indrukwekkende natuur En een boot helemaal voor ons alleen. Na enkele stroomversnellingen kwamen we aan werkzaamheden aan de rivier en was het wat sukkelen om verder te geraken, plots keerden we terug, ik grapte nog tegen Paul dat het hier een 'enkelrichtingsrivier' was en dat we terug moesten omdat we aan 't spookvaren waren, maar er bleek iets anders aan de hand. De rivierarbeiders hadden daar ook een boot liggen en onze schipper ging van hen een half jerrycanneke diesel kopen. We hadden dus blijkbaar te weinig brandstof bij om ter bestemming te geraken? Toch raar want die schipper moet toch wel gewoon zijn om toeristen naar de langnekken van Nam Piang Din te brengen? Die moet daar toch op voorzien zijn zoudt ge zeggen? We maakten ons verder geen zorgen, zaten prinsheerlijk op ons houten latje achteraan in de longtail en genoten van de prachtige jungle met zijn vogeltjes en... ineens op de oever... een heuse jonge olifant die daar lag te slapen! Ik probeerde onze schipper wijs te maken dat zoiets voor ons iets heel speciaals was en of hij even wou stoppen en omkeren voor een foto maar daar begreep hij niets van. Hij leek ook heel gehaast, alsof er echt geen tijd te verliezen was. Kortom, die olifantenfoto werd maar niks.
Voor de heel goede kijkers : een olifantenkontje.
Onderweg zagen we nog bootstations - de meer toeristische - dus onze man was zo slim zijn bootjes meer stroomopwaarts te leggen om de solitaire reizigers te onderscheppen. Best leuk want op die manier hadden wij onbewust de langste boottocht genomen. En hij duurde ook écht lang. Veel langer dan in de reisgidsen beschreven stond zelfs...
We waren al een leuke nederzetting van duidelijk inheemse mensen gepasseerd die mooi op een heuvel lag en dat zag er best ook eens de moeite uit om te bezoeken, maar niet nú want nú gingen we dus naar de langnekken van Nam Piang Din.
Geef toe : toch best de moeite om ook ooit eens naartoe te gaan...
En de boot hij vaarde en vaarde, verder en verder. Ja, 't moet gezegd we kregen echt waar voor ons geld. Uiteindelijk legden we aan tegen een heel hoge oever, wij klauterden de rand op, de schipper volgde ons met zijn zakske met zijn gekookte rijst, wij kwamen boven en wij zagen niets. Enkel een bord met "Nam Piang Din Police Post" en enkele kraampjes met fruit. Geen mens sprak ons aan, wij liepen wat doelloos naar een pad in de jungle te zoeken, vonden niets, liepen dan maar terug naar de oever waar onze schipper lekker in zijn zak met gekookte rijst zat te dabben, en vroegen hem heel verbaasd : "Longneck sir? Where longneck?" Even verbaasd antwoordde hij : "No longneck. This Nam Piang Din!" "Yes. Very good. Now longneck." "Longneck no here!!" "Hoe??? Longneck no here?!! Longneck where???"
Om dit oeverloze gesprek dat nog wel een tijdje doorging even in te korten : als we iets nauwkeuriger op de landkaart hadden gekeken dan hadden we gemerkt dat het longneckdorp ettelijke kilometers bóven het vermaledijde gat Nam Piang Din lag, en dat we hier echt níks te zoeken hadden omdat dit enkel het beruchte police check point was voor t geval ge zo gek zou zijn de Birmaanse grens te willen oversteken door de jungle...
De schipper vouwde met boeddhistisch geduld zijn rijstzak terug dicht, deed teken hem te volgen, we stapten met zijn vieren terug in de boot en vaarden... tot aan die charmante nederzetting van daarstraks die "die we ooit wel eens hadden willen bezoeken"...
Tegen de tijd dat wij dus in het longneckdorp onze blijde intrede maakten hadden die vrouwen er hun toeristische dagtaak al opzitten. Die hadden al lang hun kostuums uitgetrokken, hun rommel binnengepakt en lagen lekker in hun huis te soezen in comfortabele t-shirts... Enkele hoopvollen waren nog aan 't weven en hadden hun kraam nog niet opgeruimd en die hun geduld werd beloond want zie hier kwamen twee verse toeristen! En aangezien die twee grote helden daar nu wéér helemaal alleen liepen en zo een heerlijk weerloze prooi vormden, durfden die alweer niet anders dan bij elke vrouw die ze fotografeerden een armband te kopen. De dag werd hoe langer hoe hilarischer! We wisten dat we gingen ingepakt worden vandaag, en we hadden ook nog bewust voor die boottocht gekozen maar nu begon het toch echt wel uit de hand te lopen. Goddank maakten de meeste vrouwen zich onzichtbaar omdat ze geen zin meer hadden om te werken want anders hadden mijn armen nu over de grond gesleept van 't ijzerwerk...
Naast Aziaten voel ik mij altijd een "Vlaamse Reus"... Vetgemest en slachtrijp. (Voor de Nederlanders : een "Vlaamse Reus" is onze grootste en lekkerste konijnensoort.)
Als ik zou moeten kiezen tussen de halsringen en de oorringen zou de keuze snel gemaakt zijn... Op mijn leeftijd primeert comfort boven schoonheid. De oorringen dus.
De kerkklok, alias de velg.
Ook dit dorp had een kerkje met alweer een goddelijk goedbedoelde maar zeer griezelig uitgevallen slogan boven de deur : "Mother help of Christians". Waarom niet ineens "Beware of Christians"? Nee, de missionering gaat hier op deze manier niet willen vlotten vrees ik. De velg van een vrachtwagenwiel had in haar vorig leven zoveel karpers gevoerd dat ze nu gereïncarneerd was als kerkklok. Er lag ook nog een schooltje, lekker open hutten die drie klaslokalen voorstelden, maar wel met een computer. Helemaal op de top van de heuvel zou een kerkhof liggen, dus wij daar hijgend en puffend naartoe gestapt om exact 1 kruis te vinden aan de voet van een gigantische mesthoop. Echt succesvol was onze expeditie niet te noemen. We zijn dan ook snel op onze stappen teruggekeerd. Gelukkig zonder de nodige versierselen rond onze benen...
Het schooltje. Of beter gezegd : de klas.
Als je zo moet leren tanden poetsen dan denk je toch dat iedereen met een vals gebit gezegend is?
Kinderen die zelf "kind van de rekening" zijn van 't geweld in hun thuisland... spelen toch niet liever dan met geweren...
Terug naar beneden gerinkeld en getinkeld en de plaatselijke niet-longneck-neringdoeners ook nog iets laten verdienen door hun colabakken half te plunderen. Een warm tochtje wel. Ondertussen waren de oudste longneckmadammen al vergeten dat wij al eens gepasseerd waren en die schoten terug in de "vogue"-houding en de cinema begon helemaal opnieuw. Ik wou nog een potje kopen en als originele pingel-poging stelde Paul voor een liedje voor hen te spelen. Hij had toch al op al hun snaarinstrumentjes zitten tokkelen (ge kunt het echt geen gitaar noemen). Op de duur is het nog een heel plezante boel geworden want ze begonnen te dansen en mee te zingen en 't waren zeker geen folkloristische liedjes. Zo was voor die mensen toch ook eens de sleur van het bestaan gebroken want heel de dag "de boerin in Bokrijk" uithangen moet toch ook niet geestig zijn. Maar van de prijs van mijn pot ging nog geen 20 baht af. Liedjes zingen of niet.
Keuken, living en slaapkamer in één. Met uitzicht op de rivier. Een loft dus?
De garderobe...
We namen afscheid van de dames met de lange nekken en de reuze oorlellen en stapten terug in ons bootje om door de koelere vooravond terug te varen in een zacht briesje over de klotsende rivier. Onderweg zagen we de jonge olifant nog steeds in de oever grasduinen.
Véél levenswijzer dan op de heenweg zat ik prinsesheerlijk in mijn bootje...
Na - uit eerlijke schaamte voor onze doortastende stompzinnigheid - een flinke cent drinkgeld gegeven te hebben namen we afscheid van onze schipper. Een man die nu toch weer een heerlijk hilarisch verhaal over zotte toeristen rijker is om 's avonds met enkele pintjes onder zijn palmboom aan zijn maten te vertellen. Hopelijk al rollend van 't lachen. 't Is hem van harte gegund.
Deel 4 : Popcorn voor de karpers, parels voor de zwijnen.
Ons doel was om, na de heerlijk gekke boottocht met het langnekkenbezoek, in het kleine stadje Mae Hong Son even af te koelen en iets te gaan drinken, maar dat kwam er weer niet van want ons oog viel op iets zeer aantrekkelijks...
Aan 't meer in 't centrum van 't stadje stonden een hele nest tempels bij mekaar! En o wonder, alhoewel 't reeds valavond was waren ze nog open! Mijn alweer hongerig oog viel ondertussen op een meneerke dat popcorn verkocht maar omdat hij zo vlak naast het water zat vreesde ik dat het als visvoer bedoeld was. Al goed dat ik geen zak gekocht heb want enkele minuten later zag ik enkele gelovigen merit verdienen door de popcorn aan de karpers te geven. Ze zouden mij ook mogen voeren, ik zou hun ook wel merit geven. Een zo vaag begrip kan niet moeilijk te schenken zijn.
Het schitterende meer van Mae Hong Son...
Parels voor de zwijnen : Popcorn voor de vissen!
Dus stapten we maar zonder popcorn de tempels binnen. Ze waren gewoon goddelijk! Schitterende grote zalen met flikkerende Boeddha's die zo uit een casinoreclame weggelopen waren. Hun aureolen lichtten op in uitdijende kringen van kleurige knipperende lampjes. De klassieke waarzegspullen waren aanwezig, het deed allemaal toverachtig Birmees aan. In een donker hoekje achteraan de tempel lag op de mooie glanzende teakvloer een monnik een sigaar te roken. Enkele anderen zaten te keuvelen op het terras. Ondertussen sleepten enkele gelovigen wat offerrandes aan. Ik voorspelde mijn toekomst met de rammelstokjes, kreeg nummer 9, maar net díe papiertjes waren natuurlijk weer op. Ik zou mijn lot dus vandaag niet te weten komen.
Boeddhabeelden met flashy aureooltjes...
De waarzegbriefjesbak.
Soezelende monnik tussen een verzameling zeer oude glasschilderijtjes.
Naast de tempelzaal hadden ze een erbarmelijk museum ingericht waar meer stof dan oudheden lagen. Maar de opschriften in een soort Thais Engels maakten de saaiheid van t geheel méér dan goed.
Eén van de volgende tempels spande de kroon! In Lampang hadden we achter een hekwerk al eens een reuze pot gezien waar de mensen doorheen de tralies geld in mochten mikken. Veel van de centen lagen er vanzelfsprekend gewoon naast. Maar hier hadden ze nog iets véél leukers uitgevonden! Een houten bak, afgedekt met een glazen plaat, met daarin een draaischijf met de beeldjes van de 7 Boeddha's van elke dag. Bovenin het glas was een gleuf om geld in te steken, maar eerst moest ge met uw voet op een pedaal duwen zodat de schijf met de beelden begon te draaien en dan moest ge mikken zodanig dat uw geld bij de Boeddha van uw geboortedag viel. Dat mislukte natuurlijk altijd omdat de schijf niet op tijd afremde als ge stopte met op die pedaal te duwen. Ze stond altijd stil boven de verkeerde heilige en ge kon dus opnieuw beginnen. Héél plezant! Echt waar een kermisatrractie uit een lunapark moest er niet voor onderdoen! Nogal wat geestiger dan bij ons zo'n enge kruisweg in de kerk die totaal niet interactief is. Geloof me, deze poppenkast brengt veel meer op en er mag nog eens gelachen worden ook. Een jonge monnik zag me bezig - ik wou net de offer-emmers met pillen en sponzen en afwasprodukt, wc-papier, pillampen, snelverband etc gaan fotograferen - maar hij lonkte me, hij wist duidelijk een beter foto-onderwerp : zichzelf! Hij ging heel trots op zijn troontje zitten poseren. Het was nog een jonge kerel dus ik denk dat hij zijn troontje nog maar pas had gekregen en daar apetrots op was. En misschien had hij de clausule in zijn monikkencontract ook nog niet gelezen dat ge geen contact met vrouwen mocht hebben Jammergenoeg heb ik door dit intermezzo wel een foto vergeten te nemen van die zalige draaibak...
Een gelijkaardige draaibak uit de andere tempel. Deze werkt met diertjes in plaats van "de Boeddhabeelden van de dagen van de week".
De fiere jonge monnik op zijn troontje.
Ondertussen was de schemering ingevallen en de lichtjes van de tempels werden aangestoken, toen werd het helemaal feeëriek! Die eindeloze aantallen torentjes versierd met lichtjesslingers... Terwijl wij in de tempels hadden rondgelopen was er ongemerkt rond het meer ineens een avondmarkt gegroeid. Kraampjes met koekjes, gedroogde vruchten en massa's handwerkproducten uit de regio. Vooral de t-shirts met "Chiang Mai - Mae Hong Son : 1864 curves" was een van de bestsellers. Er zijn blijkbaar nóg mensen die al eens misselijk worden op die haarspeldenweg.
Moe maar gelukkig kwamen we terug in ons bos in het Fern Hotel. Een Canadese vrouw, Diane, die we gisteren hadden leren kennen was vandaag naar het derde langnekdorp gegaan omdat het vlak naast een vluchtelingenkamp lag en ze daar familieleden van een Birmese kennis wou bezoeken. Ze had een bescheiden kamp verwacht maar tot haar grote verbazing bleken er 20.000 mensen te wonen! Jammer voor haar kende niemand de persoon die ze zocht. Ze mocht het kamp vanzelfsprekend ook niet betreden. Een Birmese vrouw vertelde haar dat ze een baby had maar dat die werd opgevoed door haar moeder, die buiten het kamp woonde, omdat haar kindje geen vluchtelingennummer had. Moeder en kind waren dus gescheiden geraakt Dus ook hier is het toch weer dezelfde doffe ellende als in 't noorden van Sri Lanka.
Na het zalige avondmaal in ons bos, gehuld in een dikke trui en met een warme hond op onze voeten, zaten we nog even met Diane te praten. Ze vertelde dat het ook in Vancouver een uitzonderlijk strenge winter geweest.
In Amerika ook, bij ons ook, en hier hebben ze twee weken geleden een noodplan uitgevaardigd en aan de mensen die in streken wonen waar het drie dagen na mekaar minder dan 15° was dekens uitgedeeld. Ja, en van minder dan 15° kunt ge doodgaan natuurlijk... Dus overal in de wereld is deze winter abnormaal streng. En dat allemaal tijdens de opwarming van de aarde? Ge moet het toch maar kunnen. Wiens thermometer is er nu eigenlijk kapot?...
En nu is 't weeral inpaktijd, we moeten ons romantische bos met zijn klaterende beekjes en de bamboekleppers, de 20 verschillende soorten varens die hier groeien en het plezante personeel met zijn gekke hondenroedel morgen alweer verlaten...
Jammer, ik had het hier nog wel een tijdje volgehouden. Zéker in t restaurant
31-01-2009
14. Een hernia van geluk.
Zaterdag, 31 januari 2009. Fern Rim Than Resort, Mae Hong Son.
14. Een hernia van geluk.
Gisterenavond was ik plots zo oneindig moe, nog steeds wat emotioneel van 't bezoek aan Mosha, dizzy van die honderden haarspeldbochten, zenuwachtig door ineens tussen zo'n hoop drukke toeristen beland te zijn, behoorlijk pissig dat die dure suite zijn thermaalbad kapot bleek te zijn (de reden waarom we nu net díe kamer geboekt hadden nota bene) en koppijnerig van het gezeik aan de receptie, dat ik 't ineens kotsbeu was en gewoon zonder eten in bed ben gestapt met een dikke slaappil. Af en toe moet er ook eens bijgeslapen worden, de toerist kan niet altijd gespannen staan.
s Morgens vroeg hoorde ik een gebroebel en gekletter onder onze paalwoning maar ik sliep lekker voort. Bleek dat de bron gerepareerd was en dat Paul om half vijf begonnen was met ons reuzebad op 't terras te laten vollopen. Toen ik wakker werd stond dat bad te dampen en had Paul verse thee gezet. Het ging op slag een stuk beter met me. Lekker in de zwavel zitten sudderen met zicht op... niks... aangezien alles nog in de mist zat. Heel mysterieus. We zaten daar echt allebei als 't orakel van Pai, want veel zinnigs komt er 's morgens vroeg uit master Danssews en haar begeleider niet uit. Wel grappig, in Sri Lanka wordt Paul altijd als the master bezien en behandeld en hier ben ik het aan wie al de vragen gesteld worden en op wiens naam (nou ja, op een paar verkeerde medeklinkers na toch) alles geregistreerd wordt.
A bath with a view. Tenminste als de damp en de mist opgetrokken zijn...
Optrekkende ochtendnevel gezien vanop ons zalige terras..
Op 't ontbijtterras zaten alle Thai warm ingeduffeld met truien, mutsen en sjaals. Het leken wel sherpa's! 't Was fris, maar toch nog zeker 12° of 15°. Het was zo mooi om de mist stilaan te zien optrekken boven de rivier en de weiden, zeker toen de zon vanachter de berg kwam en alles plots in kleur begon te baden. Een madam bracht haar koe vrolijk bellend naar de oever om aan de dagelijkse graaspartij te beginnen. Pastorale in winters Thailand.
Het ontbijt was verzorgd maar er lag enkel aardbeienconfituur tussen de boterkes, allemaal in van die kleine plastic potjes, dus vroeg Paul naar de klassieke appelsienenconfituur en kreeg totaal onverwacht, in vlekkeloos Engels het magische antwoord : "We only have two kinds of marmelade sir : strawberry and butter." Vorm en inhoud zijn hier niet altijd in evenwicht. Telkens mijn dag met zon onsterfelijk onlogisch zinnetje ingeleid wordt kan hij niet meer stuk.
Genieten van de eerste stralen zon.
Aangezien hier veel gidsen en chauffeurs van toeristen logeren die redelijk goed Engels spreken heb ik weer eens een poging gedaan om te weten te komen wat dat zalig gekke wezentje is dat ik sinds Bangkok rond mijn nek heb hangen. Het koperen dikbuikige beestje reikt met zijn voorpoot in de lucht naar iets... Als in Azië mensen iemand wenken dan doen ze dat anders dan wij. Europeanen maken een wuivend, grijpend, zijdelings handgebaar, Aziaten houden hun handpalm naar onder gericht en maken dan een wenkende, een soort van krabbende, beweging. Dit diertje blijkt dus naar het geluk te wenken om het naar zich toe te halen. Zijn naam is Noe Noei en de tekst op zijn rug blijkt te luiden : "Laat het geluk tot mij komen." Het blijkt een figuurtje uit het schaduwtheater van het zuiden van Thailand en niet zo heel bekend hier in t noorden, maar ik had in de loop van vorige week toch al opgemerkt dat vele Thai die het de laatste week rond mijn nek zagen bengelen beginnen te lachen en teken doen dat het iets heel positiefs is. Een gelukbrengende amulet dus. Thailand is echt het thuisland van magische prullaria, ze zouden aan elke steentje, elk beeldje een betekenis geven. Als t maar voorspoed of geld brengt. Gelukkig dat het Boeddhisme zo soepel is dat het al dat bijgeloof vrolijk tolereert. Hier mag gebeden worden voor alles en iedereen. Moest ik alle geluksbrengers die ik tijdens deze reis al verzameld had rond mijn nek hangen dan liep ik al rond met een hernia. Een hernia van geluk.
Mijn geliefde Noe Noei!
Heetwaterbronnen.
Op weg naar Pai ontdekten we een wegeltje dat leidde naar een heuse mini-canyon! Allemaal bergruggetjes van een halve meter breed waar ge over kon wandelen, als ge tenminste geen hoogtevrees had want aan beide kanten naast u was 't wel pal bergaf voor tientallen meters. Ge zag terwijl ge de zigzaggende paadjes volgde hoe die richels zich als de tentakels van een inktvis kronkelig steeds verder en verder door het landschap uitstrekten. Ik denk dat ge er uren mee zoet zou kunnen zijn door ze allemaal af te wandelen. Maar daar is natuurlijk geen tijd voor. We hebben voor dit noordelijk rondreisje maar drie nachten en vier dagen en dat is al veel meer dan de gemiddelde toerist er voor uittrekt.
In de verte een klooster...
Het dorpje Pai bleek een heel leuk nest te zijn, een soort kruising tussen een hippie-hangout en een trendy design nederzetting. De bergvolkeren komen hier hun groenten naar de markt brengen en hun naaiwerk aan de bezoekers verkopen. De hoofdstraat bestaat voornamelijk uit toeristenwinkeltjes die zich toespitsen op Thaise toeristen die het noorden van hun land werkelijk het einde vinden. Lekker koel! En cool! Ze kopen hier - heel sjieke en goed gefotografeerde - postkaarten en beginnen die dan te schrijven, te bewerken met een speciaal stempeltje en ze te posten in de speciale brievenbusjes van Pai. Al die acties moeten ondertussen door hun vriendjes gefotografeerd worden want iedereen zal geweten hebben dat ze in Pai geweest zijn. Ze poseren alsof ze filmsterren zijn en trekken vaak de meest dramatische snuiten. Heerlijk om zien.
Huisvlijt van de bergvolkeren die ze op straat mogen zitten verkopen. De regering stimuleert die mensen hun nijverheid met alle mogelijke middelen.
Hippe winkels in de hoofdstraat van Pai.
En als contrast tussen al het trendy-gedoe : een oud huis, eveneens in de hoofdstraat van Pai...
Deel 2 : Dansen tussen de lampenkappen en een broek als een valies.
Iets verder langs de baan kwamen we per héél gelukkig toeval terecht op een stammenfeestje! Wat er juist aan de hand was weet ik niet, het bleek een soort verjaardag te zijn. Iedereen danste hand in hand in een rondedans rond een tafel waarop allerlei cadeaus lagen in prullige plastic zakjes verpakt en heel slordig op een hoop gestapeld. Een eenzame muzikant gaf midden in de cirkel de danspasjes aan terwijl hij op een heel speciale fluit voor de, vrij eentonige, muziek zorgde.
De kadootjestafel.
Het waren duidelijk mensen van verschillende stammen want er zaten minstens vier verschillende klederdrachten tussen. Eén van de vrouwen kwam naar me toe, nam mijn hand en trok me mee in de cirkel. En daar gingen we weer... Ondertussen stond Paul te filmen, dus ik was weer de paljas van dienst. Gelukkig waren er geen andere blanken te zien. De danskes duurden héél lang. Het werd een eindeloos geschuifel, een soort muzikale processie van Echternach, maar ondertussen had ik wel de kans om hun schitterende kostuums met de vele kleurtjes en glittertjes goed te bekijken.
Mijn lieve danspartner.
En schuifelen maar...
Een bepaalde stam had fijn uitgewerkte zilveren ornamenten in de vorm van vissen en vlinders op zijn rug hangen. Andere mensen droegen brede hoofddeksels met heel lange, fijne bengelende franjes. Het leken wel dansende lampenkappen uit een Walt Disney-tekenfilm. De mensen van nog een andere stam hadden dan weer allemaal 't zelfde kostuum aan, maar met een driehoek op de borst genaaid, die bij iedereen uit een ander stuk stof in een andere kleur bestond. Dat was hun schamel stukje persoonlijke bijdrage aan hun uniform. Het naaiwerk was opvallend verzorgd afgewerkt en de kleding heel proper.
Toch wel echt een dans van lampekappen uit een Disney-film?
Bij sommigen stammen droegen de mannen gigantisch wijde broeken waarvan het kruis maar 20cm van de grond hing, de stof is bestikt met heel mooi uitgewerkte cirkels. Magnifiek en volgens mij ook een heel gerieflijk kledingstuk, hoewel ik er dan wel een stuk of 20 zakken in zou maken aangezien ge toch plaats genoeg hebt. Geef mij zo'n broek en ik heb geen valies meer nodig.
Terwijl er steeds nieuwe stammen aankwamen werd er vrolijk (nou ja, vrolijk... uitbundig kunt ge ze zeker niet noemen als ze nog nuchter zijn) verder gerondedanst terwijl de meeste mannen toekeken vanop plastic stoelen onder plastic zeilen genietend van grote flessen bier en Fanta. Achteraan waren dames groenten aan 't schoonmaken, kippen aan 't plukken en dat alles in reuze potten aan 't koken en op vuurtjes aan 't roosteren. Een kip bakken is trouwens heel gemakkelijk want ge gebruikt de poten als handvat om ze te draaien. Kinderen werden ondertussen aan de borst gelegd, er werd gelachen en bijgepraat, en vooral veel getelefoneerd... In al die schitterende kostuums zit tegenwoordig altijd wel ergens een zakje voor een gsm ingenaaid.
De keukenbrigade in actie :
De groentenschoonmaaksters...
De kippenpluksters...
De plongeurs...
De... euh,... smosserkes?...
De chef, de demi-chef en de sous-chefs.
En ondertussen schuifelt iedereen vrolijk verder...
... en verder... en verder... met steeds meer volk maar op 't zelfde muziekske...
... van 't gitaarke met vier snaren.
Om van in slaap te vallen...
Of uit verveling een stuk in uw voeten te drinken... De heren der schepping zitten uiteindelijk al uren te wachten op hun diner...
Deel 3 : Authentieke gsm-ende bergstam-pubers met "shredded pork"-kapsels.
Enkele kilometers verder kwamen we in een vreemde nederzetting terecht. Een kruising tussen een Chinees vluchtelingenkamp en een toeristisch Chinatown-openluchtshoppingcenter. In de kleine rode hobbithol-achtige winkeltjes werden allerlei Chinese zaken verkocht: theepotten, allerhande soorten amuletten en geluksbrengers, kruiden, snoep en veel gedroogde vruchten (of drollekes?). Ik heb me de bakua gekocht die ik altijd al wou hebben. Zo'n spiegeltje om de slechte geesten af te wenden met de tekens van de I Tsjing op.
Een van de schattige winkeltjes...
... met allerlei onbekend lekkers.
De Aziatische toeristen kochten er vanalles, poseerden voor elk winkeltje maar vooral voor het grote gouden Chinese opschrift op een rots in 't midden van dit gekke gedoe. Niets zo leuk als Aziaten zien poseren. De snuiten die ze trekken zijn onbeschrijfelijk en die pose duurt, heel efficiënt, ook maar net zo lang als nodig is om af te drukken. Maar niet alleen de pathetische bekken die ze trekken zijn hilarisch, ook de houdingen van armen en handen. Bij die mensen is zin voor drama echt ingebakken. De jeugd speelt duidelijk videoclipfiguren na en poseert bij voorkeur met twee gespreide vingers in V-vorm. Waar is de tijd dat wij met een vredesteken op de foto gingen staan?... Maar de allerleukste vorm van poseren is ook de moeilijkste. Ze springen dan in groep omhoog en dan moet de fotograaf op 't juiste moment, als ze zo hoog mogelijk in de lucht hangen, afdrukken. Prachtig om zien! Inspirerend gewoon.
En maar poseren...
Wazige Chinese madammen verkochten er t-shirts met wazige teksten over wazigmakende rookproducten. "Flying Elaffant smokings", "Fly Pai stuff" en zaken van dat allooi... We zitten hier natuurlijk wel dicht bij de gouden driehoek waar de papavers bloeien als waren het meiklokjes. Toch wel vreemd als je er bij stilstaat dat de Thaise overheid bekend staat om zijn uiterst streng drugsbeleid. Of geldt dat misschien alleen voor toeristen?...
De Engelse taal heeft evenveel geheimen voor de Thai als hun taal voor ons...
Zoals steeds had ik in dat dorpje wat mondvoorraad op de kop weten te tikken. De gedroogde "dingetjes" die ik in zo'n mini-winkeltje gekocht had bleken een soort bessen want er zat een pit in, ze smaken naar hibiscus en ge kunt er lekker lang op kauwen. Er waren ook openluchtrestaurants waar al de Chinezen aan grote tafels zaten te eten. Het zag er niet slecht uit, maar ik heb me bij mijn bessen gehouden en Paul bij de onmisbare sesamkoekskes uit de oneindige voorraad in onze auto. Na Viëtnam zullen ze ons niet meer hebben liggen, dat we uitgehongerd van de ene groene tros bananen naar de volgende moeten laveren, sinds die reis ligt er altijd een voorraad gedroogd lekkers voor de hongerwinter in een apart zakske op de grond achter onze autozetels rond te rollen. Tussen de liters drinken natuurlijk. En de stenen die ik opgeraapt heb. En de kapotte broeken die nog nuttig zouden kunnen zijn als vod. En de sandalen die te nat waren om in de reiszak in te pakken. En de afval die we in een open zak proberen te verzamelen tot we een vuilbak zien... Kunt ge u voorstellen hoe zo'n verzameling autobodemtoestanden er uitziet na een weg van meer dan 700 haarspeldbochten?...
Een van de laatste frisse zonnebloemvelden.
Zonnebloemeke bij de zonnebloemen.
De mooie habitat van de bergstammen.
Een paar kilometer verder bezochten we een waterval waar het in 't weekend heel druk was. De locals kwamen er baden en eten. Op een open plek was een parking (allemaal sjieke pick-up trucks natuurlijk) en daarnaast was een wildgroei van open keukenkramen. De lage eettafels stonden op kleine zwevende plateaus die tussen de bomen bevestigd waren. Elke familie at op zijn eigen eilandje een combinatie van zelf meegebrachte spullen en aan de grill gekochte gerechtjes. Grappig zicht wel, bomen vol etende mensen.
Moderne meisjes, met make-up en gsm's, maar toch in de klederdracht van hun stam.
Een oudere zus klautert met haar broertjes naar de waterval voor een zwempartij. Met baby op de rug. En vanzelfsprekend de gsm aan haar oor.
We sukkelden door het struikgewas naar de waterval waar nog heel veel picknickers op de rotsen zaten, sommigen in hun stamkostuum, anderen gewoon westers gekleed. Maar toch waren sommige van die tieners, die op 't eerste zicht zo traditioneel gekleed waren, diep in hun ziel een beetje punk. Ze hadden ros gekleurde haren, opvallende make-up, kortom, ze probeerden zelfs in hun kostuums toch een persoonlijke toets te leggen. Het is een plezant zicht, zo'n dwarse stampuber die eigenlijk een beetje gothic zou willen zijn, althans toch binnen bepaalde grenzen. En iedereen ons maar weer uitnodigen om mee te eten. Maar ik heb weerstaan.
Bij deze uitnodiging om mee te eten hadden we toch onze twijfels...
Een veel voorkomend nieuw kapsel in Thailand is wat wij het "shredded pork kapsel"- noemen omdat het zo erg lijkt op het uitgevezeld rossig-gele barbe-à-papa varkensvlees dat ze hier tussen sandwiches leggen. Hun schitterende lange zwarte haren worden opgeknipt, diverse malen gepermanent zodat ze pluchig worden en naar alle kanten blijven staan, vervolgens ook nog gebleekt en al die mishandelingen resulteren in een warrig bolletje van ongelukkig rossig-oranje kleur. Zowel jonge mensen als iets ouderen dragen het, hoewel die laatsten er al eens iets purperachtigs durven doormengen. Dit is onder andere één van de redenen waarom pruikenharen en haarverlengingen zo duur worden. De Aziaten vangen tegenwoordig vanalles aan met hun prachtige haar zodat het niet meer bruikbaar is in de pruikenindustrie.
In 't water speelden een paar naakte jongetjes als wildemannen in de waterval. Ze lieten zich op de gladde rotsen vallen zoals onze kinderen op glijbanen spelen en roetsjten spetterend naar beneden. Het zag er heel plezant uit maar t bleef voor mij een raadsel dat ze niet vol blauwe plekken stonden. Hun oudere zus, in stamkostuum, moest duidelijk een oogje in 't zeil houden, maar hoe boos ze zich ook maakte, haar broertjes hadden veel te veel lol om zich iets van hun aangeklede zus aan te trekken. Ze kon hen toch niet bereiken daar lekker onderin hun waterpoeltjes.
Als we meer tijd zouden hebben, hadden we hier ook wel een verfrissend bad genomen, maar in plaats daarvan klauterden we terug naar boven en zetten onze weg verder. Door de heuvels en de dalen vol groentenvelden en vooral langs heel veel bochten. Bovenop een berg stopten we aan een uitkijkpunt waar maïskolven en aardappels geroosterd werden. Ik kocht me ogenblikkelijk een portie van die laatste, en mijn geluk kon niet op toen ik beet en proefde dat het zoete aardappels waren. Alweer een van mijn geliefde - en o zo voedzame - lekkernijen. Ik had weeral eten voor een hele namiddag.
Nog een berg verder (we zijn hier regelmatig boven de 2000 meter hoog) was er alweer een stammenfeestje aan de gang. De dag was ondertussen al verder gevorderd en de drankvoorraad duidelijk geslonken. De rondedans die we hier voor onze ogen zagen afspelen was al van een veel slordiger en rommeliger allooi dan die vorige. Er werd al flink gestruikeld, de belletjes op hun kleding rinkelden en tinkelden al een pak onregelmatiger, de snaarinstrumenten klonken vals, en de blaasinstrumentspeler keek ook niet meer zo nauw, de serieuze gezichten waren vervangen door wazige blikken, er werden zo te zien veel vettige moppen verteld (waarschijnlijk over ons) en hartelijk gelachen. En vanzelfsprekend werden we uitgenodigd om mee te feesten maar deze bende was nu toch een beetje teveel boven zijn theewater om op die uitnodiging in te gaan.
Naargelang de drank vloeit worden de schuifelpasjes iets slordiger. Maar het blijft wel de "processie van Echternach".
En ik die bang was geweest om geen mensen in lokale klederdracht meer te zien. Ik dacht echt dat we die in de jungle gingen moeten gaan zoeken om ze dan niet te kunnen vinden. Ze lopen hier begot gewoon in kuddes los en dansen naast de baan! Maar ik denk wel dat het vandaag een feestdag is want voor een normaal 's zondags uitje lijkt iedereen me te veel opgetut en is de kleding te gesoigneerd. Jammer dat geen mens Engels spreekt - ze spreken trouwens niet eens Thai - want het zijn heel vriendelijke mensen en ik zou er graag meer over weten.
Genieten van de zon kan overal. Zelfs in een afvalbak.
Bergdorpje.
Onze volgende stop was aan het Nationaal Park waar zich de Fish Cave bevond. Een mooi park met een rivier die propvol karpers zit. De bedoeling is om naar een diepe grot in de berg te wandelen en de karpers die ge daar beneden ziet zwemmen te voeren met stukken papaya. Dat levert de gelovige veel "merit" op en de karpers verdorie een flinke cholesterol. Gesteld dat het niet waar zou zijn dat al dat vissen voeren hun karma terug wat op de rechte baan helpt, het vissenetenverkoopstertje en de karpers kunnen er maar goed mee varen. Ik ben al heel blij dat de ceremonie zich hier enkel tot vissen voeren beperkte en niet tot vissen bevrijden uit plastic zakskes.
