Zondag, 1 februari 2009.
Fern Rim Than Resort, Mae Hong Son.
15. De Giraffennek- en de Apenarmvrouwen.

Het avondmaal omringd door de honden.

En een paar uur later... een origineel ontbijtje!
Tijdens een rijkelijk en hoogst origineel ontbijt waren we alweer omringd door dikke bundeltjes sherpa waaronder zich telkens een warmbloedige aziaat zou bevinden. Om die te ontdekken moesten er dan eerst wel enkele lagen kleding afgepeld worden. Maar lang duurt dat hier niet, in vier of vijf uur tijd evolueert de temperatuur van 12° naar 37°. Ik start de dag met sokken, een lange broek, een t-shirt, een sweater, een jeanshemd en een poncho en een uur later heb ik enkel nog een rok en topje aan. Weer iets later loop ik rond in een doorweekte rok en topje. Best plezant klimaat voor Belgen : zomer en winter op 1 dag en dan nog perfect voorspelbaar ook.

Het zwembad in het park-bos van het Fern Hotel.
Vandaag gingen we de langnekvrouwen zoeken, het bleek helemaal niet zo moeilijk. De lieve kerel van ons eco-resort (dat gerund wordt door mensen uit de bergstammen) had ons gisteren tijdens 't diner een schitterende uitleg gegeven.
"After bridge you take left. Second road left."
"OK, bridge and second left."
"Nononono! First bridge than street and than second road left."
"Yes second road."
"No. First pass bridge and then one road, that is not the good one. The right one is the second one."
En zo bleef dat maar doorgaan, die second road leek wel zijn mantra. Na 't eten kwam hij alweer aangelopen, met ondertussen duidelijk nog een biertje extra achter zijn kiezen :
"I forgot to tell you! You cross bridge and then you take the second road, not the first on the left."
"Yes, we know, the second road on the left."
"No! The first road is not the good one, first you pass the bridge and than you count, the first road, the second road,.. The second road you must take."
Wij durfden al niet meer knikken om aan te geven dat we 't begrepen hadden uit vrees dat hij nóg een keer zou beginnen.
's Morgens bleek de uitleg dan ook nog volslagen overbodig want ge kunt de naam van 't dorp gewoon in onze Trees intikken. Met modern comfort op zoek naar een eeuwenoude stam... Ik had voor die mensen nieuwe tandenborstels meegebracht, zoals ik vroeger naar de afgelegen dorpjes van Sri Lanka deed, maar die heb ik maar al terug beschaamd weggestopt. Elk lid van de Chan, de Karen, de Padaung, de Hmong, of hoe die stammen nog allemaal mogen heten, loopt hier met een gsm aan zijn oor geplakt, dus die mensen zijn mijn missioneringswerk met den tandenborstel al héél lang voorbij. Ik zal ze wel gebruiken om al de rode en groene curry-smosvlekskes uit Paul zijn t-shirts te schrobben.
Het was een plezante weg, we moesten wel door een 10-tal fordjes rijden. Leuk, spetterdespetter met onze auto door de rivieren. Eindelijk was die 4X4 (pro forma, want 't water was nog geen 15cm diep) dan toch eens nuttig, alleen almaar omdat hij zo hoog op zijn pootjes staat.
In Ban Huai Deau, het bewuste Karen-dorp, stond er midden in de hoofdstraat een tafeltje met daarop een verfomfaaid papier in 't Engels dat uitlegde dat er eerst 250 baht moest betaald worden alvorens het wandelpaadje naar de nederzetting van de longnecks in te mogen slagen. De bedoeling is die mensen wat centen te verschaffen aangezien het eigenlijk Birmese vluchtelingen zijn en ze geen officiëel inkomen hebben. Het geeft natuurlijk een vreemd gevoel om inkom te moeten betalen voor een dorp maar mijn hart gaat nu eenmaal naar Birmezen uit dus kan ik er best begrip voor opbrengen. Sommige rugzaktoeristen die ook rond dat papier stonden te drentelen konden dat niet. Voor hun is 't vanzelfsprekend een dagbudget dat ze kwijtraken. Ze kozen er dan ook voor om hun weg verder te zetten zonder de longnecks te gaan bekijken. Begrijpelijk, ik ben ook ooit rugzaktoerist geweest en dan moet ge inderdaad goed op de kleintjes letten.

