Laathi's Thailand-reisverhaal
Een autotrip van Bangkok naar Chiang Mai
Foto

www.laathi.be

  • Voorwoord.
  • Hoofdstukken
  • 1. Varkensvis.
  • 2. Kippenvel in Bangkok.
  • 3. Herberekenen, herbereken, herbereken!
  • 4. De WC des Doods.
  • 5. Chang. Chaa-AAng? ChAA-aang? Chaa-AA-aaang? Oh! ChAA-aaa-âââng!
  • 6. Een waardig einde van een trouwe broek.
  • 7. Een mahout met een hoed.
  • 8. Hapklare brokken voor Hanuman.
  • 9. Het geslacht der engelen.
  • 10. Is mijn gat niet te dik voor deze fiets?
  • 11. We maken van ons gat ne steen.
  • 12. De wisselkoers van de gelukskiezel.
  • 13. De discipline van het olifantheffen.
  • 14. Een hernia van geluk.
  • 15. De Giraffennek- en de Apenarmvrouwen.
  • 16. Achter elke stam een nieuwe stam.
  • 17. Een wandelend souvenirstalletje.
  • Mijn andere blogs
  • Laathi (homesite)
  • Mijn jeugdverhalen
  • Reisverhaal Egypte
  • Reisverhaal Thaise eilanden
  • Reisverhaal Noorwegen en Spitsbergen
  • Mijn poezenblog
  • Mijn macro foto's
  • Irma
  • 22-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5. Chang. Chaa-AAng? ChAA-aang? Chaa-AA-aaang? Oh! ChAA-aaa-âââng!

    Donderdag, 22 januari 2009.
    Kanchanaburi, Felix River Kwai hotel.

    5. Chang. Chaa-AAng? ChAA-aang? Chaa-AA-aaang? Oh! ChAA-aaa-âââng!

    Beetje suf opgestaan. In plaats van een zakje suiker open te scheuren, een zakje met een tandenstoker in twee gebroken en dat in mijn thee gekwakt. Gelukkig drijft hout. Na een stevig ontbijt al veel fitter aan de inpak voor onze tijger- en olifantendag begonnen. Het bezoek aan die beestjes is uiteindelijk het enige vast doel dat ik in deze reis heb dus ik wil ik er ook zo georganiseerd mogelijk aan beginnen. Tot en met reservekleding wordt ingepakt want uiteindelijk hoe graag ik die beesten ook weer zal zien ik hoef nu niet de hele dat naar tijgerpis te stinken.



    De naam van de tempel had Paul in de gps kunnen ingeven, dus het vinden werd een makkie. Maar vraag me niet hoeveel tijd hij er aan besteed heeft om Watpa Luangtabua Yannasampanno op de juiste manier in te tikken... Al vroeg in de ochtend stonden we er voor de poorten... en mochten niet binnen.



    Het wicht aan de kassa gebaarde ongeïnteresseerd dat we om 12 uur moesten terugkomen. Joost mocht weten waarom. Meer uitleg kregen we echt niet losgepeuterd, ze sloot gewoon haar loketje voor onze neus, dus besloten we maar om een olifantenwasserij te gaan zoeken want het tijgerzwemmen en olifantenwassen is echt iets wat ik in mijn kop gestoken heb. ‘t Is plezant een hoog doel na te streven. En een olifant is iets héél hoogs.



    Grafmonumentjes voor overleden monniken verloren op het platteland...

    Echt simpel om vinden is 't toch allemaal niet als ge geen namen weet. Zo staat er op de baan één bordje waarvan we vermoeden dat het een reclame van een olifantenkamp is omdat er een olifantje op afgebeeld staat maar van de bijhorende krulletjes begrijpen we natuurlijk geen snars. We sloegen die zijweg in in de hoop die borden te kunnen volgen maar op al de volgende plakkaten kwamen geen olifanten meer voor... En wij waren gezien natuurlijk. Stonden we daar in de pampa's met op elke hoek onleesbare aanwijzingen! We begonnen de boeren langs de weg dan maar aan te spreken, maar die mensen begrepen helemaal niet wat we zochten, hoeveel moeite we ook deden. Ik probeerde een olifant uit te beelden door met mijn wijsvinger voor mijn neus te kronkelen en tóóóóóót-tóóóóóót te roepen maar dat pakte geen verf. Paul pakte zijn pantomime kompleet anders aan. Als hij een boer aan de rechterkant van de auto aansprak (de chauffeur zit rechts want we rijden hier links) dan zoog hij zijn longen vol lucht, blies zich helemaal op, maakte zijn schouders breed, strekte zijn arm voor zich uit en bewoog die als een slurf door 't raampje. Buiten wat hoogstverbaasde blikken van boeren boekten we geen resultaat.

    Tot Paul ineens op 't geweldige idee kwam dat op de bierflesetiketten een olifant afgebeeld staat en dat dat bier Chang heet! Dus misschien was olifant in Thaï wel "chang"?! 't Was alleszins 't proberen waard. In ’t ergste geval geraakten we aan een café in plaats van een elephantcamp. Op wel duizend manieren hebben we het woord chang over de velden laten weergalmen, de boeren bleven raar kijken, maar… opeens, opeens moet er toch per ongeluk één keer een juiste intonatie uit onze kelen gekomen zijn! De boer begon te stralen, glimlachte breed, zong-riep "chAA-aaa-ââââng?", begon heel blij en vol begrip te knikken, stak zijn arm uit (niet als slurf) en wees rechtsaf. Oef. Zo zouden we dus echt wel aan de olifantenwasserij geraken, 't is misschien een beetje omslachtig om te proberen de juiste klank van het doodsimpele woordje chang voort te brengen maar alleszins veel makkelijker dan olifanten uit te beelden.



    Alweer een stop aan een boerderij...
    Onder elke mand zit een vechthaan te relaxen in de schaduw.
    Elk gevecht kan zijn laatste zijn...
    Een trieste sport, maar vooral een gokmogelijkheid, waar de Thai door gefascineerd zijn.


    Toen we eindelijk een kamp gevonden hadden moesten we natuurlijk nog duidelijk maken dat we helemaal niet geïnteresseerd waren in een ritje op de rug van zo'n beest maar dat we 't wilden wassen. "Wassen ja, omdat we dat op een poster gezien hebben die in ons hotel hant en dat we dus goed genoeg weten dat dat dus echt kán, en als ge me niet wil geloven dan zal ik op mijn fotoapparaat de foto die ik van die poster genomen wel eens als bewijs laten zien!"
    Ik was terdege voorbereid op een afwijzing of een ontkenning.

    't Was dus vooral een kwestie een kamp dicht bij een rivier te vinden en dat was met het kamp waar we aanbeland waren het geval, dat viel dus al mee. We spraken af om 's avond tegen 5 uur terug te komen, wassen alleen mocht niet er moest ook gereden worden. OK, mij goed, zolang ik achteraf maar mag wassen wil ik voor mijn part eerst met die olifant een uur gaan wandelen, wil ik hem desnoods nog zelf dekken ook. Als ik maar mag wassen!!!

    Nadat dit opgelost was reden we terug naar de Tiger Temple. Er zaten al een paar mensen te wachten tot de onvriendelijke kassierster haar loketje wou opendoen. De inkom bedtroeg 500 baht. (Baht rekenen makkelijk voor Belgen, 1 baht is bijna 1 oude frank.) 't Is voor 't goede doel dus 't mag best iets kosten maar ik zou er toch ook graag een beetje vriendelijkheid of desnoods elementaire beleefdheid voor in de plaats krijgen.

    Met blote schouders mocht ge niet binnen, logisch want 't is uiteindelijk een tempel. Gele, roze, oranje of rode kleding mocht ook al niet. Een wikkelrok was verboden. Ik voelde mij al niet zo gelukkig met al die reglementjes. Voordat ge naar binnen mocht moest ge dan ook nog een papier ondertekenen dat ge zelf de volledige verantwoordelijkheid ging dragen voor eventuele beschadigingen aan uw spullen of uzelf. Veronderstel ik, want 't was in 't Thais geschreven. 't Kan ook zijn dat ik iets ondertekend heb waardoor ik na mijn dood heel mijn erfenis aan een mysterieuze tempel vermaak.

    Eens binnen kregen we de tempel niet eens te zien en werden we onmiddellijk naar een grote vlakte geleid waar we de trainers met hun beesten zagen naderen. Wel indrukwekkend om tengere Thai met een forse tijger aan een leiband te zien komen aangewandeld alsof ze hun hond uitlaten... En er bléven er maar komen! Op de duur waren ze al met zijn zestienen!



    Op deze foto zie je al een zevental dieren met hun trainers.



    Het woord "slank" gaat deze reis niet dikwijls in de mond genomen worden...



    De trainers bonden hun beesten allemaal aan bomen en dan mochten we achter één van de grotere dieren gaan poseren voor een foto. Zijzelf namen de foto's met uw eigen fotoapparaat. Dramatische foto's! OK, gij staat er op en de tijger ook, maar eveneens : veertien andere toeristen zonder koppen, wat rommel, wat onderdelen van Thaïse trainers en een grote blauwe vuilbak. Niet te doen. Na deze zielige fotosessie zouden de oppassers met de tijgers aan de lijn naar de canyon wandelen en daar zouden de zinnigere foto's gemaakt worden…



    Ondertussen kregen we nog een andere aanbieding. Ja, de tijgers worden in package deals verkocht : voor 1500 baht (alweer per persoon) mocht ge in groepjes van vier de vier baby's van drie en een halve maand oud in hun kooi bezoeken, er een half uur mee spelen om ze te helpen aan mensen te wennen en ze af te leren te bijten, en hen een papfles geven. De centen dienden integraal om de melk voor de tijgers te betalen. (Momenteel zitten hier al 36 tijgers en die verslinden wel wat pap. Wel vreemd dat volwassen tijgers nog altijd de zuigreflex hebben, bij een kat stopt dat onherroepelijk als ze enkele maanden oud zijn.) Paul vond het bezoek aan de kleintjes een leuk idee om op die manier uit de toeristengroep weg te geraken. Mij zei het niet zo veel, ik wou veel liever de grootste tijger op schoot, wat moet ge nu met een tijgerjong als ge zelf een kat als Mathurin in huis heb?



    Een jong van drie en een halve maand speelt met een kokosnoot.



    Broer en zus gebruiken de drinkbak voor oneigenlijke doelen.

    Alvorens de kooi te betreden gaven enkele Europese trainers ons een beetje onderricht. We kregen strikte instructies om nooit onze rug naar een tijgerke te keren, alles wat kon bengelen uit te doen of weg te steken (het zijn uiteindelijk katten) en hen rigoureus verbieden te bijten. Als ze toch beten moesten we, zoals bij een kat of hond, het bekje openwrikken en daarna een tik op de neus geven.





    De vier diertjes bleken al een pak groter dan volwassen poezen, vooral veel plomper en gelukkig ook trager, maar wel heel veel sterker. Ze voelen eigenlijk meer aan als dikke, veel te flink uit de kluiten gewassen, onhandige hondenpups. Hun pels is vrij ruig. Hun pootjes zijn reusachtig. Zelfs op deze leeftijd zijn die al zo breed als onze handen. En wat ik, net als bij honden, mis : ze spinnen niet als ze tevreden zijn, ze kunnen hooguit een soortgelijk geluid voortbrengen bij ‘t uitademen.
    De vier diertjes trekken enorm op mekaar, de trainers onderscheiden hen door de tekening op hun kop maar toch vooral door de verschillend gekleurde halsbanden denk ik.



    Opvoeder Paul in aktie...

