
Tekst & tekeningen: Karel Biddeloo.
Op een warme namiddag is Cornec de stroper op jacht naar enkele herten, als plotseling zijn prooi verschrikt wegvlucht. Argwanend over wat de dieren heeft doen schrikken gaat hij op onderzoek uit in de richting van een rumoer in de verte. Op een open veld in het woud wordt door geharnaste ridders een meedogenloze strijd geleverd. Cornec herkent meteen heer Garthon van de rivierburcht aan zijn wapenuitrusting, die al vechtend diep tot in de vijandelijke gelederen doorbreekt. Steeds meer vijanden sluiten de heer in, maar een andere ridder, met het blazoen van een oplaaiende vlam bemerkt het gevaar en stormt vooruit in een poging zijn strijdmakker te ontzetten. Heer Garthon die zwaar gewond is wankelt reeds in het zadel en tracht wanhopig de genadeslag te ontwijken. De ridder met het oplaaiende wapenschild breekt echter onversaagd door de gelederen heen en slaagt er zo in om zijn strijdmakker van een zekere dood te redden. Op dit moment wordt het gelaat van heer Garthons redder ons onthuld. Hoe kan het ook anders? Onder een helm met rode veer prijkt het gelaat van onze held, Johan, de rode ridder. Hij helpt zijn gewonde makker uit het zadel en even later komen we te weten dat hun vijand Baldein de kale is, een onteerde edelman die het land van Koning Valmir, Garthons leenheer wil veroveren en plunderen
|