Ik heb deze reis toch al zo dikwijls aan mijn geliefd Birma moeten denken. Wat een schrijnend verschil van leven dat de Birmezen moeten leiden in vergelijking met de Thai. Dít land heeft haast alles : rijkdom, eten, vrijheid, een redelijk politiek klimaat, en hiernaast in Birma wonen mensen in dezelfde prachtige natuur die hun evenveel zou kunnen opbrengen maar daar zijn ze arm, doodsbang voor de terreur van de overheid, lijden ze honger, moeten ze dwangarbeid verrichten, zelfs vluchten voor de militaire junta, zit Aung San Suy Chi nog altijd met huisarrest, durven ze niet met mekaar praten uit angst voor verraad, ligt de natuur vol landmijnen...
Gelukkig is er sinds kort een nieuwe Thaise Eerste Minister, die eindelijk hardop durft zeggen dat er in Birma toch wel iets zou moeten veranderen. Logisch want Thailand krijgt de meeste van de Birmese vluchtelingen over zich heen en moet daardoor zijn grens grondig bewaken. Een dure affaire want het is een lange grens.
Als ge betaald hebt en het paadje naar het dorp inslaat loopt ge een honderdtal meter door een enge tunnel van kraampjes met handwerk van de Karen. Er liggen best mooie zaken tussen maar op deze manier aankomen zorgt er wel helemaal voor dat ge u in een toeristisch soort "Bokrijk met mensen" voelt binnenstappen. Maar het wordt nog erger.
Achter een bruggetje begint het echte dorp van houten paalwoningen... en voor elk huis staan tafels met handicrafts met daarachter inderdaad een langnek die aan 't weven, aan 't spinnen of aan 't naaien is. Telkens ge een stap verzet naar het volgende huis vliegt de vrouw recht, strikes the pose, wacht als een standbeeld tot de obligate foto gemaakt is en vraagt als dank iets van haar stalletje te kopen... Oeverloos onnatuurlijk.


Ze zijn inderdaad netjes uitgedost in hun stamkostuum maar probeer maar een foto te maken als er op de voor- en achtergrond altijd toeristische paraphernalia in beeld komen. Och, ze zijn zo vriendelijk dat ge best zou kunnen vragen om een beetje opzij te gaan staan om een betere foto te nemen met een neutralere achtergrond, maar het hoeft opeens niet meer voor mij. Het is allemaal een beetje te gemaakt, te geforceerd, te commerciëel. Ik begin me zelfs vragen te stellen over die ringen rond die nekken. Ja, ze zijn echt, het is een lange metalen spiraal die rond de nek gewonden zit, maar er is nog veel plaats, ze kunnen hun hals goed bewegen, het is ook niet zozeer de nek die opgerekt wordt als wel de schouders die naar beneden geduwd worden door het loodzware metaal. Maar het zit dus helemaal niet strak rond de hals, en om het toch wat comfortabeler te maken hangen ze een soort stoffen slabbetje tussen metaal en huid, wat het geheel nu niet bepaald esthetischer maakt
Eén van de meisjes is een zangeres en heeft zelfs enkele cds op haar naam staan, ze heeft dan ook een liedje gezongen. Paul heeft natuurlijk het kind al haar plaatjes gekocht om haar te steunen. De titels staan er in een erbarmelijk soort Engels op en elk liedje gaat over het droeve lot vluchteling te zijn. De zangeres woont al meer dan 10 jaar hier in dit dorpje in Thailand. Overbodig te zeggen dat de drie andere Karen-dorpen hier in de buurt (die een felle concurentie voeren om de toeristen naar hun eigen nederzetting te lokken) nu ook allemaal een madam met een lange nek hebben leren zingen zodat ze mekaars klandizie kunnen afpakken. Elk dorp zijn eigen langnekzangeres
Mekaar vliegen afvangen... Een klassiek Thais gebruik blijkbaar, zie maar naar wat Soraida van het olifantenhospitaal met haar buren meemaakt.

De zangeres en Paul.
De Karen hebben ook speciale nepringen ontworpen (die achteraan open zijn en met een lint kunnen dichtgebonden worden) die ze dan pardoes rond de nek van de argeloze toerist ploffen om zo een foto te laten nemen. Dat is mij dus ook overkomen. Dán voelt ge u pas helemaal onnozel... Ondertussen draperen ze dan ook nog razendsnel wat bloemen over uw hoofd, gaan snel naast u op de bank zitten en de foto wordt genomen
Ge voelt u op dat moment een bleke opgebonden struik in vroegtijdige lentebloei! Hilarisch! Enfin, ik laat het allemaal maar gebeuren, dan kan er toch eens gelachen worden.