    't Was best gezellig om een half uurke met die nest kleine mannen te spelen. Het leren niet te bijten viel mee maar er staat toch al een flink bekje tanden in. Ze stoeien vooral met mekaar maar ook hun knuffelbeesten worden vinnig mishandeld en kokosnoten, autobanden en jutezakken blijken ook prima tijgerspeelgoed. Het papflesje was op minder dan een minuut leeg, en zo gauw dat binnen was gingen ze zoals voorspeld onmiddellijk liggen soezen. Ik vond dat prima want ik stond te popelen om naar de grote beesten te kunnen gaan die ondertussen al naar de canyon geleid waren.



    Zie hoe breed die pootjes al zijn!



    Tijgers hebben witte cirkels op de achterzijde van hun oren!



    Na de pap... het dutje...



    Nog een laatste aai aan de ingedommelde nest kleine beesten en dan op weg naar "the real stuff"!
    De volwassen (en dikwijls ook moddervette) dieren lagen allemaal apart vastgeketend aan bomen of ringen in de grond in ’t mooie decor van een geelbruine canyon waar achterin een vijvertje lag.
    Aan de inkom van de canyon werden de bezoekers alweer voor een keuze gesteld : 1 foto van uzelf met een tijger gratis, of een reeks sensationele foto's (liggend tussen de pootjes, kopje op de schoot,...) voor 1000 baht.
    Bij de laatste optie werd ge dan door een trainer bij de hand genomen en naar de liggende tijgers geleid waar een van de andere tientallen trainers foto's nam met uw eigen apparaat en nog een andere het gedoe filmde. Het was strikt verboden u tussen de tijgers in de canyon te begeven om zelf foto's te nemen van uw partner. Ergens was dat te begrijpen omdat het een oncontroleerbare zaak zou worden, het was nu al zo’n geharwar van jewelste. De trainers droegen roze shirts zodat ze goed herkenbaar waren (vandaar dat wij waarschijnlijk niet in gelijkende kleuren binnen mochten) en als ze tussen al dat volk en die tijgers dan ook nog loslopende toeristen zouden toelaten zou het in een totale chaos eindigen. Veiligheidsmaatregelen waren er niet te bekennen of ’t zouden de houten stokken moeten geweest zijn die sommige trainers in de hand hielden. Een takske waar zelfs onze Mathurin eens zou mee gelachen hebben.

    De meeste mensen kozen voor de gratis foto, maar wij waren toch al van plan het goede doel fors te steunen (want ik ben oprecht van mening dat er iets moet gedaan worden om de tijgers te helpen, die beesten worden nu eenmaal zeer ernstig bedreigd in hun voortbestaan) en dus kozen we ook ineens maar eieren voor ons geld en kochten voor alweer 2000 baht de fotosessie.



    De canyon van de photo-shoots...



    Een flinke brok.
    Ik bedoel vooral de tijger.





    Maar 't bleef een trieste en ook wat onbegrijpelijke bedoening. De vele Westerse vrijwilligers en trainers waren best vriendelijk, maar de meeste Thaise niet. En dat is onlogisch want Thai zijn normaal ontzettend lieve en uiterst behulpzame mensen (die van de toeristenkramen in overdrukke badplaatsen nu even buiten beschouwing gelaten…) Het leek wel of die mensen hier niet echt happy waren. Of dat ze onder strees stonden. Of 't gewoon beu waren om toeristen te zien. Of… ik weet het niet. Maar het gaf geen fijn gevoel, ’t ging ook allemaal zo snel en onpersoonlijk.



    Die grootte van dat pootje!...



    Een Thai sleurde u mee aan uw pols, duwde u zonder een woord te zeggen naast een tijger neer, begon woordeloos aan uw lijf te duwen en te trekken tot ge in de juiste houding zat, waardoor ge bij momenten met uw benen over de ruwe rotsgrond geschuurd werd, dan werd rap enkele malen geklikt door zijn compagnon terwijl  nummer drie het zaakje filmde. En hop naar de volgende tijger, voor de volgende pose. Er werd niet eens gekeken of er nog benen of gezichten van personeel op de achtergrond van de foto stonden of uw ogen wel open waren, kortom ’t moest vooruit gaan. Ge moest thuis de goede foto's maar uitzoeken, bijknippen en eventueel overtollige benen weg photoshoppen...
    Nog voor ge ’t dier waar ge bij zat tegoei had kunnen aaien of bekijken werd ge aan de hand rechtop getrokken en naar de volgende dikke das die eveneens vadsig lag te slapen gesleept. En dat allemaal zo bruut en slordig. En bovenal bijna niemand, ook de monnik niet, was vriendelijk of sprak een woord.  
    De tijgers waren oneindig sloom en lieten zich alles welgevallen. De kop werd telkens op iemand zijn schoot gelegd en als ge dan zelf die (loodzware!!!) kop zachtjes terug op de grond wou leggen namen die Thai hem uit uw handen, trokken de kop aan de halsband weg en dumpten hem op de grond. En de tijger... hij sliep verder...
    Kortom, voor mij was het een teleurstelling en zwemmen met de tijgers zat er dus al helemaal niet in.



    Sommige mensen vermoedden dat de dieren verdoofd waren. Rod, de Amerikaan die de leiding van de zaak heeft - en een van de weinigen is die hier betaald wordt, de meesten zijn vrijwilligers uit heel de wereld - beweert dat de dieren na hun eten altijd zo tam zijn en dat ze ook gewoon lekker moe zijn van ’t spelen in de ochtend. Trouwens alle katachtigen slapen 16 uur per dag. En dat klopt natuurlijk wel, dat kan ik getuigen aan de hand van mijn roedeltje slaapkoppen thuis...

    Die man was eigenlijk de enige echt vriendelijke van het hele team en hij kon ook een zinnige uitleg geven. Hij was  heel enthousiast over het project en wou ons overhalen voor een privé-sessie met de tijgers, volgens hem de enige écht toffe tijgerervaring. Alweer een nieuwe package-deal werd voorgesteld…
    Voor 5000 baht, vanzelfsprekend per persoon…, mocht ge een hele ochtend mee de tijgers komen "verzorgen" en dat gebeurde met een klein groepje van maximaal 10 bezoekers. Ik zag het niet zitten, ik vreesde voor alweer een teleurstelling. Ik vond het allemaal veel te commercieel, te onvriendelijk en te respectloos (zowel voor mens als dier) maar Paul was van mening dat we zo'n kans niet mochten missen. Waar ter wereld zouden we ooit nog eens een tijger kunnen aaien en van dichtbij fotograferen? En we deden er dan nog een goeie daad mee ook, we droegen bij aan 't voorbestaan van de tijgers, toch al zeker aan 't voorbestaan van hun melkboer... En we waren nu zo ver gekomen... En 't was toch mijn  uiteindelijke doel van deze reis geweest... Enzovoort. Ergens moest ik hem daar wel gelijk in geven, maar mijn hart ging toch al meer uit naar die olifant die ging gewassen worden, dat leek me toch veel lolliger dan dit geduw en getrek aan mijn lijf en aan die tijgerkopkes. Ik vroeg wat bedenktijd, deze ervaring moest eerst wat kunnen bezinken, we zouden 's avonds wel iets per telefoon laten weten aan Rod. Eerst even afkoelen.

    We wandelden terug naar de uitgang door het grote tempelterrein waar de andere, gewonere, weesdieren behaaglijk in volle vrijheid rondkuierden. Alles wat de omwonenden niet meer moeten hebben of wat gekwetst of verweesd uit de jungle komt aangewaggeld is welkom, mag blijven, wordt verzorgd en krijgt te eten. Het liep er vol herten, zwijnen, kippen, zelfs een dromedaris. Het geld dat binnenkomt dient dus ook om al deze sukkels een goede oude dag te bezorgen. De monikken helpen dus niet alleen mooie en zeldzame dieren maar ook de beestjes van een mindere god en dat vind ik toch wel lovenswaardig. Tonnen knollen en wortelen lagen er in zakken klaar. Hier wordt wel wat eten verzet. Om van al de gekookte kippen voor de tijgers nog te zwijgen...

    Maar bij de behandeling van de bezoekers heb ik mijn twijfels. Waarom moet het nu toch allemaal zo machinaal, zo gevoelloos gebeuren? De mensen van de tempel zijn die magnifieke beesten gewoon, voor hen zijn het waarschijnlijk niet meer dan grote katten en is elke dag ongeveer dezelfde, maar ze zouden moeten inzien dat voor bezoekers dit echt wel een uniek moment in hun leven is en dat ge even tijd nodig hebt om het allemaal tegoei tot u door te laten dringen dat ge daar met een heuse tijgerkop in uw armen zit! Ze mogen zo’n moment niet door hun onvriendelijkheid en haast verpesten. Maar ja, aan de andere kant,… bij 't buitenwandelen zagen we drommen toeristen aankomen, wij waren er hooguit met een 50-tal binnen geweest maar de grote massa scheen nu pas te arriveren. Misschien is de pijnlijke efficiëntie wel nodig om deze massa de baas te kunnen? Wie ben ik om daar over te oordelen na 3 uurtjes... Als ik jonger was dan 50 zou ik ook vrijwilliger kunnen worden en het allemaal eens zelf ondervinden. Jammergenoeg ben ik net een jaartje te oud...



    Ik heb natuurlijk nog véél meer foto's van de tijgers, de toeristen, de trainers
    en de toestanden van deze middag. Voor mijn blog kies ik vanzelfsprekend de mooiste uit.
    Maar je kan eventueel ook de slechtere en onbewerkte foto's eens gaan bekijken
    als je nog een betere indruk wil krijgen hoe 't er aan toe gaat.
    http://picasaweb.google.be/laathi.webalbums/ThailandHoofdstuk5Deel1Tijgertempel?authkey=Gv1sRgCJ2B4KfvoMjRKA#

    Deel 2 : De Erawan Waterval



    Voetgangershangbrug.

    In de tijgercanyon was het vlotjes 37° geweest dus we vonden dat we wel wat afkoeling verdienden. Een waterval leek ons het aangewezen plekje. We reden verder richting Birmese grens naar het natuurpark waar zich de Erawan Falls bevindt, een waterval in 7 niveaus. Ik verwachtte er niet al te veel van, “droog seizoen weinig waterval” had ik ondertussen bijgeleerd, maar het bleek een subliem woud te zijn en elk niveau van de waterval was anders. Het bos rond de kolkende poelen was meer dan feeëriek. Vissen speelden tussen het hout van omgevallen bomen die lang geleden in ’t water terecht waren gekomen. Een echt sprookjesbos beschenen door de schuine stralen van de zon waarin echt stofkorreltje oplichtte. Er groeiden nog van die echte reusachtige oerbomen met prachtige lianen doorslingerd. Het leek wel of zij het waren die de aarde vasthielden en alles met mekaar verbonden.









    Jammer genoeg sloot het park reeds om 4 uur en konden we de drie bovenste watervallen niet meer bezoeken maar al bij al hadden we toch een heerlijke boswandeling van een paar kilometers gemaakt. Of zal ik het een bosklim noemen? Want 't was wel steil en hoog. Ik vrees dat de foto's van mijn bos in avondlicht mooier gaan zijn dan mijn tijgers zo pal in de volle middagzon. Zeker mijn dik wit-rode snuitwerk zal er op de tijgerfoto’s bangelijk uit zien vrees ik. Het lijkt wel of die bloeddrukpillen me met de dag meer opblazen.





