Laathi's Thailand-reisverhaal
Een autotrip van Bangkok naar Chiang Mai
Foto

www.laathi.be

  • Voorwoord.
  • Hoofdstukken
  • 1. Varkensvis.
  • 2. Kippenvel in Bangkok.
  • 3. Herberekenen, herbereken, herbereken!
  • 4. De WC des Doods.
  • 5. Chang. Chaa-AAng? ChAA-aang? Chaa-AA-aaang? Oh! ChAA-aaa-âââng!
  • 6. Een waardig einde van een trouwe broek.
  • 7. Een mahout met een hoed.
  • 8. Hapklare brokken voor Hanuman.
  • 9. Het geslacht der engelen.
  • 10. Is mijn gat niet te dik voor deze fiets?
  • 11. We maken van ons gat ne steen.
  • 12. De wisselkoers van de gelukskiezel.
  • 13. De discipline van het olifantheffen.
  • 14. Een hernia van geluk.
  • 15. De Giraffennek- en de Apenarmvrouwen.
  • 16. Achter elke stam een nieuwe stam.
  • 17. Een wandelend souvenirstalletje.
  • Mijn andere blogs
  • Laathi (homesite)
  • Mijn jeugdverhalen
  • Reisverhaal Egypte
  • Reisverhaal Thaise eilanden
  • Reisverhaal Noorwegen en Spitsbergen
  • Mijn poezenblog
  • Mijn macro foto's
  • Irma
  • 24-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.7. Een mahout met een hoed.

    Zaterdag, 24 januari 2006.
    Lop Buri, Lop Buri Inn Resort.

    7. Een mahout met een hoed.

    Na 't ontbijt de derde poging ondernomen om olifanten te gaan wassen. Het begon stilaan een running gag te worden. Toen we de man van het olifantenkamp opbelden stuitten we eerst op zijn eindeloos muziekske en vervolgens raakten we in de gebruikelijke communicatiestoornis verwikkeld. Welnee, we willen hem niet kopen, we willen hem alleen wassen… “Swimming with elephants”! En als dat niet kan desnoods “Dances with wolves”… Mijn geduld was stilaan op maar op zo'n ogenblikken pakt Paul zijn steenbok-natuur meestal over…
    Opeens bleek de olifant die we gisterenavond gereserveerd hadden er niet te zijn. Ziek? Verlof? Het huwelijk van Nonkel Jumbo? Maar we hebben ons niet laten kisten en zijn toch naar het kamp gereden, stilaan weten we wel al dat niet alles is zoals ‘t klinkt. Drie kwartier later stonden we er en begon de zoektocht naar de manager. Drieentwintig olifanten en nog veel meer man personeel maar geen mens die een woord engels sprak.
    Op de duur reden ze de grootste tusker voor die ze hadden! Een prachtbeest! Een gigantisch mannetje met gewéldige slagtanden. Ik heb al veel olifanten bepoteld maar nog nooit een tusker, in Sri Lanka komen er heel zelden met slagtanden voor en als je er toch zo eentje in 't wild ziet is 't vooral zaak om uit de buurt te blijven. Dus dit was wel eens een prettige verrassing. Uitermate vrolijk klauterden we in het zeteltje op zijn rug en togen op weg. Uitzinnig gelukkig dat ik dan toch eindelijk eens met een olifant door een rivier zou kunnen waden besloot ik om vandaag eens tegen niks “nee” te zeggen en me te gedragen als de échte doorsnee Thaïse toerist uit de boekskes. Vandaag was ik “in” voor alles!

    Ik had geprobeerd om als tijdsbesparing enkel een wasbeurt te kopen en de wandeling te laten vallen maar dat kon niet. Achteraf bezien zijn we héél blij dat we het toertje gemaakt hebben want ik heb me diverse piskes gelachen. Het is tot hiertoe al de meest absurde en  hilarische activiteit van deze reis geworden.