Oh nééééé....

Oh jawèèèèèl...
Buiten ons twee waren er nog enkele Aziatische toeristen, meer volk liep er niet rond.. Ik voelde me dus wel verplicht om van elke vrouw die ik gefotografeerde iets te kopen, bij voorkeur een armbandje, dus op de duur rammelde ik zelf als een stamhoofd. Nog een uurke langer met dat gewicht rond mijn polsen en ik kan hier een nieuwe stam beginnen : de Laathi's, de Apenarmvrouwen.
Deel 2 : Achter de façades.
Ge kunt wel met die mensen praten - velen spreken zelfs beter Engels dan de Thai - maar ze dreunen lesjes op, ze hebben hun trieste vluchtelingenervaringen al te vaak verteld, het is amper nog hun eigen verhaal. Het wordt pas boeiend als ge weg komt van de tafels vol souvenirs en ge achter de façades kunt gaan kijken. Zowel van de mensen als van de huizen.

Spinnen, weven, handtasjes en kleding ontwerpen... Deze mensen maken erg mooie zaken.

Af en toe viel er een huiselijk tafereeltje te bespeuren...

Het comfort van een lekker grote badhanddoek op uw hoofd. In 38°.

Main Street.

Toen we achter de huizen door begonnen te lopen kregen we toch iets te zien van hun echte manier van leven. Houten huizen op palen, met posters van popsterren tegen de wanden van de kamer geplakt, en kalenders natuurlijk, véél kalenders, de kleding (veelal Westerse) over rekken gedrapeerd onder de huizen of onder afdakjes, plastic kinderspeelgoed.
Sommige woningen waren echte rommelhopen, andere hadden prachtig opgeblonken teaken vloeren. Zoals altijd waren meubelen zeer schaars. Enkel de plastic tuinstoel lijkt in Azië een succes te zijn. Voor de rest zit iedereen 't liefst op de grond of op de plankenvloer.
Tussen de huizen, naar pijnlijk goede gewoonte, hopen afval.
Omringd door kippen en katten wandelden we de heuvel op en vonden daar waarachtig een houten kerkje! Ze hadden godbetert geprobeerd de Karen te bekeren!! De Karen hadden er zich echter gene choco van aangetrokken. De tekst boven het altaar was ronduit eng, nochtans was hij door een Engelse missionaris geschreven : "Hide me within Thy wounds". Stel u voor! Voor een mens met een beetje fantasie is zoiets toch gruwelijk! Gelukkig dat niemand dat hier zal kunnen lezen, laat staan begrijpen...

Het houten kerkje.

Een gezellig intiem babbelmoment : mekaar knus ontluizen.
Je kan ook mooi zijn zónder halsringen. Dan draag je toch gewoon oorringen!
Zolang 't allemaal maar groot is. "Less is more" is nog niet tot hier doorgedrongen.

Hier zie je goed het kleurige lapje, tussen hals en ringen geklemd,
dat de huid tegen irritatie moet beschermen.

Eén van de grappigste foto's is misschien nog die van een fel opgemaakt klein longneck-madammeke dat rondloopt in een veel te groot t-shirt van de hardrockgroep Slipknot. Hilarisch en droef tegelijk. Ge weet niet of ge moet beginnen schateren of tranen met tuiten huilen.


Als folkloristische klederdracht kan dit tellen...
Probeer hier maar eens poëtische foto's te nemen...

