
Tekst & tekeningen: Karel Biddeloo.
Het verhaal begint met de aankomst van Johan en Lancelot bij de ruïnes van Camelot. Als ze daar aankomen, komt er ook een stoet huifkarren en lastwagens aan met bouwmaterialen en ambachtslieden. De stoet wordt aangevoerd door Merlijn, Parcifal, Kendall en zijn dochter Yolande. Na De Terugkeer is het tijd voor de wederopbouw van het land en Merlijn heeft bouwplannen meegenomen om Camelot te herbouwen. Een aantal arbeiders vindt vervolgens de overblijfselen van de Ronde Tafel, en Johan besluit dat, als begin van de wederopbouw, deze als eerste gezuiverd moet worden. De volgende ochtend maken Johan en Lancelot een verkenningstocht en ze praten over de bijna voltooide opleiding van Parcifal. Als ze bij een smal bruggetje aankomen en deze willen oversteken, rijdt op de brug een ridder tegemoet, die hen na een gesprek, doorgang verleent door met zijn paard van de brug in het ondiepe water te springen. Johan en Lancelot stellen zich voor aan de ridder en deze blijkt Carlioen van Detmold te zijn. Hij is afgereisd na geruchten over een nieuwe toekomstige koning, en hij stelt dat Parcifal op zijn zwaard kan rekenen. Carlioen rijdt mee naar Camelot en biedt zijn zwaard aan de toekomstig koning aan. Een groep ruiters komt vervolgens aanrijden en het lijkt op het eerste gezicht een bedreigende situatie. Yolande toont gevoelens voor Parcifal door hem te waarschuwen, maar vervolgens blijken de ridders te zijn gekomen om hun diensten aan Parcifal aan te bieden. In de komende weken scharen zich steeds meer edelen en ridders achter Parcifal, totdat er een onbekende ridder opdoemt. Merlijn maakt duidelijk dat deze ridder niet welkom is, waarop de ridder een zwaard in de Ronde Tafel steekt. De ridder rijdt tot buiten de ruïnes, die inmiddels al weer aardig opgebouwd zijn, en laat een deel van de pas voltooide ridderzaal instorten.
|