    Aangezien we toch helemaal alleen waren in 't bos en onze mahout vrolijk zingend in de nek van de olifant zat begonnen wij ook maar te zingen. Het duurde geen vijf minuten of onze mahout plukte wat bladeren en sloeg aan 't knutselen. Eerst dacht ik dat hij ze ging opeten, of dat het betelnootbladeren waren ('t was een fervente betelkauwer want het eerste dat gebeurde toen ik opsteeg was dat hij een fluim donkerrood betelsap uitspuwde... pal op mijn voet. Hij pakte toen mijn voet vast, draaide hem eens om en om, scheen de schade beperkt te vinden, liet hem terug hangen zonder hem af te kuisen en we sjokkelden gewoon voort of er niks gebeurd was. De rug van de olifant zat trouwens ook vol rode spuugvlekken. Onze mahout kan precies niet zo goed mikken. Nou ja, ge kunt niet alles kunnen.)



    Het geplukte groen bleek geen betelnoot te zijn want hij vormde met de blaadjes al snel een kroon of een hoed en ja, zijn knutselwerk moest op mijn kop gezet worden... Ik had me voorgenomen als ik dan toch op de rug van een olifant moest rijden om hem te mogen wassen dat ik dan ook écht de toerist ging uithangen dus kon ik moeilijk bezwaar maken tegen mijn “kroon”. Paul grinnikte bij de aanblik van mij met mijn absurde hoed op mijn kop, maar al vlug was ook zijn tijd gekomen… En zijn hoofddeksel zou nog een beetje bangelijker worden.



    Zelfportret met groothoeklens...
    Vandaar al die dubbele kinnen?...

    Binnen de kortste keren reden wij daar dus al zingend door 't bos met twee kronen op onze kop waar we tijdens ’t Aalstse Carnaval nog niet mee op straat zouden durven komen. De mahout was al lang afgestapt, had ons uit ons bakske laten kruipen en wij twee zaten nu in de nek van de olifant. Te schommelen en vervaarlijk naar voren te glijden. We sjokkelden verder uit volle borst tussen de boomkruinen galmend : "Opzij, opzij, opzij! De poppenstoet komt hier voorbij!", gevolgd door "Met nen ezel naar St. Job", "De Zeppellin" en mijn eigen compositie, het liedje van Den Bette "Maainen ongt en ik". Ondertussen liep de mahout vier meter lager met onze videocamera rond zijn nek en hij vermaakte zich opperbest door ons uitbundige gedoe op film vast te leggen. Het zoveelste filmke dat niemand ooit gaat mogen zien. We beginnen stillekesaan een schuif vol te krijgen.



    Wankel evenwicht.



    "Opzij! Opzij! Opzij! De poppenstoet gaat hier voorbij!"

    Iedereen amuseerde zich een kriek, hoewel Paul gevaarlijk zat te balanceren en te schuiven in die nek als het beest plots naar voren boog en ik telkens tegen zijn rug aanknalde (we moesten heel erg denken aan dat filmke van die twee toeristen die in Egypte over het hoofd van hun kameel gcatapulteerd worden terwijl het dier zich opricht. "Martha en Maria – Efkes afkappen” dacht ik dat het heette. Hopelijk vind ik dat ooit nog eens terug.)
    Paul had nog een vrij stevige broek aan maar ik zat daar in mijn blote billen, op een onderbroekske na, in die stekelige nek. Een pijnlijke ervaring. Ik zie er ondertussen al weer lief uit : vier bloeduitstoringen door tijgertandjes, een paar krabben, en nu waarschijnlijk ook nog een poep alsof ik op een cactus gezeten of mijn eerste jaar fakir met grote onderscheiding afgerond heb...



    Ge hebt hoeden, en... hoeden. Voor "the master" mag het al iets meer zijn...

    Ondertussen kwamen we ook wat andere toeristen op olifanten tegen maar die zaten daar toch allemaal met zó’n serieuze gezichten! Die vonden dat precies een halszaak in plaats van een hilarische situatie. Ze keken naar onze hoedjes, luisterden naar onze gezangen en ik zag dat ze diep in hun hart spijt hadden dat ze dat ook niet durfden te doen, vooral de Japanners hun oogskes flikkerden braaf en ondeugend tegelijk.



    Voor het huisje van onze mahout.



    Kwai in zicht!