Ook deze mensen worden door eindeloos doormalende administratieve molens gedraaid...
Officiële papieren invullen in een taal die ge niet begrijpt... het wordt er niet simpeler op...
Toen we terug via de tunnel van kraampjes naar onze auto liepen kwamen we de Westerse rugzakkers weer tegen. Ze vroegen ons of het de moeite waard geweest was wat we gezien hadden, en of het moreel verantwoord was, en of het zin had - die voor hen wel echt dure - inkom van 250 baht te betalen. Wat moet ge daar nu op antwoorden?...
Tja wat is nu 't beste? De longnecks betalen om hen te mogen zien en te fotograferen en hun zo een inkomen te verschaffen? Of hen weigeren geld te geven in de hoop dat ze stoppen met die ringen rond hun nekken te doen? Het is uiteindelijk een manier om aan de kost te komen als een andere en 't moet gezegd, het brengt goed op. Ze kunnen ook ten allentijde de ringen rond hun nek verwijderen en zonder door het leven gaan. We hebben verschillende vrouwen gezien die ze niet meer droegen en toch gewoon deel uitmaakten van de maatschappij.
Ik denk niet dat het prettig is dat oprecht zware gewicht rond je nek te dragen (hier moet serieus wat hoofdpijn geleden worden) maar aan de andere kant is het voor veel van die vrouwen ook een schoonheidsideaal. (Trouwens hoe prettig en comfortabel moet het zijn om een superboezem te laten inplanteren? Toch ook een gewichtige aangelegenheid voor rug en schouders zou ik zo denken?)
Die halsringen zíjn ook elegant én... het is die mensen hun traditie. Ik ben al lang blij dat ze tenminste de keuze hebben om de hals- en knieringen of de oorringen over de haag te zwieren als ze dat willen.
Deze longnecks leven tenminste nog in familieverband én in hun natuurlijke omgeving, terwijl de ontelbare Birmezen die overal in Thaise steden als poetslui of als prostituées werken er dikwijls helemaal alleen voor staan want ze spreken geen Thais... Dat vind ik een veel gruwelijker lot dan hier die paar uur per dag in een folkloristisch outfitje uw knutselwerkjes in een kraampje voor uw deur trachten te verkopen aan toeristen, en zo snel die weer weg zijn u terug onder te dompelen in uw familieleven. In een comfortabel westers t-shirtje.

Dame die er voor gekozen had zonder de halsringen verder door het leven te gaan.
Deel 3 : Zelfzekerheid, doortastendheid, overredingskracht : de korste weg om uw doel niet te bereiken.
Naast onze auto had een vrouw een vuurtje opgesteld waarop ze zoete aardappels roosterde. Dus ik had weeral een verrukkelijke - en spijtig genoeg héél voedzame - lunch. Aangezien we toch een beetje teleurgesteld waren door het toeristische gedoe tussen de langrnekken dachten we erover om ons dan maar eens écht grondig te laten plukken. Per ongeluk in een 'tourist trap" verzeilen is niet plezant maar als ge 't in uw volle bewustzijn doet kan het héél leuk worden. En wij waren na vanmorgen écht wel in voor een goeie toeristenval en een goeie schaterpartij.
Er was hier een heel stuk verder nog een langnekdorp dat zogezegd alleen te bereiken was met een bootje. Misschien zou het er daar nog iets authentieker aan toe gaan? Alleszins dat koel boottochtje op een rivier in de jungle stond ons heel erg aan, en de eventuele nep-Karen zouden we er wel als bonus bijnemen. We moesten er alleen voor zorgen dat we een bootsman vonden die ons begreep en ons zéker niet terug zou brengen naar het dorp dat we al gezien hadden, Ban Huai Deau. We moesten hem dus aan 't verstand brengen dat we naar de Karen van Ban Nam Piang Din wilden, een dorpje dichterbij de Birmese grens. Blijkbaar een al wat gevaarlijker gebied want als ge dáár nog voorbij wilt moet ge u eerst bij de politiepost laten registreren. Iets verder ligt ook nog een kamp van wel 20.000 gevluchte Birmanen van bergstammen. Er wordt in deze buurt nogal veel geschermutseld, vandaar die strengere controles.
Wij vonden een rivier, we vonden zelfs een longtailboot en we vonden een hoop mannen die geen woord Engels spraken. Dat laatste maakte het iets minder interessant, maar aangezien we nu al twee van de drie ingrediënten hadden, een rivier én een boot, wilden we dat toch niet kwijtraken door verder op zoek te gaan naar iemand die ons zou verstaan.