    De Nationale Parken worden hier zeer efficiënt uitgebaat, helemaal op Amerikaans wijze, met goede wandelwegen (gehandicapten kunnen zelfs met golfwagentjes vervoerd worden), een visitors center, nature trails, sorteer-vuilbakken, toiletten... En alles is kraakproper, net als de openbare wegen. Trouwens een ding dient gezegd over de tijgertempel, het was er smetteloos en geurloos. Thai zijn ofwel heel propere mensen ofwel poetsen ze graag. Zelfs in Bangkok valt het me altijd op hoe netjes de straten erbij liggen. Heel anders dan hoe de bermen op de op- en afritten van onze autostrades er soms uitzien…







    Aangezien Paul echt heel graag morgen eens grondig wil gaan tijgeren hebben we een compromis gesloten. Hij heeft me verleid door te zeggen dat ik dan wel niet kan zwemmen met tijgers maar dat ik er wel eentje ga mogen wassen en dat dat toch ook al niet min is. Tja. OK. Als ik maar kan wassen. Vreemd zou dat een bijverschijnsel van een menopauze zijn? Dat ge ineens alles wilt wassen? Soit, ons compromis bestaat er uit dat we morgen uitgebreid gaan tijgeren maar dat we dan wel een dag langer in Kantchanaburi blijven. Ik wil echt niet stinkend naar tijger onmiddellijk doorrijden naar de apenstad Lop Buri. Tussendoor wil ik toch nog graag even naar mezelf ruiken.



    Een liaan een echte Tarzan waardig.



    Omdat we nu toch opeens een dag extra hebben wilden we ons vandaag niet meer haasten om de olifantenwasserij te bereiken maar houden we dat ook voor morgen. Paul zijn tijgerkes, ik mijn olifanten, de monikken hun centen en nog lekker een nacht langer in de Felix slapen. Everybody happy. We zijn onze beslissing gaan vieren door aan een 7/Eleven-supermarktje te stoppen waar ze lekkere tuna-sandwiches verkopen. Op zeer Amerikaanse leest geschoeid weliswaar… Witte sponzige boterhammen gevuld met tonijnpuree. Veel te zoet, maar alles is hier te zoet. En wat is 't verschil tussen Amerikaans zoet of Thais? Ge zult wel van allebei even mollig worden zeker? En mijn cholesterol, hij scoorde!

    Zin in een langere wandeling door het sprookjesbos van de Erawanwaterval? 
    http://picasaweb.google.be/laathi.webalbums/ThailandHoofdstuk5Deel2ErawanWaterval?authkey=Gv1sRgCMrJjMX1leO-yAE#




    21-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4. De WC des doods.

    4. De WC des Doods.

    Woensdag, 21 januari 2009.
    Kanchanaburi, Felix River Kwai Hotel.



    Vanmorgen al een stuk langer geslapen, 't was half acht voor we opstonden. We hadden die extra uren slaap hard nodig gehad. 't Riant ontbijt was ook meer dan welkom. Paul heeft iets chinees gekozen dat zo vies rook (dooie vissen. Al lang dood.) dat ik blij was dat de wind de andere richting van mijn spek met eieren uitwaaide. Ik hou best van look maar om de dag nu te beginnen met twee bollen is van ’t goede toch wat teveel.
    Naderhand op 't prachtige terras van onze kamer gezeten. (Geen zinnig mens zou trouwens na dat chinees ontbijt nog met Paul in een gesloten kamer willen zitten.) Typen met uitzicht over de Kwai, bij 't gekwinkel van oneindig veel vogeltjes in 't hotelpark...



    Rond den tienen zijn we te voet over de spoorwegbrug gestapt naar het klein stationnetje om met een trein over de "Spoorweg des Doods" te gaan rijden. Hij loopt vanaf hier nog een 70 kilometer verder richting Birma, een trip van een uur of twee. Met al het volk dat over die brug wandelde vond ik ’t al meer de “Brug des Doods”. Hoe het mogelijk is dat hier niet om ’t uur een toerist in ’t water ploft begrijp ik niet. Het loopvlak tussen ’t spoor is net breed genoeg voor 1 persoon, en naast de sporen liggen aan weerszijden twee smalle houten planken, met gaten dan nog. Op die kleine oppervlaktes staat iedereen dan te poseren en te fotograferen en willen ze mekaar voorbijsteken in beide richtingen. En ondertussen passeert er nog een trein ook… Niet direkt een aanrader voor mensen met hoogte- of watervrees.



    Iemand met een zeer gerust geweten,, die zich gelukkig niet bewust is van
    de gruwelijke taferelen die zich hier onder de oorlog hebben afgespeeld...

    Gisteren had ik 't oude treintje al gezien en aangezien het uitgerust was met kale houten banken wou ik eerste klas rijden. Toen de ontvanger eindelijk plaats nam in zijn barakske (het stationsgebouw dus, twee vierkante meter groot) bleek er geen eerste klas te bestaan. Meer nog, er bleek niet eens een trein te komen, hij had maar liefst een uur vertraging... Zelfs tot hier zijn de moderne tijden doorgedrongen. Er zat dan niet veel anders op dan wat te gaan rondwandelen in de bangelbarangs die organisch gegroeid zijn tussen het stationnetje en de rivieroever tot ons treintje van zich liet horen. Ik wou dringend een elastiekje kopen om mijn haar op te binden tegen de hitte dus ik had alweer een doel gevonden. Echt álles verkochten ze in die bazarkes, van halfedelstenen tot eetwaar, behalve een haarspeld. Ik kreeg zelfs niet eens met gebaren - en met mijn haar in een staart in mijn handen - uitgelegd wat ik eigenlijk wou kopen! Op de langen duur heb ik dan toch de mottigste speld van Azië gevonden en de rest van de dag zou ik met twee plastieken purperen orchideeën op een fluo-fuchsia elastiekske op mijn kop rondlopen.

    Plots floot de zogenaamde "-stoomtrein-die-eigenlijk-een-diesel-was" : "tuuuuuuuuuuuuuut!" en wij sjokten blij naar 't stationnetje!
    In de eerste wagons zag ik kussentjes op de banken liggen (de rest van de trein was kaal en zat ook onprettig overvol) dus ik stapte met gezwinde tred daar naar binnen. Om er direct terug uitgegooid te worden. Dit bleken de plaatsen voor de toeristen te zijn... Maar dan van die echte, die met een touroperator reizen en braaf excursies boeken. Ik wou natuurlijk mijn plaats met mijn kussen niet meer afgeven, ah nee, ik zal daar misschien wel drie uur op een houten bank gaan zitten als 't comfortabeler ook kan! Gelukkig mochten we, mits nieuwe tickets van 300 baht te kopen, blijven zitten dus dan hebben we dat maar gedaan. Ons ticket van in 't stationnetje bleek plots niets waard te zijn nu we in de sjieke tourist-class zaten. Maar ik geef eerlijk toe, 't was 't meer dan waard en ook nog heel plezant.

    Vlak na 't vertrek kregen we al thee (probeer die maar te drinken uit een piepklein kartonnen kopje in een hobbelende trein! Gelukkig hadden de tafeltjes hoge opstaande randen en bleef het gesmos tot die zwembadjes beperkt...), bij de thee zaten koekjes, dan kwam er frisdrank en koel water, vervolgens kregen we diploma's omdat we, in luxueuze omstandigheden op kussentjes, de "Spoorweg des Doods" 'getrotseerd' hadden... Er werden t-shirts en petjes verkocht. Kortom 't was toeristisch maar 't stoorde niet want buiten was er toch niet veel te zien. We reden eindeloos door een vruchtbaar land vol maïs en suikerriet en langs weiden met buffels, wat ge nu niet bepaald spectaculair kunt noemen. We hebben ooit nogal eens koeien gezien. Op de langen duur kwamen we aan terug aan het water en werd het een beetje heuvelachtiger en daar moest de trein rakelings langs de rotsmuur rijden terwijl aan de andere kant, diep onder ons, de rivier vloeide. Dat was best indrukwekkend maar waarschijnlijk nog veel knapper om te zien als ge niet in de trein zit. De Kwai is trouwens een flinke rivier. Bruin, breed en snelstromend. Op de heuvels zagen we af en toe een gouden chedi of het gekrulde dak van een tempel schitteren als een pareltje in 't groen.



    Onderweg stapten er toeristen op die een dagtrip vanuit Bangkok maakten naar "The Bridge on the River Kwai"! Ik mag er niet aan denken!!!! Dat moet bijna zoiets als een excursie naar Aboe Simbel zijn! Een hele dag auto en trein, onderweg niks zien, en als doel "een beetje oud ijzer" zoals Paul het zou zeggen én de waterval van Coo (alhoewel we dat toen nog niet wisten).



    Omdat er onderweg toch al zo weinig te fotograferen viel was ik blij toen we aan een halte in de verte op de heuvelrug een dikke tempel zagen liggen. Vanuit het raam werd hij net bestopt door een boom dus besloot ik even uit te stappen. Snel, alleen met 't fotoapparaat in de hand. Buiten gekomen was de voorgrond weer verre van ideaal, dus nog maar 10 meter verder gelopen, en nog eens 10 meter, en nog eens 10 meter. Wel goed uitgekeken dat ik niet verder dan de laatste wagon liep. Opeens toeterde "de-stoomtrein-die-eigenlijk-een-diesel-was" maar mijn foto was nog niet goed... Dus maakte ik nog rap een andere instelling en daar vertrok de trein... Met een spurtje ben ik er naartoe gerend, gelukkig had ik gesloten sandalen aan en raakte ik goed vooruit en ben ik nog op de rijdende trein kunnen wippen (een beetje ongelukkig onelegant maar niet rampzalig). Ik zat nu wel opeens helemaal achteraan in de trein maar ik was tenminste mee. Eindelijk nog eens Indiana Janssens in aktie. Dat voelde goed.



    Het fotograferen leverde tout court nooit veel op omdat er al weinig te zien was, er enorm tegenlicht was en als ge de trein al rijdend door 't raam wou fotograferen dan waren er vooral uitgestoken handjes die een camera vasthielden te zien.
    De raamkozijnen waren dan ook nog zo vuil dat we er echt als smeerpoezen begonnen uit te zien. Helemaal onder de zwarte strepen. Kortom, het was een excursie waar enige creativiteit vereist was om er iets plezants van te maken.



    Aan boord was een toilet dat schreeuwde om eens uitgetest te worden. Iets wat ge met ware doodsverachting te lijf moest gaan : "De WC des Doods".
    Heel geestig dat ge op 40cm van de grond op twee blikken voetafdrukken gehurkt zit en u met beide armen uitgestrekt aan de wanden in evenwicht moet houden. Ondertussen wiegt en wobbelt die trein dus ge moet u goed concentreren om én te mikken én om te kunnen blijven zitten. Jammer genoeg had ik de gammele schuifdeur niet goed dicht gekregen (‘t slot was half kapot) dus begon tijdens de actie die deur van 't gedaver open te schuiven. Een ware uitdaging om u met nog maar één hand aan een muur in evenwicht te houden en met een andere hand een openschuivende deur krampachtig terug dicht te willen schuiven. Een act de “Cirque du Soleil” waardig en ’t is me nog gelukt ook. En ik heb ook weer ‘t bestaan van nieuwe spieren ontdekt.



    "De WC des Doods."



    Drijvende hotels op de Kwai.

    Op het einde van de rit was "de prijs", "het doel", "de attractie", of hoe ge het ook mocht noemen, dat ge een wandeling kon maken naar de waterval van Nam Tok Sai Yok Noi. Omdat ons treintje een uur te laat vertrokken was hadden we geen tijd om die tocht te voet te maken, we mochten de laatste trein terug niet missen… Dus wipten we samen met twee nonnekes in een open bakske dat een taxi moest voorstellen. En toen kwamen we aan de waterval… 't Is te zeggen aan een bos dat volstond met barakskes waar eten en schreeuwerige kleding verkocht werd en waar massageplatforms tussen de bomen gesjord waren... En als ge goed keek, ja inderdaad, dan liep daar een beekje tussen al dat gedoe en als ge dat volgde was er een "druppelvalletje". Ik wist wel dat “noi” in ’t Thais “klein” wou zeggen maar toch… OK, 't is 't droge seizoen, ’t heeft hier al maanden niet meer geregend, dus die waterval kan er ook niet veel aan doen dat ze geen tranen meer over heeft om te huilen over haar nietigheid.



    Ik vroeg me af of we niet beter met een bus terug zouden keren, 't zou veel sneller gaan en de trein hadden we nu echt wel bekeken, ik voelde me rijp voor een ander avontuur. En bussen, dat kennen ze hier wel!



