
Tekst & tekeningen: Karel Biddeloo.
Merlijn blikt vol weemoed terug op de goeie ouwe tijd, toen Arthur regeerde aan de zijde van zijn schitterend vrouwtje, Guinevere.
Een woeste bende plunderaars (Picten en Scoten) zijn Noord-Brittanië binnengevallen en brandschatten de streek. Eens te meer zijn ze een rustig dorpje aan het uitmoorden, als de plaatselijke dorps-miss weet te ontkomen en in de richting van de moerassen vlucht. Al zwemmend tracht ze haar achtervolgers te snel af te zijn, maar één van de barbaren sleurt het arme meisje bij de haren uit het ondiepe water. Dit is natuurlijk een prachtig moment voor de Rode Ridder om tussenbeide te komen en de snoodaard proeft al gauw van Johan's lemmet. Onder de goedkeurende blik van Lancelot rekent Johan nog even snel af met de rest van het kwartet barbaren, en daarna wordt de terugtocht naar Camelot aangevat. Koning Arthur ontvangt het geredde meisje - Anyssa genaamd - in audiëntie. Van zodra het gezelschap op de hoogte gebracht is van de plunderende horde, stuurt Arthur ijlbodes naar zijn leenmannen om een ridderleger op de been te brengen. Zodra de troepenmacht sterk genoeg is, rukt men op naar het noorden om de invallers een lesje te leren.
|