De bootjes liggen vast aan stokken met lijnen. Je vist hier je boot!
Dus begonnen we die mannen met de kaart in de hand uit te leggen dat we in géén geval naar Ban Huai Deau wilden, want dat we die Karen al gezien hadden, maar dat we nu naar Ban Nam Piang Din moesten. Met nadruk : aan de Birmese grens. Aangezien Tony van 't hotel ons toch ook een keer of 30 de weg had uitgelegd wou ik deze beproefde methode hier ook toepassen. Ik slaagde er in van op een minuut of vijf toch een keer of 50 het woord 'Nam Piang Din' te gebruiken, al wijzend op mijn kaart, en Paul speelde mijn trouwe echo, dus er kon geen misverstand zijn, ze zouden het nu zeker niet meer aandurven ons naar het verkeerde dorp te brengen om zo een stiekem een besparingske van benzine te doen. Ze wisten nu dat we onze zaakjes hier kenden en dat wij beslist geen normaal toeristisch vee waren waar ze mee konden doen wat ze wilden. Oh néé, wij zouden ons niet laten vangen. Wij waren voorbereid, wij. Wij gingen naar Nam Piang Din, naar de Birmese grens, naar de échte longnecks!
De man keek ons diep in de ogen en herhaalde "Nam Piang Din" als een mantra, alsof hij tegen een stelletje gekken sprak die hij beslist niet woest wilde maken. Hij sprak ons geruststellend toe maar toch bleef voorzichtig op vragende toon de dorpsnaam herhalen en herhalen. Wij bleven ja-knikken en herhalen. Zelfverzekerd en doortastend.
Vol overtuiging dat we dit perfect aangepakt hadden betaalden we de prijs voor de boot en natuurlijk de inkom voor het dorp, stapten in de longtail, de bootsman gooide nog snel een meeneemmaaltijd voor zichzelf in een plastic zakje, zette zich achter ons aan de motor, de "zandbanken-uitkijker" drapeerde zich 5 meter voor ons op het uiterste puntje van de boeg, en weg waren wij. Naar Nam Piang Din. Zo fier als gieters dat we dat toch maar weer in orde gekregen hadden.

Het werd puur genieten
Die machtige rivier slingerend tussen een indrukwekkende natuur
En een boot helemaal voor ons alleen. Na enkele stroomversnellingen kwamen we aan werkzaamheden aan de rivier en was het wat sukkelen om verder te geraken, plots keerden we terug, ik grapte nog tegen Paul dat het hier een 'enkelrichtingsrivier' was en dat we terug moesten omdat we aan 't spookvaren waren, maar er bleek iets anders aan de hand.
De rivierarbeiders hadden daar ook een boot liggen en onze schipper ging van hen een half jerrycanneke diesel kopen. We hadden dus blijkbaar te weinig brandstof bij om ter bestemming te geraken? Toch raar want die schipper moet toch wel gewoon zijn om toeristen naar de langnekken van Nam Piang Din te brengen? Die moet daar toch op voorzien zijn zoudt ge zeggen? We maakten ons verder geen zorgen, zaten prinsheerlijk op ons houten latje achteraan in de longtail en genoten van de prachtige jungle met zijn vogeltjes en... ineens op de oever... een heuse jonge olifant die daar lag te slapen! Ik probeerde onze schipper wijs te maken dat zoiets voor ons iets heel speciaals was en of hij even wou stoppen en omkeren voor een foto maar daar begreep hij niets van. Hij leek ook heel gehaast, alsof er echt geen tijd te verliezen was. Kortom, die olifantenfoto werd maar niks.

Voor de heel goede kijkers : een olifantenkontje.
Onderweg zagen we nog bootstations - de meer toeristische - dus onze man was zo slim zijn bootjes meer stroomopwaarts te leggen om de solitaire reizigers te onderscheppen. Best leuk want op die manier hadden wij onbewust de langste boottocht genomen. En hij duurde ook écht lang. Veel langer dan in de reisgidsen beschreven stond zelfs...
We waren al een leuke nederzetting van duidelijk inheemse mensen gepasseerd die mooi op een heuvel lag en dat zag er best ook eens de moeite uit om te bezoeken, maar niet nú want nú gingen we dus naar de langnekken van Nam Piang Din.

Geef toe : toch best de moeite om ook ooit eens naartoe te gaan...

