
Tekst: Martin Lodewijk --- Tekeningen: Claus Scholz.
Het is een stralende lentedag wanneer Indigo terugkeert naar het kasteel van Horst. Na een strooptocht door de Hagelandse bossen waar zij op zoek was naar geneeskrachtige kruiden voor haar vader die net als zij reeds enkele maanden verblijft op het kasteel. Wanneer zij de poort binnenrijdt word zij begroet en van haar paard ontlast door de jonge ridder Rasso, welke duidelijk tot over zijn oren verliefd is op de blauwharige schone. Van op de kantelen slaan Johan en Alfons de Beauchamps het tafereel gade en wordt er gegrapt over zijn verliefdheid. Opeens merkt Alfons nog een ruiter op, die met rasse schreden het kasteel nadert. Wanneer de ruiter dichterbij is merken ze dat het om een monnik gaat, een minderbroeder die wel erg gehaast moet zijn daar zij normaal geen paard gebruiken. Op de binnenkoer vertelt de broeder Johan zijn droevig bericht, Johans vriend Bernulf werd het slachtoffer van een aanslag en ligt op sterven na dood. De mans laatste verzoek was Johan te spreken, dus aarzelt onze held niet om in het zadel te springen op weg naar het klooster in Sint Truiden.
|