
Tekst & tekeningen: Karel Biddeloo.
Tijdens een van zijn zwerftochten belandt de Rode Ridder in een verlaten en uitgestorven streek. In een nabijgelegen woud ontmoet hij een ridder met een zilveren zwaan als wapenschild. De zwaanridder vertelt aan Johan dat hij zich in het rijk van Koning Romberius bevindt. Maar het rijk van de Koning wordt geteisterd door de Discipel van de Nacht. Johan hoort het verhaal hoe de dochter van de Koning, Iljona, verliefd werd op de jonge beeldhouwer Adelbert. De beeldhouwer vereeuwigde hun liefde in een marmeren beeld van de twee geliefden. Maar in de marmeren rug van Adelberts beeld steekt een dolk. De dolk is daar aangebracht door de Discipel van de Nacht, die afgewezen werd door Iljona. Sinds de dolk in het beeld steekt, is Adelbert verlamd. Intussen werd Iljona door het Zwarte Vendel, de handlangers van de Discipel, naar de verboden berg ontvoerd. Yspar de zwaanridder gaat nu proberen Iljona te verlossen. De Rode Ridder wordt door Yspar tegengehouden om mee te gaan. Wel ziet Johan dat de berg omgeven wordt door een felle schittering. Johan besluit de burcht van Koning Romberius te gaan bezoeken.
|