    Aan 't water gekomen maakten we eerst een wandelingske door de Kwai en dan werd Pep naar een hoge hut geleid om afgetuigd te worden zodat we hem konden gaan wassen. Tja dat wassen is natuurlijk maar bijzaak 't gaat er gewoon om om met een olifant door 't water te stappen.
    Het is een ongelofelijk plezante ervaring. Olifanten zijn stapelgek op baden dus het eerste wat die doen is gaan liggen. Ze verdwijnen kompleet onder water op ’t puntje van hun slurf na. Hoe groot die van ons ook was, mijn eiland was ineens weg. Kompleet verzwolgen! Héél geestig! De mahout stond rechtop achter mij op het dier zijn rug, die stond precies als Jezus op 't meer van Galilea, en ik zat tot mijn nek in 't water en had nog juist een oor vast. Van de olifant wel te verstaan. Hij liet hem dan ook nog met zijn slurf water sproeien en dat was helemaal de max! Gedoucht worden door een oliffant!!  Het was niet zozeer ík die de olifant waste maar omgekeerd. Ik voelde mij de koningin te rijk toen ik van mijn mahout shampoo kreeg en mijn beest nog mocht inzepen ook. Natuurlijk werd die nek daar alleen maar glibberiger van… En daar dook mijn beest alweer onder in die machtig stromende rivier. ’t Was alle hens aan dek om me nog vast te kunnen klampen.



    Hola,... daar gaat mijn eilandje!...



    Dan was Paul aan de beurt en toen begon de mahout Paul zíjn rug te schrobben in plaats van Paul de olifant zijn rug… Kortom de echt klassieke toeristengrapjes maar dat moest voor mij vandaag allemaal kunnen. Ik had in geen tijden nog op zo’n onnozele manier plezier gemaakt.

    Natuurlijk had ik graag eens écht gezwómmen met een olifant maar onze mahout vond het al erg genoeg dat ik er op stond om al deze kunstjes zonder zwemvest te doen dat dat feestje niet doorging. Hij vond het te gevaarlijk en in zekere zin had hij wel gelijk, niet alleen staat op de Kwai een flinke stroming, maar omdat het dier een tusker is was 't ook wel riskant om per ongeluk aan zijn slagtanden gespietst te worden. Uiteindelijk ziet ge onder water niet hoe de olifant zich draait of keert want daarvoor is deze rivier veel te bruin. Maar niet getreurd, omdat de mahout mij hoorde kraaien van plezier heb ik nog een tweede keer met Pep de rivier in mogen gaan, we waren er toch helemaal alleen.



    "En mag ik nu toch echt niet héél eventjes gaan zwemmen?... Gewoon een paar slagen zo?"

    Het is ongelofelijk zalig om puur natuur op een olifant te zitten zonder zadel of zeteltje, hij ging op de oever neerliggen om me te laten opstijgen en ze krabbelen eigenlijk een beetje recht zoals een kameel doet, dus ge sjokkelt een beetje heen en weer voor ge echt helemaal boven zijt. Ge kunt het vergelijken met een soort van buikendans en daar heb ik momenteel echt wel 't gerief voor. 
    Eindelijk zat ik dan helemaal alleen op die grote jongen!...  Zalig was dat! Ik schommelde met hem het water in en voelde me net Mowgli uit Jungle Book. Een flink uit de kluiten gewassen Mowgli dan wel. Ik probeerde nu zelf het geluid te maken waarmee de mahout hem liet sproeien maar hoe ik ook het woordje “Tjoeng” op alle mogelijke wijzen bleef roepen, de juiste intonatie zat er duidelijk niet bij, de olifant verroerde geen vin. Olifants spreek ik duidelijk nog niet. En zeker geen Thais Olifants. Maar desalniettemin was ik overgelukkig met mijn bonus, en de mahout met de zijne.



    Eindelijk zonder co-piloot!



    "Ju!" of hoe zeggen ze dat in 't Thais?...