    Kinderen op schoolreis met super-de-luxe-autocars.

    Ik stond wat te drentelen tussen de kramen en wou mijn cholesterol juist trakteren op een gefrituurd banaantje toen Paul riep dat hij een bus ging tegenhouden. Ik vond dat straffe kost want hij is momenteel ook wel vrij stevig gebouwd maar 't is toch nog geen John Massis. Maar ik liet hem doen, ik had dringendere besognes : mijn gefituurde banaan!
    Opeens hoor ik een bus toeteren, Paul roept me, ik zie hem kordaat zijn hand opsteken, en begot 30 meter verderop stopt die bus!! Ik denk er serieus over om met Paul aan Peking Express te gaan meedoen, hij heeft er duidelijk aanleg voor. Hij had dan nog een sjieke bus laten stoppen ook. Een met roze geplisseerde gordijntjes en airco!



    Mijn cholesterol treurt nu nog altijd om die misgelopen banaantjes...
    Nu kon hij eens in een keer 100 punten scoren...



    Zie hem daar zitten. Fier op zijn sjieke vangst!

    Wij bolden in alle luxe naar huis. Jammer genoeg hadden we nu wel geen idee wanneer we moesten afstappen want vanaf die bus zouden we natuurlijk onze brug niet zien... Dus met de nodige moeilijkheden aan de chauffeur gevraagd ons te waarschuwen wanneer we er gingen zijn. Ze hadden een goed zwart centje  aan ons verdiend dus dat zou wel lukken. Zestig kilometer verder nog altijd niks gehoord... Toch nog maar eens gaan vragen. En ja hoor, opeens zie ik de oorlogskerkhoven voorbijglijden (ik heb weer maar eens geprobeerd al rijdend een foto te nemen, dit wordt een reeks van de meest beweeglijke begraafplaatsen in Azië. Geen enkel graf staat stil) dus we waren véél te ver gereden, we zaten in Kanchanaburi zelf. Verdomme, daar ging onze tijdswinst. Niet veel later stopte de bus inderdaad pal in het centrum op een soort Rooseveltplein, de busterminus, en iedereen stapte uit. Heel beteuterd wilden wij dat dan ook maar doen tot de chauffeur ons zei te blijven zitten. Hij kreeg ons uitgelegd dat hij in de buurt van de brug woonde en ons zou thuisbrengen, dat we gewoon moesten blijven zitten en dat we nu eerst even gingen tanken.
    Een heel grappige situatie! Eerst gingen we dus met onze reuze bus naar een tankstation en dan reed hij naar zijn huis (hij nam het conductriceke wel mee…). Het leek wel of we een bus gekaapt hadden zoals we daar wel een meter hoog als enige passagiers boven de chauffeur zaten! En inderdaad toen hij ons dropte waren we maar een kilometer van de brug en die was simpel te vinden we moesten gewoon de treinsporen volgen.
    Aan 't stationnetje nog een paar zaken gaan kopen waar vanochtend ons oog al op gevallen was, een bewerkt stukje buffelvel, enkele gekke olifantjes en wat leuke heilige prullen voor Petit Pois zijn berenhuis, en vervolgens zwaarbeladen de terugtocht naar ons hotel aangevat. Het was weer een gewriemel aan 't begin van 't bruggeske...



    Thuisgekomen heeft Paul eindelijk eens van 't zwembad genoten. Als enige. De laatste dagen werd hier een conventie van Microsoft gehouden en daardoor was er wel wat volk  maar nu zijn die mensen vertrokken en is 't hier bijna uitgestorven.
    's Avonds waren we alweer zo moe dat we haast met onze kop op tafel in slaap vielen maar Paul wou toch nog eens iets speciaals doen. Hij wou Tom Klong Pla Kang bestellen. Niet zozeer omdat hij dat lekker vond maar hij had dat toch zó graag eens hardop uitgesproken. Ik heb het hem dan maar een paar keer laten herhalen. Uiteindelijk heeft de sukkelaar het van de klank moeten hebben en niet van de smaak want het gerecht bestond hoofdzakelijk uit bundels oneetbare vezels.

    Tijdens het eten nog wat plannen zitten maken voor morgen. Zoals altijd : hoe moe-er we zijn, hoe waanzinniger de plannen. Ik heb me nogal hoge doelen gesteld : ik wil gaan zwemmen met tijgers en olifanten gaan wassen. Ge kunt beter hoog mikken zeg ik altijd maar. Volgens mij moeten die dingen haalbaar zijn want ik heb er over horen spreken, alleen is 't heel moeilijk om hier aan zinnige informatie te geraken. Niemand weet van iets, zelfs aan de receptie van ons hotel niet. Waar ze eigenlijk voornamelijk getraind zijn om altijd maar nietszeggend te blijven glimlachen. Dat hangt dan ook op een bordje voor hun neus : "Always smile!" In 't Engels dan nog! En dat was nu juist eens één bord dat ze disreet in 't Thais hadden mogen schrijven...

    Aan de rand van de baan staan massa's reclamebordjes over alles wat hier te beleven valt maar ze zijn allemaal in 't Thais... Dat is wel heel typisch voor de mentaliteit. Ze willen hun eigen gidsen en chauffeurs hun jobs beschermen, hoe minder toeristen op eigen kracht rondrijden  hoe liever ze het hebben. Over loslopend wild hebt ge ook veel minder controle dan op mensen die onder begeleiding reizen. En in de Thaise regering zitten toch wel enkele controlefreaks, om ’t beleefd uit te drukken, en vooral zeer protectionistisch ingestelde mensen. Als buitenlander kunt ge hier zelfs geen grond noch een huis bezitten, nog niet eens een auto. Zelfs niet als ge hier als gepensioneerde komt rentenieren. Alhoewel ge – alvorens ge als gepensioneerde hier móógt komen uw centen opdoen – een gevulde bankrekening in Thailand moet kunnen voorleggen. Daar kan ik allemaal nog best begrip voor hebben maar wat ik echt gortig vind is dat bij de aankomst op de luchthaven de douaniers vragen hoeveel uw jaarinkomen is… Van curieuzeneuze controlefreakskes gesproken...

    En nu ga ik slapen en zal hoogstwaarschijnlijk dromen van een tijger met een badmuts op zijn kop en een olifant in de carwash.
    -------------------------

    Als ge de brug eens mét toeristen wil zien, of de fameuze waterval met zijn "snack bars", of een Chinees kerkhof,.. Kortom wat meer foto's om beter de sfeer van deze dag op te snuiven kunt ge vinden in het album van de dag op : http://picasaweb.google.be/laathi.webalbums/ThailandRondreisHoofdstuk4Kantchanaburi?authkey=Gv1sRgCM765oWYksq23QE#




    20-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3. Wie stopt er nu voor een stuk oud ijzer?

    3. "Herberekenen. Herberekenen. Herberekenen."

    Kanchanaburi, Felix River Kwai Hotel.
    Dinsdag, 20 januari 2009.


    Afschuwelijk vroeg, om half vijf, werd ik wakker in mijn lekker hard bedje in Bangkok. De gewone gang van zaken tijdens de eerste reisdag, de innerlijke klok is dan nog meer van slag dan anders. Ik ben me beneden met mijn laptop aan ’t zwembad gaan nestelen, in een hemd met lange mouwen tegen de muggen, en heb daar een paar uur heerlijk genietend van de stilte zitten schrijven en mijn laatste sigaretten opgerookt. Tot de poolboy kwam kuisen dan was ’t ineens gedaan met de rust. Vlak naast mijn kop zette hij een waterval in gang, ik voelde mij ineens in Canada, en hij begon in de pikkendonkere te kuisen op ’t ritme van zijn gsm waar blikken kwek en kwak-muziekskes op jengelden als arbeidsvitaminen. Hoe moe ik ook nog altijd ben ik heb er enorm plezier in om weer te kunnen zitten schrijven zo heerlijk buiten in 23°. Ik heb ook mijn fotootjes van gisteren eens bekeken op 't scherm van onze Pandora en ze zijn gelukkig helemaal niet zo dramatisch als ik eerst gedacht had.



    Het zwembad van Siam@Siam Hotel.

    Twee uur later ontdekte Paul mijn schuilplaats en zijn we gaan ontbijten in ons loft-achtige design hotel. Het is speciaal, overal dat ruwe beton en hout, maar het geeft weinig gezelligheid, naar mijn normen is ’t veel te koel. Trouwens de ontbijtzaal ligt aan een van de drukste banen van Bangkok en wordt ’s avonds gebruikt als nachtclub met orkest. Heel hip allemaal. Zo hip dat het design onder andere bestaat uit een bibliotheek met boeken die nep zijn.



    Electriciteitspaal... Hier hangt alles nog bovengronds.

    Het uitrijden van Bangkok gebeurde onder leiding van mijn Hollandse opvolgster. ’t Is even wennen zo’n gps in de auto, maar ’t is niet echt slecht, want nu kan Paul met háár redetwisten en zij maakt zich niet kwaad. Ze komen oprecht goed overeen. Voor mij betekent het geen twee landkaarten en een atlas meer op mijn schoot en alle tijd om rond te kijken en te filmen of fotokes te maken. Maar 't is wel even wennen. En zelfs met een gps Bangkok uitgeraken is nog niet echt eenvoudig.

     

    Chinatown.



    Restaurantje op wielen.

    De opritten van de autobanen liggen hier verscholen tussen de huisjes, ge merkt het verschil niet tussen de oprit van een kantoorgebouw, een inrit van een garage of een oprit van de verhoogde autostrade. Ge moet dus blind de Hollandse madam haar instructies opvolgen, haar ’t volste vertrouwen geven en onmiddellijk, en bij voorkeur zonder nadenken, uitvoeren wat ze zegt anders mist ge uw oprit. Aangezien Paul steeds met haar probeerde te discussiëren : “Dat kán niet dat dat een autostrade is! Dat is gewoon een klein zijstraatje!”, “Maar allez, daar rij ik niet in zenne, ik ben gisteren al eens verloren gereden in zo’n straatje!”, “Ze moet zich vergissen, dat ziet ge toch zo?! Dat is zelfs geen straat!”, “Volgens mij gaat ze me proberen dat kantoorgebouw daar te laten binnenrijden maar dat ga ik niet doen, ’t zal wel een beetje verder zijn, ik ga maar doorrijden denk ik…”
    En ja, zo mist ge al eens een paar opritten natuurlijk… Hoeveel keer dat wicht “Herberekenen” gezegd heeft, ik weet het niet. ’t Leek alleszins bij momenten of wij een spraakgestoorde stotterende GPS op de kop getikt hadden.
    Paul beweert dat ze constant “Herberekenen” zegt omdat de verbinding met de sateliet gestoord wordt door al die betonnen autostrades onder en boven ons en door al de zwevende treinsporen. Ik heb daar zo mijn bedenkingen over. Volgens mij is ’t vooral Paul die haar stoort. Maar ik zwijg. Ah ja, ik ben nu niet meer nodig. Iemand anders voert nu het hoge woord. Heerlijk wel.

    Maar soit, we zijn uit Bangkok geraakt, hoewel het een enorme grote, grauwe stad is waar geen eind aan leek te komen. Tien miljoen inwoners, die hebben plaats nodig. Na een uur waren we echt aan ’t uitkijken naar wat natuur, maar zelfs geen boomke ziet ge. Ja, plastieken palmen in de middenberm, ter versiering van de triomfbogen over de weg waar de fermste photoshopsels van Koning Bhumibol en Koningin Sirikit op afgebeeld zijn. Die mensen zijn nu in de 80 en ze hebben ze zo gladgestreken als 30-ers.



    Een meer dan stralende Koning en Koningin.



    Bescheiden triomfboog.