En de boot hij vaarde en vaarde, verder en verder. Ja, 't moet gezegd we kregen echt waar voor ons geld. Uiteindelijk legden we aan tegen een heel hoge oever, wij klauterden de rand op, de schipper volgde ons met zijn zakske met zijn gekookte rijst, wij kwamen boven en wij zagen
niets. Enkel een bord met "Nam Piang Din Police Post" en enkele kraampjes met fruit. Geen mens sprak ons aan, wij liepen wat doelloos naar een pad in de jungle te zoeken, vonden niets, liepen dan maar terug naar de oever waar onze schipper lekker in zijn zak met gekookte rijst zat te dabben, en vroegen hem heel verbaasd : "Longneck sir? Where longneck?" Even verbaasd antwoordde hij : "No longneck. This Nam Piang Din!" "Yes. Very good. Now longneck." "Longneck no here!!" "Hoe??? Longneck no here?!! Longneck where???"
Om dit oeverloze gesprek dat nog wel een tijdje doorging even in te korten : als we iets nauwkeuriger op de landkaart hadden gekeken dan hadden we gemerkt dat het longneckdorp ettelijke kilometers bóven het vermaledijde gat Nam Piang Din lag, en dat we hier echt níks te zoeken hadden omdat dit enkel het beruchte police check point was voor t geval ge zo gek zou zijn de Birmaanse grens te willen oversteken door de jungle...
De schipper vouwde met boeddhistisch geduld zijn rijstzak terug dicht, deed teken hem te volgen, we stapten met zijn vieren terug in de boot en vaarden... tot aan die charmante nederzetting van daarstraks die "die we ooit wel eens hadden willen bezoeken"...

Tegen de tijd dat wij dus in het longneckdorp onze blijde intrede maakten hadden die vrouwen er hun toeristische dagtaak al opzitten. Die hadden al lang hun kostuums uitgetrokken, hun rommel binnengepakt en lagen lekker in hun huis te soezen in comfortabele t-shirts... Enkele hoopvollen waren nog aan 't weven en hadden hun kraam nog niet opgeruimd en die hun geduld werd beloond want zie
hier kwamen twee verse toeristen! En aangezien die twee grote helden daar nu wéér helemaal alleen liepen en zo een heerlijk weerloze prooi vormden, durfden die alweer niet anders dan bij elke vrouw die ze fotografeerden
een armband te kopen. De dag werd hoe langer hoe hilarischer!
We wisten dat we gingen ingepakt worden vandaag, en we hadden ook nog bewust voor die boottocht gekozen maar nu begon het toch echt wel uit de hand te lopen. Goddank maakten de meeste vrouwen zich onzichtbaar omdat ze geen zin meer hadden om te werken want anders hadden mijn armen nu over de grond gesleept van 't ijzerwerk...

Naast Aziaten voel ik mij altijd een "Vlaamse Reus"... Vetgemest en slachtrijp.
(Voor de Nederlanders : een "Vlaamse Reus" is onze grootste en lekkerste konijnensoort.)


Als ik zou moeten kiezen tussen de halsringen en de oorringen zou de keuze snel gemaakt zijn...
Op mijn leeftijd primeert comfort boven schoonheid. De oorringen dus.

De kerkklok, alias de velg.
Ook dit dorp had een kerkje met alweer een goddelijk goedbedoelde maar zeer griezelig uitgevallen slogan boven de deur : "Mother help of Christians". Waarom niet ineens "Beware of Christians"? Nee, de missionering gaat hier op deze manier niet willen vlotten vrees ik.
De velg van een vrachtwagenwiel had in haar vorig leven zoveel karpers gevoerd dat ze nu gereïncarneerd was als kerkklok. Er lag ook nog een schooltje, lekker open hutten die drie klaslokalen voorstelden, maar wel met een computer. Helemaal op de top van de heuvel zou een kerkhof liggen, dus wij daar hijgend en puffend naartoe gestapt om exact 1 kruis te vinden aan de voet van een gigantische mesthoop. Echt succesvol was onze expeditie niet te noemen. We zijn dan ook snel op onze stappen teruggekeerd. Gelukkig zonder de nodige versierselen rond onze benen...

Het schooltje. Of beter gezegd : de klas.

Als je zo moet leren tanden poetsen
dan denk je toch dat iedereen met een vals gebit gezegend is?


