
Tekst: Willy Vandersteen --- Tekeningen: Willy Vandersteen.
Johan is onderweg naar het Nevelland. Het is Koning Arthur ter ore gekomen dat Gorkwin de burchtheer er zijn horigen behandelt als slaven en weigert hun vrijbrieven te ondertekenen. In de nabijheid van de burcht worden een boer en zijn dochter, Wenda, gemolesteerd door twee soldeniers. Zij worden op hun beurt afgerost door de Rode Ridder, die hen zijn komst naar de burcht aankondigt. Johan besluit te wachten tot de volgende morgen en slaat zijn kamp op in een verlaten toren. Daar maakt hij kennis met Trodamus, een bizarre goochelaar. Daags nadien ontmoet Johan heer Gorkwin en diens zuster Zelma. Gorkwin is niet bereid om zijn horigen hun vrijheid te schenken en de Rode Ridder stuurt aan op een duel. Tijdens het gevecht doet Trodamus zijn intrede in de burcht. Gorkwin moet het onderspit delven en is gedwongen de vrijbrieven van alle boeren te tekenen waarop Johan terugkeert naar Camelot. Trodamus gooit het op een akkoordje met Zelma, die met het vertrek van de boeren ook haar inkomsten ziet verdwijnen. Zelma stuurt Gorkwin naar Trodamus om te ontdekken hoe hij zijn macht over de boeren kan behouden. Trodamus toont twee houten poppen, een koe en een beeltenis van Zelma. Hij splijt de koe in tweeen prikt de Zelma-pop in de hand. Op de terugweg naar zijn burcht ziet Gorkwin een gezin rond een dode koe. Gorkwin begint te geloven in de krachten van de tovenaar en vertelt de boeren zich die nacht te begeven naar de vervallen toren, alwaar de tovenaar zijn bedoelingen kenbaar zal maken. Op de koop toe heeft Zelma zich bezeerd aan de hand omwille van een scherf.
Hieronder de herdruk-editie van het origineel die aangeboden werd bij de kranten 'Het Nieuwsblad', 'Het Volk' & 'De Gentenaar' in 2006.

|