
Tekst & tekeningen: Karel Biddeloo.
In alle stilte varen drie schepen van Arabische slavenhandelaars de Sabi-Rivier in Zuid-Afrika op...In 1 ervan bevindt zich Johan, De rode ridder. Onze held is in een diep gepeins verzonken...enkele weken geleden kreeg hij te Camelot een vreemde droom, waarin hem gevraagt werd naar Z.- Afrika te trekken, naar een plaats met de naam Zimbabwe...Plots wordt hij ruw vastgegrepen. Twee soldaten willen hem aan dek brengen , maar zover komen ze niet, plots springt Johan recht en kan hij de zweepslagen afweren met zijn ketens. Even later zijn de rollen omgekeerd. Op zijn dooie gemak wandelt Johan naar het dek, waar Kebir, de hoofdman van de Arabische slavenhandelaars hem opwacht. Wanneer hij Johan vrank en vrij in zn eentje naar boven ziet komen, laat hij woedend de twee wachters halen (Omar en Ramoud) Prompt laat hij ze voor de krokodillen werpen, maar Johan weet hen te redden met een speer, waardoor omar en Ramoud in de jungle kunnen ontkomen. Kebir is onder de indruk van die sterke, blanke ridder, en na een lang gesprek met Johan, worden ze Vennoten. De rode ridder, die beseft dat hij nu moeilijk kan ontsnappen, speelt het spelletje mee. Die nacht krijgt Johan weer een droom: een vreemde inboorling vertelt hem dat ze elkaar spoedig zullen ontmoeten. De volgende morgen gaat het gezelschap aan land om slaven te vangen. Plots ziet de rode ridder dezelfde man als in zijn droom wegrennen door het struikgewas, hij gaat erachteraan en weet hem te beschermen door hem als slaaf op te eisen.
|