Kinderen die zelf "kind van de rekening" zijn van 't geweld in hun thuisland...
spelen toch niet liever dan met geweren...
Terug naar beneden gerinkeld en getinkeld en de plaatselijke niet-longneck-neringdoeners ook nog iets laten verdienen door hun colabakken half te plunderen. Een warm tochtje wel. Ondertussen waren de oudste longneckmadammen al vergeten dat wij al eens gepasseerd waren en die schoten terug in de "vogue"-houding en de cinema begon helemaal opnieuw. Ik wou nog een potje kopen en als originele pingel-poging stelde Paul voor een liedje voor hen te spelen. Hij had toch al op al hun snaarinstrumentjes zitten tokkelen (ge kunt het echt geen gitaar noemen). Op de duur is het nog een heel plezante boel geworden want ze begonnen te dansen en mee te zingen en 't waren zeker geen folkloristische liedjes. Zo was voor die mensen toch ook eens de sleur van het bestaan gebroken want heel de dag "de boerin in Bokrijk" uithangen moet toch ook niet geestig zijn. Maar van de prijs van mijn pot ging nog geen 20 baht af. Liedjes zingen of niet.


Keuken, living en slaapkamer in één. Met uitzicht op de rivier.
Een loft dus?

De garderobe...
We namen afscheid van de dames met de lange nekken en de reuze oorlellen en stapten terug in ons bootje om door de koelere vooravond terug te varen in een zacht briesje over de klotsende rivier. Onderweg zagen we de jonge olifant nog steeds in de oever grasduinen.

Véél levenswijzer dan op de heenweg zat ik prinsesheerlijk in mijn bootje...

Na - uit eerlijke schaamte voor onze doortastende stompzinnigheid - een flinke cent drinkgeld gegeven te hebben namen we afscheid van onze schipper.
Een man die nu toch weer een heerlijk hilarisch verhaal over zotte toeristen rijker is om 's avonds met enkele pintjes onder zijn palmboom aan zijn maten te vertellen. Hopelijk al rollend van 't lachen. 't Is hem van harte gegund.
Deel 4 : Popcorn voor de karpers, parels voor de zwijnen.
Ons doel was om, na de heerlijk gekke boottocht met het langnekkenbezoek, in het kleine stadje Mae Hong Son even af te koelen en iets te gaan drinken, maar dat kwam er weer niet van want ons oog viel op iets zeer aantrekkelijks...
Aan 't meer in 't centrum van 't stadje stonden een hele nest tempels bij mekaar! En o wonder, alhoewel 't reeds valavond was waren ze nog open! Mijn alweer hongerig oog viel ondertussen op een meneerke dat popcorn verkocht maar omdat hij zo vlak naast het water zat vreesde ik dat het als visvoer bedoeld was. Al goed dat ik geen zak gekocht heb want enkele minuten later zag ik enkele gelovigen merit verdienen door de popcorn aan de karpers te geven. Ze zouden mij ook mogen voeren, ik zou hun ook wel merit geven. Een zo vaag begrip kan niet moeilijk te schenken zijn.

Het schitterende meer van Mae Hong Son...


Parels voor de zwijnen : Popcorn voor de vissen!




Dus stapten we maar zonder popcorn de tempels binnen. Ze waren gewoon goddelijk!
Schitterende grote zalen met flikkerende Boeddha's die zo uit een casinoreclame weggelopen waren. Hun aureolen lichtten op in uitdijende kringen van kleurige knipperende lampjes. De klassieke waarzegspullen waren aanwezig, het deed allemaal toverachtig Birmees aan. In een donker hoekje achteraan de tempel lag op de mooie glanzende teakvloer een monnik een sigaar te roken. Enkele anderen zaten te keuvelen op het terras. Ondertussen sleepten enkele gelovigen wat offerrandes aan. Ik voorspelde mijn toekomst met de rammelstokjes, kreeg nummer 9, maar net díe papiertjes waren natuurlijk weer op. Ik zou mijn lot dus vandaag niet te weten komen.

Boeddhabeelden met flashy aureooltjes...

De waarzegbriefjesbak.


Soezelende monnik tussen een verzameling zeer oude glasschilderijtjes.

Naast de tempelzaal hadden ze een erbarmelijk museum ingericht waar meer stof dan oudheden lagen. Maar de opschriften in een soort Thais Engels maakten de saaiheid van t geheel méér dan goed.


