 Tekst: Willy Vandersteen --- Tekeningen: Willy Vandersteen, Frank Sels.
Johan belandt enigszins door toeval op een klein Grieks eiland, Thosas, waarvan de bewoners gedwongen worden tot het brengen van offeranden aan mysterieuze Witte Demonen, die huizen in een grot. Hij gaat op onderzoek uit en ontdekt al snel een grote witmarmeren tempel binnenin de gewelven van die grot.Hier maakt hij kennis met Chrysis, de koningin van de Witte Tempel. Zij heerst over het volk dat de goden van de vulkaan in de grot met behulp van offeranden en erediensten tot bedaren moet brengen. Zij wordt bijgestaan door Phaucrates, de tovenaar en Mirtos, de aanvoerder van haar trouwe lijfwacht. Een opstandige groep Griekse soldaten, aangevoerd door Demetrios, ondermijnt echter steeds openlijker het gezag van Chrysis, zonder dat duidelijk is waarom. Johan biedt de koningin zijn hulp aan, ondanks de waarschuwingen van Phaucrates die vreest dat dit de vulkaangoden niet zal bevallen. Wanneer de vulkaan weer gaat rommelen, valt het Mirtos op dat Demetrios is verdwenen. Hij gaat op onderzoek uit en ontdekt wat de opstandeling in zijn schild voert. Demetrios vertelt hem dat er een schat verborgen ligt ergens in het tempelcomplex. Phaucrates weet hem m.b.v. een toverdrankje meer details te ontfutselen. De vindplaats van de schat staat beschreven in een urn, verborgen in de wand van de krater. Het lavapeil is bijna zover gezakt dat de urn bereikt kan worden. Na zijn bekentenis ontwaakt Demetrios uit zijn verdoving, verwondt Phaucrates dodelijk en ontsnapt. Johan en Mirtos gaan direct de urn ophalen, terwijl Demetrios zijn aanhangers ophitst om Chrysis en haar lijfwacht aan te vallen.
Hieronder de herdruk-editie van het origineel die aangeboden werd bij de kranten 'Het Nieuwsblad', 'Het Volk' & 'De Gentenaar' in 2006.

|