    Terwijl we ons met een tuinslang douchten aan de oever van de rivier zagen we andere toeristen aankomen voor hun "olifantenwas-ervaring"… Ze zaten op kleine olifanten, droegen zwemvesten, de olifant mocht zich niet eens in ’t water neerleggen en nóg zaten ze te gillen dat oren en zien verging. ’t Waren wel Japannerkes. En die zijn natuurlijk iets kleiner dan wij. Maar toch. ‘k Vond ze zielig. Met een zwemvest op een olifant!! Maar Japanners gaan natuurlijk ook snorkelen met zwemvesten aan… Ik heb ze zelfs ooit in Tokio in een overdekt hotelzwembad van 1 meter diepte met een zwemvest aan zien zwemmen… Maar op hun àllerbest heb ik ze bezig gezien op de Galapagos eilanden : daar ging een groepje snorkelen, met zwemvesten aan, maar in plaats van naar beneden in 't water te kijken, dreven ze op hun rug! Hun duikbril gericht naar de hemel en desalniettemin ademend door de snorkelpijp!!!... Dus zo verwonderlijk was de hilarische vertoning van vandaag eigenlijk nog niet eens. Ze kunnen beter.


    Deel 2 : Bezem naast God.

    In een meer dan opperbeste stemming gaan zoeken naar een punt vanwaar we de spoorbruggen eens vanop een afstand konden bekijken. We hadden ze nu al wel vanuit de trein gezien en door er gisteren bovenop te wandelen, maar een totaalbeeld hadden we er nog nooit van gekregen. Jammer genoeg wou onze Trees ons constant door de Kwai laten rijden... zonder brug. Ze bleef ons maar naar de oever sturen waarschijnlijk dacht ze dat we nog op een olifant zaten. Uiteindelijk hebben we Trees 't zwijgen opgelegd en ons gezond verstand nog eens ingeschakeld en binnen de 10 minuten stonden we aan de overkant van de Kwai te kijken naar de houten staketsels voorbij 't stationnetje van Wang Po waar de trein tegen de rotswand geklemd voortuft met diep onder zich de snelle Kwai. Zo indrukwekkend! Ge ziet het spoor daar echt tegen die rotsmuur plakken en ondersteund worden door een kaartenhuis van balken! Het is en blijft een fascinerende plek, ze roept toch zoveel emoties op, van schoonheid tot oneindige droefenis om ’t verdriet wat hier geleden is.



    Centraal in de foto, vlak boven de spoorlijn, de donkere ingang van Kasea Cave.



    Jammer dat we niet konden blijven en iets drinken op een terras van de "drijvende hotels" op de Kwai zodat we misschien de trein weer konden zien passeren. We moesten verder want we hadden nóg een plan. Maar eerst moesten we die 40 kilometer terug naar Katchanaburi rijden om onze bagage te gaan ophalen en uit te checken uit de Felix. Een oprecht tof hotel, ik had spijt dat we weg moesten hoewel we er al een dag langer gebleven waren dan gepland. Ik zou me hier best nog een week langer kunnen amuseren. Er is hier zoveel natuurschoon te zien, ge zou hier dagen kunnen wandelen...

     

    De receptioniste achter de onthaaldesk van het Felix Hotel.
    "Keep smiling!"
    In álle omstandigheden. Zelfs al verstaat ge geen woord van wat de toerist u vraagt.


    Bij 't verlaten van Kanchanaburi zijn we nog even gestopt aan de "Wat Grottekes", deze tempel heeft een veel moeilijkere naam maar die herinner ik me straks of morgen misschien wel terug.
    Naast de sjieke tempel met de gouden daken liggen allemaal kleine tempelzaaltjes in een grottenstelsel vol stalagtietjes. Een zevental heilige plekken zijn ondergronds verbonden door piepkleine gangetjes. Hindoegoden, zowel als Chinese en Boeddhistische, hebben hier hun, enigszins klammige, thuis gevonden. In de ene zaal staat ge voor een enorme liggende boeddha - een klomp klatergoud van 10 meter - en vlak achter de hoek staat een aftandse dikke Chinese god –  onnodig te vermelden dat alles romantisch verlicht is door TL-buizen.. Gang in gang uit komt ge, ‘t één al gekkere dan ’t andere, beeld tegen. En achter de beelden staat en ligt rommel, een bezem naast een god is geen probleem. De papieren verpakking van de wierrook? Die laten ze toch gewoon op 't altaar liggen, vlak naast de lege plastic zakskes waar de offerappelsienen in zaten...



    Altaar voor Ganesha.