De volgevreten karpers. Karma kan lekker zijn.
Het altaar in Fish Cave. De heilige heeft een dekentje met tijgerprint rond zijn schouders gedrapeerd. Ja, in een grot kan 't koud worden. Zeker 20°... Boven nul, welteverstaan.
De tijd van 't normaal poseren is definitief voorbij! Ik doe 't nu op zijn Japans! Véél leuker!
In Mae Hong Son aangekomen gingen we ijs en drank kopen in de 7/Eleven en daar kwamen we de Nederlanders weer tegen. Ze maakten ons flink bang voor het Fern-hotel waar we naar op weg waren. Zij hadden het bezocht en afgekeurd omdat ze het zo donker gevonden hadden, het publiek piepjong, en er veel teveel honden rond liepen... Ze hadden iets veel sjieker en betaalbaarder ontdekt, het Golden Pai Hotel. Een ding dat onze Trees niet eens kende. We zijn er dan toch maar eens naartoe gereden maar het stond ons helemaal niet aan. Zo doods, geen uitzicht, en droevige, donkere kamers. Aangezien nóg veel donkerder toch al niet kon besloten we maar naar onze eerste keuze, dat Fern Resort te rijden. En dat bleek een heel goeie beslissing te zijn.
Het ligt in een nauwe vallei hoog tussen enkele bergtoppen, midden in de natuur. Bossen en rijstveldjes. De hutjes staan in 't bos verspreid en daar doorheen kronkelen heel smalle beekjes. Hier en daar staat een bamboeklepper in 't water en als die volloopt en zich leegkiepert gaat het "klok". In de stilte van 't bos klinkt dat als "KLOK!!!" En er staan hier zo wel een paar kabouters Klok... maar voor de rest is de plek de rust zelve. Het hotel is eco, dus eenvoudig, geen ijskasten of tv's, één handdoek per persoon, maar wel een zwembadje. Het personeel bestaat uit mensen van de Shan en Karen-bergstammen die met vallen en opstaan, maar met veel liefde en plezier, hier hun kost verdienen en hun gasten verwennen. Wat hier ook erg opvalt is dat ze aandacht besteden aan hun honden. Op bordjes staat dat we respect moeten hebben voor hun geliefde viervoeters omdat ze voor ons waken en gids spelen op de natuurwandelingen. Geestig! Als ge het uitgestippeld nature trail volgt gaat er een hond mee om u op 't goede pad te houden! Dat is pas origineel gevonden!
De kamer mag dan niet bepaald luxueus zijn, maar ze heeft alles wat we nodig hebben (behalve gsm-ontvangst door die hoge bergwanden), de omgeving is prachtig, de tuin is verlicht met kerstlampjes wat het zicht helemaal onaards maakt. En toen moest het eten nog komen! Dat was om helemaal lyrisch van te worden, toen ging de hemel pas écht open! Knapperige groenten-tempura en gefrituurde pompoen, in reusachtige hoeveelheden... Gevolgd door zalige curry's, die we gelukkig konden delen met vier honden. De oudste is 12 jaar en ziet eruit als een husky-achtige, heel vreemd om zo'n dier op deze plek te zien, ik denk dat hij vooral 's nachts gelukkig is als 't afkoelt. Hij heeft de zachtste pels die ik ooit bij een hond gevoeld heb, nog zachter dan die van een poes!
Na het diner spraken we Toni, de receptionist, aan om nog eens te vragen juist uit te leggen hoe we morgen naar de Karen langnek-dorpjes moeten rijden. Vol goede wil, maar met zijn kop al in de alcoholische nevelen, begon hij eraan,... maar hij kon er ook niet meer mee stoppen. Na twintig minuten was hij nog altijd met evenveel enthousiasme dezelfde route aan t uitleggen en wij ondertussen maar knikkebollen van de slaap en toch hartstochtelijk beleefd proberen blijven. Als we de girafvrouwen na deze uitleg nóg niet vinden dan zijn we echt wel uilen. Gelukkige uilen.
Het is hier zo'n rustige plek, er zijn hooguit nog een tiental andere gasten, en iedereen kruipt hier alweer lekker vroeg in zijn hutje. Dus ook voor ons tijd om de - stilaan sterkverdunde, haast homeopatische - slaapsokken aan te trekken en ons in slaap te laten kloppen door kabouter Klak, Klek en Klok.
30-01-2009
13. De discipline van het olifantheffen.
Vrijdag, 30 januari 2009. Pai Hot Springs Spa Resort, Pai.
13. De discipline van het olifantheffen.
Ons romantisch, maar o zo donker hutje...
Ons vertrek, na een heerlijk ontbijt (zalig zoete kokospuddingskes met pijpajuin!!! En ondertussen maar nep-zoetjes in de thee doen om niet nog dikker te worden...) met alweer een uitzicht over een rivier, was heel grappig. Op gelijke afstanden van mekaar lagen tegen de struiken die de oprit omzoomden gelukzalige poezen te zonnen. Het leek wel op een rij tuinornamentjes die ons uitgeleide deed maar dan levende en likkende exemplaren. Wat in dit land zo fijn is dat al die katten hier rond en gezond zijn. Op die kortere en kromme staarten na natuurlijk. Maar ze zijn gelukkig en lief, en voelen zich totaal niet opgejaagd of angstig zoals de sukkelaars in Sri Lanka, ge kunt ze pakken en knuffelen en ze genieten daar echt van. Ze lopen hier rond tussen honden en kippen en ge ziet dat ze niets te kort komen
Na 6 kilometer waren we al aan de Wat Pra That Lampang Luang, het doel wat we dus gisterenavond rijkelijk voorbij geschoten waren toen we daar aan de verkeerde tempel midden in Lampang arriveerden. Deze tempel is volgens de reisgidsen één van de meest opmerkelijke en best geconserveerde tempels van het land. Hij was ook echt interessant en bovenal heel geestig, letterlijk en figuurlijk. De tempel zelf was ommuurd als een versterkte Middeleeuwse vesting, de ingang werd gevormd door een lange trap met draken als reling. Op de reusachtige binnenplaats stonden diverse gebouwen waarop nog zeer oude schilderingen op de houten wanden te zien waren. Overbodig te zeggen dat ze op die antieke oude panelen wel boudweg hun elektriciteitschakelaars gevezen hadden.
De aanzet van de trapleuning.
Mensen lopen biddend enkele rondjes rond de centrale stoepa.
Prachtig houtwerk!
Eeuwenoude houtschilderingen.
Er stonden naar goede gewoonte weer overal zeer veel en zeer oude Boeddhabeelden maar wat ik het plezantste vond was dat het nog een echt religieus centrum was, de mensen kwamen er van heinde en ver om te offeren en te bidden en allerhande vreemde rituelen op te voeren.
Buiten het kaarsjes branden - waar ze eerst hun naam en het doel opschreven - en de klassieke hopen wierrookstokskes aansteken, werden er ook kunstjes gedaan met een zware koperen olifant met een handvat aan. De bedoeling was te bidden, centjes in de pot te steken en dan het gewicht zo hoog mogelijk op te heffen. Een offer aan God Fitness vermoedelijk...
Enkele meters verder speelde zich er nog een veel boeiender en mysterieuzer schouwspel af. Hier pakte de pelgrim één van de lange houten latten uit een houder en nam de stok in beide handen. Het ene uiteinde moest juist in zijn linkerhandpalm passen en vervolgens verschoof een collega dan een elastiekje totaan de plaats waar de vingertoppen van zijn rechterhand reikten. De gelovige bad vervolgens met zijn handen zover mogelijk gespreid terwijl hij de stok vasthield en na het gebed werd er dan gekeken of zijn rechterhand nu verder kwam dan het elastiekje. Ge kon dus op twee minuten uw armen laten groeien!! Ik mag er niet aan denken moest Pfizer dat trukske hier ontdekken, dan is 't ineens gedaan met Viagra in pilvorm, dan brengen ze een duur apparaatje op de markt met een latje en een elastiekje
Het "olifantgewichtheffen".
En het hoogst mysterieuze "verlengen van de armen"-ritueel...
Een offergave bestaande uit een enorme kudde minuskule diertjes. Het witte beeldje achteraan moet waarschijnlijk de boer voorstellen. Een gebed voor een grotere kudde? Een vraag om genezing van de dieren?...
Het personaliseren van de offerkaarsjes.
Ik geraakte maar niet uitgekeken, het negerke-in-mij genoot van de duizend kleurtjes en 't geflikker en geschitter van de zon in de met spiegeltjes bezette daken. En vanzelfsprekend waren er ook de klassieke rituelen van het luidden van de diverse bellen en klokken. Eén van die klokken was een uitermate geestig model. Het was een getande cirkelvormige bel... Als ge met een ijzeren staafje over de randen van de ring gleed dan produceerde het ding een speciaal soort gerinkel-geratel. Ge kunt misschien al raden wat deze heilige bel in een vorig leven geweest was?... Een groot tandwiel, de vijsgaten zaten er nog in! Van recyclage gesproken. Zelfs voor bellen en tempelklokken gaat de regel van het karma op, beginnen als tandrad uit een camion en, op voorwaarde dat ge een braaf leven geleid hebt, eindigen als heilige bel.
De deugdzame bel.
Ik veronderstel dat ge met het luiden van deze bel God Touring Wegenhulp behaagt en autopechloze ritten afsmeekt?
Klaarmaken van verse bloemen om te verkopen als offergave.
In een van de pagodes, hoog op een trapje, was stom genoeg de toegang verboden voor vrouwen. Jammer want het moet heel grappig geweest zijn, de grote tempel werd er op natuurlijke wijze (het systeem van de camera obscura) via een piepklein gaatje in de deur omgekeerd geprojecteerd op eenwitte doek. Op het laken was dan de tempel en de gelovigen die errond hun bedevaart liepen op zijn kop te zien! Waarom deze aanblik nu persé voor vrouwen verboden moet zijn mag joost weten. Paul heeft het dan maar gefilmd zo kon ik, 't tweederangswezen, t toch ook eens bekijken.
Het "Verboden-voor-vrouwen"-tempeltje. Pffft.
Zoals in elke tuin neemt de heilige Bodhi-boom een belangrijke plaats in. Dit exemplaar zijn takken worden ondersteund door talloze stokken en mooi versierde latten. Iedereen wil een deeltje van zijne heiligheid ondersteunen, alweer, in ruil voor...
Naast dit heiligdom lag nog een rood met gouden tempel volledig beschilderd met draken en bloemen. Steek het ding in een glazen visbakske met een spiegelwand achteraan en ik pak het mee voor Petit Pois. De kitsch van de kitsch maar tegelijk ook heel sprookjesachtig.
Detail van zijwand van de gouden tempel.
En dan trokken we onze schoenen weer aan, verlieten de heilige plaats, en togen alweer op pad...
Na een uurtje trokken we onze schoenen weer aan, verlieten de fascinerende gebedsplaats en trokken verder. We waren hier maar 20 kilometer verwijderd van het olifantenhospitaal dat we mee gesponsord hebben door op de Elephant Parade-veiling de grote olifant Renaissance te kopen. Ik was al gewaarschuwd dat we goed moesten oppassen om het juiste hospitaal te vinden want oneerlijke buren hebben vlak ernaast eveneens een hospitaal opgericht om de bezoekers en de giften van het FAE, Friends of the Asian Elephant van mevrouw Soraida trachten in te pikken. Ze verwijderen haar wegwijzers, hebben zelfs al een deel van haar ziekenhuis in brand gestoken en de politie grijpt niet in want de regering vindt Soraida maar een lastige dame omdat ze het land er met de neus opdrukt dat ze heel slecht met hun kostbare olifantenbestand omgaan.
Moeiteloos vonden we haar hospitaal, ze waren zelfs net een patiënt aan een infuus aan 't leggen. Nou ja, leggen... Zo'n olifant staat recht, er wordt een verrijdbare stelling naast gereden, de dokter kruipt daar op met alle instrumenten die ze nodig heeft en het infuus wordt achter het oor van het dier bevestigd. Het dier had kolieken en hij was al meer dan 60 jaar oud, het is dus niet eens zeker dat hij zal overleven. Zo'n grappig zicht : de dokteres is een tenger meisje van amper anderhalve meter. Het contrast met de patiënt kon niet groter zijn.
We ontmoetten er ook een eigenaar en een mahout van een olifant die hun zieke een bezoekje kwamen brengen. Hun dier was enkele weken geleden gevallen en had zijn kaakbeen gebroken. Gelukkig was hij door een goede verzorging al flink aan de beterhand en mocht hij binnenkort weer naar huis om terug aan 't werk te gaan. De eigenaar had uit dankbaarheid een varken geslacht en had de kop meegebracht om te offeren in het kleine tempeltje van het hospitaal.
Wie ik natuurlijk zeker wou zien was de kleine Mosha die de aanleiding was geweest tot het starten van de Elephant Parade. Het diertje was een voorpootje verloren door op een landmijn te trappen (zoals zovele Birmese olifanten) en ze heeft als eerste olifant ter wereld een prothese gekregen.
Toen we aan haar domeintje kwamen lag ze te slapen en mocht niet gestoord worden. Als het dier zou schrikken kan ze opspringen en haar verder verwonden. We hebben dan tijdens haar dutje enkele andere patiënten bezocht. Onder andere Motala, een dier dat hier al bijna 10 jaar verblijft, die ook een stuk poot mist door dezelfde reden als Mosha en die aan de basis lag van het opstarten van dit hospitaal.
De 45-jarige Motala.
Al spoedig kwam de stichtster van de FAE aangewandeld. Mevrouw Soraida is een ranke klassedame met een wandelstok en een heel lief open gezicht. Ze vertelde ons waarom ze het hospitaal begonnen was terwijl ze met ons meewandelde naar Mosha.
Een hartverwarmende ontmoeting met Mevrouw Soraida.
In haar jeugd had ze een olifant door een truck zien aanrijden en niemand wou het gewonde dier helpen. Iets later vielen er in een nationaal park 4 olifanten van een klip en alweer kwam niemand in actie om de dieren uit hun lijden te verlossen. Al die steeds weerkeerde ellende en machteloosheid greep haar zo aan dat ze besloot een hospitaal voor deze zo misbruikte dieren te stichten. Ze zijn dan wel het nationaal symbool van haar land, maar hun verzorgen of een waardig bestaan geven is er niet bij. Ze vangen en exporteren hun olifanten nog altijd. De dieren komen dan terecht in Aziatische Zoo-tjes of bij privé-personen of bedrijven waar hun meestal een droevig lot wacht. Een olifant onderhouden is een kostelijke zaak. Er gaat 200 kilo voer per dag in zo'n beestje en ze kunnen makkelijk 70 jaar worden, dus reken maar uit. Een olifant houden is echt wel een "Bezint eer ge begint!"
Soraida vertelde hoe moeizaam het destijds gegaan was om Motala te helpen. Geen enkele dierenarts wou zich verwaardigen haar afgescheurde poot te opereren en te dichten, tot Soraidas eigen dokter zo'n medelijden met haar kreeg dat hij voorstelde om zelf te proberen het dier te opereren. Zodra bekend werd dat een mensen-dokter zich inzette voor een verminkte olifant - dat het zelfs een item op het TV-nieuws werd - waren plots alle dierenartsen uit de omgeving ook bereid te helpen. Het gebeuren is zelfs nog in 't Guinness Book of Records opgenomen als de operatie waar het meeste artsen tegelijk mee bezig waren. Motala heeft tijdens de amputatie zoveel verdoving gekregen als nodig zou zijn om 70 mensen onder zeil te helpen
In het bureeltje (alles in openlucht zoals overal) van het hospitaal hingen massas fotos van allerhande olifanten die hier in de loop der jaren verzorgd waren en er lag ook een boek met afbeeldingen van de kunstwerken van de Elephant Parade in Antwerpen. Ik sla het boekje open en daar staat de foto van mijn Renaissance-ke!!
Ik werd er even emotioneel van. Zo midden in de pampas de foto zien van de grote olifant die nu bij mij thuis staat Dat voelde echt heel vreemd. Ik was op dat moment nog véél gelukkiger dan ooit dat ik hem destijds op de veiling ten bate van dit schitterende hospitaal gekocht had. Mijn olifant krijgt er nu nog meer gevoelswaarde door.
Een foto van "Re-Naissance" zoals ze bij ons thuis staat...
Er hingen ook bedankingsplaatjes aan de muren met de vermelding van de bedragen die de Elephant Parades in Nederland en België opgebracht hadden. Eerlijk gezegd was dat wel een beetje teleurstellend aangezien ik wist hoeveel de veiling - al de andere merchandising niet eens meegerekend - had opgebracht. Maar ja, de pot was ook moeten verdeeld worden onder drie liefdadigheidsinstellingen en de kosten van zon Elephant Parade (verzekeringen, reclame, zaalhuur, ) zullen ook niet bepaald laag geweest zijn.
Officiëel heeft elke werkolifant in dit land een paspoort maar ook daar wordt mee gesjoemeld. Er was net een dier van 70 jaar oud in t hospitaal aangekomen dat helemaal onderkomen, overwerkt en totaal ondervoed was. Soraida was alleszins niet van plan hem te laten gaan voor hij helemaal hersteld en flink wat bijgekomen was.
Ondertussen waren we bij de wakkere Mosha aangekomen die in haar omheining aan 't ronddartelen was. Ze droeg geen prothese omdat ze uit de twee vorige reeds uitgegroeid is en nummer drie is momenteel in de maak. Ze kon zich echter prima behelpen op drie pootjes. Over de grond rollen en ravotten met haar dikke zachte matrasjes maar zo gauw ze Soraida zag kwam ze onmiddellijk aangehuppeld.
Het oneindig lief diertje - ze geeft kopjes als een poes!! - pakte me vast met haar slurfje, zat er mee in mijn haar te woelen, en bracht op de duur telkens mijn hand naar haar mond om er op te sabbelen. Een onbeschrijfelijk gevoel : een olifant die met haar tong - die dikker was dan mijn arm - aan uw hand zit te trekken en aan uw vingers begint te sabbelen!!! Een overheerlijk kippenvelmoment! Soraida en de mahout schrokken en eisten dat ze haar mond terug opende, ze waren bang dat ze zou bijten, maar dat was helemaal niet het geval. Hoewel ondertussen heel mijn onderarm in haar muil verdwenen was voelde ik niet eens veel tanden, alleen die dikke, zachte, sterke tong. Ondertussen staat ge dan ook nog oog in oog met mekaar want ze is nog maar zo groot als een mens. Echt, hier zijn geen woorden voor. Ik heb al wel wat olifanten bepoteld in mijn leven maar nog nooit of te nimmer op zo'n intense manier!
"Kijk eens! Ik heb al melkslagtandjes!!!"
Zo'n groot beest dat zó teder is dat ge denkt dat ge met een poezeke aan 't spelen zijt... Het dier zou me waarschijnlijk zonder moeite kunnen doden en toch voelt ge feilloos aan dat ze niet gaat doorbijten en dat al dat gesabbel gewoon maar spelen is, haar unieke manier van knuffelen.
Later mocht ik haar wat banaantjes voeren. Ze nam ze aan met haar slurf en pelde ze voor ze ze opat. Maar wat ze nog veel interessanter vond was om met haar slurf te hengelen naar de volledige tros die ik net buiten haar bereik gelegd had.
Na haar maaltje begon ze een zanddouche te nemen. Ze grabbelde het zand met haar slurf en zwierde het over haar rugske, en over mijn fotoapparaat. Het dier amuseerde zich kostelijk en was duidelijk heel gelukkig. Ik had er uren naar kunnen staan kijken.
De te klein geworden protheses van Mosha.
Maar er waren nog andere patiënten het bekijken waard. Alles gebeurt hier in openlucht. De operatiekamers zijn grote overdekte hangars met stellingen en stevige palen om de patiënten aan vast te leggen. We zagen ook de enorme voedselvoorraden. Olifantengras met hopen en ladingen bananen om u tegen te zeggen. De trossen werden veilig in een gesloten hok gestapeld zodat er geen apen mee vandoor konden gaan.
Op de duur moesten we toch met veel spijt in t hart van Soraida en haar prachtige project afscheid nemen. Er stond ons nog een lange rit te wachten, en niet zo'n makkelijke.
Chiang Mai was inderdaad zoals gevreesd een heel grote stad (met een Carrefour, zelfs met een Makro) maar er lag een perfecte ringweg rond, dus zaten we al vlug op de kleinere weg waar onze rondrit door het noorden kon beginnen. Al na enkele kilometers zagen we de eerste Hmong-kinderen in traditionele klederdracht van school komen. Erg genoeg konden we er geen tijd aan besteden want tot Pai zouden we nog een bergweg met honderden haarspeldbochten moeten volgen en daar kruipt nu eenmaal veel tijd in want zoiets doet ge best langzaam én bij daglicht.
De kronkelweg door de bergen was nog mooier dan verwacht, alles is hier nog puur natuur op af en toe een klein dorpje na. Maar de weg is in perfecte staat. Overal waarschuwingsborden om in traagste versnelling te rijden, in de allersteilste bochten (soms hellingen van 20%!!!) zijn er vangrails aangebracht, kortom een klassebaan. Maar het blijft natuurlijk zeer geconcentreerd rijden want de Thai houden er de gewoonte op na zelfs op deze gevaarlijke wegen, waar ge meestal geen 50 meter rechte weg voor u ziet liggen, toch alle bochten af te snijden.
Het Pai Hot Springs Spa Resort vinden was niet zo simpel, zelfs ons Trees kende het ding niet. Maar kom, dat is niet erg, op zon momenten kan ik mij als convoyeur nog eens nuttig maken. Een mens zou zich nog overbodig gaan voelen met zo'n machientje. Alhoewel ik zéker niet klaag over ons Trees want nu ik niet meer moet kaartlezen heb ik alle tijd om van 't uitzicht te genieten.
De aankomst in de Lodge was niet leuk omdat we t nu zo lekker gewend waren om overal alleen te zijn en ineens vielen we aan de receptie middenin een groep Fransen die in konvooi (met maar liefst 13 jeep-achtigen!) achter een gids aan reden op een tocht door de bergdorpen. Ze zullen misschien wel meer afgelegen plekken zien dan wij maar ik vraag me wel af als ge als 3de in de rij rijdt hoeveel ge nog gaat zien buiten het losgereden en opgedwarreld zand van uw voorgangers, laat staan wat ge nog van de wereld merkt als ge de laatste van de rij zijt... En nooit eens op eigen initiatief kunnen stoppen om een foto te nemen of te gaan wandelen. Nee, dat systeem vind ik toch maar niks, dan liever maar wat minder zien en als eens verloren rijden. Trouwens wat is verloren rijden? Toch niks anders dan ongeplande dingen te zien krijgen?
Onze suite was heel groot met een gigantisch terras op poten dat uitkeek over een rivier die tussen weiden met klingelende koeien stroomde. Tot zover was alles in orde. Maar onze privé-warmwaterbron had de geest gegeven. Het bad op ons terras was leeg en 't water dat uit de kraan kwam was koud. Ge moet het toch maar kunnen om een natuurlijke hot spring naar de bliksem te helpen?! Onze Thaise buurman was ook flink boos want die was speciaal met zijn lief naar hier gekomen om een weekendje romantisch met zijn lief in een warm bad te zitten. Onze reclamaties aan de receptie haalden ook niets uit want nu spraken ze natuurlijk helemaal geen Engels meer. Uiteindelijk hebben we dan Maritia opgebeld, de toffe receptioniste van Le Charme in Sukhothai en zij heeft een pootje toegestoken en belde even later terug dat onze bron morgen gaat gerepareerd zijn. We zullen dan maar even droog vanop ons reuzeterras naar de oneindige sterrenhemel boven ons kijken. Droog baden dus.
Héél veel meer foto's met uitleg - van deze voor mij onvergetelijk mooie dag - vinden jullie in mijn album :
Ik vond het best jammer om dat mooie hotel in het plezante Sukhotai te verlaten, het had fijn geweest er gewoon een dag te kunnen zitten schrijven in de rustige tuin rond het zwembad. Maar we moeten voort anders hebben we net een dag te weinig om onze rondrit in 't hoge noorden te kunnen maken.
Hotel "Le Charme"...
Afscheid van de vechtvis aan de receptie...
Bij ons laatste ontbijt waren de eieren zelfs goed gebakken. Iets op papier tekenen helpt dus. Spijtig genoeg kunt ge niet alles wat ge wilt bekomen tekenen. Ik toch niet. Trouwens ik vind pantomimes spelen om iets uit te leggen nog altijd veel plezanter. Nadat ik één van mijn mooiste bloesjes, waar ik toch maar uit zou barsten, kado gegeven had aan de lieve receptioniste verlieten we het charmante Le Charme. Een hotel dat zijn naam nu eens níet gestolen heeft. Onderweg nog eens gewuifd naar al de mooie Khmerrestjes en 't platteland ingereden. Knalgroene, bijna fluorescerende, jonge rijstvelden. Vreemd wel, sommige veldjes liggen nog braak en anderen zijn net beplant en bevloeid. Het land is kurkdroog, de gele en grijze bladeren dwarrelen van de bomen en overal staan borden met brandgevaar. En toch blijven de mensen hun veldjes afbranden, nochtans probeert de regering deze vernietigende manier van landbouw zoveel mogelijk te ontmoedigen. Veel haalt het alleszins niet uit.
Geestenhuisjes in jong rijstveld.
De natuur levert hier soms felle kleurencontrasten en mooie beelden op. Frisse groene velden en daarin enkele nietige maar knalrode geestenhuisjes op paaltjes. Een eendenhoeder, gehurkt naast zijn lappententje, de wacht houdend over zijn honderden diertjes die in een poel naast de baan zwemmen.
Eendenpoel.
Onderweg naar Si Satchanalai ontdekte Paul nog een extra Khmerruïne en een heel leuke hangbrug. Niks zo plezant als huppelend over een lange hangbrug dartelen! Vooral met Paul, als die erover begint te denderen dan zit ge precies in de cakewalk van de Sinksenfoor.
Aan het einde van de brug lag tegen de oever een onooglijk dorpje genesteld. Alle ramen en deuren stonden open, elk huishouden leefde er min of meer op straat. Er hingen wiegjes met babys tussen de bomen en iets verder stonden doodskisten. Weer een paar meter verder klopten enkele vrouwen de was in grote tobbes. Iedereen moet er van iedereen weten welke kleur van onderbroek ze dragen vrees ik. En of ze er een dragen.
Met zo'n wiegje kweken ze matrozen.
Ik kocht aan een kraam een olifantje van 80 baht, ik gaf een briefje van 100 baht dus moest ik 20 baht weerkrijgen. De verkoopster kreeg de berekening maar niet gemaakt en mij wou ze niet geloven Dus werd er een collega bijgehaald die wel moeizaam het zwaar wiskundig raadsel opgelost kreeg. Schaterlachend gaf de vrouw toe dat ze me nog 20 baht moest. Maar die had ze niet. Dus kreeg ik als pasmunt een paar gelukbrengende kiezels! Geweldig vond ik dat. Ik zie het in België aan de kassa van de Carrefour weeral gebeuren. Vroeger heb ik In Italië regelmatig snoep of kauwgom als wisselgeld gekregen, maar gelukskiezels? Nee, dat is echt origineel. Aangezien ik vier gelukskiezels heb gekregen moet de koers van de kiezel vandaag 5 baht zijn. Hopelijk devalueert hij niet te snel want er liggen hier wel veel kiezels en anders gaan er nóg toeristen met zakken vol keitjes naar huis gestuurd worden.
De ruïne waar het eigenlijk allemaal om te doen was bestond uit alweer zo'n mooie maiskolfvormige prang en daarachter nog een Sri Lankaanse stoepa. Het tempelgebouw was nog helemaal intact en het fronton zelfs nog beschilderd in de originele gouden kleuren. Zelfs een deel van het houtwerk van het klooster was nog authenthiek. Echt heel mooi.
Deel 2 : De spontane introductie van de luchtigere kleding.
We reden verder naar het grote historische park van Si Satchanalai, een soort Sukhothai in 't klein, en daar was het helemaal heel rustig. Niets dan bossen waarin ruïnes verspreid lagen, zalig... Alweer verdwaald in Jungle Book. Ik wou dat we de tijd hadden om te fietsen want ik vermoed dat dat hier ook wel zal kunnen. Hoewel we weer geen enkele toerist zagen, op een paar monniken op bedevaart na. Wel toverachtig zo'n een paar figuren in gele, oranje en bruine pijen die tussen de bomen rondwaren.
Eigenlijk wilden we maar 1 tempel bezoeken maar ze liggen hier allemaal achter mekaar, dus liepen we toch weer van de ene naar de andere.
Een heel grote tempel stond op een sokkel van allemaal reuze olifanten. Iemand had er net aan geofferd vandaar dat er rond elk dier zijn nek een kleurige bloemenslinger bengelde. We beklommen de stenen om ze beter te kunnen fotograferen en ineens ging het "kráááááák", nee 't was geen Thaïse madam die ons noten wou verkopen, 't was Paul zijn short die de geest gaf en van voor tot achter openbarstte. Een goddelijk moment! Ik totterde bijna van de tempel van 't lachen. De sukkelaar liep echt rond in nog een paar wapperende flarden. Als hij in die klederdracht een hotel zou moeten zoeken kreeg hij misschien wel 70% korting in plaats van 40. Ofwel mochten we gewoon niet binnen, dat kan ook natuurlijk.
Echt erg was het niet want we waren er toch alleen en onze auto stond vlakbij. Tenandere 't was ook best luchtig en verkoelend denk ik, zon short met ingebouwde airco.
En natuurlijk is mijn berengezelschap er overal bij. Over wie zou ik anders later de kompléét waanzinnige reisverhalen kunnen schrijven?
(Ge zat te wachten op die foto van die opengescheurde broek hé?... Zijt maar eerlijk! Ik bezit die foto natuurlijk. Maar die op mijn blog zetten is nog een ander paar mouwen. )
Het is hier zo stil in 't bos dat ge de reuzenbladeren van de teakbomen hoort vallen. En de broeken scheuren.
Boven op de heuvel lagen nog twee watjes, we verwachtten er ook van een mooi zicht over de rivier te kunnen genieten dus we beklommen de eindeloze trap. Op de top bleek alles dichtgegroeid dus niks panorama maar wel een mooie grote zittende boeddha die net in de bloemetjes gezet was. De gelovigen maken vaak de prachtigste draken uit gevouwen plantenbladeren. Sommige exemplaren zijn wel anderhalve meter hoog. De draak heeft rode ogen gemaakt van parels. Spijtig genoeg komt er bij al dat geoffer van planten tegenwoordig nogal veel plastic kijken. Vroeger werden alleen echte bloemen gebruikt maar nu is alles versierd met plastic topjes die in de bladeren gestoken worden. Er wordt ook niet meer genaaid maar alles is aan mekaar geniet. Zelfs de bloemenslingers zijn veelal uit plastic en na enkele weken liggen die dan allemaal "de vuilen hoop" in een hoek van de tempel te vergroten, helemaal verkleurd door de zon. Een mesthoop van plastic.
Drakenoffer, een kunstwerk volledig uit planten.
Vissend vrouwtje. Niet simpel om op deze manier voor eten voor uw oude dag te moeten zorgen...
Op het heuveltje stond ook nog een piepklein tempeltje hoog op een trapje. Het had iets Guatamalteeks. Binnen was het amper drie vierkante meter groot maar het stond weer propvol offerbeeldjes. Vooral de plastic olifantjes en dansertjes zijn momenteel zeer in. Ge hebt ze in 't zwart maar de zuurstokkleurige zijn duidelijk aan een opmars begonnen. En tussen al die plastic rommel staan dan bekers met drank, kaarsen, wierookstokjes, enkele houten en stenen beeldjes, nep en echte bloemen, poppen, flessen, en jammer genoeg ook al de bijhorende verpakkingen waar al die prullen in meegebracht zijn. Kortom een vuilnishoop van jewelste maar ik veronderstel dat de god wel het onderscheid zal kunnen maken tussen afval en offer. Voor mij is 't soms moeilijk maar ik ben dan ook geen god.
Heel de familie wordt in de pick-up geladen.
Hoe fijn ronddwalen in dat bos ook weer was, we moesten verderanders zouden we nooit voor 't donker in onze lodge in Lampang aankomen.
Onderweg veranderde de natuur stilaan van een vlakte in heuvels en op de duur zelfs in heuse bergen van bijna 2000 meter hoogte. Hoe droog het hier momenteel ook is toch staat er nog water in de rivieren en zijn er nog watervallen. Het is hier een rijk, vruchtbaar gebied zelfs in de winter, een seizoen dat in onze ogen meer op een herfst lijkt. Een gloeiend hete herfst dan wel
De aankomst in de River Lodge was tof want het huisje dat voor ons gereserveerd was stond op palen aan een grote vijver. En toen begingen we een kanjer van een stommiteit. Ik wou van de zonsondergang gaan genieten aan een tempel op een heuvel in de buurt maar ik vond de naam onuitsprekelijk. Paul tikte dus iets onuitsprekelijks in ons Trees in maar al na enkele kilometers bleek duidelijk dat er iets mis liep. Volgens mij moesten we naar 't noorden en hadden we er lang moeten geweest zijn, Trees stuurde ons naar 't zuiden en loodste ons recht de stad in. En ze was van plan dat nog 10 km vol te houden. En Paul koos voor Trees in plaats van voor mij
In plaats van naast een feërieke tempel ging de zon heel romantisch onder achter de zetels van onze auto en wij reden naar godweetwaar. Maar het ging beslist een tempel zijn en hij zou ook midden in Lampang liggen, zoveel was zeker. Aangezien we nu toch al zo ver verkeerd gereden waren vond ik niet beter dan Trees haar doel, waar ze als een aan de leiband trekkende dolle hond op aanstuurde, ook maar te gaan ontdekken en de tocht tot het bittere eind vol te houden.
We kwamen inderdaad aan een door de maan beschenen tempel in 't midden van de stad. Gesloten vanzelfsprekend. De nieuwsgierigheid bevredigd konden we terug héél Lampang door in 't spitsuur. Ik wou me troosten met Ferrero rocherkes uit de 7/Eleven en Paul met een koud pintje maar we kwamen buiten met onze klassieke zak ijsblokken en hopen drinken. Tot overmaat van ramp bleek na enkele kilometers dan ook nog dat ze mijn chocolaatjes vergeten in te laden waren. Nee het zat echt niet mee. We zullen dringend eens iets moeten gaan offeren.
De gesloten tempel in 't centrum van Lampang.
Na-weeën van 't Chinese Nieuwjaar. Een dansende draak bezoekt een winkel om het volgende jaar voorspoed te brengen.
