
Tekst & tekeningen: Karel Biddeloo.
In verreweg de meeste van Johans avonturen heeft het kwade een bovennatuurlijke oorsprong. In "De Vete" is daar geen sprake van. Het kwaad zit hem hier in een al generaties lang durend conflict tussen een familie van vrije herenboeren enerzijds en een familie van kasteelbewoners anderzijds. Ook de huidige vertegenwoordigers van beide families - kasteelheer Zebrek en boer Rabban - kunnen elkaars bloed wel drinken: Rabban heeft het over "die schoft" en Zebrek over "dat gespuis". Het is dus goed te begrijpen dat Rabbans zoon Kotar en Zebreks dochter Dolina, die van elkaar houden, niet anders kunnen dan elkaar in het diepste geheim ontmoeten. Als zo'n ontmoeting misloopt en de gevangengenomen Kotar door Zebreks soldeniers in een herberg wordt mishandeld, grijpt Johan in en bevrijdt Kotar uit handen van zijn belagers. In de ogen van de ruziezoekers is Johans positie in hun conflict daardoor meteen bepaald: hij staat aan Rabbans kant. Johan kiest echter geen partij, maar wil het conflict de wereld uithelpen - in tegenstelling tot Kilyon, een "verlopen ridder", die juist lekker verdient aan de vete door zijn dodelijke vaardigheden voor grof geld te verhuren aan kasteelheer Zebrek.
|