    Terug bovengronds passeerde er midden door het tempelterrein een piepklein crème-glace-karretje en die man had... Magnums bij! 's Morgens is 't hier maar 16° maar op de middag is het een vlotte 36° dus een ijsje was meer dan welkom. Als een kind zo blij met mijn ijsje door de tempelgrounds gewandeld. Hij was echt prachtig met een sjiek klooster en vele herdenkingsmonumentjes voor de donatoren van de gebouwen die op deze manier hun hemel hebben trachten te verdienen. Mooie mini stupa’s in alle mogelijke kleurtjes, betegelde, geschilderde, met spiegeltjes belegde… En trappen met drakenleuningen en geestenhuisjes in rood en goud... Kortom heel de Sinksenfoor was hier weer aanwezig. I love it.



    Wat Tham Kahao Pun ,oftewel "Wat Grottekes".







    Geestenhuisjes bij Wat Tham Kahao Pun .



    Gedenktekens voor hooggeachte overledenen.



    En de ondertussen klassieke monniken-emmer-offergaven.

    Eindelijk buiten namen we richting Lop Buri waar we 's avonds wilden overnachten. We hadden nog geen 100 meter gereden of we stonden al terug stil. Ik had iets hartverscheurends ontdekt...
    Ik ben toch al heel mijn leven verliefd op de geestenhuisjes die hier bij elke woning staan. Moesten ze niet uit beton gemaakt zijn dan zou ik al lang zo'n container vol hebben laten overkomen, ik ben er zeker van dat ze in België ook succes zouden hebben. Als tempel of als poppenhuis. Ze zijn toch zó geschikt als berenhuis... En wat ligt hier nu aan weerskanten van de baan?!!! Twee stortjes bestaande uit niets anders dan geestenhuisjes met hun beeldjes en vaasjes en alle mogelijke offergaven er nog rond... Precies de ruïne van een Thais of Birmaans dorpje voor beren... En ik kon zelfs niet 1 huizeke meepakken want die dingen wegen allemaal als lood... Stomweg omdat ze uit beton zijn. Dus heb ik Haricot daar maar wat laten poseren met pijn in mijn hart. Wie gooit er nu toch al die huizekes weg? En dan nog langs de kant van de baan? Onder een bord waar waarschijnlijk op stond "Verboden te storten", of misschien stond er wel : "Gelieve hier uitsluitend afgedankte heilige rommel te storten"? Wie zal 't zeggen... De onleesbaarheid van de krulletjes is soms een probleem maar dikwijls ook een prikkel voor de fantasie.





    Trees stuurde ons dwars door Kachanaburi en ook daar kwamen we in smalle straatjes met een markt terecht. Onze auto is zo breed en hoog dat we bij 't wassen van de voorruit met ons armen niet aan 't midden geraken dus ge kunt u indenken wat er gebeurd als ons monster in zo'n mini-straatje met niks dan kraampjes en tafeltjes terechtkomt... Ik zie dan de bananen op de tafels en de dampende ketels op 20 cm onder mijn neus passeren. Gelukkig zit de zijspiegel zo hoog dat hij over alles overheen gaat. De mensen zijn ook lief, iets verzetten doen ze niet maar ze geven wel aan dat er plaats genoeg is om te passeren, tenandere we zijn ook meestal niet de enige grote wagen die in zoiets verzeild raakt, gisteren vormden we een schuifelende file met een fietsriksja en een pickup truck. De meeste auto's zijn hier trouwens gigantisch. Onze tank is op twee auto's na de grootste die we ooit gehuurd hebben. In Port Mathurin op Rodriguez hebben ze ons ooit een pickup-truck - zo’n heuse cowboy-koeienauto maar dan zonder koeien in - opgesolferd en een paar jaar geleden zijn we ook met zo'n model naar Jaffna getrokken (diegene waarvan we de deur moesten dichtbinden omdat ze in elke bocht openviel), maar dat zijn bitter oncomfortabele auto's, ze hebben amper een vering. Diegene die we nu hebben daarentegen is een droom van ruimte, indeling, comfort en gadgets. We hebben zelfs een ingebouwd kompas!! Geweldig vind ik dat, dat zou elke auto moeten hebben.



