Tekst & tekeningen: Paul Geerts.
De vrienden gaan een week langlaufen in de Hoge Venen. De professor gaat met hen mee na zijn studie over de oorsprong van de mens op aarde. Ze worden gevolgd door een rode wagen en professor Barabas wordt ook in de bergen achtervolgd. Het blijkt een telegrambezorger te zijn die de professor een uitnodiging voor het Wereldcomité voor de wetenschappen geeft, hij is verkozen tot geleerde van het jaar.
Tante Sidonia blijft in het vakantiehuisje en de vrienden vliegen naar Anchorage in Alaska. De professor wordt op het vliegveld door twee mannen aangesproken en stelt zijn vrienden later voor aan de voorzitter van het wereldcomité. Tijdens de uitreiking stort professor Barabas neer en wordt afgevoerd met een ambulance, Jerom denkt dat de professor ontvoerd is. Inderdaad is de professor in geen enkel ziekenhuis opgenomen. 's Nachts komt er een man in de slaapkamer van Wiske en de vrienden worden meegenomen naar een blokhut. Professor Barabas mankeert niets, hij is in de blokhut en vertelt dat hij met een verdovingspijltje is neergeschoten. Op het vliegveld kreeg hij bericht over een Eskimostam, die leeft als honderden jaren daarvoor aan de voet van de glanzende gletsjer aan de voet van Mount McKinley. Een beeldschone vrouw is uit het dorp ontvoerd en er komen geluiden uit de gletsjer. De vrienden gaan met een landrover de bergen in maar moeten door slecht weer te voet verder. Jerom vindt twee Eskimos en die brengen de vrienden naar het dorp. Jerom en Lambik gaan meteen naar het echtpaar Fhé, de ouders van de verdwenen Poeska. De professor praat met de hoofdman en Suske redt Wiske van een ijsbeer.
Suske en Wiske nemen het jong van de ijsbeer mee en er komt dan gehuil uit de gletsjer. Jerom wordt erop afgestuurd. Lambik is al stiekem vooropgegaan en wordt gevolgd door het ijsbeertje, hij wordt neergeslagen door een holbewoner
|