
Tekst & tekeningen: Karel Biddeloo.
Reeds verscheidene dagen geselt een gure herfststorm de muren van Horsts meestertoren. Met lede ogen ziet de net teruggekeerde Trudo van Wesemael toe hoe Hugo Pynnock, burchtheer van het stoere slot, zijn vergetelheid zoekt in de drank. Zijn relatie met Eleïa, een Syrische prinses die hij tijdens de voorgaande albums leerde kennen, liep immers op de klippen en tot overmaat van ramp moet hij al dagenlang de steun van zijn goede vrienden missen: Willibrord is voor werkzaamheden naar Leuven getrokken, Karel de Mountabour is teruggekeerd naar Luxemburg en Johan en Chuk vergezellen Alfons de Beauchamp naar Warwick, zijn landgoed in Engeland. In de hoop Hugo van de drank te houden, stelt onze goede Trudo voor om de Engelandvaarders achterna te reizen. Uiteraard ziet onze gesnorde kasteelheer een verzetje wel zitten en hij brengt alles in orde om met een gerust gemoed te vertrekken. Zodra de ochtend gloort, verlaten twee ruiters het kasteel van Horst.
|