    Ze hebben hier ook iets met reuze reclamepanelen. Nú weet ik waar Sri Lanka de mosterd vandaan gehaald heeft. Hier dus. Een bord van 70 meter breed op 20m hoog dat torent bovenop een stelling van 30 meter is geen zeldzaamheid. Ja, ’t is hier wel het land van de “grote boodschappen”…



    Een medium-size reclamebord.


    Maar het verkeer met Sri Lanka vergelijken is onbegonnen werk want dan moet ge de Bangkokolezen de hemel in gaan prijzen. Ze hadden ons wijsgemaakt dat het hier eveneens rijden was volgens het recht van de sterkste en dat iedereen de lichten en de reglementen aan zijn laars lapt, maar dat is helemaal niet waar. Ze toeteren niet, ze wachten geduldig en beleefd hun volle drie minuten aan een licht - de brommerkes laveren overal tussendoor, maar daarvoor dient een brommer - kortom naar Oosterse normen rijden die mensen hier echt voorkomend en gedisciplineerd. Er lopen zelfs geen dieren op de autostrades! Maar er zijn wel heel veel afslagskes en ge moogt ook U-turns maken, dus ge moet wel zien dat ge op elk moment kunt stoppen want als er een camion van de andere rijrichting wenst om te keren dan verspert die wel alle rijvakken van beide autostrades met zijn manoeuver. Zeker als ’t een dubbele camion is dan staat iedereen efkes stil. En dat is in ’t begin wel even wennen.

    Iets anders dat “even wennen” is, maar toch heel griezelig blijft, is de akelige traditie van “verplicht spookrijden". Ge weet zeker dat een baan enkele richting is, ge hebt dat de dag ervoor goed gezien en onthouden, en dan plots komen er een paar flikken en die dwingen u die lege rijstrook in omgekeerde richting te gebruken. Zo snel ge dan uit ’t zicht zijt van die flik voegt ge u rap terug in in het vertrouwde rijvak, maar al snel staat er een volgende agent die u wéér op die lege rijbaan dwingt. En dan opeens… veranderen ze blijkbaar van gedacht en wordt die rijbaan terug voor de tegenliggers opengesteld!!! En dat wisselt om de 5 minuten. Maar die brommerkes laten zich niet dwingen, dus die blijven dat smal rijvak dan nog net iets langer gebruiken, die komen met ware doodsverachting de auto’s tegemoet en slibberen tussen twee rijen mekaar kruisende auto’s die krampachtige pogingen doen om in te voegen door te ritsen! Echte waanzin. Maar wel heel origineel gevonden. Bij ons zou het niet de goedkeuring van de verkeersveiligheidsspecialisten wegdragen vrees ik.

    Apart is ook dat de telefoonhokjes die op de stoep staan stoeltjes hebben. Een rond krukje! Ge wordt dus verondersteld een uurke knus te zitten te bellen, stikkend in de benzinedampen van de duizenden brommers die u oorverdovend voorbijknallen. De gsm moet uitgevonden zijn voor Bangkok, dat kan niet anders.
    De politie draagt maskers, de wegenwerkers ook en de passagiers die in open laadbakskes vervoerd worden zijn ook volledig ingeduffeld op hun ogen na. Ge denkt elke keer dat Michael Jackson voorbijrijdt. ‘t Moet warm zijn zo’n hele dag een stofmasker op uw gezicht, vandaag was ‘t 34°, best heet eigenlijk. En dan alleen kunnen ademen door uw ogen...

    Deel 2 : "Club Med voor paterkes."

    Onderweg bleek in Nakhon Pathom het grootste en oudste boedhistische heiligdom van Azïe te staan (alwéér het grootste, het oudste… Wat hebben Aziaten toch met hun voorliefde voor het super-superlatief?). We waren ondertussen stilaan aan een verkoelend drankje toe, dus zijn we daar maar naartoe gereden. ’t Is altijd plezant plots een doel uit uw duim te zuigen.
    De tempel bezat een chedi van 120 meter hoog. Groter dan onze kathedraal, maar dat viel helemaal niet op. Hij zag er zoals de meesten als een reusachtige staande bel met een steeltje uit, alleen dat dit exemplaar van kop tot teen in de stellingen stond wegens renovatie.



    Om het project te bekostigen was er een tempelfestival aan de gang. Er werd geofferd dat het een lieve lust was. De manieren waarop ze hier aan geld proberen te komen zijn eindeloos. Ik moet hun echt bewonderen om zo'n inventiviteit.
    Ge kon tegeltjes aankopen en er uw naam op schrijven, ze offeren, en die worden dan in de verbouwing gebruikt.
    Ge kon een bel kiezen en de priester luidde die dan voor u, tegen betaling welteverstaan. Ik veronderstel dat die bel uw gebeden dan naar de juiste heilige begeleidde. Ik kon niks vragen, geen mens verstond een woord Engels.
    Ge kon de klassieke offergaven kopen : een echte bloem, die ellendige plastic bloemenslingers die overal de natuur liggen te vervuilen, of namaak bloemsteeltjes met geldbriefjes ertussen geklemd.
    Ge kon ook een kaars gaan branden voor uw favoriete boeddha aan een soort blikken kaarsenbranderij met allemaal offerblokken. Heel professioneel.
    Maar ’t strafste… En dit krijgt voor mij de prijs voor het meest doordachte offer! Ge kon zelfs geld kopen! Een soepkom gevuld met muntjes die ge dan eigenhandig mocht gaan verspreiden over een veertigtal zilveren en gouden kommen!



    Kaarsjes branden... aan een hypermoderne kaarsenbranderij.



    Bloemetjes en wierook offeren...

    http://img10.imageshack.us/img10/5895/nonverkoopttegels.jpg

    Een tegeltje met je naam erop kopen...

    http://img27.imageshack.us/img27/1440/wijwaterverkoper.jpg

    Wijwater in witte plastic chedi's om als souvenir mee naar huis nemen...
    (Jaja, Lourdes en Scherpenheuvel met hun gevulde Lievevrouwkes liggen hier maar
    een kleine 10.000 km vandaan.)

    http://img22.imageshack.us/img22/7561/damesofferenlotusbloems.jpg

    Of sjieke dure bloemstukken van verse lotussen op een altaar gaan zetten...

    http://img6.imageshack.us/img6/7652/gelovigenmetstokjes.jpg

    Maar bloemenslingers of verse eitjes zijn ook welkom...



    Of eventueel een schaal met verse vruchten doneren... Ook een priester moet eten.



    En het geestigste offer van allemaal : muntjes kopen om ze te herverdelen!
    Ge moet er maar op komen... Het "Robin Hood"-offer!



    Het grappigste, maar ook nuttigste, offer vond ik de in doorschijnend folie ingepakte plastic emmers. Ze waren tot boven de rand volgepropt met huishoudelijke produkten zoals toiletzeep, een spaarlamp, een pillamp, wasprodukt, plastic slippers, muggendoder, een opvouwbare paraplu en nog een boel andere nuttige zaken voor de gemiddelde huisvrouw. Als ge zo’n emmer kocht mocht ge die kado gaan doen… aan een monnik. Dat resulteert er dan in dat er zo’n knaloranje kerel vol gratie in lotushouding op een rode troon naast het altaar zit - klaar om mensen te zegenen - en dat eindigt er dan heel stijlvol mee dat diezelfde vent daar parmantig tussen de oranje plastic emmers met kuisgerief zit. Van abt tot concierge van een sociaal appartementsgebouw in een paar uur tijd. Een oprecht grappige evolutie.

    http://img9.imageshack.us/img9/6281/offeremmervoormonnik.jpg

    Een offeremmer. Vanzelfsprekend een oranje!

    http://img13.imageshack.us/img13/7361/offerenvanemmer.jpg

    Nederig en vol eerbied wordt een emmer geofferd.

    Zo'n tempelfestival vraagt natuurlijk wel wat onderhoud, het is uiteindelijk een georganiseerde chaos die ook wat afval meebrengt. Nouja, "afval"... Telkens de gouden en zilveren potten vol muntjes lagen, er teveel geldbloemen op de altaars stonden, op alle daktegeltjes een papiertje met een naam lag, werden alle offergaven terug afgeruimd en begon men opnieuw de munten, de geldbloemen, de plastic bloemenslingers,... netjes te sorteren en … weer in de kraampjes te leggen. In ons aller Scherpenheuvel branden de kaarsen tenminste óp. Die recyclage van offergaven terwijl de gelovigen er op staan te kijken is toch een beetje vreemd. Ze kunnen dan toch evengoed ineens geld vragen aan hun parochianen zonder heel die Vlaamse Kermis eraan te verbinden? Enfin, ik vond het alleszins weer heel geestig en door het op deze olijke manier aan te pakken brengt het wel veel centjes op denk ik.
    Maar toch zie ik de restauratie van onze kathedraal nog niet op deze manier tot stand komen. Ik denk dat we er nog niet eens de kleine wijzer van zijn horloge mee zouden gerestaureerd krijgen.

    Naar goede gewoonte moesten er ook weer flintertjes bladgoud gekocht worden om vervolgens op de boeddhabeelden gewreven te worden. Ik heb dat altijd een raar gebruik gevonden omdat op de duur de oorspronkelijke, en soms heel mooie, vorm van een beeld totaal verloren gaat. Een glad beeld wordt een puber vol acné. In 't beste geval... Sommige worden ook melaats, de vellen waaien eraf...

    http://img9.imageshack.us/img9/4688/damegaatgoudkleven.jpg

    Velletjes goud op de beelden plakken...

    http://img27.imageshack.us/img27/4318/vervormdbeeld.jpg

    ... tot ze er echt niet meer uitzien...

    Vooral in Birma heb ik zo van die godenbeelden gezien die verworden waren tot dikke, schilferige, gouden maar vormloze smoutebollen. En hier waren er ook een paar goden flink naar dat droeve lot onderweg. Vooral die dikke Chinese die naar ’t schijnt 1000 jaar oud was en in een grotje onder de grond zat. Zelfs 1000 jaar Weight Watchers krijgt die niet meer in een herkenbare vorm. Dat was echt God Patapoef.

    http://img10.imageshack.us/img10/6633/eeuwenoudbeeldingrot.jpg

    Een zeer geëerd 1000-jarig beeld in een grotje onder de grond.
    Badend in de luxe van een ventilator en het licht van spaarlampen.


    In de grote tempel bood Priester Emmer mij ook een velletje bladgoud aan om op een beeld te gaan wrijven. Maar omdat die flintertjes zo dun zijn en ik die handeling niet gewoon ben was mijn eerste schilfertje opeens spoorloos met de wind verdwenen, zelfs nog voor ik in de buurt van ’t beeld was stond ik daar al met lege handen. De priester wenkte mij geduldig terug naar zijn troon en ik kreeg een nieuw papiertje. Bij de Boedha plooide ik het voorzichtig open, drukte het gouden velletje tegen het beeld, maar het wou niet direkt kleven en floeps daar waaide mijn stuk goud alweer weg… De monnik heeft het toen maar opgeven, die moet gedacht hebben dat hij met zo’n onhandige toerist later in zijn Nirwana toch niks zou kunnen aanvangen. Die zou zeker geen rijstpap kunnen koken met haar twee linkerhanden. 
    Paul zijn vliesje plakte wél dus die zijn boeddhistische wensen zullen wel uitkomen denk ik. Achteraf bezien had ik misschien toch beter zo’n plastic emmer aan die monnik geofferd, dat zou waarschijnlijk veel goed gemaakt hebben. Och, al de goudplaksels waarmee ik de beelden destijds in Birma mee mee naar de bliksem geholpen heb zullen ook nog wel tellen zeker? Er zal toch geen houdbaarheidsdatum op de offergaven staan zoals op de katholieke "volle aflaten" die maar 1 dag vers blijven?

