
Tekst & tekeningen: Karel Biddeloo.
Het is winter in Horst. Een bijtende vorst houdt het Hageland in een kille greep. De kasteelvijver is dichtgevroren en de bewoners van het kasteel zitten voor het haardvuur. Na een van Hugos beroemde driftbuien, waarin hij warme wijn morst over kapitein Victor, bespreken onze vrienden hun nakende bezoek aan de donkerhoeve, waar Boer Coene geplaagd wordt door een bende stropers. Na de beraadslaging gaan de meeste ridders slapen. Slechts de rode ridder blijft alleen achter voor het haardvuur. Tijdens een moment van vermoeidheid krijgt onze held een visioen, een waarschuwing over een gevecht tussen licht en duisternis. Opeens schrikt onze held! In het haardvuur tekent zich plots een schim af, de beeltenis van Bahaal, de Prins der duisternis. Bahaal vertelt Johan dat hij wraak zal nemen op hem en de andere bewoners van Horst en dat hij het kasteel zal kenmerken om middernacht. Als antwoord hakt de rode ridder toe in de vlammen in een vlaag van woede. Het volgende ogenblik stormen zijn vrienden reeds het vertrek binnen met getrokken zwaarden en vragen hem om uitleg te geven over het kabaal.
|