
Tekst & tekeningen: Willy Vandersteen.
#11: De stalen bloempot (1951): In De Stalen Bloempot verkeert het eiland Amoras in politieke moeilijkheden. Net zoals in België is de bevolking verdeeld in twee kampen. Vandersteen stelt de samenzwerende Bloempotters voor als de anti-royalisten die door leugen en laster het volk proberen te manipuleren. Suske en Wiske vertegenwoordigen uiteraard de koningsgezinden en Suske profileert zich dan ook als een vastberaden en voorbeeldig vorst van Amoras. Verder regent het zinspelingen op de volksraadpleging, op de nietsbetekenende meerderheid en op het niet respecteren van politieke afspraken.
#13: De ringelingschat (1951): Willy Vandersteen verwerkt in dit verhaal twee thema's tot een bijzonder sfeervol geheel. Vooreerst steekt hij de draak met de belastingdruk. Daarnaast geeft hij een meesterlijke persiflage op het Nibelungenlied. Vandersteen hekelt uiteenlopende elementen uit het Nibelungenlied op zijn gekende wijze: de goudschat, het dwergvolk van de Nibelungen, de onzichtbaarmakende Tarnhelm, het wonderlijke zwaard Nothung dat gesmeed wordt in het hol van de dwerg Mime, de draak die de schat bewaakt, Siegfried die de draak verslaat en door het drinken van diens bloed de vogeltaal begrijpt, de figuur van Hagen (de halfbroer van de dwergenkoning Alberic) en de tragische dood van Siegfried. In De Ringelingschat verandert Vandersteen de naam Siegfried in Bikfried, Mime wordt Mispel en Hagen wordt Hagen Kartoffel. Om het geheel een extra Duits tintje te geven, laat Vandersteen Lambik een grappig taaltje spreken dat het midden houdt tussen Duits en het Antwerpse dialect.
#12: Het zingende nijlpaard (1951): Vandersteen situeert dit verhaal in het mysterieuze Egypte, het land bij uitstek van eeuwenoude esoterische kennis. Daar komen Suske en Wiske in aanraking met een aantal geheimzinnige fenomenen: lichtbundels in de woestijn, een levende mummie, vijandige zandkiekens en vooral de gemene sfinx, die de oorzaak is van heel het avontuur. Alles draait rond de gouden trompet, waarmee de toverkracht van de sfinx kan gebroken worden. Door op de trompet te blazen, verschijnt de Goede Ik van de eigenaar om deze bij te staan met raad en daad. Blaast men evenwel een valse noot, dan verschijnt de Slechte Ik, die niets liever doet dan de vijand in het verderf storten.
#14: De Tuftuf-club (1952): Tante Sidonie blijkt een nazaat te zijn van baron Van Stifrijke (stif rijk betekent heel rijk), die in 1851 leefde en toen in onmin leefde met een toverkol die hem een stuk land wou afkopen. Dank zij een gloednieuwe uitvinding van professor Barabas, een herwerkte versie van de Teletijdmachine die toelaat mensen in het verleden te slingeren, kunnen onze vrienden het mysterie van de Tuftuffers oplossen.
|