    Ondertussen zaten in heel deze chaos ook nog mensen op de grond met kokers te schudden waarin de genummerde toekomstvoorspellende stokjes zitten. Na veel ratelend geschud valt er eentje uit en kan de betekenis van het nummer op een bord met papiertjes opgezocht worden. En dat alles in een bedwelmende geur van wierook, brandende kaarsen, bloemen, en tientallen schoenen en sandalen die voor de tempel op een hoop liggen te luchten en braaf op hun eigenaars te wachten.

    http://img6.imageshack.us/img6/5427/meisjeschuddenmetwaarze.jpg

    Meisjes schudden hun toekomst uit een bamboekoker.



    Enigszins chaos.

    http://img13.imageshack.us/img13/7427/doorgangnaarcirkel2.jpg

    In tegenstelling met de rust van de binnenste cirkels van de tempel.



    Het tempelcomplex bestond uit verschillende kringen gelegen rond de chedi. Al die mooi versierde galerijen - onder elk boogje staat een prachtig beeld - hadden hun eigen doel. Eén van de cirkelvormige galerijen diende als school voor de novicen. Oranje leerlingen aan oude houten banken. Mooi.



    "Yes! Een vrij lesuur! De leraar moet een paar emmers in ontvangst gaan nemen!"
    "Juich niet te vroeg Tontakwat! Straks kunnen we gaan kuisen als er per toeval
    een spons en een aftrekkerke in een van zijn emmers zat..."


    http://img24.imageshack.us/img24/223/beplakteboedhaondernaga.jpg

    Schitterende, zij het alweer ietwat schilferige, Boedha onder Naga, de zevenkoppige slang.

    http://img13.imageshack.us/img13/311/boedhaendieren.jpg

    De dieren offeren aan Boedha. Rechts het aapje, links de olifant.

    De monniken woonden in deze tempel ook heel mooi. De oudsten hadden zelfs allemaal een heel klein eigen huisje! Het leek wel een soort “Club Med voor paterkes” die tegen de tempelwand aangroeide. Een mini-monnikendorp met enkele vijvertjes, palmbomen, wasplaatsen, galerijtjes, eettafels in openlucht… Er was niet eens de - meestal onvermijdelijke - schurftige roedel honden te zien die gewoonlijk in symbiose met monniken schijnt te leven.

    Op de flanken van de tempel, tussen de grotingangen, ontdekten we ook nog een heel klein Chinees tempeltje. Evengoed heel rijkelijk versierd met knalrode wimpels, lampionnen en kleine plastic beestjes en madammekes. Het had iets van een poppenhuis dat door teveel kinderen met een te verschillende smaak was ingericht. Er lagen ook weer de nodige toestanden om de toekomst mee te voorspellen, maar die zagen er nogal erg euh,… beduimeld uit, en aangezien mijn toekomst er toch al niet te rooskleurig uit zal zien met mijn goud dat gaan vliegen is heb ik dat maar zo gelaten. Het is niet goed al te veel op voorhand te weten in dit leven.

    http://img10.imageshack.us/img10/539/kleinchineestempeltje.jpg

    Klein Chinees tempeltje met rode kokers waarzeggersstokjes.

    En natuurlijk waren er ook in spleten en kieren en onder bomen kleine groezelige tempeltjes te vinden – soms niet meer dan enkele wierookstokjes en kaarsjes voor een plastic beeldje op een plastic tafelkleedje van Mickey Mouse - duidelijk opgericht voor heiligen van een mindere god. Maar toch geliefd want steeds vol bloemen of andere offergaven.



    Tja.

    http://img24.imageshack.us/img24/297/wandelendemonikken.jpg

    En ondanks de hele poespas blijven de monikken "monniken" en de schilders schilderen.

    http://img13.imageshack.us/img13/6184/schilder.jpg

    Kortom Phra Pathrom Chedi was een plezante tempel, en een geestig festival, maar niks op deze hele wereld zal ooit aan de grootsheid, de lieflijkheid en de charme, de ultieme betovering en magie van mijn geliefde Schwedagon van Rangoon in Birma kunnen tippen.

    Omdat we er alweer in geslaagd waren deze wandeling op ’t heetst van de dag te maken liepen we er  kletsnat bij, (hier valt niet eens meer te zeggen of 't van een vapeurke is of van de hitte. Makkelijk wel.) dus de op ijs gekoelde kokosnoot achteraf was meer dan welkom. Maar echt lang konden we niet blijven zitten genieten op ons houten krukje want me moesten nog ons hotel in Kantchanaburi zien te bereiken. Een van de weinige hotels die we gereserveerd hebben deze reis en die we dus toch wel zouden moeten zien te vinden én te bereiken... Maar ja, we hebben nu ons Trees die ons leidt, wat kan er nu nog mis gaan?...


    Deel 3 : "Wie stopt er nu voor een stuk oud ijzer?!"



    Madam GPS ging ons vervolgens verder naar Kanchanaburi leiden, naar ons hotel aan de River Kwai. Een mooi resort gelegen tussen de heuvels.
    Een uur later doorkruisten we een vruchtbaar landbouwgebied met koeien en eindeloze velden suikerriet. Voor elke huisje stond niet één maar wel twee geestenhuisjes. Ge hebt wel brute pech als ge op een stuk grond gaat wonen waar meerdere geesten huizen. Stel die maar allemaal tevreden… Op de duur hebt ge meer plaats nodig voor al uw geestenhuizen dan voor uw eigen woning! Ze zouden dat best in een soort notariële akte kunnen vastleggen bij de verkoop. Gewoon vermelden voor hoeveel geesten ge geacht wordt onderdak te voorzien en als ’t er meer blijken te zijn dan officiëel vermeld dat het dan een verborgen verbrek is waar ge tegen verzekerd zijt en ge de verkoop kostenloos moogt ongedaan maken. Serieus, er waren hier boerkes die als ze ruzie kregen met hun boerin al evengoed in hun geestenhuis konden gaan slapen. Sommigen konden ook hun garage vergeten want hun geest had besloten dat hij pal voor het huis op de oprit wou wonen. Ge moet maar pech hebben.

    Maar ik ben wel stapelverliefd op die geestenhuisjes. Al jaren droom ik ervan zoiets op mijn terras te zetten, jammergenoeg zijn ze loodzwaar... ze worden in beton gemaakt en dan beschilderd. Ik heb al zitten overwegen om er een containertje van te kopen en ze thuis in mijn lege winkel verder te verkopen. Er moet volgens mij een markt voor zijn, als is 't desnoods als poppenhuis, maar nee, dit plan ruikt véél te véél naar werken en zo stom ga ik nu ook niet meer worden. Toch heeft mijn nieuwsgierige ziel alvast de prijs eens gevraagd. Ik vond het duur! Een groot geestenhuisje kost 12.000 baht! Die geesten jagen die arme Thai wel op kosten want ze zetten meestal twee huisjes met elk een offertafel op hun stukje land. Dan is kaarsen gaan branden voor de H. Antonius toch een stuk goedkoper, temeer omdat ge zelf geen beeld in huis moet halen.



    De showroom van een geestenhuisjes-familiebedrijfje op 't platteland.

    Na nog een flink aantal pastorale kilometers gereden te hebben zei ons madam iets in de aard van : “Hier aan de rechterkant  is ‘t!” En wij staan daar, op een aarden weggetje, midden tussen de velden, geen heuvels te zien, nog niet in de verste verte, om van een rivier nog te zwijgen.
    (Het zwakke punt van het gps-systeem hebben we ondertussen ontdekt. De invoer van de namen gebeurt in onze lettertekens. En er bestaat geen officiële eenvormige vertaling van hun plaatsnamen. Aangezien wij geen krollekes kunnen lezen of intikken moeten wij de naam fonetisch ingeven. En dan gaat het mis. Ge tikt bijvoorbeeld Lopburi omdat het zo op de meeste landkaarten staat, maar er gebeurt niks… Ah nee, want ’t is Lop Buri in ’t Thais… Dus als zelfs een onnozel spatietje al problemen geeft kunt ge u indenken hoe ge zit te sukkelen met alle mogelijke schrijfwijzen van een stad als Kanchanaburi…)

    Gestrand in ons veldje heeft Paul dan geprobeerd om ons hotel via de "hotelafdeling" van de gps in te voeren, en dat had uiteindelijk resultaat. Hoewel dat ook verre van simpel was omdat die gps-madam zo’n Pietje Precies is dat zij vind dat ‘t Felix River Kwai Hotel eigenlijk in een gehuchtje net áchter Kanchanaburi ligt en niet in de stad zelf… Ja seg, als we zo gaan beginnen…
    We zijn al zo blij als we eens een bord kunnen lézen!! Er was gezegd dat alle borden tweetalig gingen zijn maar daar klopt niks van. De grote groene van de autostrades ja, die wel! Maar op ’t platteland is er niks vertaald en de weg vragen moet ge niet proberen want de mensen verstaan ons niet omdat we onze klemtonen verkeerd leggen en wij verstaan hun niet omdat ze geen Engels kennen. Oefen maar een keer op ’t uitspreken van een simpele naam als Kanchanaburi. Vijf lettergrepen, dus 5 mogelijke lettergrepen om de klemtoon op te leggen. Vermenigvuldigd met nog eens 5 mogelijke toonhoogtes waarop ge de lettergreep kunt uitspreken. Voor de wiskundigen onder ons :10 faculteit mogelijkheden dus. Amuseer u.

    Na een uur kwamen we aan de fameuze spoorweg van de River Kwai, waar ons hotel vlakbij moest liggen. We rijden onder die spoorweg door, Paul stopt niet maar slaat alweer een klein weggetje in (de GPS achterna. Vroeger liepen mannen iets anders na. Nu is 't hun GPS...), ik vraag hem : “Maar we gaan toch efkes kijken hé?!!” waarop die doodgemoedereerd antwoord : “Voor zo'n aftandse spoorwegbrug gaan we toch niet stoppen? Oud ijzer gaan we toch niet bekijken?!” (Een situatie die me heel erg deed denken aan een voorval van 20 jaar geleden : ons ma die in Amerika eindelijk voor ’t eerst in haar leven vanop een raam in de luchthaven in de verte de stad New York ziet liggen en heel serieus beweert dat dat in geen geval de wolkenkrabbers van New York kunnen zijn maar dat dat gewoon “een beetje industrie” is dat we daar zien liggen.)
    Uit de hele wereld komen mensen naar hier om die brug te bezien en onze Paul wil niet eens stoppen!!! Dezelfde man die in Birma 200 kilometers heeft afgelegd om de spoorwegbrug van de Gok Teik te kunnen zien! Er zelfs ambras met ’t leger heeft over gemaakt omdat hij niet tot bij de brug mocht! Diezelfde mens krijgt hier dus een historische brug op een bordje onder zijn neus geschoven en haalt er zijn neus voor op…
    Uiteindelijk kon hij zich toch losmaken uit de betovering van zijn gps-madam en stapte hij mee met mij de auto uit. Ik denk dat ze hem beloofd heeft op hem te wachten...



    Het smalspoor van de Doden-Spoorweg.

    De brug is smal en lijkt gammel. Ze bestaat dan ook hoofdzakelijk uit gaten. Het is een heel gesukkel met al de mensen die er in beide richtingen over willen lopen terwijl er tussen de sporen maar plaats is voor 1 persoon. (’t Is dan nog smalspoor ook…) Ik denk dat hier al heel veel toeristen in de Kwai gestort zijn door voor mekaar op onvoorzichtige wijze uit te wijken… En iedereen maar rails en brug fotograferen… tot we opeens een trein hoorden toeteren, de slagboomwachter op een fluitje blies en met een rode vlag waarschuwde dat de trein er aan kwam. Zoiets wordt heel simpel opgelost : op de brug zijn uitstulpingen, een soort ijzeren balkonnetjes, en daar kunt ge op gaan staan terwijl de trein rakelings aan uw neus voorbijtuft.