Terug in ons romantisch uitziende paalhutje bleek het een heel benepen en vooral erg donker ding te zijn, maar zo'n ramp was dat niet want t was door onze Lampang-excapade toch al zo laat dat we onmiddellijk moesten gaan dineren. Maar dat eten,... dat maakte al het gesukkel van deze vooravond ineens goed. Het was een heus buffet want hier logeerde een buslading toeristen!! Een Thais én Westers buffet! We konden ons geluk niet op! Paul heeft van alle gerechten gegeten en die is zo uiteindelijk toch aan een gang of 12 geraakt. Gul deelde hij alles met één van de vele katten in 't restaurant maar eentje daarvan was al even gelukkig en gulzig als wij en beet fors in zijn vinger. Bloed en al, dus Paul had nu eindelijk toch ook een beet en ging hem trots naar ons kotje ontsmetten.
Zelfs de Thaise dessertjes, lekker zwaar spul van sago en gefrituurde vruchtjes, waren overlekker. Nog bolronder dan we van nature al zijn waggelden we tevreden over de hangbrug naar ons hutje. Goed dat het op stevige palen staat.
"Janssens" is al op vele manieren gespeld... Maar "Mrs. Danssews" had ik nog niet in de verzameling.
28-01-2009
11. We maken van ons gat ne steen.
Woensdag, 28 januari 2009.
Le Charme, Sukhothai.
11. We maken van ons gat ne steen.
Vanmorgen ging ik ze leren degelijke spiegeleieren bakken, niet zo'n snottig smoske met uitgelopen eigelen, maar een mooie, ordelijke 'sunny side up'. 't Moet niet altijd Paul zijn die het missioneringswerk doet. Ik dacht het eens origineel en opvoedkundig aan te pakken - niet door mondelinge overbrenging, ze snappen zelfs het woord "egg" niet - maar door te tekenen. Ik tekende in mijn schrijfboekske dus een koppel spiegeleieren... Het bovenaanzicht van twee spiegeleieren... En ik stak dat argeloos met een brede glimlach onder het garçonneke zijn neus... Ge had dat ventje moeten zien kijken! En een seconde later hadt ge míj moeten zien kijken toen ik mij plots realiseerde wat ik weer had aangevangen... Goed dat ik een vrouw ben want als een man deze stoot had uitgehaald had hij zeker een Thais madammeke geserveerd gekregen als ontbijt.
Na een stevig maaltje stonden we opnieuw klaar in de startblokken met onze poep in de witte talk, onze armen onder de zonnecrème en ons nieuw ochtendlied op de lippen :
Olifanten die schijten...
Tijgers die bijten...
Ge kunt 't ze niet verwijten.
Maar toeristen die bleiten
Omdat hun gat begint te slijten...
Awel, dát zijn flauwe geiten.
Dus hebben we van ons hart, en ons achterwerk, een steen gemaakt en zijn we terug zo'n rot-veloke gaan huren. Alle andere lichaamsdelen vinden het fietsen heerlijk en onze poep mag in de loop van volgende dagen nog genoeg in een zachte jeepzetel zitten dus die heeft het referendum verloren.
De keuze van de fiets verliep ook iets vlotter dan gisteren mits de nodige dreigementen langs mijn kant dat ik anders met een half uur voorsprong zou vertrekken en hij me niet meer zou terug vinden. Het ijzeren mandje werd aan Paul zijn exemplaar gevezen en weg waren we!
Wat Phra Si Mahathat
Eerst zijn we opnieuw naar de Wat Phra Si Mahathat gefietst om daar de Boeddhabeelden met hun snuiten in het oosterlicht te zien glunderen. Mooi! Hoewel er heel veel geroofd en vernield is en veel weggevoerd naar musea in Bangkok. Vandaag was het op die site wel druk want er was een grote kudde kinderen op schoolreis. Door de Aziatische toeristen werden we schuchter en giechelend gevraagd of we mee op hun foto wilden staan. Vervolgens wil natuurlijk élke Japanner van dat groepje een foto met ons. Ge zijt dan wel efkes bezig. De schoolkinderen vroegen geen foto's - die namen ze wel stiekem met hun gsm - zij kwamen bedelen voor interviews en om onze namen op papiertjes in te vullen. Vol goede wil begint ge daaraan maar als ge 30 keer uw naam en nationaliteit hebt opgeschreven komt dat wel uw strot uit. Voor Paul is 't misschien een goeie oefening maar mij zegt beroemd worden maar niks, ik ben er vrolijk fluitend vanonder gefietst. BV worden is zeker niet mijn ding, dat kost teveel tijd.
En maar handtekeningen zetten...
Een verkoopstertje (haar kraam bestond uit de twee manden die ze met een lange stok over haar schouders droeg) had een tros bananen en een pakje jackfruit liggen. Ik zag daar een gezondere lunch in dan alweer gebakken kip, dus kochten we haar fruit en reden een kilometer verder naar 't eetbarakje met de plastic stoelen. Het was nog steeds gesloten maar de buurvrouw stond er, voor we goed en wel neer zaten (op een andere stoel dan die van gisteren vanzelfsprekend) en zonder iets te vragen, al met een colake voor mij en een pintje voor Paul. Dat wist ze duidelijk nog van gisteren en ze wou duidelijk niets aan 't toeval overlaten zodat haar nieuwe vaste klanten toch zeker niet van lunchadres zouden veranderen. De menukaart hebben we niet opengeslagen want we hadden ons fruit bij. Ge zou het in België allemaal eens moeten proberen, uw bananen gaan opeten op een terras! En deze lieve vrouw was al lang content dat we naar haar terug gekomen waren om ons drinken te kopen. Wat is 't leven toch gemakkelijk als ge snel tevreden zijt.
Offergaven...
De offergaven verdringen mekaar, het lijkt soms meer op een rommelmarktje.
Maar sommige gelovigen beperken zich niet tot plastic beeldjes... Ze vlechten de mooiste offergaven uit planten en bloemen. Echte kunstwerkjes!
Deel 2 : Per paling naar de hemel.
Om tijdens de grootste hitte van de dag even binnen te zijn reden we naar 't museum. We hoopten ons daar een uurtje in airco te kunnen wentelen. Niks was minder waar. Het was er om te puffen en ze waren er dan nog in aan 't werken ook... Droge wolken stof plakten zich vast in het zweet ons aanschijns. Niet te doen. We hadden tot overmaat van ramp aan de ingang onze fototas in een locker moeten steken, dus fotograferen kon ook al niet Het is dan ook een vrij kernachtig bezoek geworden (hoewel er veel te zien was). Na een uur stonden we mottig terug buiten en waren we dolblij dat we op onze fietsjes konden springen en de wind weer langs onze lijven voelden spelen.
We zijn gewoon kriskras en zonder vooropgezet doel de ruïnes blijven doorkruisen. Zo kwamen we plots uit aan een heel mooi nieuw standbeeld van een oude koning, Ramkamhaeng. Hun Hendrik Conscience, hij leerde zijn volk lezen, 't is te zeggen : hij vond het alfabet uit. Maar hij heeft het de sukkelaars niet makkelijk gemaakt want zij hebben meer dan 50 letters om over de diverse toonhoogten bij de uitspraak nog te zwijgen. Al een chance dat onze Boudewijn ons niet 't alfabet bezorgd heeft anders hadden wij ook een 27ste letter : de oew. Van "Oewwaarde landghenoten...".
Koning Ramkamhaeng.
Eén van de eerste geschriften. Zwaar schrijfboekske wel...
In de brede laan voor dat standbeeld was een ware Scherpenheuvel-nederzetting. In het eerste kraam (nu ja, "kraam", het had dak noch muren) stonden een paar rekken met plastic zakken die levende vissen bevatten. Maar niet alleen vissen, ook kikkers, palingen, zelfs grote waterschildpadden hingen daar in de zon! In zon zakske lagen meerdere dieren te zieltogen en te wriemelen in minder dan een liter water. De bedoeling was zo'n zak te kopen en dan de dieren terug in de vijver te kieperen, ze aldus te "bevrijden" om "verdienste te verkrijgen" (een aflaat te versieren dus). Dieren bevrijden is iets dat veel merit opbrengt. Jammer genoeg moest alles weer met gebaren duidelijk gemaakt worden zodanig dat ik mijn prangendste vraag niet gesteld kreeg : "De sukkelaar die elke dag de dieren vangt... Hoe zit het daarmee? Die moet dan toch elke dag zijn hel in plaats van zijn hemel verdienen? En hoe geraakt die mens van al zijn slecht karma terug vanaf? Moet die dan, voor al die gevangen vissen en kikkers, ergens op de duur als Wiedergutmachung een heel olifantenkamp gaan leeghalen en bevrijden? Of hoe zit dat dan?...Vanzelfsprekend komt ge dit met gebarentaal allemaal niet te weten.
Maar waar ik persé een antwoord op wou hebben is wat er 's avonds met die dieren in die zakskes gebeurde als de madammen opkraamden en naar huis gingen. Gelukkig kreeg ik dat na een hele pantomime wèl te weten. De niet verkochte koopwaar werd gewoon terug in de vijver gekieperd en de volgende ochtend vingen ze ze wel terug. Tja, op die manier kunt ge de Boeddhistische cirkel van "life is misery" wel in gang houden natuurlijk...
Het kraam daarnaast had een grote gong staan waarop ge geacht werd fors te kloppen om geluk te verkrijgen. Dat is onschuldig vertier, dus aan zo'n Vlaamse Kermis doe ik graag mee. Er stond ook een kom met een soort van lottoballetjes met nummers, ge moest blindelings grabbelen en dan uw cijfer aflezen en in de bakskes op zoek gaan naar het overeenkomstig papierke om uw toekomst af te lezen.
Ik met mijn nummerke 6 naar 't bakske, maar 't stond er alleen in 't Thai en 't Chinees op Een madam naast mij wou graag helpen, las mijn epistel gedurende een paar minuten aandachtig door, knikte en zei "Good." Persoonlijk vond ik dat wel een heel kernachtige vertaling van wat in t Chinees toch wel een zin of 10 was. Paul liet zijn briefke lezen en ze knikte evenzeer en mompelde ook "Good." We zullen dus een andere vertaler moeten zoeken als we ooit willen te weten komen wat het lot nu weer voor ons in petto heeft. Want ik zou nu toch wel heel graag weten of, als mijn menopauzale zoon binnenkort geboren wordt, zijn opvolger een dochter of weer een zoon gaat zijn, dan weet ik of ik mijn eerstgeborene zijn babykleertjes moet bijhouden.
Ik denk dat dit Boeddhatje destijds met een héél hoog stemmetje sprak...
Omdat we gisteren het platteland zo betoverend vonden zijn we terug een van de vier stadspoorten uitgereden en weer door de veldjes en weiden beginnen fietsen. Tussen de buffels, de lieve honden die zo parmantig midden op de baan liggen te slapen (en me altijd zo aan mijn poezen doen denken), de vechthanen gekoesterd onder hun grote ronde rieten manden, de ganzen in de plassen, de kippen op de boomtakken... alweer op zoek naar Khmerresten en koeienvlaaien.
Die boerderijen op pootjes zijn toch zo mooi. Niemand heeft kasten, alles ligt op schabben en de kleren worden buiten onder een afdak op een koord bewaard. Soms op kapstokken, anders gewoon over een draad gedrapeerd. Zo blijft de kleding lekker luchtig en wordt ze niet klam. Iedereen kan op deze manier wel zien hoe uitgebreid uw garderobe is. De pikante lingeriesetjes zullen ergens onder een struikske hangen denk ik.
"Mijn huis staat op stelten" heeft hier direct een heel andere betekenis...
Deel 3 : "Au Bon Marché" in de pampa's.
Sobere boerderijtjes op stelten. Maar wél altijd met de dikke pick-up-truck voor de deur.
En tussen die huisjes... overal ruïnes. (Ik bedoel dus wel degelijk die twee dingen op de zijkanten van de foto.)
Op de duur waren we wel op zoek naar zéér verlaten, en uiterst geïsoleerd gelegen, Khmerrestjes want Paul kreeg plots diarree. Misschien was mijn fruitdieet van 's middags toch niet zo'n goed idee geweest?... Een beetje later dreigde ook ik van mijn sokken en mijn fiets te vallen en daardoor viel ineens onze euro dat wij normaal per dag toch wel een liter of vijf, zes drinken en nu met onze fietskes kochten wij in 't park af en toe een flesje water maar hier op de buiten hadden we dat niet gedaan. Dus reden wij met onze laatste krachten en compleet suzelut zo snel mogelijk terug naar de bewoonde wereld waar we enkele winkeltjes gezien hadden om aan de hoognodige vloeistof te geraken.
We hielden halt bij een prachtige zaak. Onderaan palen met daartussen de klassieke rommel en veestapel, maar op de eerste verdieping van het reusachtige teakhouten huis een enorm overdekt terras met als reling een zitbank en daarachter wat ge zou kunnen noemen "de oermoeder van de supermarkten".
Volledig open bevonden zich daar rekken met snoep, drinken, eten, zeep, borstels, koord, en alle andere mogelijke huishoudelijke producten. Als ge iets verder in de duisternis doordrong (de winkel was makkelijk 20 meter diep) stondt ge ineens in een kapsalon. Een plaatsje van nog geen twee vierkante meter, maar alles was aanwezig tot en met de ouderwetse haardroogkap op wieltjes. De kast daarnaast bleek de dorpsapotheek. De zijwanden van de zaak bestonden uit glazen kasten vol kussens en beddegoed, achteraan stond de toonbank van de stoffenafdeling vredig naast de uitstalling van de serviezen. Middenin de winkel, tegen een muur, bevond zich open en bloot het bed van de eigenares met aan t voeteneind haar tv. Au Bon Marché in de pampa's. Subliem.
De slaap"kamer".
De coiffeur- en apotheekafdeling.
Even betalen voor al het lekkers en snel weer verder!
We hebben (alweer zonder woorden) één en ander genomen om te knabbelen en te drinken en ons op haar veranda geïnstalleerd, waar de eigenares bij onze aankomst trouwens knus lag te slapen. Na wat vloeistoffen en noten binnengeschrokt te hebben voelden we ons al een stuk beter, we betaalden het feestje en fietsten vrolijk verder door de landelijke omgeving. Voor we t wisten was t alweer hoog tijd om snel door t park te crossen om nog net op tijd onze fietsen terug te bezorgen. Time flies when youre having fun.
Niet alle boeddhabeelden op 't platteland zijn, heu, echte "meesterwerken". Ik denk dat dit "de heilige van de humoristen" is. Of de boeddha tot wie men bidt als men "gezichtverlies" geleden heeft.
Veiligheidshalve ben ik bij de 7/Eleven een paar tonijn-sandwiches en yoghurt (er zitten hier nog volledige en heel lekkere aardbeien in!) gaan kopen want ik ben echt niet van plan voor de derde keer op rij een onvergetelijk pikante curry voor mijn neus te laten zetten en onherroepelijk voorbij te laten gaan wegens oneetbaar.
Voor 't slapengaan een babbeltje gedaan met de intelligente receptioniste en toen bleek dat dit hotel een zusterhotel heeft in de steden Lampang én Pai! Geweldig want daar gaan we allebei naartoe en we hadden daar nog geen slaapplaats. Ze was zo lief om onmiddellijk de bijhuizen te bellen en zo konden we via de foto's op haar computer ineens onze kamers kiezen in de volgende hotels! Een ongelooflijk comfortabele situatie en we kregen alweer ongevraagd korting. Ofwel moeten wij er echt als armoezaaiers uit beginnen zien ofwel zijn deze mensen krampachtig op zoek naar klanten. En ik die gedacht had dat rondreizen in Noord-Thailand moeizaam ging gaan, het gaat er hier haast even efficiënt aan toe als in de USA, en alleszins veel vriendelijker.
Maar we hopen toch in stilte dat hun zusterhotels hun matrassen bij een ander beddenbedrijf ingekocht hebben. En dat de kok geen broer van den deze is...
Enkele van de tientallen vechtvissen, elk in een apart bokaaltje aan de receptie. De dieren leven normaal in de kleine hoeveelheden water die in de rijstvelden blijven staan. Vandaar dat ze gewoon zijn om in kleine ruimtes te overleven en ze in kleine potjes bewaard worden. Zogezegd zouden ze zich niet happy voelen in een grotere ruimte... Toch blijf ik 't maar zielig vinden.
27-01-2009
10. Is mijn gat niet te dik voor deze fiets?
Dinsdag 27 januari 2009. Le Charme, Sukhothai.
Hoofdstuk 10. Deel 1 : "Is mijn gat niet te dik voor deze fiets?"
Het hotel bleek muisstil, de kamer zelf iets minder. De ijskast, de boiler, de airco van de buren, alles zong zijn eigen liedje. Gelukkig konden we veel apparaten gewoon uittrekken. Maar het bed is een steen, misschien uit een zachte steensoort maar toch, al waren we wel zo moe dat we als een blok op onze steen in slaap zijn gevallen.
Nadat we ze vanmorgen eerst fatsoenlijke eieren hadden leren bakken was het zalig om voor de eerste keer midden in een wijde, open tuin te zitten ontbijten in volle zon.
Eigenlijk toch wel chance dat ik die apenbeet alleen zelf zie als ik op een foto sta...
Aan de receptie stonden onze huurfietsen klaar maar dat was niet direct wat we verwacht hadden. Helemaal geen sportieve dingetjes, wel van die oude bommafietsen. Paul ging er op zitten en zijn fiets bleek een platte achterband te hebben "Bike is no good. The tyre is flat." "Is no fláááááááát! Is you heavyyyyyyyyyyy." Uiteindelijk bleek ook mijn fiets plat te staan (ik ben natuurlijk ondertussen ook vrij heavy) en hebben we de bomma's bij de receptioniste gelaten, zijn in onze superauto gestapt en zelf in 't dorp een fietsenverhuurder gaan zoeken. Keuze genoeg. Honderden fietskes stonden op ons te wachten, maar ik wou er eentje met een mandje voorop zodat Paul onze zware fototas niet over zijn schouder moest hangen in deze gloeiende hitte. Jammer genoeg zijn van al de fietsjes op politiebevel de manden afgevezen. De toeristen lieten er hun spullen te achteloos in rondslingeren en er werd veel gestolen. Desalniettemin heb ik toch nog met veel palaberen zo'n mand weten te versieren en ze gingen ze op een fiets vijzen. Maar op de welke?...
Voor Paul was er geen enkele goed genoeg, proefrit na proefrit bleef hij terugkeren met het slechte nieuws dat dit geen velo was maar een grasmachine. Ik kon hem niet van het idee afbrengen dat we hier echt geen koersfiets gingen vinden en dat het halfslachtige mini-fietsje het ultieme rijtuig van hier was. Na er in geslaagd te zijn hem te overtuigen dat we niet de Mont Ventoux gingen beklimmen maar gewoon een beetje in 't zonneke tussen wat tempelruïnes dwalen en meer afstappen dan rijden, kon hij zich neerleggen bij het zevende fietske dat hij probeerde. De mand werd erop gevezen en we konden eindelijk vertrekken. Ondertussen was er een busje Nederlanders aangekomen die nu vanzelfsprekend óók zon mandje op hun rijwiel wilden Arme fietsenverhuurder, Paul als klant krijgen Er zijn makkelijker manieren om uw dag te beginnen.
Het werd reuze plezant! Ik ga niet al die namen van tempels proberen op te schrijven want er zijn er weinig met minder dan vijfdelige namen, ik zou dan zinnen krijgen als : en we reden van de tempel van koning Mahathammaracha de vierde naar die van koning Borommatrailokanat van Ayuthaya. Geef toe, geen boeiende lectuur, zeker als ge niet zelf door de ruïnes kunt slenteren. Mij maakt het ook weinig uit wie wat gebouwd heeft, mij gaat het veel meer om te sfeer, 't lekker fietsen in de zon en achter elk bosje een nieuwe Khmer-rest te ontdekken.
Ik vond alle restjes stuk voor stuk de moeite om te bezien en er rond te cirkelen, zowel de kleine als de gigantisch grote. Wat Sorasak, een klein tempeltje, stond op een sokkel waar grote olifanten uit de stenen te voorschijn stapten, andere veel grotere tempels lagen op eilanden omringd door vierkante slotgrachten. Eerst reed ik nog braaf op de weg maar al snel ben ik overgeschakeld naar pure cross-country. Oh, ginder staat er nog eentje, stuur omdraaien en er recht op af, boebbeldeboebbel door 't gras. Zalig! Voor heel mijn lichaam behalve mijn achterste...
Wat Sorasak op zijn olifantensokkel.
Maquette van Sukhothai in het visitor center.
Eén van de enorme grachten.
Het oude Sukhothai is maar liefst 70 vierkante kilometer groot en er liggen werkelijk overal gerestaureerde en nog half overgroeide ruïnes. De Boeddhakes lachen u van alle kanten toe, gesteld dat ze nog een kop hebben. De Khmertempels zijn de mooiste omdat die bekroond zijn door hoge torens in de vorm van maïskolven en versierd met vele kleine beeldjes en bas-reliëfs. Hier kwamen we enkele schoolreizen en een boel Aziatische toeristen tegen maar weeral haast geen Westerlingen, honderden huurfietsen stonden in 't park werkloos in hun stallingen te wachten. Fijn. Maar van fietsen krijgt ge, onder andere, honger...
Deel 2 : Gebeten door... een stoel!
Op de middag reden we naar 't centrum van 't park om aan de souvenir- en eetstalletjes iets te gaan knabbelen. Dolblij een klant te zien probeerden de restaurateurs ons van mekaar af te snoepen maar al fietsend zijn we natuurlijk moeilijk te pakken. Tenandere, ik had een strak omlijnd doel en daar gingen we niet van afwijken. Ons achterwerk had ons duidelijk gemaakt dat het de rest van de dag dienst ging weigeren als het tijdens de lunch niet in een stoel die naam waardig werd gezet. Dus al de barakskes met houten banken (de ene al oncomfortabeler als de andere) en die met verzamelde melkkrukjes rond lage tafeltjes vielen al uit de gratie. Opeens viel mijn oog op enkele plastic stoelen die helemaal achteraan voor een gesloten barak stonden! Ik zat nog niet neer of ik kreeg al een menukaart van een nabijgelegen tentje in de hand, onmiddellijk werd een ventilator aangesleurd en binnen 't kwartier stond er 1 verkeerd gerecht op onze tafel, 1 bord met gefrituurde stukjes kip en een bord met iets wat met een klein beetje fantasie voor frieten kon doorgaan. Een groot succes dus. Althans tot ik na de maaltijd plots op pijnlijke wijze ontdekte dat de plastic zitting van de stoel gebarsten bleek Ik stond recht, de scheur in het plastic sloot zich terug aaneen, de zitting kneep zich vast in mijn bil, ik slaakte een kreet van een gewonde tijger... Ik kreeg die verrekte stoel alleen maar van mijn zitvlak geplukt door terug te gaan zitten, zodat de scheur zich weer opende en haar tanden loste. Geloof me, zon flinterdunne reep geplet vel doet al even gemeen pijn als een apentandenafdruk in uw armen. Gebeten door een terrasstoel begot. Het moet mij toch weer gebeuren. En mijn billen waren al zo gehavend...
Na de lunch wilden we het hoogtepunt van het park, de Wat Phra Si Mahathat, gaan doorwandelen, een kanjer van een ruïne, jammer genoeg lagen de beelden in tegenlicht dus komen we deze tempel morgen best eens terug bekijken.
Wat Phra Si Mahathat.
Enkele fietsminuten later vonden we in een smalle, strakke vihara een meer dan 10 meter hoge zittende Boeddha. Het tempeltje had iets van reuze schouw met een kleine ingang, als ge binnenkomt staat ge boenk aan de voeten van dat reusachtig beeld. Ook deze hadden de gelovigen proberen vol te wrijven met bladgoud, maar ook hier kleefden de blaadjes niet goed. De reuzehanden van de Boeddha waren schilferig van 't goud en minuscule goudvelletjes dwarrelden omhoog aangetrokken door het open dak boven het beeld. Een magisch zicht... dwarrelend goud rond een stenen Boeddha.
In de muren van de tempel was een smalle trapgang van 45cm breed uitgewerkt, zodanig dat de priester destijds stiekum door de dikke muren tot aan het hoofd van het beeld kon klimmen, naast dat hoofd waren uitsparingen - een soort brede schietgaten - en daardoor kon de Boeddha dan zogezegd "spreken". Net dezelfde truk als diegene die ze in Egypte uithaalden. Bedrog is van alle landen, alle tijden, alle culturen, alle godsdiensten.
Boeddha's gezicht is zichtbaar door de driehoekige ingang...
Van dichtbij kan je niet anders dan omhoog kijken...
Of hem een handje geven...
Niet eenvoudig om te fotograferen... zo'n grote jongen in zo'n nauw tempeltje...
Deel 3 : "Nine million bicycles... maar geen goei..."
De mooiste tempel van de dag was een met drie torens in maïskolfvorm. Hij lag daar te schitteren in 't zachte avondlicht tussen eeuwenoude bomen en vijvers. Niet alleen de vorm was prachtig maar ook de basreliëfs waren nog in vrij goede staat. Heelder stripverhalen stonden rond zijn torens gebeeldhouwd...
Buiten de driedubbele stadsomwalling van Sukhothai - twee muren, drie brede grachten - begint plots het platteland. Heerlijk is het om daar te fietsen! Rijden tussen de boerenerven vol kippen en hanen die onder de houten huizen op palen rondscharrelen, langs mensen die hun velden bewerken en tussen dat alles resten van de oude stad ontdekken! Stukken van forest monasteries, tempeltjes, alles ligt hier door mekaar in opgegraven ofwel half-opgegraven vorm en soms zelfs al opnieuw overgroeid. Ge kunt u hier nog een klein beetje ontdekkingsreiziger wanen.
Uit volle borst Katie Melua nazingend van "There are 9 million bicycles in Beijing,... maar geen goei. Want ons gat is nu van steen... en we klagen steen en been... maar naar alweer een oude steen... rijden we toch altijd nog heen..." Het was op den duur een lied van 20 coupletten of meer.
Bij zonsondergang waren we nog lustig bezig met fietsen, zingen en fotograferen (moeilijke combinatie wel) in 't park en we moesten plots nog een flink sprintje trekken om nog op tijd buiten te geraken. Het was zo betoverend mooi dat we alweer de tijd vergeten waren. Ons zitvlak niet natuurlijk maar dat negeerden we gemakshalve.
Vandaag zijn we dan toch twee Belgen tegengekomen die hier ook met een auto rondbollen, maar die hebben wel een heel druk programma, die zijn aan zo'n recordpoging bezig van Thailand in 14 dagen zoals Paul oorspronkelijk ook van plan was, die sukkels leggen enorme afstanden af en zien niks. Wij hebben twee dagen en drie nachten uitgetrokken voor Sukhothai en zij lappen dat op amper één namiddag af en dat is jammer want het is hier echt plezant als ge 't wat rustig aan doet.
's Avonds bleek dat het Belgisch koppel ook in ons hotel logeerde, en nog een derde! Oók met een huurauto, maar die pakten het helemaal relax aan, die bleven overal zolang ze er zin in hadden want ze trokken toch sowieso vijf weken rond. Zalig. Vreemd toch dat het vooral Belgen zijn die hier zelf rondrijden, is dat omdat wij in België als automobilist zo doodgetreiterd worden dat wij betere oorden gaan opzoeken om eens vrolijk in 't rond te kunnen rijden? Of is het omdat wij thuis zo bangelijk getraind worden om op 700 dingen tegelijk te letten op de baan dat wij geen weg of land nog te moeilijk berijdbaar vinden?
Bij 't diner was mijn curry weer zo godsgruwelijk pikant dat ik hem maar heb laten staan, mijn poepeke is al genoeg geteisterd van dat fietszadel dat ik de binnenkant van mijn achterwerk nu ook nog niet ga laten ruïneren.
En daarna legden zij hun ijzeren gat ten ruste op hun stenen bed. Reizen is altijd een heel klein beetje lijden. Maar 't vooruitzicht is goed want morgen is er weer een dagje "Angkor Wat voor Beginners".
26-01-2009
9. Het geslacht der engelen.
Maandag, 26 januari 2009. Charme Hotel, Sukhothai.
9. Het geslacht der engelen.
Ik lag vanmorgen in bed te lezen in een folderke met alle mogelijke uitstappen die hier mogelijk zijn, eentje ervan was om een trainingsprogramma bij het leger te gaan volgen! Ik zie zoiets al in Sri Lanka gebeuren, daar zou dat waarschijnlijk "Spelen met de Tijgerkes" heten
Na ons - met de buit van de 7/Eleven - veredeld ontbijt, vertrokken richting Sukhothai, een rit van 350 kilometer. Omdat de wegen hier zo goed zijn gaat het vlot en kunnen we veel pauzes inlassen. Ons eerste kleine doel was een grote zittende boeddha, niet zozeer omdat we daar zo in geïnteresseerd zijn maar het leek ons een fijne plek met een mooie uitkijk voor een eerste knabbeltje. De krulletjes op zijn hoofd zouden van knoflookdoosjes gemaakt zijn. (Een beeld ter ere van "Boeddha Recyclage" of "Boeddha Lookadem"?) Wat we ons daar bij moesten voorstellen wisten we echt niet, hoewel ons ma destijds een hoed heeft gemaakt waar zo'n rond doosje van "La Vache Qui Rit"-smeerkaas als vorm ingewerkt zat. Ons ma als trendsetter voor boeddhabeelden?
Van ver zagen we een gouden reuzenbeeld op de heuvel zitten maar ons Trees raakte helemaal in de war, volgens haar reden we van de wereld af. Raar dat ze nog altijd niet gelooft dat hij rond is. Ze zou ondertussen beter moeten weten. Trees haar knop omgedraaid en ons eigen verstand en ogen alweer boven gehaald. Binnen de vijf minuten reden we het bos in waarin het klooster verscholen lag en stonden we aan de voet van inderdaad een Big Boeddha... Waarom moet alles in 't Oosten toch allemaal om ter grootst zijn? Van de reclameborden tot de boeddha's?... "Size doesn't matter" is duidelijk nog niet in deze windrichting doorgedrongen.
Stairway to heaven...
Toen we via een indrukwekkende trappenpartij helemaal naar boven gewandeld waren en we aan de voet van het beeld stonden viel 't ons pas op dat we aan de verkeerde boeddha stonden, diegenen die we zochten was een witte en dit was een gouden... Nu niet dat het belang had, de wandeling was leuk, ik ontdekte zelfs hoe loofah's groeien, het blijken de vruchten van klimplanten te zijn. Ik heb er eentje geplukt en ga er me morgen eens lekker mee scrubben.
Loofah's.
Opeens kwam uit de zaal in de voet van het beeld een monnik die eten naar de apen in 't bos begon te gooien, hij nodigde ons uit mee naar binnen te komen. De man woonde in een soort panoramische zaal in het voetstuk van dat beeld, vanwaar hij door grote ramen over heel de wereld uitkeek. Er stond een altaar met een kudde beelden, zijn zeteltje, massa's boeken en een pers waarmee hij schapuliertjes van boeddha en heilige monniken uit witte klei klopte.
Het was een heel vriendelijke man en hij was blij dat hij eens bezoek kreeg. Ik denk niet dat op deze plek veel toeristen belanden want het ligt helemaal niet op een busparcours en voorlopig zijn we nog niemand anders met een huurauto tegengekomen. Plots ontsloot de monnik een grote kast, haalde er twee piepkleine glazen kokertjes uit en gaf ze ons kado. Ze zouden de kwade geesten van ons weghouden. Dat zag ik zwaar zitten, vooral als ze misschien niet alleen geesten maar ook kwade apen van mijn lijf zouden weren. Ik had die kokers al in Lop Buri in de stalletjes rond de tempel zien liggen maar daar had niemand me kunnen uitleggen wat het was dus had ik ze niet gekocht. De buisjes zijn gevuld met fijne metalen strookjes (flinterdun goud, zilver en koper) waarop monniken in miniatuurschrift boeddhistische teksten gegraveerd hebben.
De beschermende kokertjes.
We mochten ook nog twee engeltjes-amuletten kiezen. Hij maakte ze in verschillende kleuren klei, een speciale kleur voor elke dag van de week. Ik koos de groene omdat woensdag mijn geboortedag is en Paul kreeg een witte omdat hij zijn geboortedag niet kent. Hoewel de monnik redelijk Engels sprak was het woord engel toch weer een zeer moeilijke bevalling
"In your religion is fly, fly, up, up, high, high, in sky!" "A bird?" "No." We waren bijna begonnen van "Is it a bird? Is it a plane? No, it 's Superman!" maar dat vonden we nogal oneerbiedig bij een geestelijke. "Is woman! Woman fly!" Een vrouwelijke vlieg?... Maar aleer ik me totaal belachelijk kon maken viel mijn euroke : "Ah, yes I see! You mean an angel!" En inderdaad hij bedoelde een soort engelbewaarder. Waarmee dus ineens het geslacht der engelen onbetwistbaar vaststaat : is woman.
De engeltjes-amuletten liggen te drogen.
Terug beneden stond Paul erop om ons Trees te vermanen en haar dwingen de weg naar de juiste Boeddha te vinden. Voor mij had dat niet persé gehoeven maar Paul vindt dat we aan de opvoeding van Trees moeten werken. En zijn training helpt want na 5 minuutjes stonden we aan de achterzijde van de heuvel, deze keer voor de juiste reuzeboeddha, de lookpotjeshoofddeksel-boeddha, vanwaar de lieve monnik van daarnet het bestaan niet eens afwist.
Deze was wit, mager, niet mooi afgewerkt en zat verstrikt in een kluwen van electriteitsdraden dus ik raakte veel meer gefascineerd door de kleine aapjes die hier hun thuis hadden gevonden dan door Boeddha Reddy Kilowatt. De monniken hadden een mand vruchtjes neergekieperd en daar waren de diertjes een waar feestmaal mee aan 't aanrichten. Deze apen krijgen gelukkig gezond eten, heel wat anders dan die sukkels van Lop Buri die zich met chips en koekjes en allerhande zooi van toeristen moeten volvreten. Of in mijn geval, met toeristen zelf. De beestjes zagen er dan ook veel gezonder uit en ze waren schuchter, kwamen niet bedelen, kortom ze gedroegen zich veel meer als gezonde wilde dieren. Aan de andere kant van het beeld zagen we een enorm hoge trap naar beneden leiden waarvan de leuningen bestonden uit twee tientallen meters lange gouden lijven van naga's. Ik dankte de Heer - den onze - dat we eerst het autoweggetje naar boven ontdekt hadden anders hadden we deze trappen weer zitten opklefferen voor niks.
Na de geslaagde Trees-training was ze tegoei wakker en leidde ze ons zonder problemen richting Sukhothai. Het is heel vreemd om in de winter door de herfst te rijden en toch de lente in actie te zien. De grote teakbomen laten hun bladeren vallen, sommigen zijn helemaal kaal, daarnaast staan vele bomen met altijd groen blad, en anderen staan dan weer volop in bloei. Vooral de bomen met het "Jungle Fire" zijn adembenemend mooi, ze staan propvol vuurrode bloemen. Sommige velden liggen er kaal en nog onbeploegd bij, in winterrust, en even verder staat de jonge rijst in fluo groen op te schieten. Er zijn momenteel zelfs nog schittergele zonnebloemvelden hoewel die nu wel stilaan rijp voor de oogst zijn. Toch is het een prachtig zicht, zo'n eindeloos gouden veld. De autostrades zijn hier geweldig. De enige minpuntjes zijn dat er soms totaal onverwacht een rood licht opduikt en wat ook wel een aanpassing vergt is is dat U-turns hier toegelaten zijn, maar eens ge daar aan gewend zijt rijdt het heel makkelijk. Zolang ge er aan denkt links te houden toch.
Net ingeplante rijst.
Van Gogh in Thailand...
Reuze reclameborden aan de stadsrand.
Deel 2 : "Komt zien! Komt zien! Bouw een spiegelpaleis en verdien uw hemel!"
Onderweg passeerden we Kampaeng Phet, dat blijkt ook een enorme opgraving van Khmer-tempels te zijn. Indrukwekkend, zoveel ruïnes bij mekaar! Hoewel we morgen de grootste verzameling van 't land in Sukhothai gaan bezoeken zijn we toch even uitgestapt, het was echt te fascinerend om zomaar aan voorbij te rijden. Al die oude bruine bakstenen stoepa's en vihara's tussen die enorme mooie bomen... Het gaf me echt een Cambodja-gevoel maar dan zonder de hordes toeristen.
Een paar kilometer verder passeerden we dan de meest blinkende tempel van Thailand. Het schrijn van Petit Pois dat ik in Lop Buri kocht verbleekt erbij! Alles, maar dan ook alles was ingelegd met spiegeltjes, tot en met de plafonds van de zalen binnenin. Ter ere van Boeddha Sinksenfoor waarschijnlijk. Gouden beeldjes weerkaatst in duizenden zilveren spiegeltjes, het was echt hallucinant! Mijn fotoapparaat sloeg er van tilt. Naast het boeddhistische heiligdom bevond zich dan ook nog een heerlijke Chinese afdeling met een reuze Godin en twee superdraken die aan haar voeten kronkelden en dat allemaal in een soort zwembad met hypermoderne aluminium-relingen...
Het hele circus maakte deel uit van een forest monastery met een schooltje. De monniken woonden in kleine hutjes in 't bos, stil en ongestoord en ze hielden zich onledig met bonzaïkes maken van frangipani-boompjes... Wat een leven, als ze vrouwen aan zouden nemen, ik zou 't overwegen. In zo'n mooi ruim bos kunnen gaan wonen en u in stilte bezig houden. Jawadde. En die tienduizenden mozaïekspiegelkes van die tempels moet ge niet eens zelf kuisen, die klus komen de dorpelingen met liefde voor u opknappen om hun karma op te vijzelen. Met andere woorden, zoals ze destijds bij ons zouden zeggen : "om een aflaat te verdienen. "To make merit" is hier iets waar de mensen zich danig mee bezighouden en zo ongeveer alles voor over hebben.
Klein tempeltje naast de vijver van het bosklooster.
Een spiegelpaleis of een tempel?...
"Spiegeltje, spiegeltje aan de wand..."
Een flinke aflaat kunt ge ook verdienen door een tempel te financieren (aangezien Thailand er een zeer welvarend land uitziet (de auto's die hier rijden!!! Allemaal sjieke pick-ups of dure luxewagens, en géén tweedehandse! Alle kinderen een gsm...)) staat er in elk dorpje dan ook minstens 1 tempel, de ene al waanzinniger dan de andere. De tempels schitteren en flonkeren u vanop een afstand tegemoet, de omliggende huisjes zijn veel en veel eenvoudiger. Maar ja, wij hadden destijds ook impressionante kathedralen en ondertussen kiepten we de pispotten door de ramen de straat op en liep de stront tussen onze huizen omdat we geen rioleringen hadden First things first. Ge moet uw prioriteiten stellen.
Bij aankomst in Sukhotai was 't eerste wat we zagen een Big C, een reuze shoppingcomplex. Even de hoognodige spullen gaan kopen, ze hadden er alles wat we nodig hadden, behalve wat we eigenlijk zochten : benzine. Toen we buitenkwamen was 't al donker en we hadden ons hotel nog altijd niet gevonden. Trees probeerde krampachtig ons de gracht rond de oude stad in te laten rijden Uiteindelijk vonden we het hotel maar bleek het volzet te zijn, op een kamer met gemeenschappelijke badkamer na... Tja, dat was nu ook niet echt wat we voor ogen hadden. Dan maar verder gereden. En zo kwamen we bij het hotel terecht dat ons op internet ook al erg gecharmeerd had : Le Charme. Er verbleven maar 12 toeristen dus hadden we alle keuze van kamers. Nog voor we iets vroegen gaven ze zelfs al een discount van 40%. We waren dus weer méér dan welkom.
De kamers bleken mooie, ruime, lichte chalets in een tuin vol brede beken. Ons huisje had een heel sjiek terras met zicht op zo'n binnenriviertje. Le Charme heeft zijn naam niet gestolen. We slapen in een klamboehemelbed. Zalig! En hier kunnen we drie nachten blijven. Wat een verademing! Eens niet elke ochtend moeten inpakken. Ik word daar toch zo moe van. Het enige trieste aan dit hotel is dat er aan de receptie overal kleine bokalen staan met één zielige vechtvis er in. Het zijn prachtige dieren, blauwe, rode en zwarte met gigantische sluierstaarten. Zo jammer dat ze moeten dienen om mekaar te vermoorden zodat de mensen hun goklust kunnen botvieren Als ge wil gokken op vechten, vecht dan zelf.
We konden van het avondmaal genieten op het terras van een houten gebouw dat op hoge palen in een vijver lag. Feeëriek! Met de obligate kerstverlichting in de bomen natuurlijk. In t Oosten is t de laatste jaren heel t jaar door kerstmis Best mooi zolang ge maar niet probeert een landkaart te lezen bij zo'n slinger mini lichtjes... Het eten was lekker maar voor mij veel en veel te pikant. De soundtrack bestond uit tjirpende krekels en blaffende en jankende honden. Eentje slaat aan, de buurhond doet mee, die van daarnaast pakt over en zo ontstaat een huilgolf die misschien wel tot in Bangkok reikt.
Omdat ik 's morgens al vijf pillen moet pakken neem ik mijn bloeddrukpil altijd op de middag. Maar door rond te reizen was ik dat vandaag en gisteren was ik vergeten, dus maar even de bloeddrukmeter bovengehaald en gezien wat de gevolgen waren. Er wáren begot geen gevolgen! Mijn bloeddruk was perfect normaal en mijn hartslag is veel lager dan hij vroeger ooit geweest is! Morgen nog eens proberen om die pil te vergeten en zien wat er gebeurt als ik me aan de geplande sportieve bezigheid ga overgeven
Zondag, 25 januari 2006 - Chinees Nieuwjaar. Lop Buri, Lop Buri Inn Resort.
Hoofdstuk 8. Deel 1. Hapklare brokken voor Hanuman.
Dus dit ging een rustige kamer zijn? Ze was inderdaad ver van de karaoke gelegen maar jammer genoeg wel pal naast de dienstingang waar 't personeel zijn brommerke stalt... En die mensen werken tot laat in de nacht en nemen dan vrolijk kwekkend afscheid van de nachtwaker om met hun hemeltergend lawaaimachientje weg te pruttelen.
Vanmorgen zagen de apenbeelden er veel minder griezelig uit, sommigen zelfs heel lief en anderen ronduit hilarisch, ik voelde me echt geroepen om er bij en er op te gaan poseren, zonder bril dan kon ik tenminste de voorbijgangers hun verbaasde snuiten niet zien. Hier mag zoiets allemaal, ze lachen u zelfs toe, ge zou het in België eens moeten proberen om op t standbeeld van Rubens of Brabo te kruipen Thais houden enorm van plezier maken.
"Hm... flinke brok... Hier is eten aan..."
"Maar toch eerst wat rommel uit dat haar plukken want anders steekt dat straks allemaal tussen mijn tanden..."
Wat mij hier ook opvalt is de gezonde zin voor humor van de mensen. Eens we mekaar verstaan wordt er veel en van harte gelachen, dan verdwijnt ineens de eeuwige glimlach en komt er een gezonde grijns of schaterlach boven, heel de uitdrukking van hun gezicht veranderd ineens van plastic naar rimpelig en echt. Een plezante metamorfose. Ze lachen ook om dezelfde dingen als wij. In Sri Lanka lukt samen onnozel doen met de gewone mensen meestal niet, die blijven onderdanig en dienend. De enigen die ik daar ken waar ge voluit onnozel mee kunt doen en gieren van t lachen zijn Sam en zijn familie, Manju en Selina, maar hier kunt ge zelfs grappen maken met mensen die ge gewoon in een winkel tegenkomt. Misschien kunt ge alleen oprecht gezamenlijk lachen als ge u allebei gelijk voelt? De Thai voelen zich zeker niet minder dan wij, ze zijn van nature geduldig, behulpzaam en beleefd maar in geen geval onderdanig tegen toeristen.
Het ontbijt was van dezelfde lamentabele kwaliteit als het avondmaal. Koude verlebberde spiegeleieren, mislukte wentelteeftjes en een boel Chinezerij die er uit zag alsof ik het allemaal al eens van tussen mijn tanden gepeuterd had en al kers op de taart lagen deze heerlijkheden opgebaard in een restaurant dat rook als 't vet dat op een bord ganzensoep zou drijven. Op 't terras dan maar verbrande toastjes met confituur zitten verorberen. Ik had heel veel goesting om mijn stoel aan 't altaar van Hanuman te schuiven want daar hadden ze rijpe bananen en andere lekkere vruchten geofferd. En dat beeld zag er toch niet uit of het ze ging opeten. Zonde gewoon.
De smakelijke offergaven voor Hanuman.
't Was erg bewolkt en we vroegen ons af of 't zou gaan regenen, aan de receptie stelde Paul de vraag : "Is it going to rain today?" waarop het meiske argeloos en volkomen surrealistisch antwoordde : "Is Chinese New Year today." En daar konden we het mee doen. Met een glimlach natuurlijk.
We laadden dan maar een assortiment kleding voor alle weer in de auto en reden naar 't centrum om de apenruïnes te gaan bezoeken. Lop Buri is de stad die volgens de legende kado gegeven is aan Hanuman, de apenkoning uit de Ramayana, vandaar dat de apen er vrije baan hebben. Ik wou er niet zozeer naartoe voor de oude Khemer-ruïnes maar wel om nog eens het Jungle Book-gevoel te kunnen ervaren.
De eerste Khmer-rest (grappig woord wel) stelde niet veel voor, er schoot niet veel meer dan een gammelen toren van over. Ramp boven ramp zag ik dan ook nog een hondje met verlamde achterpoten, maar o wonder bleek het diertje zich prima redden. Het kon liggen en zich voortslepen maar het kon ook staan! Meer nog het bleek zelfs te kunnen lopen! De achterpootjes bleven samen en stijf, alsof het maar één poot was, maar hij dirigeerde heel zijn lijf met zijn voorpoten, het was een ware evenwichtskunstenaar. De mensen waren er gelukkig ook lief voor. De honden zijn hier meestal in zeer goede doen, weinig zichtbare ziekten en de meesten flink doorvoed, sommige zelfs ronduit vet. Veel dieren dragen een halsbandje, zelfs sommige poezen! Stom genoeg is de rage van t hondjes aankleden ook hier al begonnen. Poedels met jasjes aan die ocharme in temperaturen van 36° liggen te puffen... Zielig. De balans is dus weer maar eens naar de verkeerde kant over gaan hellen. Van graatmagere straathonden die geslagen en weggejaagd werden naar huisdieren die kindjes moeten vervangen. 't Is ook altijd 't zelfde liedje. Maar kom, beter zo dan de oeverloze dierenellende waar we in Sri Lanka altijd mee geconfronteerd worden. Hier moeten we gelukkig niet met een zak hondenbrokken achter in de auto rondrijden.
Het volgende Khmer-tempeltje bleek zeer populair te zijn. Heelder families, (meestal Chinese, er bestaan trouwens amper Thaise gezinnen waar geen Chinezen in voorkomen) kwamen hier op hun paasbest uitgedost hun nieuwjaarsoffers brengen. Het was er een komen en gaan van ladingen gekookte eenden, varkenskoppen, manden eieren, flessen whiskey, palletjes Danacol (ja dat zal die god wel nodig hebben want die zijn cholesterol zal op een dag als deze nogal een gang gaan...), rijst, zoete koekskes, waterflessen, kortom alles wat ge maar kunt bedenken werd op de offertafel gelegd. Het personeel kon amper bijhouden met afruimen om de volgende offeraars ook de kans te geven hun gaven uit te stallen. Vele mensen waren in 't rood gekleed, de gelukskleur op nieuwjaar. En iedereen maar weer drummen om hun velletjes bladgoud op de beelden te wrijven. Maar ze plakken niet goed zodanig dat al die beelden bestaan uit wapperende schilfertjes, best een grappig zicht. Precies gouden beelden die te lang in de zon gelegen hebben en nu vervellen.
De flesjes Danacol naast de gekookte eenden...
Maar 't kan altijd nóg onverteerbaarder...
Er lag een beker met waarzeggersstokjes dus ik heb ook maar eens heel gelovig op mijn knietjes met de beker zitten schudden tot er eentje uitsprong, het werd nummer vier en toen ik het briefje met de uitleg bij dat nummer ging lezen bleek mijn toekomst er nogal vreemd uit te zien. Vooral dat ik nog een zoon ga voortbrengen vind ik enigszins verontrustend. Me niet meer kunnen voortplanten was eigenlijk t enige voordeel dat ik aan de menopauze zag maar dat gaat dus ook al niet meer op.
Op Nieuwjaarsdag op zijn Paasbest gekleed.
Goudblaadjes proberen te kleven...
Beneden aan het tempeltje verkochten ze een lavasteen met magische krachten. De verkoopsters demonstreerden het door u met gespreide armen op één been te laten staan en dan een arm neer te drukken. Dat ging makkelijk. Vervolgens moest ge het steentje vasthouden en als ze dan op uw arm drukten ging uw arm niet meer zomaar naar beneden maar bleef mooi horizontaal gestrekt. Eén van hun trukjes was ook met vier man iemand opheffen door hun vingers onder de man zijn oksel en knieholten te steken. Een oud kunstje.
De Scherpenheuvel-toestand aan de voet van het tempeltje was heel leuk. Ze verkochten zelfs piepkleine glazen kokertjes van amper drie centimeter lang waarin een zeer primitief houten mannetje en vrouwtje in olie dreven, goed voor de liefde. En als dat fleske breekt zal alles zeker goed gesmeerd lopen. Paul ontdekte een heus schrijntje met de 7 Boeddhabeelden, ééntje voor elke dag van de week in goud en glitter. De kitsch van de kitsch, een soort plastic aquarium met een spiegelachterwand... Ge moet een zonnebril opzetten om het te bekijken. Maar 't was echt helemaal op berenhuisformaat dus Paul vond dat het ding mee moest. Gelukkig weegt het niks.
Ondertussen kwamen er een paar studenten een interview afnemen voor hun schoolwerk. Eén van de vragen die ze me stelden was wat ik van de apen van Lop Buri vond en ik kon naar waarheid zeggen dat ik er tot mijn grote teleurstelling nog niet één, zelfs geen kleintje gezien had. Maar dat zou geen vijf minuten meer duren en me nog lang heugen... Dat ondertussen vijftig meter verder de gevels allemaal vol apen hingen had ik nog niet gezien Dat meiske moet ook zo haar gedachten over de kwaliteit van mijn ogen gehad hebben
Aan de overkant van de straat en de rotonde (waar de trein gewoon dwars door rijdt...) stonden drie grote overgebleven torens van Khmertempels en daarop zaten tientallen aapjes. Zo rap ge er enkele opgemerkt had zag ge ze overal, heel de straat, alle gevels, de electriciteitsdraden, de daken, álles maar dan ook alles, tot zelfs autos toe, zaten vol aapjes! Honderden beestjes! Zóveel had ik er nu ook weer niet verwacht. 't Waren gelukkig kleintjes, helemaal niet de grote monsters uit Sri Lanka. Maar echt gerust voelde ik me toch niet, zeker niet nu 't er zoveel waren dat ge ze onmogelijk allemaal in de gaten kon houden.
De straten van Lopburi, in de buurt van de aapjesruïne...
Die bewoner zal ook wel spijt hebben dat hij 't raam heeft laten openstaan...
Ik wandelde nog geen vijf minuten rond de ruïne en ze begonnen me al te bespringen. Ik schudde ze van me af, maar iets verder stonden enkele toeristen en die waren ze aan 't voeren (triest genoeg allemaal ongezonde spullen) en zij hingen ook vol beestjes. Het bleek hier dus de geplogenheid te zijn...
Ik had veiligheidshalve totaal niets van eten bij, zelfs niet eens de obligate koekskes voor mezelf, want ik vind apen voeren een heel gevaarlijke bezigheid. Mijn voorzichtigheid mocht niet baten want die beesten waren het gewend om eten te krijgen dus die bleven maar op me springen en ik bleef ze maar van me af duwen tot er eentje een stevige knauw in mijn arm gaf. Gelukkig werd het enkel een bloeduitstorting en was t geen open wonde. Maar leuk was anders. Ik heb medelijden met de diertjes, al dat ongezond eten, de verwondingen die ze oplopen door bange, boze mensen die hen trachten te verjagen, en echt "hygiënisch schoon" kunt ge de diertjes ook niet noemen. Ik vind het zielepootjes. Jammer dat ik ze nog niet gezien had voor "het interview" werd afgenomen anders had ik 't zeker voor 't lot van die aapjes opgenomen.
"Kom eens hier dat ik iets aan uw rampzalig haar doe... Want zo kunt ge in mijn schone ruïnes niet rondwandelen..."
"Maar mens toch, wat is dát voor een coiffure waar gij mee rondloopt?... Daar is werk aan..."
"Ja natuurlijk doe ik u pijn!!! Ge moet braaf stilzitten als ik u aan 't verzorgen ben hé seg!"
"Ondankbaar mens! Trek u plan, ik ben al weg! Betaal u een échte kapper! 't Zal u aardig wat meer kosten dan peanuts!"
In het binnenste van de tempel mochten geen apen komen, alle ramen en deuren waren met hekwerken dichtgemaakt. Wij wandelden door de duistere gangen terwijl de apen zich langs buiten aan de tralies vastklampen en naar binnen keken. Gordijnen van levende apen Het was de omgekeerde wereld, eindelijk zat de mens in een kooi en hadden de dieren de vrijheid. Het moet vreselijk zijn om als beest in een Zoo naar de wereld buiten te kunnen kijken en daar al dat vrije, vrolijke rondgedartel te zien zonder zelf in vrijheid te kunnen bewegen en aan de pret deel te nemen.
Terug buiten bleek de zon door de wolken gebroken en wou ik nog een paar apenportretjes nemen. Ik vond een heel mooi apenmannetje dat in tegenlicht lag te slapen, de zon streelde door zijn hoofdhaartjes. Ik stond geconcentreerd te wachten op 't juiste moment toen plots een babytje in de lus van mijn fotoapparaat sprong. Het diertje gebruikte de lus als schommel maar op die manier kunt ge natuurlijk niet meer scherpstellen. Dus ik schudde de jonge speelvogel van mijn riem Maar ondertussen was de moeder mij langs achter genaderd en die zag me haar jong wegjagen dus vloog ze me aan en zette haar tanden in mijn rechterarm. Ze was dan ook nog zo onbeleefd om niet direkt te lossen Deze keer bleek het wel een open wonde verdorie. Ge kunt blijkbaar niet altijd geluk hebben. Na mijn portretreeks van pa aap afgemaakt te hebben wou ik aan de ingang aan 't loket een beetje ontsmettingsspul gaan vragen maar dat bleken ze niet eens te hebben, daarvoor moesten we terug naar de andere tempel. Toch wel straf, er moeten hier per dag toch wel minstens een paar mensen gebeten worden?
Maar ik ben wel echt tevreden over mijn portretje van pa aap...
... en zijn lieflijke familie...
In de andere tempel was er een ventje dat een souvenirstalletje open hield en die bezat een rudimentair EHBO-doosje. De eerste beet was ondertussen ook al een veelkleurige bloeduitstorting geworden en nu alles bruingeel onder de Isobetadine zat zag ik er helemaal smakelijk uit... Ik zie er nu, na amper een week reizen, al zo gehavend uit als anders na een paar weken snorkelen... Op mijn dij en mijn zitvlak twee tijgerbeten en wat krabben en op allebei mijn armen een apenbeet. Maar ik zal 't maar positief bezien : al een chance dat die olifant van gisteren me niet gebeten heeft. En och, ik zie die beten toch zelf niet want ze bevinden zich allemaal aan mijn achterkant.
Tja, er staan overal waarschuwingen... Dus er zullen hier nog wel mensen de weg naar de Isobetadine gevonden hebben zeker?...
De straten rond de tempel krioelden letterlijk van de aapjes. Ze slingerden aan de electriciteitsdraden, kropen in de masten en lantaarnpalen, beten op loshangende kabels en probeerden het weinige wat nog enigszins vast hing ook los te sleuren. De straat vormde een heuse speeltuin voor die dieren. Op het voetpad liepen we soms tussen wel 10 beestjes! Ze variëerden van 15 centimeter tot een dikke halve meter, vrouwtjes met hangborsten, mannetjes met dikke rode poepen en heelder kuddes baby's en speelse tienertjes, 't was prachtig om te zien.
Metalen afschermingen voor de terrassen. Niet echt gezellig. Wel noodzakelijk.
Nu de zon was doorgebroken schitterden de tempels. Het lijkt wel of op de haakachtige ornamenten die de daken versieren felle lichtjes branden maar het blijken gewoon spiegeltjes te zijn. Zelfs de dakpannen fonkelen en lichten één voor één op terwijl je voorbijwandelt. Het lijkt wel of de tempel een onhoorbaar muziekske speelt. Misschien spelt hij wel zijn geheimzinnige naam. Ik doe alleszins niet meer de moeite om hun namen te onthouden of uit te spreken voor mij zijn 't vanaf nu gewoon Wat Isda of "Wat Ismedannutochweer of Wat Moetdienuweervoorstellen.
Op de balustrade van de tempel lag een grote dikke bruine kat met gouden ogen te soezelen. Het grootste poezenbeest dat ik al ooit in Azië gezien heb! Duidelijk een raskat want ze had zelfs een bandje met een belletje aan. Toch wel fijn dat er hier al echt voor sommige dieren gezorgd wordt. Nu die arme aapjes nog...
In de Rue de France kwamen we voorbij de ruïnes van de oude Franse ambassadeurswoningen en zo aan 't koninklijk paleis. Ook een ruïne... deze keer zonder apen. Ik was eigenlijk al blij want als t zo voortgaat kan ik thuis van al de fotos mijn blauwe-rood-paarse beten gaan weg Photoshoppen om me terug herkenbaar te maken Het was een groots ommuurd terrein met gigantische tuinen, oude reuzenbomen en poorten van wel 7 meter hoogte. De koning moest er op zijn olifanten doorheen kunnen rijden natuurlijk. En die zat niet zomaar op de nek van zijn beesten die reed in een echt huisje dat achteraan op hun rug bevestigd werd.
Ambassadeurswoningen aan de Rue de France.
Koninklijk Paleis.
Ondertussen was het al 32° en ik begon te sudderen in eigen nat. Het museum was leuk, de parken ook maar af en toe een bank of een drankstalletje had welkom geweest. Ik had zo stilaan genoeg ruïnes gezien en ik was er onderhand zelf een beetje als eentje beginnen uitzien. Zeker toen mijn euroke viel dat Paul dat niet als grapje had bedoeld toen hij daarstraks zei dat heel mijn rug vol apestront hing... Mijn mooie witte t-shirt met de tekst "Next moodswing : 10 minutes" zit aan de achterkant vol bruine apenpootafdrukken! En zo liep ik al een paar uur door 't stad rond... Als mensgeworden zongebakken apestront.
In het centrum waren er verscheidene marktjes waar onder andere ook kramen stonden die offergaven verkochten, zoals papiergeld van de "Bank of Hell", nepvisakaarten, papieren gsm's en zonnebrillen, zelfs nachthemden waarvan alleen de voorkant op een blad papier afgedrukt was. Allemaal spul om te gaan verbranden te ere van de doden in de hoop hen op die manier al die spullen te bezorgen om hen een comfortabel hiernamaals te bezorgen. Een hemel vol gsm's... stel u voor...
Luxe voorwerpen in karton om te offeren aan de overledenen.
Papieren kostuum, gsm en een "Visa"-kaart.
Maar eerst moesten vooral de levenden gevoed worden en liefst niet met karton. Overgelukkig viel ons oog op een 7/Eleven, maar o wee, de goeie sandwiches waren op... Vermalen varkensvlees barbe-à-papa's lagen er volop, maar daar gaan we ons geen tweede keer aan laten vangen. Er stond echter wel een zeer clean toogje waar ze hotdogs maakten. Paul zag 't niet zitten en wandelde verder maar mijn honger was blijkbaar groter en ik vond het toch het risico waard. Ik kreeg een hotdog volgens een ISO 9000-norm en daar hoorde zelfs een bezoekje aan een mini salad bar bij!!! Geweldig! Toen Paul dat zag was hij natuurlijk ook verleid. Hij stapte de winkel uit met de nieuwste uitvinding in zijn handen : de Smos Dog. Een worstje in een sandwich maar dan begraven onder een hoop komkommer, sla, tomaat en alles wat hij maar op die saladbar had kunnen vinden. Dát is pas een uitvinding die nuttig gaat zijn deze reis! De Smos Dog begot! Een ontdekking veel belangrijker dan die van Columbus. Eindelijk gaan we overdag bij momenten terug eens half zinnig eten vinden!
Rijstwinkel met tientallen soorten rijst.
Offer eens een toiletrol aan een monnik...
Maar Paul had nog een bloemmekee in petto... Er bleek nóg een Khmer-ruïne in zijn boekske te staan. Nou ja, nog een paar torentjes erbij kon ook wel. Tot we er aankwamen en het een prachtige volwaardige ruïne was van ettelijke voetbalvelden groot Dus weer stapten we rond een eindeloze omheining op onze zere voetjes tot we de ingang vonden.
't Was wel echt de moeite, de ruïne leek erg op die van My Tho in Viëtnam, alleen veel groter, maar jammer genoeg niet in de vrije natuur maar midden in een stad. Ook daar hebben we nog een uurtje muurtjes en torentjes op en af geklommen tot we naar onze auto gestrompeld zijn, moe, gelukkig en heel vuil. Ik toch. En ook vandaag hebben we weer heel weinig Westerse toeristen gezien. Waar zitten die toch allemaal? De enige mensen met fotoapparaten zijn hier oosterlingen op vakantie. Is het toerisme hier stilgevallen na die relletjes van twee maand geleden waardoor de toeristen enkele dagen in Bangkok vast gezeten hebben? Dat kan toch nooit zon enorm effect gehad hebben? Of gaat iedereen naar Sukhothai en Chiang Mai? En gaan we daar tussen de massas toeristen terechtkomen waar iedereen ons zo bang voor heeft gemaakt?
Avondlicht in de Khmer-ruïnes.
Naast onze auto stond al een ventje met een keukenkar en plastic stoelen te wachten om zo rap als wij weg waren op dat plekje zijn avondrestaurant op te bouwen. Hij nam het ons helemaal niet kwalijk dat we op zijn plaats gestaan hadden en wuifde ons goedlachs na. In België zou zoiets anders afgelopen zijn. De meeste mensen zijn hier heel vriendelijk, zeker eens ze verstaan wat ge vraagt, dan worden ze zelfs heel enthousiast en behulpzaam. Maar meestal verstaan zij geen woord van ons en wij geen klank van hen. De talen zijn kompleet verschillend, zij werken met toonhoogtes iets waar wij totaal geen voeling mee hebben, zelfs de eenvoudigste woordjes kunnen wij nog niet juist "gezongen" krijgen. En de minste toon of klemtoon verkeerd en het woord heeft een totaal andere betekenis en t gesprek loopt helemaal de mist in. Jammer wel.
Plots opdoemende stoep-restaurantjes.
Thuis wou ik me als eerste werk ont-"stronten" - bijna ritueel ontsmetten en reinigen - en toen bleek 't badstopke te ontbreken... Dat werd dus weer een queeste van een half uur, en t ploegske van housekeeping dat drie keer op bezoek moest komen, eer ze dat euvel verholpen hadden, maar dan, dan... was er een heerlijk moment van "beten baden". Alleen zijn het deze keer eens geen insectenbeten maar tijger- en apenbeten. t Is zo eens iets anders. Maar 't zicht is niet appetijtelijk, ik zie er echt uit als een gegeselde. Ik veronderstel dat ik in mijn vorig leven fakir ben geweest. Nu zit ik alleszins vol gaatjes... Soit, gesteld dat het is zoals Paul beweert dat die een apenbeet een litteken blijft dan nog is het een origineel souveniertje aan Hanuman zijn stadje en 't zit toch aan de onderkant van mijn bovenarm waar ik 't zelf niet eens zie. Een tatoeage is trouwens ook forever. Zou dat nu komen omdat ik zo dik ben dat alles mij wil bijten op deze reis?
Vanavond wilden we echt niet in 't hotel eten dus vroegen we aan ons Trees een restaurant op te geven. Ze suggereerde een steakhouse op 500 meter van 't hotel. We gingen er op af en stopten voor... een coiffeur. Ernaast was een vreemde, kale eetgelegenheid en de mensen keken ons gretig aan en wenkten ons vriendelijk om er bij te komen zitten, ik wou dat dan maar doen om tenminste toch aan eten te geraken, maar Paul stapte resoluut voorbij om de indruk te wekken dat hij helemaal geen honger had. En gelukkig dat hij dat had gedaan want het steakhouse bleek achter het volgende muurtje te liggen en was een min of meer normaal restaurant. Met goeie steak zelfs! Ik heb geen brokje laten liggen! Een heel romantisch etentje wel, aan de rand van de baan, gezeten op enorm dikke boomstammen meubelen
Op de terugweg aan de 7/Eleven gestopt om ontbijtvoorraad in te slaan, dan kunnen we morgen met min of meer degelijke dingen het armzalige hotelontbijt verrijken. 's Avonds zijn we hier op straat precies in een Amerikaanse roadmovie terechtgekomen die opgenomen wordt in Thailand! Die hele brede banen van vier rijvakken waarop benzineverslindende superzware en sjeike nieuwe autos rijden, de lichtjes langs de weg van typische eetkraampjes die op 't voetpad opgesteld staan en de oranje en groene neonreclame van de Amerikaanse supermarkt 7/Eleven waarvoor allemaal open pick-up trucks geparkeerd staan. En als soundtrack het irriterende ding dong van de winkeldeur die konstant open en dicht zwaait. De mensen drinken frisdrankjes met massas ijs uit reusachtige plastic bekers. "Big Gulp." Om de hoek is een reuze shopping mall met Pizzahut en Kentucky Fried Chicken vestigingen. Kortom 't is een zeer irreële sfeer die ik zeker in dit land niet verwachtte. Het mankeert er nog aan dat de Thai Stetsons beginnen dragen.
Zaterdag, 24 januari 2006. Lop Buri, Lop Buri Inn Resort.
7. Een mahout met een hoed.
Na 't ontbijt de derde poging ondernomen om olifanten te gaan wassen. Het begon stilaan een running gag te worden. Toen we de man van het olifantenkamp opbelden stuitten we eerst op zijn eindeloos muziekske en vervolgens raakten we in de gebruikelijke communicatiestoornis verwikkeld. Welnee, we willen hem niet kopen, we willen hem alleen wassen Swimming with elephants! En als dat niet kan desnoods Dances with wolves Mijn geduld was stilaan op maar op zo'n ogenblikken pakt Paul zijn steenbok-natuur meestal over Opeens bleek de olifant die we gisterenavond gereserveerd hadden er niet te zijn. Ziek? Verlof? Het huwelijk van Nonkel Jumbo? Maar we hebben ons niet laten kisten en zijn toch naar het kamp gereden, stilaan weten we wel al dat niet alles is zoals t klinkt. Drie kwartier later stonden we er en begon de zoektocht naar de manager. Drieentwintig olifanten en nog veel meer man personeel maar geen mens die een woord engels sprak. Op de duur reden ze de grootste tusker voor die ze hadden! Een prachtbeest! Een gigantisch mannetje met gewéldige slagtanden. Ik heb al veel olifanten bepoteld maar nog nooit een tusker, in Sri Lanka komen er heel zelden met slagtanden voor en als je er toch zo eentje in 't wild ziet is 't vooral zaak om uit de buurt te blijven. Dus dit was wel eens een prettige verrassing. Uitermate vrolijk klauterden we in het zeteltje op zijn rug en togen op weg. Uitzinnig gelukkig dat ik dan toch eindelijk eens met een olifant door een rivier zou kunnen waden besloot ik om vandaag eens tegen niks nee te zeggen en me te gedragen als de échte doorsnee Thaïse toerist uit de boekskes. Vandaag was ik in voor alles!
Ik had geprobeerd om als tijdsbesparing enkel een wasbeurt te kopen en de wandeling te laten vallen maar dat kon niet. Achteraf bezien zijn we héél blij dat we het toertje gemaakt hebben want ik heb me diverse piskes gelachen. Het is tot hiertoe al de meest absurde en hilarische activiteit van deze reis geworden.
Aangezien we toch helemaal alleen waren in 't bos en onze mahout vrolijk zingend in de nek van de olifant zat begonnen wij ook maar te zingen. Het duurde geen vijf minuten of onze mahout plukte wat bladeren en sloeg aan 't knutselen. Eerst dacht ik dat hij ze ging opeten, of dat het betelnootbladeren waren ('t was een fervente betelkauwer want het eerste dat gebeurde toen ik opsteeg was dat hij een fluim donkerrood betelsap uitspuwde... pal op mijn voet. Hij pakte toen mijn voet vast, draaide hem eens om en om, scheen de schade beperkt te vinden, liet hem terug hangen zonder hem af te kuisen en we sjokkelden gewoon voort of er niks gebeurd was. De rug van de olifant zat trouwens ook vol rode spuugvlekken. Onze mahout kan precies niet zo goed mikken. Nou ja, ge kunt niet alles kunnen.)
Het geplukte groen bleek geen betelnoot te zijn want hij vormde met de blaadjes al snel een kroon of een hoed en ja, zijn knutselwerk moest op mijn kop gezet worden... Ik had me voorgenomen als ik dan toch op de rug van een olifant moest rijden om hem te mogen wassen dat ik dan ook écht de toerist ging uithangen dus kon ik moeilijk bezwaar maken tegen mijn kroon. Paul grinnikte bij de aanblik van mij met mijn absurde hoed op mijn kop, maar al vlug was ook zijn tijd gekomen En zijn hoofddeksel zou nog een beetje bangelijker worden.
Zelfportret met groothoeklens... Vandaar al die dubbele kinnen?...
Binnen de kortste keren reden wij daar dus al zingend door 't bos met twee kronen op onze kop waar we tijdens t Aalstse Carnaval nog niet mee op straat zouden durven komen. De mahout was al lang afgestapt, had ons uit ons bakske laten kruipen en wij twee zaten nu in de nek van de olifant. Te schommelen en vervaarlijk naar voren te glijden. We sjokkelden verder uit volle borst tussen de boomkruinen galmend : "Opzij, opzij, opzij! De poppenstoet komt hier voorbij!", gevolgd door "Met nen ezel naar St. Job", "De Zeppellin" en mijn eigen compositie, het liedje van Den Bette "Maainen ongt en ik". Ondertussen liep de mahout vier meter lager met onze videocamera rond zijn nek en hij vermaakte zich opperbest door ons uitbundige gedoe op film vast te leggen. Het zoveelste filmke dat niemand ooit gaat mogen zien. We beginnen stillekesaan een schuif vol te krijgen.
Wankel evenwicht.
"Opzij! Opzij! Opzij! De poppenstoet gaat hier voorbij!"
Iedereen amuseerde zich een kriek, hoewel Paul gevaarlijk zat te balanceren en te schuiven in die nek als het beest plots naar voren boog en ik telkens tegen zijn rug aanknalde (we moesten heel erg denken aan dat filmke van die twee toeristen die in Egypte over het hoofd van hun kameel gcatapulteerd worden terwijl het dier zich opricht. "Martha en Maria Efkes afkappen dacht ik dat het heette. Hopelijk vind ik dat ooit nog eens terug.) Paul had nog een vrij stevige broek aan maar ik zat daar in mijn blote billen, op een onderbroekske na, in die stekelige nek. Een pijnlijke ervaring. Ik zie er ondertussen al weer lief uit : vier bloeduitstoringen door tijgertandjes, een paar krabben, en nu waarschijnlijk ook nog een poep alsof ik op een cactus gezeten of mijn eerste jaar fakir met grote onderscheiding afgerond heb...
Ge hebt hoeden, en... hoeden. Voor "the master" mag het al iets meer zijn...
Ondertussen kwamen we ook wat andere toeristen op olifanten tegen maar die zaten daar toch allemaal met zón serieuze gezichten! Die vonden dat precies een halszaak in plaats van een hilarische situatie. Ze keken naar onze hoedjes, luisterden naar onze gezangen en ik zag dat ze diep in hun hart spijt hadden dat ze dat ook niet durfden te doen, vooral de Japanners hun oogskes flikkerden braaf en ondeugend tegelijk.
Voor het huisje van onze mahout.
Kwai in zicht!
Aan 't water gekomen maakten we eerst een wandelingske door de Kwai en dan werd Pep naar een hoge hut geleid om afgetuigd te worden zodat we hem konden gaan wassen. Tja dat wassen is natuurlijk maar bijzaak 't gaat er gewoon om om met een olifant door 't water te stappen. Het is een ongelofelijk plezante ervaring. Olifanten zijn stapelgek op baden dus het eerste wat die doen is gaan liggen. Ze verdwijnen kompleet onder water op t puntje van hun slurf na. Hoe groot die van ons ook was, mijn eiland was ineens weg. Kompleet verzwolgen! Héél geestig! De mahout stond rechtop achter mij op het dier zijn rug, die stond precies als Jezus op 't meer van Galilea, en ik zat tot mijn nek in 't water en had nog juist een oor vast. Van de olifant wel te verstaan. Hij liet hem dan ook nog met zijn slurf water sproeien en dat was helemaal de max! Gedoucht worden door een oliffant!! Het was niet zozeer ík die de olifant waste maar omgekeerd. Ik voelde mij de koningin te rijk toen ik van mijn mahout shampoo kreeg en mijn beest nog mocht inzepen ook. Natuurlijk werd die nek daar alleen maar glibberiger van En daar dook mijn beest alweer onder in die machtig stromende rivier. t Was alle hens aan dek om me nog vast te kunnen klampen.
Hola,... daar gaat mijn eilandje!...
Dan was Paul aan de beurt en toen begon de mahout Paul zíjn rug te schrobben in plaats van Paul de olifant zijn rug Kortom de echt klassieke toeristengrapjes maar dat moest voor mij vandaag allemaal kunnen. Ik had in geen tijden nog op zon onnozele manier plezier gemaakt.
Natuurlijk had ik graag eens écht gezwómmen met een olifant maar onze mahout vond het al erg genoeg dat ik er op stond om al deze kunstjes zonder zwemvest te doen dat dat feestje niet doorging. Hij vond het te gevaarlijk en in zekere zin had hij wel gelijk, niet alleen staat op de Kwai een flinke stroming, maar omdat het dier een tusker is was 't ook wel riskant om per ongeluk aan zijn slagtanden gespietst te worden. Uiteindelijk ziet ge onder water niet hoe de olifant zich draait of keert want daarvoor is deze rivier veel te bruin. Maar niet getreurd, omdat de mahout mij hoorde kraaien van plezier heb ik nog een tweede keer met Pep de rivier in mogen gaan, we waren er toch helemaal alleen.
"En mag ik nu toch echt niet héél eventjes gaan zwemmen?... Gewoon een paar slagen zo?"
Het is ongelofelijk zalig om puur natuur op een olifant te zitten zonder zadel of zeteltje, hij ging op de oever neerliggen om me te laten opstijgen en ze krabbelen eigenlijk een beetje recht zoals een kameel doet, dus ge sjokkelt een beetje heen en weer voor ge echt helemaal boven zijt. Ge kunt het vergelijken met een soort van buikendans en daar heb ik momenteel echt wel 't gerief voor. Eindelijk zat ik dan helemaal alleen op die grote jongen!... Zalig was dat! Ik schommelde met hem het water in en voelde me net Mowgli uit Jungle Book. Een flink uit de kluiten gewassen Mowgli dan wel. Ik probeerde nu zelf het geluid te maken waarmee de mahout hem liet sproeien maar hoe ik ook het woordje Tjoeng op alle mogelijke wijzen bleef roepen, de juiste intonatie zat er duidelijk niet bij, de olifant verroerde geen vin. Olifants spreek ik duidelijk nog niet. En zeker geen Thais Olifants. Maar desalniettemin was ik overgelukkig met mijn bonus, en de mahout met de zijne.
Eindelijk zonder co-piloot!
"Ju!" of hoe zeggen ze dat in 't Thais?...
Terwijl we ons met een tuinslang douchten aan de oever van de rivier zagen we andere toeristen aankomen voor hun "olifantenwas-ervaring" Ze zaten op kleine olifanten, droegen zwemvesten, de olifant mocht zich niet eens in t water neerleggen en nóg zaten ze te gillen dat oren en zien verging. t Waren wel Japannerkes. En die zijn natuurlijk iets kleiner dan wij. Maar toch. k Vond ze zielig. Met een zwemvest op een olifant!! Maar Japanners gaan natuurlijk ook snorkelen met zwemvesten aan Ik heb ze zelfs ooit in Tokio in een overdekt hotelzwembad van 1 meter diepte met een zwemvest aan zien zwemmen Maar op hun àllerbest heb ik ze bezig gezien op de Galapagos eilanden : daar ging een groepje snorkelen, met zwemvesten aan, maar in plaats van naar beneden in 't water te kijken, dreven ze op hun rug! Hun duikbril gericht naar de hemel en desalniettemin ademend door de snorkelpijp!!!... Dus zo verwonderlijk was de hilarische vertoning van vandaag eigenlijk nog niet eens. Ze kunnen beter.
Deel 2 : Bezem naast God.
In een meer dan opperbeste stemming gaan zoeken naar een punt vanwaar we de spoorbruggen eens vanop een afstand konden bekijken. We hadden ze nu al wel vanuit de trein gezien en door er gisteren bovenop te wandelen, maar een totaalbeeld hadden we er nog nooit van gekregen. Jammer genoeg wou onze Trees ons constant door de Kwai laten rijden... zonder brug. Ze bleef ons maar naar de oever sturen waarschijnlijk dacht ze dat we nog op een olifant zaten. Uiteindelijk hebben we Trees 't zwijgen opgelegd en ons gezond verstand nog eens ingeschakeld en binnen de 10 minuten stonden we aan de overkant van de Kwai te kijken naar de houten staketsels voorbij 't stationnetje van Wang Po waar de trein tegen de rotswand geklemd voortuft met diep onder zich de snelle Kwai. Zo indrukwekkend! Ge ziet het spoor daar echt tegen die rotsmuur plakken en ondersteund worden door een kaartenhuis van balken! Het is en blijft een fascinerende plek, ze roept toch zoveel emoties op, van schoonheid tot oneindige droefenis om t verdriet wat hier geleden is.
Centraal in de foto, vlak boven de spoorlijn, de donkere ingang van Kasea Cave.
Jammer dat we niet konden blijven en iets drinken op een terras van de "drijvende hotels" op de Kwai zodat we misschien de trein weer konden zien passeren. We moesten verder want we hadden nóg een plan. Maar eerst moesten we die 40 kilometer terug naar Katchanaburi rijden om onze bagage te gaan ophalen en uit te checken uit de Felix. Een oprecht tof hotel, ik had spijt dat we weg moesten hoewel we er al een dag langer gebleven waren dan gepland. Ik zou me hier best nog een week langer kunnen amuseren. Er is hier zoveel natuurschoon te zien, ge zou hier dagen kunnen wandelen...
De receptioniste achter de onthaaldesk van het Felix Hotel. "Keep smiling!" In álle omstandigheden. Zelfs al verstaat ge geen woord van wat de toerist u vraagt.
Bij 't verlaten van Kanchanaburi zijn we nog even gestopt aan de "Wat Grottekes", deze tempel heeft een veel moeilijkere naam maar die herinner ik me straks of morgen misschien wel terug. Naast de sjieke tempel met de gouden daken liggen allemaal kleine tempelzaaltjes in een grottenstelsel vol stalagtietjes. Een zevental heilige plekken zijn ondergronds verbonden door piepkleine gangetjes. Hindoegoden, zowel als Chinese en Boeddhistische, hebben hier hun, enigszins klammige, thuis gevonden. In de ene zaal staat ge voor een enorme liggende boeddha - een klomp klatergoud van 10 meter - en vlak achter de hoek staat een aftandse dikke Chinese god onnodig te vermelden dat alles romantisch verlicht is door TL-buizen.. Gang in gang uit komt ge, t één al gekkere dan t andere, beeld tegen. En achter de beelden staat en ligt rommel, een bezem naast een god is geen probleem. De papieren verpakking van de wierrook? Die laten ze toch gewoon op 't altaar liggen, vlak naast de lege plastic zakskes waar de offerappelsienen in zaten...
Altaar voor Ganesha.
Terug bovengronds passeerde er midden door het tempelterrein een piepklein crème-glace-karretje en die man had... Magnums bij! 's Morgens is 't hier maar 16° maar op de middag is het een vlotte 36° dus een ijsje was meer dan welkom. Als een kind zo blij met mijn ijsje door de tempelgrounds gewandeld. Hij was echt prachtig met een sjiek klooster en vele herdenkingsmonumentjes voor de donatoren van de gebouwen die op deze manier hun hemel hebben trachten te verdienen. Mooie mini stupas in alle mogelijke kleurtjes, betegelde, geschilderde, met spiegeltjes belegde En trappen met drakenleuningen en geestenhuisjes in rood en goud... Kortom heel de Sinksenfoor was hier weer aanwezig. I love it.
Wat Tham Kahao Pun ,oftewel "Wat Grottekes".
Geestenhuisjes bij Wat Tham Kahao Pun .
Gedenktekens voor hooggeachte overledenen.
En de ondertussen klassieke monniken-emmer-offergaven.
Eindelijk buiten namen we richting Lop Buri waar we 's avonds wilden overnachten. We hadden nog geen 100 meter gereden of we stonden al terug stil. Ik had iets hartverscheurends ontdekt... Ik ben toch al heel mijn leven verliefd op de geestenhuisjes die hier bij elke woning staan. Moesten ze niet uit beton gemaakt zijn dan zou ik al lang zo'n container vol hebben laten overkomen, ik ben er zeker van dat ze in België ook succes zouden hebben. Als tempel of als poppenhuis. Ze zijn toch zó geschikt als berenhuis... En wat ligt hier nu aan weerskanten van de baan?!!! Twee stortjes bestaande uit niets anders dan geestenhuisjes met hun beeldjes en vaasjes en alle mogelijke offergaven er nog rond... Precies de ruïne van een Thais of Birmaans dorpje voor beren... En ik kon zelfs niet 1 huizeke meepakken want die dingen wegen allemaal als lood... Stomweg omdat ze uit beton zijn. Dus heb ik Haricot daar maar wat laten poseren met pijn in mijn hart. Wie gooit er nu toch al die huizekes weg? En dan nog langs de kant van de baan? Onder een bord waar waarschijnlijk op stond "Verboden te storten", of misschien stond er wel : "Gelieve hier uitsluitend afgedankte heilige rommel te storten"? Wie zal 't zeggen... De onleesbaarheid van de krulletjes is soms een probleem maar dikwijls ook een prikkel voor de fantasie.
Trees stuurde ons dwars door Kachanaburi en ook daar kwamen we in smalle straatjes met een markt terecht. Onze auto is zo breed en hoog dat we bij 't wassen van de voorruit met ons armen niet aan 't midden geraken dus ge kunt u indenken wat er gebeurd als ons monster in zo'n mini-straatje met niks dan kraampjes en tafeltjes terechtkomt... Ik zie dan de bananen op de tafels en de dampende ketels op 20 cm onder mijn neus passeren. Gelukkig zit de zijspiegel zo hoog dat hij over alles overheen gaat. De mensen zijn ook lief, iets verzetten doen ze niet maar ze geven wel aan dat er plaats genoeg is om te passeren, tenandere we zijn ook meestal niet de enige grote wagen die in zoiets verzeild raakt, gisteren vormden we een schuifelende file met een fietsriksja en een pickup truck. De meeste auto's zijn hier trouwens gigantisch. Onze tank is op twee auto's na de grootste die we ooit gehuurd hebben. In Port Mathurin op Rodriguez hebben ze ons ooit een pickup-truck - zon heuse cowboy-koeienauto maar dan zonder koeien in - opgesolferd en een paar jaar geleden zijn we ook met zo'n model naar Jaffna getrokken (diegene waarvan we de deur moesten dichtbinden omdat ze in elke bocht openviel), maar dat zijn bitter oncomfortabele auto's, ze hebben amper een vering. Diegene die we nu hebben daarentegen is een droom van ruimte, indeling, comfort en gadgets. We hebben zelfs een ingebouwd kompas!! Geweldig vind ik dat, dat zou elke auto moeten hebben.
Mét ons argeloze Trees én 't kompas én drie verschillende landkaarten én een miserabele atlas (en regelmatig 't gezond verstand eens boven te halen) is er dan ook geen kunst meer aan om via schitterend verzorgde banen naar de volgende stad te rijden. Onderweg aan een Esso station, bij gebrek aan een 7/11 met zijn heerlijke tuna-sandwiches, proberen iets eetbaars te kopen. We kwamen buiten met plastic zakjes waarin brood met gemalen varkensvlees zou zitten... We toverden pufferige witte boterhammen tevoorschijn gevuld met iets fluogeel dat ooit vloeibaar geweest was en een oranje harig, viltig iets. Waarschijnlijk was dat laatste ooit als varken begonnen. Het geheel had de tekstuur van een barbe-à-papa die ge tussen een amerikaanse boterham gelegd hebt. En zoet... alweer mierzoet. Paul had de gezonde versie gekocht maar buiten 't feit dat zijn suikerspin in een witte sponzige pistolet zat waarop enkele zaadjes plakten was er niet veel verschil. Het ding komt alleszins in de Top 10 van meest oneetbare dingen, net na de broodjes met tandpastavulling op de markt van Mrauk-U in Birma destijds.
Bij zonsondergang kwamen we 180 km verder, na een vlotte rit door lintbebouwing, rijstvelden met piepjonge plantjes en heel veel ranke, elegante, feeëriek glinsterende tempels, in Lop Buri aan. Het eerste hotel dat we probeerden was een stadsgroezel aan een drukke baan, op zoek naar toch iets beter dus. Door de donkere stad speurden we verder naar nummer twee die ons Trees jammer genoeg niet kende dus moesten we alweer ons eigen gezond verstand boven halen. En 't zat nu juist zo goed ingepakt. Bij 't binnenrijden van wat we vermoedden dat het hotelterrein was kreeg ik 't gevoel of we waren in een reuze spookhuis aanbeland. Vlak achter de ingangspoort van het "resort" stonden dreigende betonnen apenbeelden van wel 4 meter hoog! In de duisternis was dat redelijk spookachtig, hoe verder we 't hotel inreden hoe meer van die beelden... Gigantische apen in alle mogelijke houdingen Binnen aan de receptie alwéér niets dan apenbeelden. Deze keer heel stoffige, uit eeuwenoude pluche Lop Buri is de stad van de tempels met de aapjes maar toch...
We besloten een luxesuite te nemen die in dit ding nog altijd maar de helft van onze kamer van gisteren kostte. Het is een ruime en propere kamer met voor onze deur een parkeerplaats en daarnaast een beeld van een tros bananen met apen er in, vanzelfsprekend van 4 meter hoogte. In het centrum van dit cirkelvormige "resort" ligt een groot zwembad en daarachter een karaoke-restaurant. Daar heb ik 's avonds dan ook oprecht slecht gegeten. Niet erg want op zo'n moment verdik ik dan toch al vast niet. Ik heb momenteel 't gevoel dat ik al opblaas als ik nog maar naar een glas water kijk. 's Avonds bekeken we de waanzinnig zotte foto's van ons olifantritje en ik had echt het gevoel of ik naar fotos van de alternatieve Bremer Stadsmuzikanten keek : een olifant met op zijn rug een buffel en een zeekoe. Pure National Geographic. Vooral de foto's in de rivier, als de olifant zo goed als helemaal onder water zit en ik op zijn hoofdknobbels overschiet, wiebelend op een bewegend eilandje, zie ik mezelf precies als een gestrande walrus. Al goed dat ik toen I'm the walrus aan 't zingen was.
Voor 't slapengaan ook nog ontdekt waarom dit hotel niet op de gps te vinden was. Het ding is niet onder "Hotels" gerangschikt maar wel bij... Attracties". Welja, met al die waanzinnige apenbeelden waarom niet in feite? Benieuwd hoe die dingen er trouwens bij daglicht uit gaan zien... Ik hoop dat ik er vannacht niet van droom.
Vrijdag, 23 januari 2006. Kanchanaburi, Felix River Kwai hotel.
6. Een waardig einde van een trouwe broek.
Deel 1 : Een kattepis-karma.
Vandaag was het de grote Tijgerkesdag! Als eerste werk waren we fruit gaan kopen om aan de monniken te offeren. (Een verplichte numero.) Hier in 't hotel vroegen ze 600 baht om een schaal klaar te maken, ik ben dan maar zelf onderweg naar de tempel gestopt aan een groentenkraam om daar ter plekke, in de pikkendonkere, een flinke mand samen te stellen met de meest uiteenlopende exotische (hier vanzelfsprekend "alledaagse") vruchten, en ik had een schoon bakske vol (eigenlijk een volwassen plastieken groentenbak) voor een vierde van die prijs. Als er daar evenveel monniken zitten als tijgers zou ik niet willen dat ze beginnen vechten voor een banaan
Het zoontje van 't groentekraam in zijn metalen wiegje met fietsmandje als nachttafeltje.
Voor de poort van de tijgertempel stond een heel vreemd figuur. Een Indische man gekleed in de gekst gekleurde stofjes en pluchen tijgervellen. Paul dacht dat het een zot geworden paterke was en hij had nog gelijk ook. Tiger Baba blijkt een halve gare heilige uit India te zijn die beweert zelf ooit twee tijgers opgevoed te hebben en hij wil nu persé hier aan de abt komen uitleggen hoe hij met zijn tijgers moet omgaan... Hij bivakkeert met heel zijn hebben en houden aan de ingang van de tempel en jaagt iedereen schrik aan. Naar t schijnt zijn zelfs de tijgers bang voor hem, en die beesten blijken normaal voor iedereen vriendelijk te zijn. De kerel zou zelfs een website bezitten. 't Zijn geen heiligen meer zoals vroeger.
Tiger Baba. In de Carnavalsstoet van Aalst zou hij niet misstaan.
Nou ja, voor iederéén zijn die tijgers nu ook niet vriendelijk want een paar weken geleden heeft er eentje een buffel aangevallen en doodgebeten Het dier wist wel niet wat aanvangen met het kreng want ze kennen geen rood, bloedend vlees meer. Ze eten hier alleen kattenkorrels en gekookt vlees om niet de aandrang te krijgen toeristen tussen hun boterham te willen leggen. De dieren die hier momenteel zitten kunnen dus ook nooit meer terug in de natuur uitgezet worden want als die in t wild een prooi zouden vangen dan zouden die waarschijnlijk met hun buit in hun muil bij de keukenmonnik komen aanwandelen met de vraag : Kunt u het hertje voor mij even koken alstublieft? Maar ze moeten hier echt niet bang zijn dat ze een toerist aanvallen want ze staan allemaal zo vet dat er heus geen toeristje meer zou bijkunnen.
Rod was zeer onder de indruk van ons fruit-mandje en nadat we alweer de papieren ondertekend hadden waarin we de verantwoordelijkheid over mogelijke ongevallen op ons nemen nam hij ons samen met nog twee andere bezoekers mee naar de tempel. Fijn dat we maar met een heel klein groepje zouden zijn.
Na een flinke reeks trappen kwamen we in de volledig open tempelzaal midden in 't bos. Ze was afgeboord door een breed terras met een mooie balustrade van zuiltjes. In het park rond de voet van de tempel zagen we alle ongevaarlijke geadopteerde dieren vrij rondlopen en grazen. Pastoraal tafereel bij de monniken. Ze kwamen net uit hun harde bedjes, wreven hun oogjes uit, krabden zich eens genoeglijk en begonnen aan hun ochtendrituelen.
Met slaapoogjes de kleding in orde maken en een fris emmertje regenwater tappen.
Terwijl een twaalftal oranjegeklede monniken geruisloos de zaal ingeschuifeld kwamen met hun bedelnappen onder hun arm mochten wij de vier kleintjes van 3 maand oud, die waar we gisteren al mee gespeeld hadden, hun papfles geven.
Ondertussen werden aan de andere zijde de tijgers van een formaat groter naar boven geleid en één voor één vastgebonden aan de zuilen van de zaal of aan de balustrade.
De monniken kregen als eersten hun ontbijt zittend op hun verhoogje voor het altaar vol boedhabeelden een breedbeeld tv en... een geraamte in een glazen kast. Ze konden verorberen wat ze die ochtend vroeg bijeen gebedeld hadden en natuurlijk de inhoud van onze fruitmand die ik nog had aangevuld met croissantjes en flesjes mierzoet drinken die ik in onze picknickdoos van 't hotel gevonden had. De abt had alvast de flesjes drank aangeslagen en naast zijn etenskom gezet.
Het altaar.
Het ontbijtgerief van de monikken.
Monnik gluurt alvast eens in zijn bedelpot om te zien wat de pot schaft deze ochtend.
Om die mannen ongestoord te laten eten rolden de trainers een tapijt tussen ons vieren uit en kwamen ze aandragen met 3 baby-tijgertjes van amper drie weken oud! Die kleintjes worden dagelijks een uur van de moeder weggehaald om ze aan mensen te laten wennen maar ook om het vierde kleintje uit het nest - een nakomertje dat amper levensvatbaar was - de kans te geven zijn mama helemaal voor zich alleen te hebben en hem ongestoord te laten drinken in de hoop dat hij het toch zal halen
Het eerste wat mijn baby deed was me onderplassen. Ik trek kattenpis aan. Dat moet iets met mijn karma te maken hebben, nu weet ik 't wel zeker.
Zelfs zo'n klein tijgertje is een zwaar beestje, ge doet er niet mee wat ge wils, als t niet met zijn goesting is om op de schoot te zitten dan zal 't niet gebeuren ook niet. Brullen dat die al kunnen!!! Daar kan onze Phineas nog iets van leren, van volume en van toonhoogte, heu, -laagte. Zo'n sonoor grommetje weergalmt door heel de tempelzaal.
Voor kattenliefhebbers als wij zijn dit goddelijke momenten...
Na hun maaltijd leidde de abt een gebed in, er was ons voordien nadrukkelijk opgedragen om op dat moment op te houden met wat we ook bezig waren tot het bidden stopte. Dus lieten wij de baby's gerust, plooiden onze benen netjes onder ons, vouwden onze handen en zaten daar in stilte te genieten van de zeer speciale sfeer Een twaalftal oranje monniken die hoog in een tempelzaal in een forest monastery omringd door ongeveer evenveel tijgers in de schuin invallende stralen van het eerste zonlicht dat door de bomen valt zitten te prevelen... Magische momenten. Eén van onze baby's vond dat stilzitten maar niks en begon luidkeels te protesteren, maar geen van ons vier durfde natuurlijk te bewegen... Eén van de monniken keek eens zwaar verstoord (en weinig boedhistisch) in onze richting en dan is er iemand van ons dat kleintje toch maar beginnen aaien zodat het zweeg.
Terwijl de monikken hun bedelnappen gingen uitwassen was het onze beurt om te ontbijten. Al het eten stond op een lange tafel achter in de tempelzaal, we kregen heel grote blikken borden, in vakjes ingedeeld, waarop we de rijst, allerlei visgerechten, fruit en cake konden leggen. Rod plukte netjes de croissantjes van uit mijn offermand van de tafel. Onze offergave werd dus blijkbaar door iedereen gesmaakt waaruit ik alvast concludeerde dat de goden ons vandaag wel goed gezind zullen zijn en wij zelf niet als ontbijt voor een tijger zulllen dienen.
We gingen met onze borden terug op de grond zitten bij onze baby's. Ze bleven rustig tussen ons in soezelen en deden zelfs niet eens moeite om in onze reuzeborden te gaan neuzen en er eten uit te pikken. Heel wat anders dan onze katten thuis. Eten met baby-tijgers is veel rustiger dan lunchen met zes volwassen katten. Alhoewel er maar een paar toeristen aanwezig waren zaten we toch met vele tientallen mensen op de tempelvloer te schransen. Het is onvoorstelbaar hoeveel personeel hier werkt. Of althans onbetaald liefhebbert
Na ons ontbijt mochten we in alle rust de tijgers fotograferen. Ze lagen op het terras palend aan de tempelzaal te kijken naar de grazende dieren beneden. Zo mooi van kleuren oranje pijen tussen bruin-gele tijgers in t warme zonlicht op een teakhoutenvloer Sommige monniken speelden en plaagden de tijgers terwijl ze hun ontbijtresten afruimden, ze knuffelden ze, trokken aan hun oren, gaven ze restjes uit de hand te eten. Kortom ze behandelden de dieren zoals mensen met hun geliefde hond omgaan. De vier kleuters hadden wij bij 't binnenkomen al pap gegeven en die werden nu tegelijk met de drie zuigelingetjes terug naar hun kooien gebracht.
Deel 2 : "Wàs mijn gat niet te dik in deze broek?"
Het afdalen van de trap van de tempelzaal na het ontbijt.
Samen met de grote dieren wandelden we de trap af richting park en eindelijk mochten wij ze zelf bij de leiband nemen! Nu niet dat dat zo eenvoudig is want 't zijn verdorie flinke beesten (als ze op hun achterpoten staan zijn ze even groot als een mens sommige zelfs groter!) en daar doet ge niet mee wat ge wilt. De mijne besloot zijn klauwen te gaan scherpen aan een boompje, en tja, dat is dan maar zo, ge kunt daar aan trekken zoveel ge wilt, als de tijger niet wil voortstappen wil hij niet. Het was een heel zot ventje dus hij wou ook nog even klimmen, gelukkig niet helemaal tot boven want we hadden daar anders schoon gehangen als twee volrijpe vruchten.
We kwamen samen met de trainers en de tijgers aan hun nieuwe zwembad, een bouwwerk dat ge met een decor uit een Zoo zou kunnen vergelijken, het bestond uit vier in mekaar overvloeiende waterpartijen op verschillende niveaus. (Er zijn hier enorme bouwwerken aan de gang om er een heel groot tijgerpark van te maken om later dieren terug in t wild te kunnen uitzetten. Vandaar dat er ook serieuze financiële bijdragen aan 't publiek gevraagd worden.)
Het tijgerzwembad met de drie watervallen.
De 7 puber-tijgers waren dolgelukkig dat ze in 't water mochten gaan spelen. Er lagen ballen, matten, zakken, planken, kokosnoten, kortom speelgoed genoeg. 't Was prachtig om zien hoe die beesten met mekaar stoeiden en in 't water plonsden. Toen er werd gevraagd of er soms iemand in 't water wilde stappen om mee te spelen zat ik natuurlijk nog sneller in die vijverkes dan dat ik "ikke!!!" had kunnen roepen. 't Was dan misschien niet zwemmen met de tijgers maar toch al pootjebaden. Althans het begon als pootjebaden.
De drie frèle Thaise trainsters leerden me dat ik er altijd voor moest zorgen dat mijn rug gedekt was en dat ik ze allemaal in 't vizier had. Zeven stuks, begin er maar aan... En dat als ik met iets zwaaide en ze maakten aanstalten op me te springen dat ik het stuk speelgoed snel naast mijn lichaam moest zwieren - zo'n beetje als een toreador - om ze van mijn lijf af te leiden. Ik ben dan met een lange sliert kletsnat badtapijt beginnen zwieren en ze vonden het zalig om dat te pakken en daar in te bijten. Het is echt zoals met poezen spelen, alleen moet ge veel voorzichtiger zijn en al uw kracht gebruiken. En op tijd los weten te laten, want ge kunt toch niet winnen. Het was echt een feest, die beesten renden door dat water, sprongen op mekaar, dartelen om mijn vod heen, grepen er naar, trokken er aan,... Alleen de vod opzij zwieren als het gevaarlijk werd was moeilijk omdat die drie Thaise kippen probeerden om steeds naast me te staan. Ik kon mijn tapijt niet opzij zwieren zonder die tijgers op die meisjes te laten belanden, dat was dus een dilemma. Ik kreeg hen maar niet aan t verstand gebracht dat ze me de ruimte moesten geven en minstens één zijkant van me vrij moesten laten zodat ik kon wegspringen of mijn speeltje weg zwieren. Zinloos. En maar giechelen en kakelen en kwetteren en in de weg lopen. Ze vonden het wel heel plezant dat ik zo goed meespeelde en niet bang bleek.
"Die is van mij! Van mij!!! Van MIJ!!!"
Meestal was ik met één of twee tijgers tegelijk aan 't spelen om 't overzichtelijk te houden, maar plots bleken ze allemaal ineens zin te krijgen in mijn zwierende lap en vlogen ze totaal onverwacht met zijn vijven op me af. Ik kreeg de kans niet mijn mat weg te zwieren zonder de meisjes in een lastig parket te brengen, dus liet ik mijn speeltje vallen maar kreeg op die manier wel al die tijgers over me heen. De Thaise wichten gilden, iedereen sprong naar die tijgers om ze van me af te halen, eentje beet in mijn been, een andere in mijn achterwerk, ik verloor mijn evenwicht, (want die mannen zijn dus echt zwaar zélfs in verhouding met mij), en plots lag ik in 't water en werd het toch een klein beetje "zwemmen met de tijgers".
"Mannekes alstublieft niet allemaal tegelijk!!!"
En daar ging mijn broek...
Nu ik toch zo goed als helemaal nat was, en mijn broek kapotgebeten, werd het helemaal plezant want nu moest ik voor niets meer voorzichtig zijn. Ik voelde mij als een vis in t water. En Paul maar roepen : Ga eens weg uit de volle zon en kijk eens naar mij voor een fotootje als ge wilt. Dat is natuurlijk een beetje lastig als ge tegelijk 7 van die beesten moet in de gaten houden en zien dat ge geen drie Thaikes vertrappeld... Dus de fotos zijn jammer genoeg niet heel goed wegens een zeer ongelijkmatige belichting en een veel te drukke achtergrond.
"Watte? Gij mij bijten!? Dan ikke u eens een saluatie met een kletsnatte vod tegen uwe snuit geven! Doe ik met mijn katten thuis ook."
Op de duur was ik een tijger met een natte vod over zijn kop aan 't zwieren, heerlijk vond hij dat! Verfrissend denk ik. Ikzelf was ook dolgelukkig, ik denk dat ze mij honderd meter verder nog hoorden kraaien van plezier. Ik had niet eens gemerkt dat de andere bezoekers niet mee gespeeld hadden omdat ik wel heel geconcentreerd moest blijven want ik stond vrij onzeker in dat water omdat ge de bodem van die poeltjes niet ziet en de zijwanden zijn dan ook nog bezet met scherpe rotsen dus ge moet zien dat als ge valt ge daar zeker niet op terecht komt. Paul was ook niet mee in 't water gegaan maar die bleek alles gefilmd te hebben. Fijn, dan kan ik later eens zien wat er nu juist gebeurd is want de overrompeling was nogal snel gegaan. Tijgers zijn toch iets sneller dan gedacht.
Toen ik enigszins verfomfaaid uit het water stapte hoorde ik de Amerikaanse bezoeker vol ontzag tegen Paul mompelen : "Your wife is the bravest woman I've ever seen. Of course also the craziest." De moedigste, de gekste, allemaal goed voor mijn part, maar één ding weet ik zeker : beslist de gelukkigste want ik had net iets mogen beleven wat zelfs circuskinderen nog niet meemaken. De trainsters vroegen naderhand of ik geen zin had er te komen werken, jammer genoeg moet ge wel onder de 50 zijn om er een tijd als vrijwilliger mee te draaien. Het omgaan met die dieren en het verzorgen zou ik geweldig vinden, en misschien zou het fotograferen van de toeristen bij de dieren me ook wel liggen, en uitleg geven ook, maar leven als een monnik trekt me al minder aan en dat is toch een van de voorwaarden om hier te mogen komen werken. Trouwens elke dag tussen toeristen zitten, nee, ik ben al heel blij dat ik deze halve dag heb kunnen beleven. Ik zal me thuis wel met mijn katten amuseren, die hun beten en krabben zijn trouwens kleiner.
De tijgers die zich een half uur een kriek hadden geamuseerd werden uit het water gelokt en toen mochten we hen gaan wassen. Maar dat was een beetje nep. Ze werden aan de tralies van hun hokken gebonden en dan was het de bedoeling dat we ze inzeepten als honden. De mijne zag het niet zitten en werd agressief dus kreeg ik een andere. Die bleef heel mooi zitten toen ik zijn nekske en rugske inzeepte en masseerde, hij ging zelfs op zijn achterpoten staan maar dat was blijkbaar niet de bedoeling. Daarna mochten we ze met de tuinslang afspuiten, ook heel plezant, wel voorzichtig zijn voor de oogskes natuurlijk. En de tandjes.
"Ah ja! Lekker! Nog! Nóg!!!Nóóóóg!!!"
Deze tijgerwasser probeert krampachtig zijn voeten droog te houden...
Voor deze tijgerwasser had het allemaal niet zoveel belang meer.
Ze zijn misschien wel echt braaf en tam door t wild ravotten maar toch ook door 't vele eten want toen we ze stukken gekookte kip mochten voeren wilden ze ze niet eens opeten.
Van t tijgerkes wassen was ik nog een beetje natter geworden maar toen we met de volwassen tijgers naar de canyon wandelden (de echt héle grote) was 't zo heet dat ik binnen de 10 minuten droog was. Het is indrukwekkend om zo'n reuzebeest aan een leiband te houden. Die mocht ik wel niet alleen vasthouden, de trainer had ook nog een ketting in zijn handen. Dus daar mee rondstappen was wel meer voor de show, de tijger kende zijn weg naar de canyon, wist dat hij daar ging mogen zwemmen (daar was ook een grote vijver) en vervolgde gemoedelijk zijn weg, of er nu twee mensen aan hem aanhingen of niet. Paul mocht de zijne wel alleen aan de lijn voortleiden. Maar ja, die is dan nog wel 20 kilo steviger dan ik. Bij deze dieren mochten we ook niet vóór hen lopen, alleen gelijk met hun achterhand. Die voorzichtigheid was best te begrijpen want een volwassen tijger is echt een reusachtig groot en zwaar beest.
Twee flinke jongens! Helemaal alleen op pad...
Achteraan de canyon waar we gisterennamiddag voor de foto's poseerden ligt een grote vijver in tweeën gesplitst door een eilandje. Dat was het doel van deze wandeling en dat wisten die tijgers maar al te goed. De grootste jongens verlangden naar hun dagelijks badje en begonnen flink aan de leiband te trekken.
In de canyon werden ze eerst alle zes vastgemaakt aan bomen of ringen in de grond terwijl wij braaf moesten wachten. Vervolgens moesten wij op een rijtje achter Rod tussen hen door laveren, tot wij werden opgesloten in een inderhaast opgesteld vierkant hekwerkje met een oude parasol om ons wat schaduw te geven. Dat veiligheidskooitje kunt ge best vergelijken met een Belgisch nadarhekje, alleen iets minder stevig. Het had iets van uzelf tegen een raketaanval proberen te beschermen met een parapluke...
Het veiligheidshekje met de groene paraplu in de canyon net voor de zwempoel.
Eens wij als kippen in dat rennetje stonden werden de tijgers losgemaakt en mochten ze in 't water gaan spelen. Wat er toen volgde heb ik nog nooit gezien.
Deel 4 : Kijken als kippen naar een tijger.
Die beesten renden naar het water, sprongen er met gigantische plonzen in en speelden als jonge katten met mekaar! Ze vlogen op mekaar af, ze klauwden, likten, sleurden mekaar voort, duwden mekaar kopje onder! Soms waren ze met zijn zessen tegelijk aan 't stoeien en spoot het water als fonteinen in 't rond, ge wist niet meer van wie welke kop of staart was. Ze sprongen over het eilandje om daar weer op de rug van een collega te landen die zich omdraaide en vrolijk met zijn broer in de aflap ging.
"Maar maar maar toch! Hebben ze u een beetje nat gemaakt? Kom hier schat, ik zal uw pels drooglikken.."
Af en toe werden ze zo speels dat ze uit de vijver renden en de canyons in schoten, dan volgde er een hoop herrie omdat de begeleiders - gewapend met eenvoudige stokjes van een meter lang - die reuzebeesten terug naar die vijver moesten krijgen. En wij stonden daar middenin die chaos in een gammel rennetje dat tot aan onze buik kwam 't Was echt hilarisch. Maar ze zullen wel weten waar ze mee bezig zijn want er zijn nog nooit noemenswaardige ongelukken gebeurd. Op die buffel na dan.
Wij in ons rennetje... Achteraf bezien was dat waarschijnlijk niet eens als veiligheidsmaatregel bedoeld maar meer om ons netjes bij mekaar te houden. Het personeel wou zichzelf waarschijnlijk beveiligen tegen onze mogelijke zotte kuren...
Met vereende krachten - en hun stokskes - proberen ze de tijgers terug het water in te drijven...
Maar net als katten... maken ze er graag een spelletje van...
"Nee, op de rotsen klimmen mag niet, vooruit terug 't water in! Pas op want ik ben tot de tanden gewapend, ik heb een héle dikke stok vast hé!"
Na de zwempartij werd heel de bende terug verzameld en vastgeketend, wij werden verlost uit ons rennetje en dat werd tegelijk gedemonteerd. Toen wij de canyon verlieten, werden de beesten losgemaakt en wandelden we met zijn allen weer naar boven. Na hun ochtendlijke work-out gingen de tijgers in hun kooien hun kippenlunch krijgen zodat ze in de namiddag - lekker loom en volgevreten - gingen liggen soezen en de toeristen veilig konden poseren met hun grote slapende koppen op hun schoot
Eventjes heel de bende terug aan de ketting leggen...
"Jawèl. Toch wèl. Gij zúlt hier even wachten tot de toeristen uit hun rennetje verlost zijn."
Onderweg naar hun lunch.
Een flinke jongen likt liefdevol de hand van Rod.
Een andere zachtmoedige kostganger van de tempel.
Om half één zat onze tijgerdag er op. We mochten de rest van de dag ook blijven als we wilden maar dat had geen zin want nu kwamen de grote hopen toeristen en dat hadden we de vorige dag al meegemaakt. Ik bewaarde liever de goede herinneringen van vanmorgen. Aangezien ik wel enkele krabbetjes op mijn armen had en paar beten op mijn benen, die ondertussen blauw aan t verkleuren waren en waarvan er eentje toch wel een klein beetje open lag, wou ik alles eens grondig ontsmetten. Dat doe ik thuis met kattenwondjes uiteindelijk ook dus een mens moet uit euforie niet zorgeloos worden. In 't park was er, ongelofelijk maar waar, niets desinfecterends te krijgen dus verwezen de trainsters me naar het loketje aan de ingang waar ik de EHBO-doos kon gaan vragen. Dus ga ik weer naar die norse madam, laat een paar beten zien, het wicht doet teken langs de zijkant te komen, schuift de deur van 't bureeltje 30cm open en steekt daar een piepklein doosje met ontsmettingspullen door! En dat was het dan... ik kon mij gewoon buiten in volle zon staan ontsmetten... Van service gesproken... Zoiets stuit me tegen de borst. Ik wil best veel geld betalen voor zon unieke en prachtige ervaring, zeker omdat ge er die dieren mee steunt en er later misschien terug in de natuur kunnen uitgezet worden waar heel de natuur mee gediend is (want ze kweken hier toch als konijnen), maar waarom kan er dan niet een beetje beleefdheid en vriendelijkheid tegenover hun klanten af? Of is dat nog de ex-zelfstandige in mij die zich roert? Zouden ze hier dan zo gedesillusioneerd zijn in mensen? Of zijn de Thaise vrijwilligers die hier werken dan niet gelukkig? Ik krijg er geen hoogte van. De Westerse volunteers schenen toch best happy te zijn, zij gingen trouwens ook heel anders met de dieren om, veel respectvoller en liever, maar ook véél voorzichtiger.
Ik weet nog altijd niet goed hoe ik tegenover heel deze tijgerkwekerij sta. Tijgers met halsbanden die gekookte kippen eten Maar later ooit misschien jonge tijgers die kunnen uitgezet worden en van hun vrijheid genieten... Dit gedoe is misschien allemaal niet natuurlijk maar is het niet beter dan binnenkort helemáál geen tijgers meer? Het is ook niet zo dat de dieren, zoals vroeger in de circusssen het geval was, verplicht worden om kunstjes te doen. Zelfs wetenschappelijke onderzoekers laten ze hier niet toe. Geen geëxperimenteer met hun tijgers. De dieren leven ook comfortabel, hun kooien zijn heel ruim en ontzettend proper en ze worden dagelijks uitgelaten om te spelen en te zwemmen. Het geeft allemaal veel stof om over na te denken. Maar van stof gesproken
Zo is dus mijn goede oude reisbroek, die met die heel veel zakken, die zo praktisch was dat Haricot er zelfs zijn eigen apart nestje in had, aan haar einde gekomen... In flardjes gebeten door een paar tijgers... Geef toe, dat is toch echt wel een waardig einde voor een broek die al zoveel meegemaakt heeft? Ik heb haar nog niet weggegooid, ze ligt nog achter in de auto. Maar mezelf kennende moet ik toch écht wel oppassen dat ze niet de weg van mijn geliefde slaapsokken op gaat...
Moe maar gelukkig, en in andere kleren, togen we weer op pad.
Nepgeld om aan de overledenen te bezorgen door het te verbranden in de tempel.
Van tijgers temmen krijgt ge honger. Op een markje op zoek gegaan naar wat lekkers maar er lag niets wat niet onder de vliegen zat en onze smaakpapillen in vervoering bracht. Maar geen nood want zelfs in de middle of nowhere vindt ge hier 7/Eleven-supermarktjes en zo geraakten we weer aan een redelijke lunch van boterhammekes die we heerlijk in de vrije natuur konden gaan opeten. Na onze picknick, in het al iets zachtere licht van de namiddag, besloten we het museum van de Dodenspoorweg aan Hellfire Pass te gaan bezoeken. Voor iemand van mijn leeftijd, die de tweede wereldoorlog niet heeft meegemaakt, is het misschien vreemd dat ik zo gefascineerd ben door het onderwerp maar door er al verscheidene documentaires van op National Geographic te zien heeft de eindeloze droefheid van de zaken die zich hier hebben afgespeeld me tot in het hart geraakt.
Het was een uiterst verzorgde tentoonstelling waar voornamelijk oudere toeristen op afkwamen, misschien wel mensen die een familielid verloren waren aan bij de bouw van dit vreselijke project. Ontroerende herinneringen zoals dagboeken, gereedschappen, zeldzame persoonlijke spullen van mannen lagen er mooi uitgestald in glazen kasten rond een maquette van de het bergland met de spoorweg. Buiten, er op het einde van een houten vlonder, was een sereen monumentje opgericht voor de 120.000 doden die de aanleg van het spoor tussen Bangkok en Rangoon destijds geëist heeft. Echt een monumentje met een ziel. Het kijkt eindeloos uit over de vallei en de mooie bergen.
Maquette van het terrein met de loop van de Kwai waarnaast de spoorweg ligt.
Een eetlepel, een portefeuille, een pijpje, een dagboek... Ontelbare tranen moeten er al voor dit toonkastje gevallen zijn...
Het Peace Vessel monument.
Op de steile rotshelling waren eindeloze trappen en houten loopbruggen aangelegd om het ook voor oudere mensen mogelijk te maken Hellfire Pass te bereiken. Desalniettemin was het een hele klus.
Ge kunt nog steeds een deel van de spoorbaan volgen, soms liggen de oude treinbielzen er nog, maar meestal zijn ze weg. Het pad dat destijds door de dwangarbeiders in de bergwand gedynamiteerd werd is nu een herdenkings-wandelweg geworden en het leidt door de nauwe doorgang (een trein breed) van Hellfire Pass waar de gevangenen dag en nacht de rots moesten uithakken en bielzen leggen in 't licht van flakkerende lantaarns.
Hellfire Pass waar ondertussen een flinke boom in gegroeid is.
Een bloemetje van hoop... gevallen van een jungle flower boom. Zo'n bloemen moeten die mannen hier destijds ook gevonden hebben. Hopelijk heeft het in hun gruwelijke leven een straaltje schoonheid gebracht...
Men schat dat elke dwarsbalk die gelegd is een leven heeft geëist van ofwel een krijgsgevangene ofwel een Thaise arbeider die naar deze helleplek was gelokt met een werkaanbieding. Het is een heel mooie plek maar emotioneel zwaar beladen. Het lijkt of het geleden verdriet nog steeds in de stilte van de kloof dwaalt, hoe mooi en zonnig ze ook is. Wij stapten een uurtje bergop en bergaf in de late namiddagzon en we waren al doodop, dan kunt ge denken hoe het moet geweest zijn voor die gemartelde, ondervoede, zieke mannen die 16 uur per dag moesten werken in een temperatuur van 37° of meer, zowel in 't droog seizoen als in 't regenseizoen, jaren aan een stuk... Die gruwel is onbeschrijflijk.
Een herdenkingsplek naast de spoorlijn...
Deel 6 : Een boedha met een uitzicht.
Aapjes in het struikgewas onderweg naar Tham Krasae. (Ik denk dat zijn moeder hem "Kuifje" noemt...")
Het stationnetje van Tham Krasae.
De Kwai die, tijdens een watersnood in 1974, ooit zo hoog gestaan heeft dat hij tot amper één meter onder de sporen stroomde!
We toerden nog wat verder door de vallei en kwamen aan een klein stationnetje waar we over de sporen, die hier op hoge houten staketsels liggen (het lijken wel luciferbouwsels of kaartenhuizen!), konden wandelen. Twee dagen geleden waren we over deze spoorlijn gereden maar vanuit de trein gaf het toch een heel andere indruk dan dat je hier even aan de kant van het spoor kan zitten en de bouwwerken rustig kan bekijken. Diep naast ons stroomde de snelle Kwai en aan de andere kant bevond zich een grote, diepe grot in de rotswand die vol stond met mysterieuze altaartjes. Krasae Cave, een grot die in de tweede wereldoorlog als kamp voor de krijgsgevangenen die aan de spoorweg werkten gebruikt werd.
De bronzen klok in Krasae Cave.
Als altijd heel romantisch, een mooi boedhabeeld omringd door TL-buizen...
Het beeldje van een Chinese godin kijkt uit over de spoorlijn.
Een grote bronzen klok hing aan 't plafond tussen de stalactieten. Krasae Cave wordt blijkbaar nog veel gebruikt als gebedsplaats want het ligt er nog vol bloemenslingers en verse offergaven. Net toen ik diep in de grot doorgedrongen was hadden we weer geluk, plots klonk het "toet-toet" van de trein! Ik repte me terug naar het zonlicht van de ingang en daar konden we hem vlak voor onze voeten zien voorbijrijden over die houten staketsels! Schitterende beelden! Ik zou dit stuk van het treintraject eens dolgraag van de overkant van de rivier bekijken om zo die houten kunstwerken eens beter te kunnen bezien. Wat moeten die sukkelaars destijds afgezien hebben om zoiets te kunnen bouwen. Hoeveel mannen moeten hier tijdens t werk in t water gevallen zijn en de kracht niet meer gehad hebben om tegen de stroming van de Kwai te vechten en hulpeloos verdronken zijn?
Zicht vanuit Krasae Cave.
We hadden daarnet in 't museum nog een filmpje gezien over die tijd en daarom konden we ons alles nog veel beter inbeelden. Thuis toch nog eens naar "The Bridge on the River Kwai" kijken, hoewel dat natuurlijk een zwaar geromantiseerde film is. De ontplofte brug uit die film lag zelfs niet eens over de Kwai maar over een zijrivier vlak voor haar monding in de Kwai. Ondertussen weet ik ook waarom ge de naam als "kwee" moet uitspreken en niet "kwai", het laatste woord betekent buffel in het Thai.
Van buffels gesproken, het werd stilaan tijd voor de olifantenwasbeurt die er gisterenavond overgeschoten was. We reden naar het kamp en daar bleken alle olifanten reeds binnengepakt te zijn, op vier na die gereserveerd waren. Ik vermoed dat elke mahout zijn eigen dier 's avonds mee naar zijn huis neemt. Er kwam alleszins geen ritje uit de bus, laat staan een bad. Ik was bereid om mijn gekke droom maar op te bergen en hoopte over een paar dagen in 't noorden misschien nog een kans te krijgen, maar Paul geeft zo rap niet op, die bestelde aan de man een olifant voor morgenvroeg. Ik zag het niet zitten om dan weer 80 kilometer extra in de verkeerde richting te moeten gaan rijden op een reisdag waar we er toch al 350 voor de boeg hebben maar Paul argumenteerde dat de wegen hier zo goed zijn dat we toch geen tijd tekort komen en inderdaad autorijden is hier echt nog een plezier. Iets wat een Belg zich nog maar moeilijk kan herinneren... met een auto rijden als ontspanning... waar is de tijd?
"En jongen, zoudt gij morgen eens grondig door mij willen gewassen worden?" "Yes, yés, yéééés madam!!!" "Nee mahout, ik was niet tegen u aan 't spreken! Ik had het tegen de olifant."
Ja, mijn olifant heeft er een goed oog in...
's Avonds onze auto uitgeladen, (ongelofelijk hoeveel rommel van lege drankflessen en voedselverpakkingen wij op een dag bijeengespaard krijgen! Om van de souvenirs en trouvailles voor de beren nog te zwijgen...), want morgen moet hij helemaal leeg zijn om de bagage er in te krijgen. Vanavond was 't dan nog de groten inpak ook. Niet mijn meest geliefde moment Zon tijdverlies, al die rommel in zakken en valiezen steken om het in de volgende bestemming er toch weer uit te moeten peuteren. Gelukkig neem ik altijd veel extra grote zakken mee zodat vanaf nu alles goed verdeeld is en we makkelijk alles terug vinden zonder de bagage waar al het snorkelgerief in zit nutteloos te moeten openen.
Maar wat vanavond wél meeviel was het eten! Gisteren lag er bij 't afruimen meer op Paul zijn bord dan bij 't opdienen. De helft van zijn soep bestond uit oneetbare taaie wortels en vezelige kruiden en vandaag was in dezelfde soep alles netjes doorgekookt en lekker. Waarschijnlijk is de kok terug van vakantie. Jammer, net nu wij hier wegmoeten. Maar de apen van Lop Buri roepen me... Oh! Misschien willen ze wel gewassen worden?!
En ja natúúrlijk waren 4 van mijn kleine fotomodellen ook mee op reis! Irma mag op zo'n reizen niet mee wegens de te vuile avonturen, en haar te kwetsbare pels, maar zonder mijn beren vertrek ik niet. Ook hún reisverhaal moest geschreven worden. Maar dat ziet er toch wel heel anders uit dan het mijne...
Beetje suf opgestaan. In plaats van een zakje suiker open te scheuren, een zakje met een tandenstoker in twee gebroken en dat in mijn thee gekwakt. Gelukkig drijft hout. Na een stevig ontbijt al veel fitter aan de inpak voor onze tijger- en olifantendag begonnen. Het bezoek aan die beestjes is uiteindelijk het enige vast doel dat ik in deze reis heb dus ik wil ik er ook zo georganiseerd mogelijk aan beginnen. Tot en met reservekleding wordt ingepakt want uiteindelijk hoe graag ik die beesten ook weer zal zien ik hoef nu niet de hele dat naar tijgerpis te stinken.
De naam van de tempel had Paul in de gps kunnen ingeven, dus het vinden werd een makkie. Maar vraag me niet hoeveel tijd hij er aan besteed heeft om Watpa Luangtabua Yannasampanno op de juiste manier in te tikken... Al vroeg in de ochtend stonden we er voor de poorten... en mochten niet binnen.
Het wicht aan de kassa gebaarde ongeïnteresseerd dat we om 12 uur moesten terugkomen. Joost mocht weten waarom. Meer uitleg kregen we echt niet losgepeuterd, ze sloot gewoon haar loketje voor onze neus, dus besloten we maar om een olifantenwasserij te gaan zoeken want het tijgerzwemmen en olifantenwassen is echt iets wat ik in mijn kop gestoken heb. t Is plezant een hoog doel na te streven. En een olifant is iets héél hoogs.
Grafmonumentjes voor overleden monniken verloren op het platteland...
Echt simpel om vinden is 't toch allemaal niet als ge geen namen weet. Zo staat er op de baan één bordje waarvan we vermoeden dat het een reclame van een olifantenkamp is omdat er een olifantje op afgebeeld staat maar van de bijhorende krulletjes begrijpen we natuurlijk geen snars. We sloegen die zijweg in in de hoop die borden te kunnen volgen maar op al de volgende plakkaten kwamen geen olifanten meer voor... En wij waren gezien natuurlijk. Stonden we daar in de pampa's met op elke hoek onleesbare aanwijzingen! We begonnen de boeren langs de weg dan maar aan te spreken, maar die mensen begrepen helemaal niet wat we zochten, hoeveel moeite we ook deden. Ik probeerde een olifant uit te beelden door met mijn wijsvinger voor mijn neus te kronkelen en tóóóóóót-tóóóóóót te roepen maar dat pakte geen verf. Paul pakte zijn pantomime kompleet anders aan. Als hij een boer aan de rechterkant van de auto aansprak (de chauffeur zit rechts want we rijden hier links) dan zoog hij zijn longen vol lucht, blies zich helemaal op, maakte zijn schouders breed, strekte zijn arm voor zich uit en bewoog die als een slurf door 't raampje. Buiten wat hoogstverbaasde blikken van boeren boekten we geen resultaat.
Tot Paul ineens op 't geweldige idee kwam dat op de bierflesetiketten een olifant afgebeeld staat en dat dat bier Chang heet! Dus misschien was olifant in Thaï wel "chang"?! 't Was alleszins 't proberen waard. In t ergste geval geraakten we aan een café in plaats van een elephantcamp. Op wel duizend manieren hebben we het woord chang over de velden laten weergalmen, de boeren bleven raar kijken, maar opeens, opeens moet er toch per ongeluk één keer een juiste intonatie uit onze kelen gekomen zijn! De boer begon te stralen, glimlachte breed, zong-riep "chAA-aaa-ââââng?", begon heel blij en vol begrip te knikken, stak zijn arm uit (niet als slurf) en wees rechtsaf. Oef. Zo zouden we dus echt wel aan de olifantenwasserij geraken, 't is misschien een beetje omslachtig om te proberen de juiste klank van het doodsimpele woordje chang voort te brengen maar alleszins veel makkelijker dan olifanten uit te beelden.
Alweer een stop aan een boerderij... Onder elke mand zit een vechthaan te relaxen in de schaduw. Elk gevecht kan zijn laatste zijn... Een trieste sport, maar vooral een gokmogelijkheid, waar de Thai door gefascineerd zijn.
Toen we eindelijk een kamp gevonden hadden moesten we natuurlijk nog duidelijk maken dat we helemaal niet geïnteresseerd waren in een ritje op de rug van zo'n beest maar dat we 't wilden wassen. "Wassen ja, omdat we dat op een poster gezien hebben die in ons hotel hant en dat we dus goed genoeg weten dat dat dus echt kán, en als ge me niet wil geloven dan zal ik op mijn fotoapparaat de foto die ik van die poster genomen wel eens als bewijs laten zien!" Ik was terdege voorbereid op een afwijzing of een ontkenning.
't Was dus vooral een kwestie een kamp dicht bij een rivier te vinden en dat was met het kamp waar we aanbeland waren het geval, dat viel dus al mee. We spraken af om 's avond tegen 5 uur terug te komen, wassen alleen mocht niet er moest ook gereden worden. OK, mij goed, zolang ik achteraf maar mag wassen wil ik voor mijn part eerst met die olifant een uur gaan wandelen, wil ik hem desnoods nog zelf dekken ook. Als ik maar mag wassen!!!
Nadat dit opgelost was reden we terug naar de Tiger Temple. Er zaten al een paar mensen te wachten tot de onvriendelijke kassierster haar loketje wou opendoen. De inkom bedtroeg 500 baht. (Baht rekenen makkelijk voor Belgen, 1 baht is bijna 1 oude frank.) 't Is voor 't goede doel dus 't mag best iets kosten maar ik zou er toch ook graag een beetje vriendelijkheid of desnoods elementaire beleefdheid voor in de plaats krijgen.
Met blote schouders mocht ge niet binnen, logisch want 't is uiteindelijk een tempel. Gele, roze, oranje of rode kleding mocht ook al niet. Een wikkelrok was verboden. Ik voelde mij al niet zo gelukkig met al die reglementjes. Voordat ge naar binnen mocht moest ge dan ook nog een papier ondertekenen dat ge zelf de volledige verantwoordelijkheid ging dragen voor eventuele beschadigingen aan uw spullen of uzelf. Veronderstel ik, want 't was in 't Thais geschreven. 't Kan ook zijn dat ik iets ondertekend heb waardoor ik na mijn dood heel mijn erfenis aan een mysterieuze tempel vermaak.
Eens binnen kregen we de tempel niet eens te zien en werden we onmiddellijk naar een grote vlakte geleid waar we de trainers met hun beesten zagen naderen. Wel indrukwekkend om tengere Thai met een forse tijger aan een leiband te zien komen aangewandeld alsof ze hun hond uitlaten... En er bléven er maar komen! Op de duur waren ze al met zijn zestienen!
Op deze foto zie je al een zevental dieren met hun trainers.
Het woord "slank" gaat deze reis niet dikwijls in de mond genomen worden...
De trainers bonden hun beesten allemaal aan bomen en dan mochten we achter één van de grotere dieren gaan poseren voor een foto. Zijzelf namen de foto's met uw eigen fotoapparaat. Dramatische foto's! OK, gij staat er op en de tijger ook, maar eveneens : veertien andere toeristen zonder koppen, wat rommel, wat onderdelen van Thaïse trainers en een grote blauwe vuilbak. Niet te doen. Na deze zielige fotosessie zouden de oppassers met de tijgers aan de lijn naar de canyon wandelen en daar zouden de zinnigere foto's gemaakt worden
Ondertussen kregen we nog een andere aanbieding. Ja, de tijgers worden in package deals verkocht : voor 1500 baht (alweer per persoon) mocht ge in groepjes van vier de vier baby's van drie en een halve maand oud in hun kooi bezoeken, er een half uur mee spelen om ze te helpen aan mensen te wennen en ze af te leren te bijten, en hen een papfles geven. De centen dienden integraal om de melk voor de tijgers te betalen. (Momenteel zitten hier al 36 tijgers en die verslinden wel wat pap. Wel vreemd dat volwassen tijgers nog altijd de zuigreflex hebben, bij een kat stopt dat onherroepelijk als ze enkele maanden oud zijn.) Paul vond het bezoek aan de kleintjes een leuk idee om op die manier uit de toeristengroep weg te geraken. Mij zei het niet zo veel, ik wou veel liever de grootste tijger op schoot, wat moet ge nu met een tijgerjong als ge zelf een kat als Mathurin in huis heb?
Een jong van drie en een halve maand speelt met een kokosnoot.
Broer en zus gebruiken de drinkbak voor oneigenlijke doelen.
Alvorens de kooi te betreden gaven enkele Europese trainers ons een beetje onderricht. We kregen strikte instructies om nooit onze rug naar een tijgerke te keren, alles wat kon bengelen uit te doen of weg te steken (het zijn uiteindelijk katten) en hen rigoureus verbieden te bijten. Als ze toch beten moesten we, zoals bij een kat of hond, het bekje openwrikken en daarna een tik op de neus geven.
De vier diertjes bleken al een pak groter dan volwassen poezen, vooral veel plomper en gelukkig ook trager, maar wel heel veel sterker. Ze voelen eigenlijk meer aan als dikke, veel te flink uit de kluiten gewassen, onhandige hondenpups. Hun pels is vrij ruig. Hun pootjes zijn reusachtig. Zelfs op deze leeftijd zijn die al zo breed als onze handen. En wat ik, net als bij honden, mis : ze spinnen niet als ze tevreden zijn, ze kunnen hooguit een soortgelijk geluid voortbrengen bij t uitademen. De vier diertjes trekken enorm op mekaar, de trainers onderscheiden hen door de tekening op hun kop maar toch vooral door de verschillend gekleurde halsbanden denk ik.
Opvoeder Paul in aktie...
't Was best gezellig om een half uurke met die nest kleine mannen te spelen. Het leren niet te bijten viel mee maar er staat toch al een flink bekje tanden in. Ze stoeien vooral met mekaar maar ook hun knuffelbeesten worden vinnig mishandeld en kokosnoten, autobanden en jutezakken blijken ook prima tijgerspeelgoed. Het papflesje was op minder dan een minuut leeg, en zo gauw dat binnen was gingen ze zoals voorspeld onmiddellijk liggen soezen. Ik vond dat prima want ik stond te popelen om naar de grote beesten te kunnen gaan die ondertussen al naar de canyon geleid waren.
Zie hoe breed die pootjes al zijn!
Tijgers hebben witte cirkels op de achterzijde van hun oren!
Na de pap... het dutje...
Nog een laatste aai aan de ingedommelde nest kleine beesten en dan op weg naar "the real stuff"! De volwassen (en dikwijls ook moddervette) dieren lagen allemaal apart vastgeketend aan bomen of ringen in de grond in t mooie decor van een geelbruine canyon waar achterin een vijvertje lag. Aan de inkom van de canyon werden de bezoekers alweer voor een keuze gesteld : 1 foto van uzelf met een tijger gratis, of een reeks sensationele foto's (liggend tussen de pootjes, kopje op de schoot,...) voor 1000 baht. Bij de laatste optie werd ge dan door een trainer bij de hand genomen en naar de liggende tijgers geleid waar een van de andere tientallen trainers foto's nam met uw eigen apparaat en nog een andere het gedoe filmde. Het was strikt verboden u tussen de tijgers in de canyon te begeven om zelf foto's te nemen van uw partner. Ergens was dat te begrijpen omdat het een oncontroleerbare zaak zou worden, het was nu al zon geharwar van jewelste. De trainers droegen roze shirts zodat ze goed herkenbaar waren (vandaar dat wij waarschijnlijk niet in gelijkende kleuren binnen mochten) en als ze tussen al dat volk en die tijgers dan ook nog loslopende toeristen zouden toelaten zou het in een totale chaos eindigen. Veiligheidsmaatregelen waren er niet te bekennen of t zouden de houten stokken moeten geweest zijn die sommige trainers in de hand hielden. Een takske waar zelfs onze Mathurin eens zou mee gelachen hebben.
De meeste mensen kozen voor de gratis foto, maar wij waren toch al van plan het goede doel fors te steunen (want ik ben oprecht van mening dat er iets moet gedaan worden om de tijgers te helpen, die beesten worden nu eenmaal zeer ernstig bedreigd in hun voortbestaan) en dus kozen we ook ineens maar eieren voor ons geld en kochten voor alweer 2000 baht de fotosessie.
De canyon van de photo-shoots...
Een flinke brok. Ik bedoel vooral de tijger.
Maar 't bleef een trieste en ook wat onbegrijpelijke bedoening. De vele Westerse vrijwilligers en trainers waren best vriendelijk, maar de meeste Thaise niet. En dat is onlogisch want Thai zijn normaal ontzettend lieve en uiterst behulpzame mensen (die van de toeristenkramen in overdrukke badplaatsen nu even buiten beschouwing gelaten ) Het leek wel of die mensen hier niet echt happy waren. Of dat ze onder strees stonden. Of 't gewoon beu waren om toeristen te zien. Of ik weet het niet. Maar het gaf geen fijn gevoel, t ging ook allemaal zo snel en onpersoonlijk.
Die grootte van dat pootje!...
Een Thai sleurde u mee aan uw pols, duwde u zonder een woord te zeggen naast een tijger neer, begon woordeloos aan uw lijf te duwen en te trekken tot ge in de juiste houding zat, waardoor ge bij momenten met uw benen over de ruwe rotsgrond geschuurd werd, dan werd rap enkele malen geklikt door zijn compagnon terwijl nummer drie het zaakje filmde. En hop naar de volgende tijger, voor de volgende pose. Er werd niet eens gekeken of er nog benen of gezichten van personeel op de achtergrond van de foto stonden of uw ogen wel open waren, kortom t moest vooruit gaan. Ge moest thuis de goede foto's maar uitzoeken, bijknippen en eventueel overtollige benen weg photoshoppen... Nog voor ge t dier waar ge bij zat tegoei had kunnen aaien of bekijken werd ge aan de hand rechtop getrokken en naar de volgende dikke das die eveneens vadsig lag te slapen gesleept. En dat allemaal zo bruut en slordig. En bovenal bijna niemand, ook de monnik niet, was vriendelijk of sprak een woord. De tijgers waren oneindig sloom en lieten zich alles welgevallen. De kop werd telkens op iemand zijn schoot gelegd en als ge dan zelf die (loodzware!!!) kop zachtjes terug op de grond wou leggen namen die Thai hem uit uw handen, trokken de kop aan de halsband weg en dumpten hem op de grond. En de tijger... hij sliep verder... Kortom, voor mij was het een teleurstelling en zwemmen met de tijgers zat er dus al helemaal niet in.
Sommige mensen vermoedden dat de dieren verdoofd waren. Rod, de Amerikaan die de leiding van de zaak heeft - en een van de weinigen is die hier betaald wordt, de meesten zijn vrijwilligers uit heel de wereld - beweert dat de dieren na hun eten altijd zo tam zijn en dat ze ook gewoon lekker moe zijn van t spelen in de ochtend. Trouwens alle katachtigen slapen 16 uur per dag. En dat klopt natuurlijk wel, dat kan ik getuigen aan de hand van mijn roedeltje slaapkoppen thuis...
Die man was eigenlijk de enige echt vriendelijke van het hele team en hij kon ook een zinnige uitleg geven. Hij was heel enthousiast over het project en wou ons overhalen voor een privé-sessie met de tijgers, volgens hem de enige écht toffe tijgerervaring. Alweer een nieuwe package-deal werd voorgesteld Voor 5000 baht, vanzelfsprekend per persoon , mocht ge een hele ochtend mee de tijgers komen "verzorgen" en dat gebeurde met een klein groepje van maximaal 10 bezoekers. Ik zag het niet zitten, ik vreesde voor alweer een teleurstelling. Ik vond het allemaal veel te commercieel, te onvriendelijk en te respectloos (zowel voor mens als dier) maar Paul was van mening dat we zo'n kans niet mochten missen. Waar ter wereld zouden we ooit nog eens een tijger kunnen aaien en van dichtbij fotograferen? En we deden er dan nog een goeie daad mee ook, we droegen bij aan 't voorbestaan van de tijgers, toch al zeker aan 't voorbestaan van hun melkboer... En we waren nu zo ver gekomen... En 't was toch mijn uiteindelijke doel van deze reis geweest... Enzovoort. Ergens moest ik hem daar wel gelijk in geven, maar mijn hart ging toch al meer uit naar die olifant die ging gewassen worden, dat leek me toch veel lolliger dan dit geduw en getrek aan mijn lijf en aan die tijgerkopkes. Ik vroeg wat bedenktijd, deze ervaring moest eerst wat kunnen bezinken, we zouden 's avonds wel iets per telefoon laten weten aan Rod. Eerst even afkoelen.
We wandelden terug naar de uitgang door het grote tempelterrein waar de andere, gewonere, weesdieren behaaglijk in volle vrijheid rondkuierden. Alles wat de omwonenden niet meer moeten hebben of wat gekwetst of verweesd uit de jungle komt aangewaggeld is welkom, mag blijven, wordt verzorgd en krijgt te eten. Het liep er vol herten, zwijnen, kippen, zelfs een dromedaris. Het geld dat binnenkomt dient dus ook om al deze sukkels een goede oude dag te bezorgen. De monikken helpen dus niet alleen mooie en zeldzame dieren maar ook de beestjes van een mindere god en dat vind ik toch wel lovenswaardig. Tonnen knollen en wortelen lagen er in zakken klaar. Hier wordt wel wat eten verzet. Om van al de gekookte kippen voor de tijgers nog te zwijgen...
Maar bij de behandeling van de bezoekers heb ik mijn twijfels. Waarom moet het nu toch allemaal zo machinaal, zo gevoelloos gebeuren? De mensen van de tempel zijn die magnifieke beesten gewoon, voor hen zijn het waarschijnlijk niet meer dan grote katten en is elke dag ongeveer dezelfde, maar ze zouden moeten inzien dat voor bezoekers dit echt wel een uniek moment in hun leven is en dat ge even tijd nodig hebt om het allemaal tegoei tot u door te laten dringen dat ge daar met een heuse tijgerkop in uw armen zit! Ze mogen zon moment niet door hun onvriendelijkheid en haast verpesten. Maar ja, aan de andere kant, bij 't buitenwandelen zagen we drommen toeristen aankomen, wij waren er hooguit met een 50-tal binnen geweest maar de grote massa scheen nu pas te arriveren. Misschien is de pijnlijke efficiëntie wel nodig om deze massa de baas te kunnen? Wie ben ik om daar over te oordelen na 3 uurtjes... Als ik jonger was dan 50 zou ik ook vrijwilliger kunnen worden en het allemaal eens zelf ondervinden. Jammergenoeg ben ik net een jaartje te oud...
In de tijgercanyon was het vlotjes 37° geweest dus we vonden dat we wel wat afkoeling verdienden. Een waterval leek ons het aangewezen plekje. We reden verder richting Birmese grens naar het natuurpark waar zich de Erawan Falls bevindt, een waterval in 7 niveaus. Ik verwachtte er niet al te veel van, droog seizoen weinig waterval had ik ondertussen bijgeleerd, maar het bleek een subliem woud te zijn en elk niveau van de waterval was anders. Het bos rond de kolkende poelen was meer dan feeëriek. Vissen speelden tussen het hout van omgevallen bomen die lang geleden in t water terecht waren gekomen. Een echt sprookjesbos beschenen door de schuine stralen van de zon waarin echt stofkorreltje oplichtte. Er groeiden nog van die echte reusachtige oerbomen met prachtige lianen doorslingerd. Het leek wel of zij het waren die de aarde vasthielden en alles met mekaar verbonden.
Jammer genoeg sloot het park reeds om 4 uur en konden we de drie bovenste watervallen niet meer bezoeken maar al bij al hadden we toch een heerlijke boswandeling van een paar kilometers gemaakt. Of zal ik het een bosklim noemen? Want 't was wel steil en hoog. Ik vrees dat de foto's van mijn bos in avondlicht mooier gaan zijn dan mijn tijgers zo pal in de volle middagzon. Zeker mijn dik wit-rode snuitwerk zal er op de tijgerfotos bangelijk uit zien vrees ik. Het lijkt wel of die bloeddrukpillen me met de dag meer opblazen.
De Nationale Parken worden hier zeer efficiënt uitgebaat, helemaal op Amerikaans wijze, met goede wandelwegen (gehandicapten kunnen zelfs met golfwagentjes vervoerd worden), een visitors center, nature trails, sorteer-vuilbakken, toiletten... En alles is kraakproper, net als de openbare wegen. Trouwens een ding dient gezegd over de tijgertempel, het was er smetteloos en geurloos. Thai zijn ofwel heel propere mensen ofwel poetsen ze graag. Zelfs in Bangkok valt het me altijd op hoe netjes de straten erbij liggen. Heel anders dan hoe de bermen op de op- en afritten van onze autostrades er soms uitzien
Aangezien Paul echt heel graag morgen eens grondig wil gaan tijgeren hebben we een compromis gesloten. Hij heeft me verleid door te zeggen dat ik dan wel niet kan zwemmen met tijgers maar dat ik er wel eentje ga mogen wassen en dat dat toch ook al niet min is. Tja. OK. Als ik maar kan wassen. Vreemd zou dat een bijverschijnsel van een menopauze zijn? Dat ge ineens alles wilt wassen? Soit, ons compromis bestaat er uit dat we morgen uitgebreid gaan tijgeren maar dat we dan wel een dag langer in Kantchanaburi blijven. Ik wil echt niet stinkend naar tijger onmiddellijk doorrijden naar de apenstad Lop Buri. Tussendoor wil ik toch nog graag even naar mezelf ruiken.
Een liaan een echte Tarzan waardig.
Omdat we nu toch opeens een dag extra hebben wilden we ons vandaag niet meer haasten om de olifantenwasserij te bereiken maar houden we dat ook voor morgen. Paul zijn tijgerkes, ik mijn olifanten, de monikken hun centen en nog lekker een nacht langer in de Felix slapen. Everybody happy. We zijn onze beslissing gaan vieren door aan een 7/Eleven-supermarktje te stoppen waar ze lekkere tuna-sandwiches verkopen. Op zeer Amerikaanse leest geschoeid weliswaar Witte sponzige boterhammen gevuld met tonijnpuree. Veel te zoet, maar alles is hier te zoet. En wat is 't verschil tussen Amerikaans zoet of Thais? Ge zult wel van allebei even mollig worden zeker? En mijn cholesterol, hij scoorde!
Woensdag, 21 januari 2009. Kanchanaburi, Felix River Kwai Hotel.
Vanmorgen al een stuk langer geslapen, 't was half acht voor we opstonden. We hadden die extra uren slaap hard nodig gehad. 't Riant ontbijt was ook meer dan welkom. Paul heeft iets chinees gekozen dat zo vies rook (dooie vissen. Al lang dood.) dat ik blij was dat de wind de andere richting van mijn spek met eieren uitwaaide. Ik hou best van look maar om de dag nu te beginnen met twee bollen is van t goede toch wat teveel. Naderhand op 't prachtige terras van onze kamer gezeten. (Geen zinnig mens zou trouwens na dat chinees ontbijt nog met Paul in een gesloten kamer willen zitten.) Typen met uitzicht over de Kwai, bij 't gekwinkel van oneindig veel vogeltjes in 't hotelpark...
Rond den tienen zijn we te voet over de spoorwegbrug gestapt naar het klein stationnetje om met een trein over de "Spoorweg des Doods" te gaan rijden. Hij loopt vanaf hier nog een 70 kilometer verder richting Birma, een trip van een uur of twee. Met al het volk dat over die brug wandelde vond ik t al meer de Brug des Doods. Hoe het mogelijk is dat hier niet om t uur een toerist in t water ploft begrijp ik niet. Het loopvlak tussen t spoor is net breed genoeg voor 1 persoon, en naast de sporen liggen aan weerszijden twee smalle houten planken, met gaten dan nog. Op die kleine oppervlaktes staat iedereen dan te poseren en te fotograferen en willen ze mekaar voorbijsteken in beide richtingen. En ondertussen passeert er nog een trein ook Niet direkt een aanrader voor mensen met hoogte- of watervrees.
Iemand met een zeer gerust geweten,, die zich gelukkig niet bewust is van de gruwelijke taferelen die zich hier onder de oorlog hebben afgespeeld...
Gisteren had ik 't oude treintje al gezien en aangezien het uitgerust was met kale houten banken wou ik eerste klas rijden. Toen de ontvanger eindelijk plaats nam in zijn barakske (het stationsgebouw dus, twee vierkante meter groot) bleek er geen eerste klas te bestaan. Meer nog, er bleek niet eens een trein te komen, hij had maar liefst een uur vertraging... Zelfs tot hier zijn de moderne tijden doorgedrongen. Er zat dan niet veel anders op dan wat te gaan rondwandelen in de bangelbarangs die organisch gegroeid zijn tussen het stationnetje en de rivieroever tot ons treintje van zich liet horen. Ik wou dringend een elastiekje kopen om mijn haar op te binden tegen de hitte dus ik had alweer een doel gevonden. Echt álles verkochten ze in die bazarkes, van halfedelstenen tot eetwaar, behalve een haarspeld. Ik kreeg zelfs niet eens met gebaren - en met mijn haar in een staart in mijn handen - uitgelegd wat ik eigenlijk wou kopen! Op de langen duur heb ik dan toch de mottigste speld van Azië gevonden en de rest van de dag zou ik met twee plastieken purperen orchideeën op een fluo-fuchsia elastiekske op mijn kop rondlopen.
Plots floot de zogenaamde "-stoomtrein-die-eigenlijk-een-diesel-was" : "tuuuuuuuuuuuuuut!" en wij sjokten blij naar 't stationnetje! In de eerste wagons zag ik kussentjes op de banken liggen (de rest van de trein was kaal en zat ook onprettig overvol) dus ik stapte met gezwinde tred daar naar binnen. Om er direct terug uitgegooid te worden. Dit bleken de plaatsen voor de toeristen te zijn... Maar dan van die echte, die met een touroperator reizen en braaf excursies boeken. Ik wou natuurlijk mijn plaats met mijn kussen niet meer afgeven, ah nee, ik zal daar misschien wel drie uur op een houten bank gaan zitten als 't comfortabeler ook kan! Gelukkig mochten we, mits nieuwe tickets van 300 baht te kopen, blijven zitten dus dan hebben we dat maar gedaan. Ons ticket van in 't stationnetje bleek plots niets waard te zijn nu we in de sjieke tourist-class zaten. Maar ik geef eerlijk toe, 't was 't meer dan waard en ook nog heel plezant.
Vlak na 't vertrek kregen we al thee (probeer die maar te drinken uit een piepklein kartonnen kopje in een hobbelende trein! Gelukkig hadden de tafeltjes hoge opstaande randen en bleef het gesmos tot die zwembadjes beperkt...), bij de thee zaten koekjes, dan kwam er frisdrank en koel water, vervolgens kregen we diploma's omdat we, in luxueuze omstandigheden op kussentjes, de "Spoorweg des Doods" 'getrotseerd' hadden... Er werden t-shirts en petjes verkocht. Kortom 't was toeristisch maar 't stoorde niet want buiten was er toch niet veel te zien. We reden eindeloos door een vruchtbaar land vol maïs en suikerriet en langs weiden met buffels, wat ge nu niet bepaald spectaculair kunt noemen. We hebben ooit nogal eens koeien gezien. Op de langen duur kwamen we aan terug aan het water en werd het een beetje heuvelachtiger en daar moest de trein rakelings langs de rotsmuur rijden terwijl aan de andere kant, diep onder ons, de rivier vloeide. Dat was best indrukwekkend maar waarschijnlijk nog veel knapper om te zien als ge niet in de trein zit. De Kwai is trouwens een flinke rivier. Bruin, breed en snelstromend. Op de heuvels zagen we af en toe een gouden chedi of het gekrulde dak van een tempel schitteren als een pareltje in 't groen.
Onderweg stapten er toeristen op die een dagtrip vanuit Bangkok maakten naar "The Bridge on the River Kwai"! Ik mag er niet aan denken!!!! Dat moet bijna zoiets als een excursie naar Aboe Simbel zijn! Een hele dag auto en trein, onderweg niks zien, en als doel "een beetje oud ijzer" zoals Paul het zou zeggen én de waterval van Coo (alhoewel we dat toen nog niet wisten).
Omdat er onderweg toch al zo weinig te fotograferen viel was ik blij toen we aan een halte in de verte op de heuvelrug een dikke tempel zagen liggen. Vanuit het raam werd hij net bestopt door een boom dus besloot ik even uit te stappen. Snel, alleen met 't fotoapparaat in de hand. Buiten gekomen was de voorgrond weer verre van ideaal, dus nog maar 10 meter verder gelopen, en nog eens 10 meter, en nog eens 10 meter. Wel goed uitgekeken dat ik niet verder dan de laatste wagon liep. Opeens toeterde "de-stoomtrein-die-eigenlijk-een-diesel-was" maar mijn foto was nog niet goed... Dus maakte ik nog rap een andere instelling en daar vertrok de trein... Met een spurtje ben ik er naartoe gerend, gelukkig had ik gesloten sandalen aan en raakte ik goed vooruit en ben ik nog op de rijdende trein kunnen wippen (een beetje ongelukkig onelegant maar niet rampzalig). Ik zat nu wel opeens helemaal achteraan in de trein maar ik was tenminste mee. Eindelijk nog eens Indiana Janssens in aktie. Dat voelde goed.
Het fotograferen leverde tout court nooit veel op omdat er al weinig te zien was, er enorm tegenlicht was en als ge de trein al rijdend door 't raam wou fotograferen dan waren er vooral uitgestoken handjes die een camera vasthielden te zien. De raamkozijnen waren dan ook nog zo vuil dat we er echt als smeerpoezen begonnen uit te zien. Helemaal onder de zwarte strepen. Kortom, het was een excursie waar enige creativiteit vereist was om er iets plezants van te maken.
Aan boord was een toilet dat schreeuwde om eens uitgetest te worden. Iets wat ge met ware doodsverachting te lijf moest gaan : "De WC des Doods". Heel geestig dat ge op 40cm van de grond op twee blikken voetafdrukken gehurkt zit en u met beide armen uitgestrekt aan de wanden in evenwicht moet houden. Ondertussen wiegt en wobbelt die trein dus ge moet u goed concentreren om én te mikken én om te kunnen blijven zitten. Jammer genoeg had ik de gammele schuifdeur niet goed dicht gekregen (t slot was half kapot) dus begon tijdens de actie die deur van 't gedaver open te schuiven. Een ware uitdaging om u met nog maar één hand aan een muur in evenwicht te houden en met een andere hand een openschuivende deur krampachtig terug dicht te willen schuiven. Een act de Cirque du Soleil waardig en t is me nog gelukt ook. En ik heb ook weer t bestaan van nieuwe spieren ontdekt.
"De WC des Doods."
Drijvende hotels op de Kwai.
Op het einde van de rit was "de prijs", "het doel", "de attractie", of hoe ge het ook mocht noemen, dat ge een wandeling kon maken naar de waterval van Nam Tok Sai Yok Noi. Omdat ons treintje een uur te laat vertrokken was hadden we geen tijd om die tocht te voet te maken, we mochten de laatste trein terug niet missen Dus wipten we samen met twee nonnekes in een open bakske dat een taxi moest voorstellen. En toen kwamen we aan de waterval 't Is te zeggen aan een bos dat volstond met barakskes waar eten en schreeuwerige kleding verkocht werd en waar massageplatforms tussen de bomen gesjord waren... En als ge goed keek, ja inderdaad, dan liep daar een beekje tussen al dat gedoe en als ge dat volgde was er een "druppelvalletje". Ik wist wel dat noi in t Thais klein wou zeggen maar toch OK, 't is 't droge seizoen, t heeft hier al maanden niet meer geregend, dus die waterval kan er ook niet veel aan doen dat ze geen tranen meer over heeft om te huilen over haar nietigheid.
Ik vroeg me af of we niet beter met een bus terug zouden keren, 't zou veel sneller gaan en de trein hadden we nu echt wel bekeken, ik voelde me rijp voor een ander avontuur. En bussen, dat kennen ze hier wel!
Kinderen op schoolreis met super-de-luxe-autocars.
Ik stond wat te drentelen tussen de kramen en wou mijn cholesterol juist trakteren op een gefrituurd banaantje toen Paul riep dat hij een bus ging tegenhouden. Ik vond dat straffe kost want hij is momenteel ook wel vrij stevig gebouwd maar 't is toch nog geen John Massis. Maar ik liet hem doen, ik had dringendere besognes : mijn gefituurde banaan! Opeens hoor ik een bus toeteren, Paul roept me, ik zie hem kordaat zijn hand opsteken, en begot 30 meter verderop stopt die bus!! Ik denk er serieus over om met Paul aan Peking Express te gaan meedoen, hij heeft er duidelijk aanleg voor. Hij had dan nog een sjieke bus laten stoppen ook. Een met roze geplisseerde gordijntjes en airco!
Mijn cholesterol treurt nu nog altijd om die misgelopen banaantjes... Nu kon hij eens in een keer 100 punten scoren...
Zie hem daar zitten. Fier op zijn sjieke vangst!
Wij bolden in alle luxe naar huis. Jammer genoeg hadden we nu wel geen idee wanneer we moesten afstappen want vanaf die bus zouden we natuurlijk onze brug niet zien... Dus met de nodige moeilijkheden aan de chauffeur gevraagd ons te waarschuwen wanneer we er gingen zijn. Ze hadden een goed zwart centje aan ons verdiend dus dat zou wel lukken. Zestig kilometer verder nog altijd niks gehoord... Toch nog maar eens gaan vragen. En ja hoor, opeens zie ik de oorlogskerkhoven voorbijglijden (ik heb weer maar eens geprobeerd al rijdend een foto te nemen, dit wordt een reeks van de meest beweeglijke begraafplaatsen in Azië. Geen enkel graf staat stil) dus we waren véél te ver gereden, we zaten in Kanchanaburi zelf. Verdomme, daar ging onze tijdswinst. Niet veel later stopte de bus inderdaad pal in het centrum op een soort Rooseveltplein, de busterminus, en iedereen stapte uit. Heel beteuterd wilden wij dat dan ook maar doen tot de chauffeur ons zei te blijven zitten. Hij kreeg ons uitgelegd dat hij in de buurt van de brug woonde en ons zou thuisbrengen, dat we gewoon moesten blijven zitten en dat we nu eerst even gingen tanken. Een heel grappige situatie! Eerst gingen we dus met onze reuze bus naar een tankstation en dan reed hij naar zijn huis (hij nam het conductriceke wel mee ). Het leek wel of we een bus gekaapt hadden zoals we daar wel een meter hoog als enige passagiers boven de chauffeur zaten! En inderdaad toen hij ons dropte waren we maar een kilometer van de brug en die was simpel te vinden we moesten gewoon de treinsporen volgen. Aan 't stationnetje nog een paar zaken gaan kopen waar vanochtend ons oog al op gevallen was, een bewerkt stukje buffelvel, enkele gekke olifantjes en wat leuke heilige prullen voor Petit Pois zijn berenhuis, en vervolgens zwaarbeladen de terugtocht naar ons hotel aangevat. Het was weer een gewriemel aan 't begin van 't bruggeske...
Thuisgekomen heeft Paul eindelijk eens van 't zwembad genoten. Als enige. De laatste dagen werd hier een conventie van Microsoft gehouden en daardoor was er wel wat volk maar nu zijn die mensen vertrokken en is 't hier bijna uitgestorven. 's Avonds waren we alweer zo moe dat we haast met onze kop op tafel in slaap vielen maar Paul wou toch nog eens iets speciaals doen. Hij wou Tom Klong Pla Kang bestellen. Niet zozeer omdat hij dat lekker vond maar hij had dat toch zó graag eens hardop uitgesproken. Ik heb het hem dan maar een paar keer laten herhalen. Uiteindelijk heeft de sukkelaar het van de klank moeten hebben en niet van de smaak want het gerecht bestond hoofdzakelijk uit bundels oneetbare vezels.
Tijdens het eten nog wat plannen zitten maken voor morgen. Zoals altijd : hoe moe-er we zijn, hoe waanzinniger de plannen. Ik heb me nogal hoge doelen gesteld : ik wil gaan zwemmen met tijgers en olifanten gaan wassen. Ge kunt beter hoog mikken zeg ik altijd maar. Volgens mij moeten die dingen haalbaar zijn want ik heb er over horen spreken, alleen is 't heel moeilijk om hier aan zinnige informatie te geraken. Niemand weet van iets, zelfs aan de receptie van ons hotel niet. Waar ze eigenlijk voornamelijk getraind zijn om altijd maar nietszeggend te blijven glimlachen. Dat hangt dan ook op een bordje voor hun neus : "Always smile!" In 't Engels dan nog! En dat was nu juist eens één bord dat ze disreet in 't Thais hadden mogen schrijven...
Aan de rand van de baan staan massa's reclamebordjes over alles wat hier te beleven valt maar ze zijn allemaal in 't Thais... Dat is wel heel typisch voor de mentaliteit. Ze willen hun eigen gidsen en chauffeurs hun jobs beschermen, hoe minder toeristen op eigen kracht rondrijden hoe liever ze het hebben. Over loslopend wild hebt ge ook veel minder controle dan op mensen die onder begeleiding reizen. En in de Thaise regering zitten toch wel enkele controlefreaks, om t beleefd uit te drukken, en vooral zeer protectionistisch ingestelde mensen. Als buitenlander kunt ge hier zelfs geen grond noch een huis bezitten, nog niet eens een auto. Zelfs niet als ge hier als gepensioneerde komt rentenieren. Alhoewel ge alvorens ge als gepensioneerde hier móógt komen uw centen opdoen een gevulde bankrekening in Thailand moet kunnen voorleggen. Daar kan ik allemaal nog best begrip voor hebben maar wat ik echt gortig vind is dat bij de aankomst op de luchthaven de douaniers vragen hoeveel uw jaarinkomen is Van curieuzeneuze controlefreakskes gesproken...
En nu ga ik slapen en zal hoogstwaarschijnlijk dromen van een tijger met een badmuts op zijn kop en een olifant in de carwash. -------------------------
Kanchanaburi, Felix River Kwai Hotel. Dinsdag, 20 januari 2009.
Afschuwelijk vroeg, om half vijf, werd ik wakker in mijn lekker hard bedje in Bangkok. De gewone gang van zaken tijdens de eerste reisdag, de innerlijke klok is dan nog meer van slag dan anders. Ik ben me beneden met mijn laptop aan t zwembad gaan nestelen, in een hemd met lange mouwen tegen de muggen, en heb daar een paar uur heerlijk genietend van de stilte zitten schrijven en mijn laatste sigaretten opgerookt. Tot de poolboy kwam kuisen dan was t ineens gedaan met de rust. Vlak naast mijn kop zette hij een waterval in gang, ik voelde mij ineens in Canada, en hij begon in de pikkendonkere te kuisen op t ritme van zijn gsm waar blikken kwek en kwak-muziekskes op jengelden als arbeidsvitaminen. Hoe moe ik ook nog altijd ben ik heb er enorm plezier in om weer te kunnen zitten schrijven zo heerlijk buiten in 23°. Ik heb ook mijn fotootjes van gisteren eens bekeken op 't scherm van onze Pandora en ze zijn gelukkig helemaal niet zo dramatisch als ik eerst gedacht had.
Twee uur later ontdekte Paul mijn schuilplaats en zijn we gaan ontbijten in ons loft-achtige design hotel. Het is speciaal, overal dat ruwe beton en hout, maar het geeft weinig gezelligheid, naar mijn normen is t veel te koel. Trouwens de ontbijtzaal ligt aan een van de drukste banen van Bangkok en wordt s avonds gebruikt als nachtclub met orkest. Heel hip allemaal. Zo hip dat het design onder andere bestaat uit een bibliotheek met boeken die nep zijn.
Electriciteitspaal... Hier hangt alles nog bovengronds.
Het uitrijden van Bangkok gebeurde onder leiding van mijn Hollandse opvolgster. t Is even wennen zon gps in de auto, maar t is niet echt slecht, want nu kan Paul met háár redetwisten en zij maakt zich niet kwaad. Ze komen oprecht goed overeen. Voor mij betekent het geen twee landkaarten en een atlas meer op mijn schoot en alle tijd om rond te kijken en te filmen of fotokes te maken. Maar 't is wel even wennen. En zelfs met een gps Bangkok uitgeraken is nog niet echt eenvoudig.
Chinatown.
Restaurantje op wielen.
De opritten van de autobanen liggen hier verscholen tussen de huisjes, ge merkt het verschil niet tussen de oprit van een kantoorgebouw, een inrit van een garage of een oprit van de verhoogde autostrade. Ge moet dus blind de Hollandse madam haar instructies opvolgen, haar t volste vertrouwen geven en onmiddellijk, en bij voorkeur zonder nadenken, uitvoeren wat ze zegt anders mist ge uw oprit. Aangezien Paul steeds met haar probeerde te discussiëren : Dat kán niet dat dat een autostrade is! Dat is gewoon een klein zijstraatje!, Maar allez, daar rij ik niet in zenne, ik ben gisteren al eens verloren gereden in zon straatje!, Ze moet zich vergissen, dat ziet ge toch zo?! Dat is zelfs geen straat!, Volgens mij gaat ze me proberen dat kantoorgebouw daar te laten binnenrijden maar dat ga ik niet doen, t zal wel een beetje verder zijn, ik ga maar doorrijden denk ik En ja, zo mist ge al eens een paar opritten natuurlijk Hoeveel keer dat wicht Herberekenen gezegd heeft, ik weet het niet. t Leek alleszins bij momenten of wij een spraakgestoorde stotterende GPS op de kop getikt hadden. Paul beweert dat ze constant Herberekenen zegt omdat de verbinding met de sateliet gestoord wordt door al die betonnen autostrades onder en boven ons en door al de zwevende treinsporen. Ik heb daar zo mijn bedenkingen over. Volgens mij is t vooral Paul die haar stoort. Maar ik zwijg. Ah ja, ik ben nu niet meer nodig. Iemand anders voert nu het hoge woord. Heerlijk wel.
Maar soit, we zijn uit Bangkok geraakt, hoewel het een enorme grote, grauwe stad is waar geen eind aan leek te komen. Tien miljoen inwoners, die hebben plaats nodig. Na een uur waren we echt aan t uitkijken naar wat natuur, maar zelfs geen boomke ziet ge. Ja, plastieken palmen in de middenberm, ter versiering van de triomfbogen over de weg waar de fermste photoshopsels van Koning Bhumibol en Koningin Sirikit op afgebeeld zijn. Die mensen zijn nu in de 80 en ze hebben ze zo gladgestreken als 30-ers.
Een meer dan stralende Koning en Koningin.
Bescheiden triomfboog.
Ze hebben hier ook iets met reuze reclamepanelen. Nú weet ik waar Sri Lanka de mosterd vandaan gehaald heeft. Hier dus. Een bord van 70 meter breed op 20m hoog dat torent bovenop een stelling van 30 meter is geen zeldzaamheid. Ja, t is hier wel het land van de grote boodschappen
Een medium-size reclamebord.
Maar het verkeer met Sri Lanka vergelijken is onbegonnen werk want dan moet ge de Bangkokolezen de hemel in gaan prijzen. Ze hadden ons wijsgemaakt dat het hier eveneens rijden was volgens het recht van de sterkste en dat iedereen de lichten en de reglementen aan zijn laars lapt, maar dat is helemaal niet waar. Ze toeteren niet, ze wachten geduldig en beleefd hun volle drie minuten aan een licht - de brommerkes laveren overal tussendoor, maar daarvoor dient een brommer - kortom naar Oosterse normen rijden die mensen hier echt voorkomend en gedisciplineerd. Er lopen zelfs geen dieren op de autostrades! Maar er zijn wel heel veel afslagskes en ge moogt ook U-turns maken, dus ge moet wel zien dat ge op elk moment kunt stoppen want als er een camion van de andere rijrichting wenst om te keren dan verspert die wel alle rijvakken van beide autostrades met zijn manoeuver. Zeker als t een dubbele camion is dan staat iedereen efkes stil. En dat is in t begin wel even wennen.
Iets anders dat even wennen is, maar toch heel griezelig blijft, is de akelige traditie van verplicht spookrijden". Ge weet zeker dat een baan enkele richting is, ge hebt dat de dag ervoor goed gezien en onthouden, en dan plots komen er een paar flikken en die dwingen u die lege rijstrook in omgekeerde richting te gebruken. Zo snel ge dan uit t zicht zijt van die flik voegt ge u rap terug in in het vertrouwde rijvak, maar al snel staat er een volgende agent die u wéér op die lege rijbaan dwingt. En dan opeens veranderen ze blijkbaar van gedacht en wordt die rijbaan terug voor de tegenliggers opengesteld!!! En dat wisselt om de 5 minuten. Maar die brommerkes laten zich niet dwingen, dus die blijven dat smal rijvak dan nog net iets langer gebruiken, die komen met ware doodsverachting de autos tegemoet en slibberen tussen twee rijen mekaar kruisende autos die krampachtige pogingen doen om in te voegen door te ritsen! Echte waanzin. Maar wel heel origineel gevonden. Bij ons zou het niet de goedkeuring van de verkeersveiligheidsspecialisten wegdragen vrees ik.
Apart is ook dat de telefoonhokjes die op de stoep staan stoeltjes hebben. Een rond krukje! Ge wordt dus verondersteld een uurke knus te zitten te bellen, stikkend in de benzinedampen van de duizenden brommers die u oorverdovend voorbijknallen. De gsm moet uitgevonden zijn voor Bangkok, dat kan niet anders. De politie draagt maskers, de wegenwerkers ook en de passagiers die in open laadbakskes vervoerd worden zijn ook volledig ingeduffeld op hun ogen na. Ge denkt elke keer dat Michael Jackson voorbijrijdt. t Moet warm zijn zon hele dag een stofmasker op uw gezicht, vandaag was t 34°, best heet eigenlijk. En dan alleen kunnen ademen door uw ogen...
Deel 2 : "Club Med voor paterkes."
Onderweg bleek in Nakhon Pathom het grootste en oudste boedhistische heiligdom van Azïe te staan (alwéér het grootste, het oudste Wat hebben Aziaten toch met hun voorliefde voor het super-superlatief?). We waren ondertussen stilaan aan een verkoelend drankje toe, dus zijn we daar maar naartoe gereden. t Is altijd plezant plots een doel uit uw duim te zuigen. De tempel bezat een chedi van 120 meter hoog. Groter dan onze kathedraal, maar dat viel helemaal niet op. Hij zag er zoals de meesten als een reusachtige staande bel met een steeltje uit, alleen dat dit exemplaar van kop tot teen in de stellingen stond wegens renovatie.
Om het project te bekostigen was er een tempelfestival aan de gang. Er werd geofferd dat het een lieve lust was. De manieren waarop ze hier aan geld proberen te komen zijn eindeloos. Ik moet hun echt bewonderen om zo'n inventiviteit. Ge kon tegeltjes aankopen en er uw naam op schrijven, ze offeren, en die worden dan in de verbouwing gebruikt. Ge kon een bel kiezen en de priester luidde die dan voor u, tegen betaling welteverstaan. Ik veronderstel dat die bel uw gebeden dan naar de juiste heilige begeleidde. Ik kon niks vragen, geen mens verstond een woord Engels. Ge kon de klassieke offergaven kopen : een echte bloem, die ellendige plastic bloemenslingers die overal de natuur liggen te vervuilen, of namaak bloemsteeltjes met geldbriefjes ertussen geklemd. Ge kon ook een kaars gaan branden voor uw favoriete boeddha aan een soort blikken kaarsenbranderij met allemaal offerblokken. Heel professioneel. Maar t strafste En dit krijgt voor mij de prijs voor het meest doordachte offer! Ge kon zelfs geld kopen! Een soepkom gevuld met muntjes die ge dan eigenhandig mocht gaan verspreiden over een veertigtal zilveren en gouden kommen!
Kaarsjes branden... aan een hypermoderne kaarsenbranderij.
Bloemetjes en wierook offeren...
Een tegeltje met je naam erop kopen...
Wijwater in witte plastic chedi's om als souvenir mee naar huis nemen... (Jaja, Lourdes en Scherpenheuvel met hun gevulde Lievevrouwkes liggen hier maar een kleine 10.000 km vandaan.)
Of sjieke dure bloemstukken van verse lotussen op een altaar gaan zetten...
Maar bloemenslingers of verse eitjes zijn ook welkom...
Of eventueel een schaal met verse vruchten doneren... Ook een priester moet eten.
En het geestigste offer van allemaal : muntjes kopen om ze te herverdelen! Ge moet er maar op komen... Het "Robin Hood"-offer!
Het grappigste, maar ook nuttigste, offer vond ik de in doorschijnend folie ingepakte plastic emmers. Ze waren tot boven de rand volgepropt met huishoudelijke produkten zoals toiletzeep, een spaarlamp, een pillamp, wasprodukt, plastic slippers, muggendoder, een opvouwbare paraplu en nog een boel andere nuttige zaken voor de gemiddelde huisvrouw. Als ge zon emmer kocht mocht ge die kado gaan doen aan een monnik. Dat resulteert er dan in dat er zon knaloranje kerel vol gratie in lotushouding op een rode troon naast het altaar zit - klaar om mensen te zegenen - en dat eindigt er dan heel stijlvol mee dat diezelfde vent daar parmantig tussen de oranje plastic emmers met kuisgerief zit. Van abt tot concierge van een sociaal appartementsgebouw in een paar uur tijd. Een oprecht grappige evolutie.
Een offeremmer. Vanzelfsprekend een oranje!
Nederig en vol eerbied wordt een emmer geofferd.
Zo'n tempelfestival vraagt natuurlijk wel wat onderhoud, het is uiteindelijk een georganiseerde chaos die ook wat afval meebrengt. Nouja, "afval"... Telkens de gouden en zilveren potten vol muntjes lagen, er teveel geldbloemen op de altaars stonden, op alle daktegeltjes een papiertje met een naam lag, werden alle offergaven terug afgeruimd en begon men opnieuw de munten, de geldbloemen, de plastic bloemenslingers,... netjes te sorteren en weer in de kraampjes te leggen. In ons aller Scherpenheuvel branden de kaarsen tenminste óp. Die recyclage van offergaven terwijl de gelovigen er op staan te kijken is toch een beetje vreemd. Ze kunnen dan toch evengoed ineens geld vragen aan hun parochianen zonder heel die Vlaamse Kermis eraan te verbinden? Enfin, ik vond het alleszins weer heel geestig en door het op deze olijke manier aan te pakken brengt het wel veel centjes op denk ik. Maar toch zie ik de restauratie van onze kathedraal nog niet op deze manier tot stand komen. Ik denk dat we er nog niet eens de kleine wijzer van zijn horloge mee zouden gerestaureerd krijgen.
Naar goede gewoonte moesten er ook weer flintertjes bladgoud gekocht worden om vervolgens op de boeddhabeelden gewreven te worden. Ik heb dat altijd een raar gebruik gevonden omdat op de duur de oorspronkelijke, en soms heel mooie, vorm van een beeld totaal verloren gaat. Een glad beeld wordt een puber vol acné. In 't beste geval... Sommige worden ook melaats, de vellen waaien eraf...
Velletjes goud op de beelden plakken...
... tot ze er echt niet meer uitzien...
Vooral in Birma heb ik zo van die godenbeelden gezien die verworden waren tot dikke, schilferige, gouden maar vormloze smoutebollen. En hier waren er ook een paar goden flink naar dat droeve lot onderweg. Vooral die dikke Chinese die naar t schijnt 1000 jaar oud was en in een grotje onder de grond zat. Zelfs 1000 jaar Weight Watchers krijgt die niet meer in een herkenbare vorm. Dat was echt God Patapoef.
Een zeer geëerd 1000-jarig beeld in een grotje onder de grond. Badend in de luxe van een ventilator en het licht van spaarlampen.
In de grote tempel bood Priester Emmer mij ook een velletje bladgoud aan om op een beeld te gaan wrijven. Maar omdat die flintertjes zo dun zijn en ik die handeling niet gewoon ben was mijn eerste schilfertje opeens spoorloos met de wind verdwenen, zelfs nog voor ik in de buurt van t beeld was stond ik daar al met lege handen. De priester wenkte mij geduldig terug naar zijn troon en ik kreeg een nieuw papiertje. Bij de Boedha plooide ik het voorzichtig open, drukte het gouden velletje tegen het beeld, maar het wou niet direkt kleven en floeps daar waaide mijn stuk goud alweer weg De monnik heeft het toen maar opgeven, die moet gedacht hebben dat hij met zon onhandige toerist later in zijn Nirwana toch niks zou kunnen aanvangen. Die zou zeker geen rijstpap kunnen koken met haar twee linkerhanden. Paul zijn vliesje plakte wél dus die zijn boeddhistische wensen zullen wel uitkomen denk ik. Achteraf bezien had ik misschien toch beter zon plastic emmer aan die monnik geofferd, dat zou waarschijnlijk veel goed gemaakt hebben. Och, al de goudplaksels waarmee ik de beelden destijds in Birma mee mee naar de bliksem geholpen heb zullen ook nog wel tellen zeker? Er zal toch geen houdbaarheidsdatum op de offergaven staan zoals op de katholieke "volle aflaten" die maar 1 dag vers blijven?
Ondertussen zaten in heel deze chaos ook nog mensen op de grond met kokers te schudden waarin de genummerde toekomstvoorspellende stokjes zitten. Na veel ratelend geschud valt er eentje uit en kan de betekenis van het nummer op een bord met papiertjes opgezocht worden. En dat alles in een bedwelmende geur van wierook, brandende kaarsen, bloemen, en tientallen schoenen en sandalen die voor de tempel op een hoop liggen te luchten en braaf op hun eigenaars te wachten.
Meisjes schudden hun toekomst uit een bamboekoker.
Enigszins chaos.
In tegenstelling met de rust van de binnenste cirkels van de tempel.
Het tempelcomplex bestond uit verschillende kringen gelegen rond de chedi. Al die mooi versierde galerijen - onder elk boogje staat een prachtig beeld - hadden hun eigen doel. Eén van de cirkelvormige galerijen diende als school voor de novicen. Oranje leerlingen aan oude houten banken. Mooi.
"Yes! Een vrij lesuur! De leraar moet een paar emmers in ontvangst gaan nemen!" "Juich niet te vroeg Tontakwat! Straks kunnen we gaan kuisen als er per toeval een spons en een aftrekkerke in een van zijn emmers zat..."
Schitterende, zij het alweer ietwat schilferige, Boedha onder Naga, de zevenkoppige slang.
De dieren offeren aan Boedha. Rechts het aapje, links de olifant.
De monniken woonden in deze tempel ook heel mooi. De oudsten hadden zelfs allemaal een heel klein eigen huisje! Het leek wel een soort Club Med voor paterkes die tegen de tempelwand aangroeide. Een mini-monnikendorp met enkele vijvertjes, palmbomen, wasplaatsen, galerijtjes, eettafels in openlucht Er was niet eens de - meestal onvermijdelijke - schurftige roedel honden te zien die gewoonlijk in symbiose met monniken schijnt te leven.
Op de flanken van de tempel, tussen de grotingangen, ontdekten we ook nog een heel klein Chinees tempeltje. Evengoed heel rijkelijk versierd met knalrode wimpels, lampionnen en kleine plastic beestjes en madammekes. Het had iets van een poppenhuis dat door teveel kinderen met een te verschillende smaak was ingericht. Er lagen ook weer de nodige toestanden om de toekomst mee te voorspellen, maar die zagen er nogal erg euh, beduimeld uit, en aangezien mijn toekomst er toch al niet te rooskleurig uit zal zien met mijn goud dat gaan vliegen is heb ik dat maar zo gelaten. Het is niet goed al te veel op voorhand te weten in dit leven.
Klein Chinees tempeltje met rode kokers waarzeggersstokjes.
En natuurlijk waren er ook in spleten en kieren en onder bomen kleine groezelige tempeltjes te vinden soms niet meer dan enkele wierookstokjes en kaarsjes voor een plastic beeldje op een plastic tafelkleedje van Mickey Mouse - duidelijk opgericht voor heiligen van een mindere god. Maar toch geliefd want steeds vol bloemen of andere offergaven.
Tja.
En ondanks de hele poespas blijven de monikken "monniken" en de schilders schilderen.
Kortom Phra Pathrom Chedi was een plezante tempel, en een geestig festival, maar niks op deze hele wereld zal ooit aan de grootsheid, de lieflijkheid en de charme, de ultieme betovering en magie van mijn geliefde Schwedagon van Rangoon in Birma kunnen tippen.
Omdat we er alweer in geslaagd waren deze wandeling op t heetst van de dag te maken liepen we er kletsnat bij, (hier valt niet eens meer te zeggen of 't van een vapeurke is of van de hitte. Makkelijk wel.) dus de op ijs gekoelde kokosnoot achteraf was meer dan welkom. Maar echt lang konden we niet blijven zitten genieten op ons houten krukje want me moesten nog ons hotel in Kantchanaburi zien te bereiken. Een van de weinige hotels die we gereserveerd hebben deze reis en die we dus toch wel zouden moeten zien te vinden én te bereiken... Maar ja, we hebben nu ons Trees die ons leidt, wat kan er nu nog mis gaan?...
Deel 3 : "Wie stopt er nu voor een stuk oud ijzer?!"
Madam GPS ging ons vervolgens verder naar Kanchanaburi leiden, naar ons hotel aan de River Kwai. Een mooi resort gelegen tussen de heuvels. Een uur later doorkruisten we een vruchtbaar landbouwgebied met koeien en eindeloze velden suikerriet. Voor elke huisje stond niet één maar wel twee geestenhuisjes. Ge hebt wel brute pech als ge op een stuk grond gaat wonen waar meerdere geesten huizen. Stel die maar allemaal tevreden Op de duur hebt ge meer plaats nodig voor al uw geestenhuizen dan voor uw eigen woning! Ze zouden dat best in een soort notariële akte kunnen vastleggen bij de verkoop. Gewoon vermelden voor hoeveel geesten ge geacht wordt onderdak te voorzien en als t er meer blijken te zijn dan officiëel vermeld dat het dan een verborgen verbrek is waar ge tegen verzekerd zijt en ge de verkoop kostenloos moogt ongedaan maken. Serieus, er waren hier boerkes die als ze ruzie kregen met hun boerin al evengoed in hun geestenhuis konden gaan slapen. Sommigen konden ook hun garage vergeten want hun geest had besloten dat hij pal voor het huis op de oprit wou wonen. Ge moet maar pech hebben.
Maar ik ben wel stapelverliefd op die geestenhuisjes. Al jaren droom ik ervan zoiets op mijn terras te zetten, jammergenoeg zijn ze loodzwaar... ze worden in beton gemaakt en dan beschilderd. Ik heb al zitten overwegen om er een containertje van te kopen en ze thuis in mijn lege winkel verder te verkopen. Er moet volgens mij een markt voor zijn, als is 't desnoods als poppenhuis, maar nee, dit plan ruikt véél te véél naar werken en zo stom ga ik nu ook niet meer worden. Toch heeft mijn nieuwsgierige ziel alvast de prijs eens gevraagd. Ik vond het duur! Een groot geestenhuisje kost 12.000 baht! Die geesten jagen die arme Thai wel op kosten want ze zetten meestal twee huisjes met elk een offertafel op hun stukje land. Dan is kaarsen gaan branden voor de H. Antonius toch een stuk goedkoper, temeer omdat ge zelf geen beeld in huis moet halen.
De showroom van een geestenhuisjes-familiebedrijfje op 't platteland.
Na nog een flink aantal pastorale kilometers gereden te hebben zei ons madam iets in de aard van : Hier aan de rechterkant is t! En wij staan daar, op een aarden weggetje, midden tussen de velden, geen heuvels te zien, nog niet in de verste verte, om van een rivier nog te zwijgen. (Het zwakke punt van het gps-systeem hebben we ondertussen ontdekt. De invoer van de namen gebeurt in onze lettertekens. En er bestaat geen officiële eenvormige vertaling van hun plaatsnamen. Aangezien wij geen krollekes kunnen lezen of intikken moeten wij de naam fonetisch ingeven. En dan gaat het mis. Ge tikt bijvoorbeeld Lopburi omdat het zo op de meeste landkaarten staat, maar er gebeurt niks Ah nee, want t is Lop Buri in t Thais Dus als zelfs een onnozel spatietje al problemen geeft kunt ge u indenken hoe ge zit te sukkelen met alle mogelijke schrijfwijzen van een stad als Kanchanaburi )
Gestrand in ons veldje heeft Paul dan geprobeerd om ons hotel via de "hotelafdeling" van de gps in te voeren, en dat had uiteindelijk resultaat. Hoewel dat ook verre van simpel was omdat die gps-madam zon Pietje Precies is dat zij vind dat t Felix River Kwai Hotel eigenlijk in een gehuchtje net áchter Kanchanaburi ligt en niet in de stad zelf Ja seg, als we zo gaan beginnen We zijn al zo blij als we eens een bord kunnen lézen!! Er was gezegd dat alle borden tweetalig gingen zijn maar daar klopt niks van. De grote groene van de autostrades ja, die wel! Maar op t platteland is er niks vertaald en de weg vragen moet ge niet proberen want de mensen verstaan ons niet omdat we onze klemtonen verkeerd leggen en wij verstaan hun niet omdat ze geen Engels kennen. Oefen maar een keer op t uitspreken van een simpele naam als Kanchanaburi. Vijf lettergrepen, dus 5 mogelijke lettergrepen om de klemtoon op te leggen. Vermenigvuldigd met nog eens 5 mogelijke toonhoogtes waarop ge de lettergreep kunt uitspreken. Voor de wiskundigen onder ons :10 faculteit mogelijkheden dus. Amuseer u.
Na een uur kwamen we aan de fameuze spoorweg van de River Kwai, waar ons hotel vlakbij moest liggen. We rijden onder die spoorweg door, Paul stopt niet maar slaat alweer een klein weggetje in (de GPS achterna. Vroeger liepen mannen iets anders na. Nu is 't hun GPS...), ik vraag hem : Maar we gaan toch efkes kijken hé?!! waarop die doodgemoedereerd antwoord : Voor zo'n aftandse spoorwegbrug gaan we toch niet stoppen? Oud ijzer gaan we toch niet bekijken?! (Een situatie die me heel erg deed denken aan een voorval van 20 jaar geleden : ons ma die in Amerika eindelijk voor t eerst in haar leven vanop een raam in de luchthaven in de verte de stad New York ziet liggen en heel serieus beweert dat dat in geen geval de wolkenkrabbers van New York kunnen zijn maar dat dat gewoon een beetje industrie is dat we daar zien liggen.) Uit de hele wereld komen mensen naar hier om die brug te bezien en onze Paul wil niet eens stoppen!!! Dezelfde man die in Birma 200 kilometers heeft afgelegd om de spoorwegbrug van de Gok Teik te kunnen zien! Er zelfs ambras met t leger heeft over gemaakt omdat hij niet tot bij de brug mocht! Diezelfde mens krijgt hier dus een historische brug op een bordje onder zijn neus geschoven en haalt er zijn neus voor op Uiteindelijk kon hij zich toch losmaken uit de betovering van zijn gps-madam en stapte hij mee met mij de auto uit. Ik denk dat ze hem beloofd heeft op hem te wachten...
Het smalspoor van de Doden-Spoorweg.
De brug is smal en lijkt gammel. Ze bestaat dan ook hoofdzakelijk uit gaten. Het is een heel gesukkel met al de mensen die er in beide richtingen over willen lopen terwijl er tussen de sporen maar plaats is voor 1 persoon. (t Is dan nog smalspoor ook ) Ik denk dat hier al heel veel toeristen in de Kwai gestort zijn door voor mekaar op onvoorzichtige wijze uit te wijken En iedereen maar rails en brug fotograferen tot we opeens een trein hoorden toeteren, de slagboomwachter op een fluitje blies en met een rode vlag waarschuwde dat de trein er aan kwam. Zoiets wordt heel simpel opgelost : op de brug zijn uitstulpingen, een soort ijzeren balkonnetjes, en daar kunt ge op gaan staan terwijl de trein rakelings aan uw neus voorbijtuft.
Op een van die balkonnetjes stond een violist het kenwijsje van de film Bridge over the river Kwai te spelen. Waarschijnlijk heeft die kerel dat al een miljoen keer gekrast, maar dat is er dan toch niet aan te horen. Mijn katten zouden het, zeker weten, toonvaster kwelen.
De violist...
Vanop de brug zagen we aan de bocht van de rivier ons hotel liggen en bij aankomst bleek het een mooi, groot en rustig ding te zijn, genesteld aan de rivieroever in een groot park, doorsneden met brede beken waar dikke kois in zwemmen. We kregen een grote mooie kamer met een terras dat uitkijkt op de Kwai (uitgesproken als Kwee zoals in kweepeer want als ge Kwai zegt is dat blijkbaar iets vies in t Thais. Weer oppassen geblazen dus).
Schrijven en staren naar de Kwai vanop ons kamerterras.
We waren zelfs te moe om de bagage uit te pakken, ik ben in bad gestapt, in t schuim in slaap gevallen, vervolgens wat op t terras in de zonsondergang gaan zitten typen maar toen begon ineens de grond te ademen, de aarde ging zachtjes op en neer, de rosten werden breed vervolgens smal, en de bloemen kregen fluo-kleuren heel mooi maar niet direkt een goed teken vreesde ik. Dus zijn we maar iets gaan eten - een lekkere groene curry - op t terras van t restaurant, met zicht op de verlichte palmbomen rond het zwembad. Het leek er een beetje op de serre van de Zoo van Antwerpen. Een maaltje opgevrolijkt door twee valse muzikanten. Van stem bedoel ik, t kunnen best eerlijke mensen geweest zijn. Kanchanuburi is blijkbaar de thuisstad van de valse muziek. Met onze allerlaatste krachten zijn we terug op onze kamer gesukkeld en letterlijk in ons bed gevallen. De pijp was uit. Het laatste dat ik mij herinnerde was een krassende viool en ons ma die in t Antwerps zong - op de wijs van t liedje van de River Kwai - Sjarel, ik heb uw gat gezien! Sjarel, ik heb uw gat gezien
Maandag, 19 januari 2009. Bangkok, Siam@Siam Hotel.
2. Kippenvel in Bangkok.
De aankomst op Suvarnabumi was een groot succes. Na de perfecte vlucht met t weldoend dutje, een goede landing, alle bagage die werd teruggevonden en zelfs de ontdekking van een rookkot kon het niet meer stuk. Maar deze keer was t hok van zon bangelijke kwaliteit dat ge eigenlijk de moeite niet meer moest doen om een eigen sigaret te verspillen. Eens goed diep inademen en ge had de lucht van 3 pakjes Johnson binnen. Weliswaar tweedehandslucht, of beter gezegd tweedelongslucht. Oprecht vies. Ik hoop en bid dat ik, zoals altijd op reis, morgen mijn pak sigaretten weer over de haag kan gooien.
In de hall onmiddellijk een bank gevonden en zelfs Thaïse GSM-kaarten kunnen kopen om tegen menselijke tarieven naar onze huis- en poespassers te kunnen bellen. Met wat vriendelijke hulp ook nog ons Pandorake (de laptop) in gang kunnen lopen en tot overmaat van vreugde voor 1000 baht een internetabonnement voor een maand op de kop getikt! De techniek staat hier voor niets. Als ge dit allemaal rond wil krijgen in Sri Lanka zijt ge toch wel een dag of vijf bezig.
De auto afhalen bij Avis ging ook supervlot. De Toyota 4x4 Fortuner 2 is groot, staat hoog op zijn pootjes en ziet er - op een dikke bluts na - fantastisch uit. Grappige naam toch weer : "Fortuner". Alle typenamen van auto's in 't Oosten zijn ofwel heel protserig en duiden op veel geld bezitten zoals "Big Saloon" ofwel refereren ze aan iets wat geluk brengt. Ik zie ons in België al rondrijden met een Audi "Big Spender" of een Volkswagen "Klavertje Vier". En toen begon het avontuur Gewapend met drie kaarten (kompleet verschillende...) en een pasgekochte Avis-wegenatlas, waar alle namen ook in Thais schrift in stonden, reden we Bangkok binnen... De GPS die we in België speciaal voor deze reis hadden aangeschaft kon nog niet gebruikt worden want daar moesten we hier eerst nog een kaartje met de wegen in Thailand voor gaan kopen. Dus was het nog de goede oude kaartleester die ons ter plaatse zou moeten brengen, zijnde... moi. Misschien zijn vanaf morgen mijn kaartlees-dagen wel geteld?... En ben ik vervangen door een Hollands-sprekende madame uit een bakske...
Ik had een heel makkelijke weg gevonden zodanig dat we vanaf de luchthaven bijna altijd maar rechtdoor moesten rijden. Heel eenvoudig, ik richtte mij op het Victory Monument. Het was een kleine omweg in kilometers, maar heel makkelijk te vinden. Op de duur zag ik een lijnbus die naar dat monument reed en konden we die zelfs gewoon volgen. Een beetje tegen de zin van mijn chauffeur want die vond dat traag... Alsof in een file niet iedereen even langzaam voortsukkelt? Overal ziet ge banen en autostrades, naast u, onder u, boven u. Het lijkt bij momenten zo grauw en grijs als Tokio. Jammer genoeg waren alle interessantste verkeersborden (die met de omleidingen) enkel in Thaise krulletjes geschreven. Desalniettemin schoten we goed op en hielden de zon netjes achter ons. Ik vind het altijd een heel geruststellend gevoel als de zon niet opeens aan een andere kant staat.
Twee poezen soezen op een electriciteitspaal.
Het liep allemaal perfect tot Paul mijn tamme en brave manier van op onze bestemming te geraken maar weinig sportief vond en eens zijn zin wou doen en ondanks mijn aanwijzingen en waarschuwingen een piepklein straatje in schoot. Zonder dit voorval waren we op 45 minuten op onze bestemming geweest. Dat klein straatje heeft ons echter de das omgedaan want het leidde naar nog kleinere straatjes zodanig dat we plots klem zaten in een doodlopende steeg waar iedereen op straat zat te eten. En daar stonden we dus, met onze dikke auto tussen de eenden - gekookte zowel als levende - en we geraakten niet meer gedraaid.
De mensen waren ontzettend behulpzaam, zetten hun plastic bordje even weg, en begonnen met hun armen, hun vorken nog in hun hand, te zwaaien om ons er uit te loodsen. Heerlijk vond ik dat. Telkens Paul aan zijn stuur kwam raakte hij zijn ruitewisser en schoot die in gang (béétje belachelijk want het is hier kurkdroog), vloekte, zette dat ding terug af, gaf terug een ruk aan zijn stuur, raakte zijn pinkers... Kortom ik vond het een schitterende ongevraagde demonstratie om eens te zien dat werkelijk álles aan die auto goed functioneerde en dat vond ik toch ook weeral heel geruststellend. Het is niet makkelijk om ineens (met een flinke portie jetlag dan nog) in een onbekende auto te stappen en dan direct links te moeten beginnen rijden natuurlijk. Ik zou het niet durven. Maar Paul plukt hier de vruchten van zijn jaarlijkse training in Sri Lanka. Dus uit deze negorij geraakten we ook moeiteloos uit. Paul ietwat roodaangelopen, ik met een Boedha-glimlach, van weliswaar een dikke Boedha. Na nog enkele eigenzinnige toertjes (al grommelend tussen zijn tanden) door nog wat kleine straatjes kon ik hem toch wijsmaken dat de stand van de zon een heel interessant gegeven was. Trouwens ik zag ondertussen ook de wolkenkrabber van ons hotel boven de daken opdoemen. Soms krijgt de kaartlezer nog wel eens hulp van hierboven.
Binnen de kortste keren waren we terug op de grote baan, die we nooit hadden mogen verlaten, en na nog 1 rood licht (die hier minutenlang duren, gelukkig ziet ge op borden de seconden aftellen tot het weer groen wordt) kwamen we aan het Siam@Siam Hotel. De check-in was uiterst sympathiek en voorkomend, en de kamer tof en het uitzicht vanop de 17de verdieping overweldigend.
Even opgefrist en dan besloten om eerst de shopping af te maken. Er moest nog dringend een kaart voor onze gps gevonden worden. Aangezien het hotel vlak naast een groot shoppingcenter ligt hadden we die kaart ook al binnen t half uur gekocht. En twee paar schoenen én twee olifanten én twee kleedjes. Die laatste zullen zeker na 1 wasbeurt ofwel verkleurd ofwel uiteen gevallen zijn, maar dat geeft niet. Het zijn buikverhullende kleren met grote bloemmotieven en dat is al wat telt op dit moment. Het was een modern grootwarenhuis met geplakte prijsetiketjes en toch kreeg ik ongevraagd de olifantjes opgesolferd aan zo maar even een derde van de prijs die op t etiketje stond! Vreemd. 1600 baht werd opeens 500, 600 nog maar 200 en dat allemaal op twee minuutjes tijd. Ze pingelen tegen zichzelf begot! Zo heb ik t graag, snel en efficiënt.
Onze buit in t hotel gaan droppen en dan een taxi genomen naar Wat Po om van daar met een ferry (voor 3 baht! Ongeveer 3 oude Belgische frankskes! Waar zoudt ge hier nog voor dat bedrag geraken? Nog niet tot in een café-toilet!) over te zetten naar Wat Arun.
Een heel speciale tempel versierd met potscherven. Heel geestig en we hadden hem nog nooit bezocht. We waren er bijna alleen dus t was nog makkelijk om te fotograferen ook. Alleen jammer dat hij 76 meter hoog was dus Paul heeft allemaal stukskes tempel getrokken. Hij kreeg hem met geen macht op 1 fotoke. Het tegenlicht was ook niet echt plezant. Maar kom, de fotos van de eerste dagen dienen toch maar om warm te lopen. En van warm lopen gesproken : de temperatuur is hier zalig!!! Amper 27° en heel droog. We zweten zelfs niet hoewel we die tempel weer moesten bezoeken in aangeklede toestand. Lange broek en aanverwanten. De lucht was een beetje bewolkt of zullen we t maar ineens smog noemen? t Resultaat was net als mijn vorige Bangkok-ervaring : binnen het uur een snotaanval. Maar een gewaarschuwde vrouw telt voor twee dus ik had deze keer mijn Cirrus-pillen bij de hand en ben geen WC-papier moeten gaan kopen om in mijn neus te steken. Ik had dan ook nog de chance van een prachtige rosse poes met gouden ogen te kunnen fotograferen die zich in de zon op de tempelstenen lag te koesteren. Ton sur ton. Op de duur bleek er een volledige familie rossen en half-rossen te zitten. Heel doodgemoedereerd en helemaal niet angstig. Fijn om straatdieren toch gelukkig te zien. Ik had onderweg ook al huisdierentoebehorenwinkels gezien, die waren er vroeger niet, en er lopen veel honden met een halsband, dus ze gaan hier duidelijk niet meer direct allemaal de pot in.
Na de beklimming van Wat Arun hebben we op de oever nog iets gedronken. Niet op een terrasje met een makkelijke stoel ofzo, dat is er op deze over niet, gewoon een colake uit de poot. Vervolgens gleden we terug met de ferry naar de overkant in het avondlicht. Best mooi en je hebt een uitzicht op de wolkenkrabbers van Bangkok gemengd met de tempelspitsen. De rivier is druk bevaren door vrachtboten en sampanachtigen die toeristen vervoeren. En ferrys. De oevers bestaan uit groezelige huizen met houten terrasen die boven t water op palen hangen. Er is totaal geen mooi waterfront hier. Wel jammer, ze laten een mooie kans voorbijgaan.
Op de overkant even gesnuisterd in de bangelbarangs (onze privé-term voor souvenirkraampjes met bangelijke inhoud) en dan helemaal rond het Koninklijk Paleis gelopen omdat Paul toch persé wou trachten het misgelopen twee kilo zware Ramayana-boek uit de Cambodja-reis alsnog voor me te kopen. Dat boek wordt stilaan een running gag. In hoeveel winkels is dat al gezocht heb... Het Paleis bleek trouwens gesloten want het was een feestdag. Toch heeft die wandeling nog een paar zeer speciale fotos opgeleverd van de ranke torenspitsen achter de omwalling, dus t was de pijnlijke voeten en de vermoeidheid best waard. We hebben maar flink ons best gedaan om in beweging te blijven en niet te gaan slapen zo worden we de jetlag nog t snelst de baas.
Een taxi genomen om terug naar 't Siam@Siam Hotel te rijden, waarvan de chauffeur vanzelfsprekend beweerde dat hij t kende. Hem toch maar t visitekaartje gegeven voor alle zekerheid. Paul viel als een blok in slaap maar ik hield een oogje in t zeil en dat was weer heel nuttig, want het eindigde er weer mee dat ik de man de weg moest wijzen.
Eerlijk gezegd, ik sta verstomd van mezelf. Hoe moe ik ook ben en hoe lastig de jetlag is, ik ben er vanmorgen toch maar in geslaagd om ons regelrecht en zonder omwegen t stad in te loodsen. Iets waar ik behoorlijk bang van was. Bangkok is big. Very big. Naar t schijnt meer dan 10 miljoen mensen. En ik denk dat ze voor hun Kerstmis allemaal een brommerke gekregen hebben.
Hoop en al een zinnige en heel nuttige dag, maar ik zal wel blij zijn morgen uit Stinkstad weg te zijn, en ons beider neuzen zeker. Ik snap niet hoe mensen in deze luchtvervuiling en dit lawaai überhaupt kunnen overleven..
Vanavond zijn we op t roofterrace van ons design-hotel gaan dineren. Helemaal op de 25ste verdieping! In openlucht! Een enig uitzicht op al de verlichte en flikkerende wolkenkrabbers. Een prachtig einde van een zinnige dag. t Eten was nog lekker ook hoewel er geen enkele Thaise schotel op t menu stond. Maar de jumbo praws waren heel geslaagd en lekker vers.
En nu is er een bedje. Een kamer vol rommel - en toch weer een half uitgepakte valies - maar orde wordt er niet geschept want morgen moet toch alles weer ingepakt. Er gaat geslapen worden in gestrekte houding. Eindelijk. Heerlijk.
--------------------------------------
Wil je meer foto's zien van Wat Arun?...
Mee over zijn terrassen wandelen?...
Zijn details bewonderen?...
De kleinste versieringen van dichtbij zien zoals ik ze zag?...
Morgen of overmorgen Hoofdstuk 3 : van Bangkok naar Kantchanaburi!
18-01-2009
1. Varkensvis.
Zondag, 18 januari 2009. In t vliegtuig.
1. Varkensvis.
Serendipity : "Néééé. Ik wil niet dat ge weg gaat! Ik woon zelf nog maar pas bij u en nu bolt gij 't af!!! "Verlatingsangst "noemde Freud dat! Nee, niet weggaan! Dan zet ik me in uw valies en neemt ge maar mee."
"En als ik nu héél lief kijk? Blijft ge dan niet thuis?.. Of ga ik een positievere respons krijgen door eens in de gordijnen te vliegen?... Ge kiest maar hé. Ik ben bereid tot alles."
Het vertrek was veel minder stressy dan vroeger toen we de winkel nog hadden. Het gaf ook een goed gevoel dat nu we twee poezen meer hebben - de roedel bestaat uit zes stuks - ze ook drie personeelsleden krijgen. Hun hofhouding zal bestaan uit maar liefst drie poespassers! Een halve dienaar per kat, niet écht een slechte service vind ik persoonlijk. Ik heb t in sjieke hotels al met veel minder moeten doen. t Feit dat betrouwbare mensen op mijn geliefden gaan letten geeft een goed gevoel om te vertrekken. China Airlines gaat dat gevoel niet zo echt geven...
"Poespassers! Poespassers! Hallo?! En wij? 't Is niet omdat wij in de minderheid zijn dat we geen recht hebben op een even goede verzorging! Wij zijn met 5, dus wij eisen 2 en een halve vispasser!"
De trein naar Schiphol viel reuze mee. Vorige keren was dat maar een akelige ervaring maar deze keer zaten er allemaal normale mensen op, weliswaar van allerhande rassen, maar de weirdos, junkies en griezels waren thuisgebleven. Omdat het voormiddag was? Omdat het zondag is? Geen idee maar ik zie die toch ook niet direct in de kerk zitten. Misschien steken die nog allemaal uitgeteld in bed? Laat ze daar maar blijven dan moet ik niet konstant met argusogen al de bagage in de gaten zitten te houden.
Op Schiphol laadden we onze zes stuks bagage uit als altijd 6 stuks om geen vergissingen te maken en niks te vergeten. Het Vergeten-Pandora-avontuur van enkele jaren geleden zit in onze genen geëtst. Op de roltrap ging het even mis, onze kar bleek geen remmen te hebben. Niet zo simpel om op een helling een kar met 60 kilo bagage proberen omhoog te houden zonder zelf naar beneden te glijden. Maar ook die opdracht hebben we volbracht, zij het niet zonder de slappe lach. We reden dartel rond tussen de winkeltjes, ik tikte nog een warme poncho op de kop in de solden want het witte vestje dat ik op de valreep wou inpakken zat vol vlekken, dus nu heb ik een waardige opvolger van mijn vuil vestje en dan nog in een veilig donkere kleur. Smos-proof.
Ik vond zelfs een supermodern rookhok : een Smoke and Go. Een modulair systeem in glas met allemaal statafeltjes en een suberbe afzuiging. Een rookkot een mens waardig. Ze zijn zeldzaam. Aangezien ge in Holland zelfs nergens meer in cafés moogt roken mag het in de drankgelegenheden van de luchthaven zeker niet. Ik stond buiten - in de wind, in de regen - te praten met een vrouw en die vertelde dat ze zelfs niet meer voor de deur van een discotheek mogen roken. Ze kunnen ook niet op de stoep gaan staan want dan krijgt de eigenaar van de zaak een boete. Dus gaan ze 20 meter verder, maar als ze dan hun pintje meenemen zijn ze ook weer strafbaar. Die vrouw had dus een boete wegens openbare dronkenschap aan haar been gewoon door op straat een sigaret te gaan roken met een glas bier in de hand Straf toch dat Nederland in dit geval nog bangelijker is dan België.
De ultramoderne "Smoke and Go" van Schiphol.
Ondertussen hangen we al volop in de lucht dus we mogen zeker nog niet klagen. Toch loert er ergens achter een vleugeltje een snuifje amateurisme. De bordjes om bij t boarden de weg te wijzen bleken zelfgemaakt, niet eens met een stift op een papierke geschreven, maar door met een stylo letteromtrekken vol te kleuren. God as a child trying to make a bordje. Met het eten gaan ze ook zeker niet in de Gault Millau komen. Ik had puree met kip, maar begin zon beest maar te snijden in een plastic bakske met een plastic mes Paul had een visgerecht waarbij op de verpakking duidelijk vermeld stond : Asian catfish. No pork!! Alsof er varkensvis zou bestaan De broodjes van de midnight snack waren echter niet te versmaden. En dat heb ik dan ook nadrukkelijk niet gedaan. Heb ze dan maar als ontbijt aanzien zodat ik kon ontsnappen aan de plastieken omelet. Maar tot mijn verbazing heb ik nu twee ontbijten binnen gespeeld! Want buiten het klassieke plastieken ei was er nog keuze uit een vermicelli met gedroogde champignons en stukjes beef, ge miste wel wat sausjes maar kom t was te eten. De eerste pogingen tot het naar beneden halen van de cholesterol van 320 en van het starten van een licht dieet om die 10 kilo die er t laatste jaar zijn bijgekomen er weer af te halen zijn dus enigszins mislukt. Elke eerste stap ik moeilijk.
De rest van de zombies begon vervolgens te genieten van een wazige sciencefiction film met Chinese ondertiteling maar ik heb een flink dutje gedaan. Meer dan vijf uur liggen knorren in een vrij comfortabele zetel met voetsteun. Ik voel me dus nog redelijk. Hoewel ik er zeker zo niet uitzie. Het was behaaglijk warm in t vliegtuig dus ik heb haast onmiddellijk 5 lagen kleding kunnen afpellen. Ze verkochten aan boord ook een bloeddrukmeter dus heb ik die maar ineens aangeschaft, dan weet ik tenminste op voorhand wanneer ik ga ontploffen.
17-01-2009
Voorwoord
Het reisverhaal dat je op dit blog vindt gaat over een trip met een huurauto vanuit Bangkok, langs de binnenlanden van Thailand helemaal tot in 't noorden, tot Chiang Mai. Onderweg komen we terecht in een tempel die dienst doet als tijgerweeshuis en mag ik met de tijgers in 't water spelen, we gaan baden met een olifant in een olifantenkamp, we bezoeken tal van oudheidkundige sites, rijden we met een trein over "de spoorweg des doods" aan de rivier Kwai, genieten van twee dagen fietsen door de ruïnes van de oude keizerlijke stad Sukhotai, mengen ons tussen de apen in Lop Buri, knuffelen de olifanten in 't ziekenhuis van "The Friends of the Asian Elephant", kuieren we door het dorp van de Langnekvrouwen en andere inheemse stammen, genieten van de vruchten van de eindeloze velden in de bergen, en bereiken we uiteindelijk via verschillende watervallen de top van de hoogste berg, de Doi Inthanon. Van dit alles kun je nu van op je bureaustoel meegenieten als je wil.
Mijn bedoeling is zoals steeds : een stukje van de wereld te laten zien bekeken door mijn ogen en impulsief beschreven op de manier waarop ik persoonlijk de reis aangevoeld en beleefd heb. Verwacht dus geen geschiedenisles of een literair reisverhaal. 't Is ook zeker geen "kunstfoto"-galerij, 't is gewoon een mengeling van goede en slechte foto's om beter te laten zien wat ik beschrijf.
Het verhaal is te lang om in 1 keer te lezen, vandaar dat ik alle hoofdstukken bereikbaar heb gemaakt via de links hiernaast in de zijkant van mijn blog, dan kan je steeds makkelijk terugvinden tot waar je 't al gelezen hebt. Dit blog is later altijd eenvoudig terug te vinden door www.laathi.be in te geven. Dan kom je op mijn home-site terecht waar de links naar al mijn reisverhalen in de zijkant staan. Met slechts één muisklik kan je dan weer opnieuw op reis vertrekken.
Veel plezier, ik hoop dat je even intens gaat genieten als wij gedaan hebben!