    Mét ons argeloze Trees én 't kompas én drie verschillende landkaarten én een miserabele atlas (en regelmatig 't gezond verstand eens boven te halen) is er dan ook geen kunst meer aan om via schitterend verzorgde banen naar de volgende stad te rijden. Onderweg aan een Esso station, bij gebrek aan een 7/11 met zijn heerlijke tuna-sandwiches, proberen iets eetbaars te kopen. We kwamen buiten met plastic zakjes waarin brood met gemalen varkensvlees zou zitten...
    We toverden pufferige witte boterhammen tevoorschijn gevuld met iets fluogeel dat ooit vloeibaar geweest was en een oranje harig, viltig iets. Waarschijnlijk was dat laatste ooit als varken begonnen. Het geheel had de tekstuur van een barbe-à-papa die ge tussen een amerikaanse boterham gelegd hebt. En zoet... alweer mierzoet. Paul had de gezonde versie gekocht maar buiten 't feit dat zijn suikerspin in een witte sponzige pistolet zat waarop enkele zaadjes plakten was er niet veel verschil. Het ding komt alleszins in de “Top 10 van meest oneetbare dingen”, net na de broodjes met tandpastavulling op de markt van Mrauk-U in Birma destijds.



    Bij zonsondergang kwamen we 180 km verder, na een vlotte rit door lintbebouwing, rijstvelden met piepjonge plantjes en heel veel ranke, elegante, feeëriek glinsterende tempels, in Lop Buri aan. Het eerste hotel dat we probeerden was een stadsgroezel aan een drukke baan, op zoek naar toch iets beter dus. Door de donkere stad speurden we verder naar nummer twee die ons Trees jammer genoeg niet kende dus moesten we alweer ons eigen gezond verstand boven halen. En 't zat nu juist zo goed ingepakt.
    Bij 't binnenrijden van wat we vermoedden dat het hotelterrein was kreeg ik 't gevoel of we waren in een reuze spookhuis aanbeland. Vlak achter de ingangspoort van het "resort" stonden dreigende betonnen apenbeelden van wel 4 meter hoog! In de duisternis was dat redelijk spookachtig, hoe verder we 't hotel inreden hoe meer van die beelden... Gigantische apen in alle mogelijke houdingen… Binnen aan de receptie alwéér niets dan apenbeelden. Deze keer heel stoffige, uit eeuwenoude pluche… Lop Buri is de stad van de tempels met de aapjes maar toch...



    We besloten een luxesuite te nemen die in dit ding nog altijd maar de helft van onze kamer van gisteren kostte. Het is een ruime en propere kamer met voor onze deur een parkeerplaats en daarnaast een beeld van een tros bananen met apen er in, vanzelfsprekend van 4 meter hoogte.
    In het centrum van dit cirkelvormige "resort" ligt een groot zwembad en daarachter een karaoke-restaurant. Daar heb ik 's avonds dan ook oprecht slecht gegeten. Niet erg want op zo'n moment verdik ik dan toch al vast niet. Ik heb momenteel 't gevoel dat ik al opblaas als ik nog maar naar een glas water kijk.
    's Avonds bekeken we de waanzinnig zotte foto's van ons olifantritje en ik had echt het gevoel of ik naar foto’s van de alternatieve Bremer Stadsmuzikanten keek : een olifant met op zijn rug een buffel en een zeekoe. Pure National Geographic. Vooral de foto's in de rivier, als de olifant zo goed als helemaal onder water zit en ik op zijn hoofdknobbels overschiet, wiebelend op een bewegend eilandje, zie ik mezelf precies als een gestrande walrus. Al goed dat ik toen “I'm the walrus” aan 't zingen was.

    Voor 't slapengaan ook nog ontdekt waarom dit hotel niet op de gps te vinden was. Het ding is niet onder "Hotels" gerangschikt maar wel bij... “Attracties". Welja, met al die waanzinnige apenbeelden… waarom niet in feite? Benieuwd hoe die dingen er trouwens bij daglicht uit gaan zien... Ik hoop dat ik er vannacht niet van droom.


    Het album van deze dag, de olifantenwas, de grotten van de tempel, de rit naar Lop Buri... kan je bekijken op
    http://picasaweb.google.be/laathi.webalbums/ThailandHoofdstuk7OlifantenwasEnReisNaarLopBuri?authkey=Gv1sRgCOyNoc6GsZPjbw#




    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs