
Tekst & tekeningen: Karel Biddeloo.
Een schip met een select groepje opvarenden (de Afrikaanse prins Tulak, de Aziatische despoot Foe-Yong, de Osmaanse vorst Raxi en de helblonde avonturierster Skaara, alle met hun respectieve lijfwachten) is op weg naar een eilandje voor de Afrikaanse kust. Ze worden hartelijk ontvangen door Kygar en Ugur, 2 individuen die zich onledig houden met het organiseren van duurbetaalde mensenjachten. Na een overvloedige maaltijd en een rondleiding in de privé-verzameling mensenhoofden van Ugur, maken de deelnemers zich klaar voor de jacht. Eerst keuren ze het " wild " : Goran, een huurling, heeft zich vrijwillig - d.w.z. tegen forse betaling als hij de jacht overleeft - gemeld als prooi. Daarna demonstreert elke deelnemer zijn favoriet wapen, variërend van een werpspeer over een boemerang tot een slinger met explosieve bolletjes. Nog één formaliteit belet de start van de mensenjacht : alle deelnemers moeten zich bekend maken, en tot nu toe heeft de lijfwacht van Skaara steeds zijn helm opgehouden. De ervaren rotten onder ons hadden de rode tuniek en het wereldberoemde zwaard onder de blauwe cape al lang herkend : het is natuurlijk niemand minder dan Johan, de Rode Ridder.
|