    Op een van die balkonnetjes stond een violist het kenwijsje van de film “Bridge over the river Kwai” te spelen. Waarschijnlijk heeft die kerel dat al een miljoen keer gekrast, maar dat is er dan toch niet aan te horen. Mijn katten zouden het, zeker weten, toonvaster kwelen.



    De violist...

    Vanop de brug zagen we aan de bocht van de rivier ons hotel liggen en bij aankomst bleek het een mooi, groot en rustig ding te zijn, genesteld aan de rivieroever in een groot park, doorsneden met brede beken waar dikke koi’s in zwemmen. We kregen een grote mooie kamer met een terras dat uitkijkt op de Kwai (uitgesproken als Kwee zoals in kweepeer want als ge Kwai zegt is dat blijkbaar iets vies in ’t Thais. Weer oppassen geblazen dus).



    Schrijven en staren naar de Kwai vanop ons kamerterras.

    We waren zelfs te moe om de bagage uit te pakken, ik ben in bad gestapt, in ’t schuim in slaap gevallen, vervolgens wat op ’t terras in de zonsondergang gaan zitten typen maar toen begon ineens de grond te ademen, de aarde ging zachtjes op en neer, de rosten werden breed vervolgens smal, en de bloemen kregen fluo-kleuren… heel mooi maar niet direkt een goed teken vreesde ik. Dus zijn we maar iets gaan eten - een lekkere groene curry - op ’t terras van ’t restaurant, met zicht op de verlichte palmbomen rond het zwembad. Het leek er een beetje op de serre van de Zoo van Antwerpen. Een maaltje opgevrolijkt door twee valse muzikanten. Van stem bedoel ik, ’t kunnen best eerlijke mensen geweest zijn. Kanchanuburi is blijkbaar de thuisstad van de valse muziek.
    Met onze allerlaatste krachten zijn we terug op onze kamer gesukkeld en letterlijk in ons bed gevallen. De pijp was uit. Het laatste dat ik mij herinnerde was een krassende viool en ons ma die in ’t Antwerps zong - op de wijs van ’t liedje van de River Kwai - “Sjarel, ik heb uw gat gezien! Sjarel, ik heb uw gat gezien…”

    Wie nog andere foto's wil zien die bij Hoofdstuk 3 horen kan terecht op
    http://picasaweb.google.be/laathi.webalbums/Thailand2009Hoofdstuk320Februari2009?authkey=Gv1sRgCPHqhYvb3YyJigE#




    19-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2. Kippevel in Bangkok.

    Maandag, 19 januari 2009.
    Bangkok, Siam@Siam Hotel.

    2. Kippenvel in Bangkok.





    De aankomst op Suvarnabumi was een groot succes. Na de perfecte vlucht met ‘t weldoend dutje, een goede landing, alle bagage die werd teruggevonden en zelfs de ontdekking van een rookkot kon het niet meer stuk. Maar deze keer was ’t hok van zo’n bangelijke kwaliteit dat ge eigenlijk de moeite niet meer moest doen om een eigen sigaret te verspillen. Eens goed diep inademen en ge had de lucht van 3 pakjes Johnson binnen. Weliswaar tweedehandslucht, of beter gezegd tweedelongslucht. Oprecht vies. Ik hoop en bid dat ik, zoals altijd op reis, morgen mijn pak sigaretten weer over de haag kan gooien.

    In de hall onmiddellijk een bank gevonden en zelfs Thaïse GSM-kaarten kunnen kopen om tegen menselijke tarieven naar onze huis- en poespassers te kunnen bellen. Met wat vriendelijke hulp ook nog ons Pandorake (de laptop) in gang kunnen lopen en tot overmaat van vreugde voor 1000 baht een internetabonnement voor een maand op de kop getikt! De techniek staat hier voor niets. Als ge dit allemaal rond wil krijgen in Sri Lanka zijt ge toch wel een dag of vijf bezig.



    De auto afhalen bij Avis ging ook supervlot. De Toyota 4x4 Fortuner 2 is groot, staat hoog op zijn pootjes en ziet er - op een dikke bluts na - fantastisch uit. Grappige naam toch weer : "Fortuner". Alle typenamen van auto's in 't Oosten zijn ofwel heel protserig en duiden op veel geld bezitten zoals "Big Saloon" ofwel refereren ze aan iets wat geluk brengt. Ik zie ons in België al rondrijden met een Audi "Big Spender" of een Volkswagen "Klavertje Vier".
    En toen begon het avontuur… Gewapend met drie kaarten (kompleet verschillende...) en een pasgekochte Avis-wegenatlas, waar alle namen ook in Thais schrift in stonden, reden we Bangkok binnen... De GPS die we in België speciaal voor deze reis hadden aangeschaft kon nog niet gebruikt worden want daar moesten we hier eerst nog een kaartje met de wegen in Thailand voor gaan kopen. Dus was het nog de goede oude kaartleester die ons ter plaatse zou moeten brengen, zijnde... moi. Misschien zijn vanaf morgen mijn kaartlees-dagen wel geteld?... En ben ik vervangen door een Hollands-sprekende madame uit een bakske...

    Ik had een heel makkelijke weg gevonden zodanig dat we vanaf de luchthaven bijna altijd maar rechtdoor moesten rijden. Heel eenvoudig, ik richtte mij op het Victory Monument. Het was een kleine omweg in kilometers, maar heel makkelijk te vinden. Op de duur zag ik een lijnbus die naar dat monument reed en konden we die zelfs gewoon volgen. Een beetje tegen de zin van mijn chauffeur want die vond dat traag... Alsof in een file niet iedereen even langzaam voortsukkelt?
    Overal ziet ge banen en autostrades, naast u, onder u, boven u. Het lijkt bij momenten zo grauw en grijs als Tokio. Jammer genoeg waren alle interessantste verkeersborden (die met de omleidingen) enkel in Thaise krulletjes geschreven. Desalniettemin schoten we goed op en hielden de zon netjes achter ons. Ik vind het altijd een heel geruststellend gevoel als de zon niet opeens aan een andere kant staat.



    Twee poezen soezen op een electriciteitspaal.

    Het liep allemaal perfect tot Paul mijn tamme en brave manier van op onze bestemming te geraken maar weinig sportief vond en eens zijn zin wou doen en ondanks mijn aanwijzingen en waarschuwingen een piepklein straatje in schoot. Zonder dit voorval waren we op 45 minuten op onze bestemming geweest. Dat klein straatje heeft ons echter de das omgedaan want het leidde naar nog kleinere straatjes zodanig dat we plots klem zaten in een doodlopende steeg waar iedereen op straat zat te eten. En daar stonden we dus, met onze dikke auto tussen de eenden - gekookte zowel als levende - en we geraakten niet meer gedraaid.

    De mensen waren ontzettend behulpzaam, zetten hun plastic bordje even weg, en begonnen met hun armen, hun vorken nog in hun hand, te zwaaien om ons er uit te loodsen. Heerlijk vond ik dat. Telkens Paul aan zijn stuur kwam raakte hij zijn ruitewisser en schoot die in gang (béétje belachelijk want het is hier kurkdroog), vloekte, zette dat ding terug af, gaf terug een ruk aan zijn stuur, raakte zijn pinkers... Kortom ik vond het een schitterende ongevraagde demonstratie om eens te zien dat werkelijk álles aan die auto goed functioneerde en dat vond ik toch ook weeral heel geruststellend.
    Het is niet makkelijk om ineens (met een flinke portie jetlag dan nog) in een onbekende auto te stappen en dan direct links te moeten beginnen rijden natuurlijk. Ik zou het niet durven. Maar Paul plukt hier de vruchten van zijn jaarlijkse training in Sri Lanka. 
    Dus uit deze negorij geraakten we ook moeiteloos uit. Paul ietwat roodaangelopen, ik met een Boedha-glimlach, van weliswaar een dikke Boedha. Na nog enkele eigenzinnige toertjes (al grommelend tussen zijn tanden) door nog wat kleine straatjes kon ik hem toch wijsmaken dat de stand van de zon een heel interessant gegeven was. Trouwens ik zag ondertussen ook de wolkenkrabber van ons hotel boven de daken opdoemen. Soms krijgt de kaartlezer nog wel eens hulp van hierboven.

    Binnen de kortste keren waren we terug op de grote baan, die we nooit hadden mogen verlaten, en na nog 1 rood licht (die hier minutenlang duren, gelukkig ziet ge op borden de seconden aftellen tot het weer groen wordt) kwamen we aan het Siam@Siam Hotel. De check-in was uiterst sympathiek en voorkomend, en de kamer tof en het uitzicht vanop de 17de verdieping overweldigend.

    Even opgefrist en dan besloten om eerst de shopping af te maken. Er moest nog dringend een kaart voor onze gps gevonden worden. Aangezien het hotel vlak naast een groot shoppingcenter ligt hadden we die kaart ook al binnen ’t half uur gekocht. En twee paar schoenen én twee olifanten én twee kleedjes. Die laatste zullen zeker na 1 wasbeurt ofwel verkleurd ofwel uiteen gevallen zijn, maar dat geeft niet. Het zijn buikverhullende kleren met grote bloemmotieven en dat is al wat telt op dit moment.
    Het was een modern grootwarenhuis met geplakte prijsetiketjes en toch kreeg ik ongevraagd de olifantjes opgesolferd aan zo maar even een derde van de prijs die op ’t etiketje stond! Vreemd. 1600 baht werd opeens 500, 600 nog maar 200 en dat allemaal op twee minuutjes tijd. Ze pingelen tegen zichzelf begot! Zo heb ik ’t graag, snel en efficiënt.

    Onze buit in ’t hotel gaan droppen en dan een taxi genomen naar Wat Po om van daar met een ferry (voor 3 baht! Ongeveer 3 oude Belgische frankskes! Waar zoudt ge hier nog voor dat bedrag geraken? Nog niet tot in een café-toilet!) over te zetten naar Wat Arun.







    Een heel speciale tempel versierd met potscherven. Heel geestig en we hadden hem nog nooit bezocht. We waren er bijna alleen dus ’t was nog makkelijk om te fotograferen ook. Alleen jammer dat hij 76 meter hoog was dus Paul heeft allemaal stukskes tempel getrokken. Hij kreeg hem met geen macht op 1 fotoke. Het tegenlicht was ook niet echt plezant. Maar kom, de foto’s van de eerste dagen dienen toch maar om warm te lopen. En van warm lopen gesproken : de temperatuur is hier zalig!!! Amper 27° en heel droog. We zweten zelfs niet hoewel we die tempel weer moesten bezoeken in “aangeklede toestand”. Lange broek en aanverwanten. De lucht was een beetje bewolkt of zullen we ’t maar ineens smog noemen? ’t Resultaat was net als mijn vorige Bangkok-ervaring : binnen het uur een snotaanval. Maar een gewaarschuwde vrouw telt voor twee dus ik had deze keer mijn Cirrus-pillen bij de hand en ben geen WC-papier moeten gaan kopen om in mijn neus te steken.
    Ik had dan ook nog de chance van een prachtige rosse poes met gouden ogen te kunnen fotograferen die zich in de zon op de tempelstenen lag te koesteren. Ton sur ton. Op de duur bleek er een volledige familie rossen en half-rossen te zitten. Heel doodgemoedereerd en helemaal niet angstig. Fijn om straatdieren toch gelukkig te zien.
    Ik had onderweg ook al huisdierentoebehorenwinkels gezien, die waren er vroeger niet, en er lopen veel honden met een halsband, dus ze gaan hier duidelijk niet meer direct allemaal de pot in.

    Na de beklimming van Wat Arun hebben we op de oever nog iets gedronken. Niet op een terrasje met een makkelijke stoel ofzo, dat is er op deze over niet, gewoon een colake uit de poot. Vervolgens gleden we terug met de ferry naar de overkant in het avondlicht. Best mooi en je hebt een uitzicht op de wolkenkrabbers van Bangkok gemengd met de tempelspitsen. De rivier is druk bevaren door vrachtboten en sampanachtigen die toeristen vervoeren. En ferry’s. De oevers bestaan uit groezelige huizen met houten terrasen die boven ’t water op palen hangen. Er is totaal geen mooi waterfront hier. Wel jammer, ze laten een mooie kans voorbijgaan.

