
Tekst & tekeningen: Karel Biddeloo.
Vlakbij het bedevaartsoord Mont Saint Michel snelt Johan een monnik tegemoet die wordt aangevallen door een reuzenhagedis. Hij overwint het reptiel, maar de monnik is stervende. Met zijn laatste woorden vraagt hij Johan om de abt te waarschuwen: er dreigt gevaar van de vijand wegens een Dodenschip. Op weg naar de abt ontmoet Johan in de dodenbaai een kluizenaar bij een hut. Hij vertelt Johan meer over het mysterieuze Dodenschip: dit zou tijdens nachtelijke stormen de overledenen komen halen, maar degenen die tijdens hun leven teveel kwaad bedreven hebben worden op het strand achtergelaten, wat meteen de naam dodenbaai verklaart. Terwijl een storm opsteekt zet Johan zijn zoektocht naar de abt verder tot hij duizelig wordt van - zo realiseert hij zich nu - de drank die de kluizenaar hem aanbood. Voor hij het bewustzijn verliest merkt hij het Dodenschip op: roerloze witte gedaanten staan stilzwijgend op het dek.
|