Eén van de volgende tempels spande de kroon! In Lampang hadden we achter een hekwerk al eens een reuze pot gezien waar de mensen doorheen de tralies geld in mochten mikken. Veel van de centen lagen er vanzelfsprekend gewoon naast. Maar hier hadden ze nog iets véél leukers uitgevonden!
Een houten bak, afgedekt met een glazen plaat, met daarin een draaischijf met de beeldjes van de 7 Boeddha's van elke dag. Bovenin het glas was een gleuf om geld in te steken, maar eerst moest ge met uw voet op een pedaal duwen zodat de schijf met de beelden begon te draaien en dan moest ge mikken zodanig dat uw geld bij de Boeddha van uw geboortedag viel. Dat mislukte natuurlijk altijd omdat de schijf niet op tijd afremde als ge stopte met op die pedaal te duwen. Ze stond altijd stil boven de verkeerde heilige en ge kon dus opnieuw beginnen. Héél plezant! Echt waar een kermisatrractie uit een lunapark moest er niet voor onderdoen! Nogal wat geestiger dan bij ons zo'n enge kruisweg in de kerk die totaal niet interactief is. Geloof me, deze poppenkast brengt veel meer op en er mag nog eens gelachen worden ook.
Een jonge monnik zag me bezig - ik wou net de offer-emmers met pillen en sponzen en afwasprodukt, wc-papier, pillampen, snelverband etc gaan fotograferen - maar hij lonkte me, hij wist duidelijk een beter foto-onderwerp : zichzelf! Hij ging heel trots op zijn troontje zitten poseren. Het was nog een jonge kerel dus ik denk dat hij zijn troontje nog maar pas had gekregen en daar apetrots op was. En misschien had hij de clausule in zijn monikkencontract ook nog niet gelezen dat ge geen contact met vrouwen mocht hebben
Jammergenoeg heb ik door dit intermezzo wel een foto vergeten te nemen van die zalige draaibak...

Een gelijkaardige draaibak uit de andere tempel.
Deze werkt met diertjes in plaats van "de Boeddhabeelden van de dagen van de week".

De fiere jonge monnik op zijn troontje.

Ondertussen was de schemering ingevallen en de lichtjes van de tempels werden aangestoken, toen werd het helemaal feeëriek! Die eindeloze aantallen torentjes versierd met lichtjesslingers... Terwijl wij in de tempels hadden rondgelopen was er ongemerkt rond het meer ineens een avondmarkt gegroeid. Kraampjes met koekjes, gedroogde vruchten en massa's handwerkproducten uit de regio. Vooral de t-shirts met "Chiang Mai - Mae Hong Son : 1864 curves" was een van de bestsellers. Er zijn blijkbaar nóg mensen die al eens misselijk worden op die haarspeldenweg.
Moe maar gelukkig kwamen we terug in ons bos in het Fern Hotel. Een Canadese vrouw, Diane, die we gisteren hadden leren kennen was vandaag naar het derde langnekdorp gegaan omdat het vlak naast een vluchtelingenkamp lag en ze daar familieleden van een Birmese kennis wou bezoeken. Ze had een bescheiden kamp verwacht maar tot haar grote verbazing bleken er 20.000 mensen te wonen! Jammer voor haar kende niemand de persoon die ze zocht. Ze mocht het kamp vanzelfsprekend ook niet betreden. Een Birmese vrouw vertelde haar dat ze een baby had maar dat die werd opgevoed door haar moeder, die buiten het kamp woonde, omdat haar kindje geen vluchtelingennummer had. Moeder en kind waren dus gescheiden geraakt
Dus ook hier is het toch weer dezelfde doffe ellende als in 't noorden van Sri Lanka.
Na het zalige avondmaal in ons bos, gehuld in een dikke trui en met een warme hond op onze voeten, zaten we nog even met Diane te praten. Ze vertelde dat het ook in Vancouver een uitzonderlijk strenge winter geweest.
In Amerika ook, bij ons ook, en hier hebben ze twee weken geleden een noodplan uitgevaardigd en aan de mensen die in streken wonen waar het drie dagen na mekaar minder dan 15° was dekens uitgedeeld. Ja, en van minder dan 15° kunt ge doodgaan natuurlijk... Dus overal in de wereld is deze winter abnormaal streng. En dat allemaal tijdens de opwarming van de aarde? Ge moet het toch maar kunnen. Wiens thermometer is er nu eigenlijk kapot?...
En nu is 't weeral inpaktijd, we moeten ons romantische bos met zijn klaterende beekjes en de bamboekleppers, de 20 verschillende soorten varens die hier groeien en het plezante personeel met zijn gekke hondenroedel morgen alweer verlaten...
Jammer, ik had het hier nog wel een tijdje volgehouden. Zéker in t restaurant