    Op de overkant even gesnuisterd in de bangelbarangs (onze privé-term voor souvenirkraampjes met bangelijke inhoud) en dan helemaal rond het Koninklijk Paleis gelopen omdat Paul toch persé wou trachten het misgelopen twee kilo zware Ramayana-boek uit de Cambodja-reis alsnog voor me te kopen. Dat boek wordt stilaan een running gag. In hoeveel winkels is dat al gezocht heb...
    Het Paleis bleek trouwens gesloten want het was een feestdag. Toch heeft die wandeling nog een paar zeer speciale foto’s opgeleverd van de ranke torenspitsen achter de omwalling, dus ’t was de pijnlijke voeten en de vermoeidheid best waard. We hebben maar flink ons best gedaan om in beweging te blijven en niet te gaan slapen zo worden we de jetlag nog ’t snelst de baas.



    Een taxi genomen om terug naar 't Siam@Siam Hotel te rijden, waarvan de chauffeur vanzelfsprekend beweerde dat hij ’t kende. Hem toch maar ’t visitekaartje gegeven voor alle zekerheid. Paul viel als een blok in slaap maar ik hield een oogje in ’t zeil en dat was weer heel nuttig, want het eindigde er weer mee dat ik de man de weg moest wijzen.

    Eerlijk gezegd, ik sta verstomd van mezelf. Hoe moe ik ook ben en hoe lastig de jetlag is, ik ben er vanmorgen toch maar in geslaagd om ons regelrecht en zonder omwegen ’t stad in te loodsen. Iets waar ik behoorlijk bang van was. Bangkok is big. Very big. Naar ’t schijnt meer dan 10 miljoen mensen. En ik denk dat ze voor hun Kerstmis allemaal een brommerke gekregen hebben.

    Hoop en al een zinnige en heel nuttige dag, maar ik zal wel blij zijn morgen uit Stinkstad weg te zijn, en ons beider neuzen zeker. Ik snap niet hoe mensen in deze luchtvervuiling en dit lawaai überhaupt kunnen overleven..

    Vanavond zijn we op ’t roofterrace van ons “design”-hotel gaan dineren. Helemaal op de 25ste verdieping! In openlucht! Een enig uitzicht op al de verlichte en flikkerende wolkenkrabbers. Een prachtig einde van een zinnige dag. ’t Eten was nog lekker ook hoewel er geen enkele Thaise schotel op ’t menu stond. Maar de jumbo praws waren heel geslaagd en lekker vers.

    En nu is er een bedje. Een kamer vol rommel - en toch weer een half uitgepakte valies - maar orde wordt er niet geschept want morgen moet toch alles weer ingepakt. Er gaat geslapen worden in gestrekte houding. Eindelijk. Heerlijk.

    --------------------------------------

    Wil je meer foto's zien van Wat Arun?...



    Mee over zijn terrassen wandelen?...



    Zijn details bewonderen?...



    De kleinste versieringen van dichtbij zien zoals ik ze zag?...



    Of wil je meer zien van 't Koninklijk Paleis of het uitzicht vanop het dakterras van het hotel? Bangkok by night?
    Klik dan op 't fotoalbum dat bij dit hoofdstuk hoort :
    http://picasaweb.google.be/laathi.webalbums/Thailand2009Hoofdstuk219Februari2009?authkey=Q4TQ4cdJZUo#

    Morgen of overmorgen Hoofdstuk 3 : van Bangkok naar Kantchanaburi!




    18-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1. Varkensvis.

    Zondag, 18 januari 2009.
    In ’t vliegtuig.

    1. Varkensvis.

             

    Serendipity : "Néééé. Ik wil niet dat ge weg gaat! Ik woon zelf nog maar pas bij u en nu bolt gij 't af!!! "Verlatingsangst "noemde Freud dat! Nee, niet weggaan! Dan zet ik me in uw valies en neemt ge maar mee."

            
     
    "En als ik nu héél lief kijk? Blijft ge dan niet thuis?..
    Of ga ik een positievere respons krijgen door eens in de gordijnen te vliegen?...
    Ge kiest maar hé. Ik ben bereid tot alles."

    Het vertrek was veel minder stressy dan vroeger toen we de winkel nog hadden. Het gaf ook een goed gevoel dat nu we twee poezen meer hebben - de roedel bestaat uit zes stuks - ze ook drie personeelsleden krijgen. Hun hofhouding zal bestaan uit maar liefst drie poespassers! Een halve dienaar per kat, niet écht een slechte service vind ik persoonlijk. Ik heb ’t in sjieke hotels al met veel minder moeten doen. ’t Feit dat betrouwbare mensen op mijn geliefden gaan letten geeft een goed gevoel om te vertrekken. China Airlines gaat dat gevoel niet zo echt geven...



    "Poespassers! Poespassers! Hallo?! En wij? 't Is niet omdat wij in de minderheid zijn
    dat we geen recht hebben op een even goede verzorging!
    Wij zijn met 5, dus wij eisen 2 en een halve vispasser!"

    De trein naar Schiphol viel reuze mee. Vorige keren was dat maar een akelige ervaring maar deze keer zaten er allemaal normale mensen op, weliswaar van allerhande rassen, maar de weirdo’s, junkies en griezels waren thuisgebleven. Omdat het voormiddag was? Omdat het zondag is? Geen idee maar ik zie die toch ook niet direct in de kerk zitten. Misschien steken die nog allemaal uitgeteld in bed? Laat ze daar maar blijven dan moet ik niet konstant met argusogen al de bagage in de gaten zitten te houden.

    Op Schiphol laadden we onze zes stuks bagage uit  – als altijd 6 stuks – om geen vergissingen te maken en niks te vergeten. Het “Vergeten-Pandora-avontuur” van enkele jaren geleden zit in onze genen geëtst.
    Op de roltrap ging het even mis, onze kar bleek geen remmen te hebben. Niet zo simpel om op een helling een kar met 60 kilo bagage proberen omhoog te houden zonder zelf naar beneden te glijden. Maar ook die opdracht hebben we volbracht, zij het niet zonder de slappe lach.
    We reden dartel rond tussen de winkeltjes, ik tikte nog een warme poncho op de kop in de solden want het witte vestje dat ik op de valreep wou inpakken zat vol vlekken, dus nu heb ik een waardige opvolger van mijn vuil vestje en dan nog in een veilig donkere kleur. Smos-proof.

    Ik vond zelfs een supermodern rookhok : een “Smoke and Go”. Een modulair systeem in glas met allemaal statafeltjes en een suberbe afzuiging. Een rookkot een mens waardig. Ze zijn zeldzaam. Aangezien ge in Holland zelfs nergens meer in café’s moogt roken mag het in de drankgelegenheden van de luchthaven zeker niet. Ik stond buiten - in de wind, in de regen - te praten met een vrouw en die vertelde dat ze zelfs niet meer voor de deur van een discotheek mogen roken. Ze kunnen ook niet op de stoep gaan staan want dan krijgt de eigenaar van de zaak een boete. Dus gaan ze 20 meter verder, maar als ze dan hun pintje meenemen zijn ze ook weer strafbaar. Die vrouw had dus een boete wegens openbare dronkenschap aan haar been gewoon door op straat een sigaret te gaan roken met een glas bier in de hand… Straf toch dat Nederland in dit geval nog bangelijker is dan België.



    De ultramoderne "Smoke and Go" van Schiphol.

    Ondertussen hangen we al volop in de lucht dus we mogen zeker nog niet klagen. Toch loert er ergens achter een vleugeltje een snuifje amateurisme. De bordjes om bij ‘t boarden de weg te wijzen bleken zelfgemaakt, niet eens met een stift op een papierke geschreven, maar door met een stylo letteromtrekken vol te kleuren. God as a child trying to make a ‘bordje’.
    Met het eten gaan ze ook zeker niet in de Gault Millau komen. Ik had puree met kip, maar begin zo’n beest maar te snijden in een plastic bakske met een plastic mes… Paul had een visgerecht waarbij op de verpakking duidelijk vermeld stond : “Asian catfish. No pork!!” Alsof er varkensvis zou bestaan…
    De broodjes van de midnight snack waren echter niet te versmaden. En dat heb ik dan ook nadrukkelijk niet gedaan. Heb ze dan maar als ontbijt aanzien zodat ik kon ontsnappen aan de plastieken omelet. Maar tot mijn verbazing heb ik nu twee ontbijten binnen gespeeld! Want buiten het klassieke plastieken ei was er nog keuze uit een vermicelli met gedroogde champignons en stukjes beef, ge miste wel wat sausjes maar kom ’t was te eten. De eerste pogingen tot het naar beneden halen van de cholesterol van 320 en van het starten van een licht dieet om die 10 kilo die er ’t laatste jaar zijn bijgekomen er weer af te halen zijn dus enigszins mislukt. Elke eerste stap ik moeilijk.

    De rest van de zombies begon vervolgens te genieten van een wazige sciencefiction film met Chinese ondertiteling maar ik heb een flink dutje gedaan. Meer dan vijf uur liggen knorren in een vrij comfortabele zetel met voetsteun. Ik voel me dus nog redelijk. Hoewel ik er zeker zo niet uitzie. Het was behaaglijk warm in ’t vliegtuig dus ik heb haast onmiddellijk 5 lagen kleding kunnen afpellen. Ze verkochten aan boord ook een bloeddrukmeter dus heb ik die maar ineens aangeschaft, dan weet ik tenminste op voorhand wanneer ik ga ontploffen.




    17-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorwoord

    Het reisverhaal dat je op dit blog vindt gaat over een trip met een huurauto vanuit Bangkok, langs de binnenlanden van Thailand helemaal tot in 't noorden, tot Chiang Mai.
    Onderweg komen we terecht in een tempel die dienst doet als tijgerweeshuis en mag ik met de tijgers in 't water spelen, we gaan baden met een olifant in een olifantenkamp, we bezoeken tal van oudheidkundige sites, rijden we met een trein over "de spoorweg des doods" aan de rivier Kwai, genieten van twee dagen fietsen door de ruïnes van de oude keizerlijke stad Sukhotai, mengen ons tussen de apen in Lop Buri, knuffelen de olifanten in 't ziekenhuis van "The Friends of the Asian Elephant", kuieren we door het dorp van de Langnekvrouwen en andere inheemse stammen, genieten van de vruchten van de eindeloze velden in de bergen, en bereiken we uiteindelijk via verschillende watervallen de top van de hoogste berg, de Doi Inthanon. Van dit alles kun je nu van op je bureaustoel meegenieten als je wil.
     
    Mijn bedoeling is zoals steeds : een stukje van de wereld te laten zien bekeken door mijn ogen en impulsief beschreven op de manier waarop ik persoonlijk de reis aangevoeld en beleefd heb. Verwacht dus geen geschiedenisles of een literair reisverhaal. 't Is ook zeker geen "kunstfoto"-galerij, 't is gewoon een mengeling van goede en slechte foto's om beter te laten zien wat ik beschrijf.

    Het verhaal is te lang om in 1 keer te lezen, vandaar dat ik alle hoofdstukken bereikbaar heb gemaakt via de links hiernaast in de zijkant van mijn blog, dan kan je steeds makkelijk terugvinden tot waar je 't al gelezen hebt.
    Dit blog is later altijd eenvoudig terug te vinden door www.laathi.be in te geven. Dan kom je op mijn home-site terecht waar de links naar al mijn reisverhalen in de zijkant staan. Met slechts één muisklik kan je dan weer opnieuw op reis vertrekken.

    Veel plezier, ik hoop dat je even intens gaat genieten als wij gedaan hebben!




    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs