Daar waar duisternis eindigt en licht begint, daar wil ik me bevinden.
16-03-2012
Het leven wel gespendeerd I
Overzicht blogbericht: - De tentoonstelling Flam en mijn 'analyse' van mijn toespraak op de opening ervan. - Een vrouw danst zich mijn leven binnen - Een schokkende gebeurtenis; de herdenkingsplechtigheid voor daklozen gestorven op straat
De afgelopen twee weken zijn in een waas van opwinding, enthousiasme en begeestering voorbijgevlogen. Het was druk, te druk om op een blog bij te houden wat die drukte inhield. Dus dacht ik de laatste sliertjes ervaringsnevel die me nog resten nu meteen om te zetten in zwart op wit, zodat ik niet zou vergeten hoe geweldig het leven soms kan zijn. Waar te beginnen? Vooreerst aangeven waar ik voornamelijk mee bezig ben geweest. Vorige week maandag heb ik kennis gemaakt met de filosoof Flam. Niet in persoon uiteraard, want hij is immers al een 17 jaar geleden onder de graszoden verdwenen. Vanuit mijn moeizaam verkregen stage kreeg ik de opdracht mee te werken aan een tentoonstelling die het werk van Flam aan het grote publiek wil voorstellen. Wie is Flam? Flam is een Brussele filosoof die leefde van 1912 tot 1995. Hij was een existentiële filosoof, een denker en schrijver met moeilijk te evenaren eruditie. Toen ze mij maandag binnenloodsten in de tentoonstellingszaal, ging Flam's gedachtengoed voor me open. Ik ben beginnen lezen. En lezen. En nog eens lezen. Die man heeft zovéél geschreven! Ik heb zijn letters verorberd als de waarlijk letterliefhebber die ik ben en ik kan niet anders dan erkennen dat er wat waarlijk authentiek ideëengoed bij hem te vinden valt. Een ware schande dat ik in mijn hele opleiding wijsbegeerte nog nooit van hem heb gehoord. (Hoe kan dat nu, vraag ik me af, dat we onze eigen denkers in een opleiding wijsbegeerte niet aan het woord laten?! Waarom vindt geen enkele universiteit de denkers van eigen bodem de moeite waard om er wat lessen aan te wijden? En doen ze dat werkelijk, ze niet de moeite waard vinden, of is het gewoon koude onverschilligheid of wat nog erger zou zijn, complete ignoratie van hun bestaan?) In elk geval, ik ben beginnen lezen, citaten beginnen opzoeken. Ik heb me volledig 'geflammeerd' ten einde een positieve bijdrage te kunnen leveren aan de tentoonstelling. De voorbije twee weken waren belezen, geëngageerd, vurig en LEERRIJK. Het zal waarschijnlijk niet verbazen dat ik me dus bovenste best heb gevoeld. Niets beters dan 'iets' om mijn tanden in te zetten om me te doen leven met volle teugen, te doen spreken met overtuiging, om mijn ogen te doen schitteren van enthousiasme. Dat hebben ze ook gevoeld, denk ik. Dus stond ik om 6u op (al had dat ook een bijkomstige reden die ik hier wat verder toelicht), begon te lezen, vertrok naar de tentoonstelling, hielp waar ik kon, las tussen die momenten in verder. Het loonde de moeite, want blijkbaar was mijn enthousiasme aanstekelijk genoeg om te vragen te spreken op de opening van de tentoonstelling. Dus stond ik daar, gisterenavond. In het lijstje van 5 sprekers, waaronder de rector van de vub, Professor Dithier (wel op emiraat, maar desondanks voor mij zo mogelijk dé professor die mijn leven aan de vub zin heeft gegeven), professor Elias... En mezelf. Student filosoof, kunstenaar volgens eigen overtuiging. Kan ik zeggen dat ik daar op mijn plaats was? Neen. In alle oprechtheid, neen. Het was een eer. Ik weet niet of dat concept bij ons nog zoveel waarde kent, of zelfs maar nog gekend is tout court, maar voor mij was het een EER. Ik was de laatste spreker. Mijn toespraak begon aldus; 'Ik mag dan niet de eloquentie van mijn voorgangers bezitten, maar dat zal ik pogen goed te maken met jeugdig enthousiasme...' En dat heb ik gedaan. Ik heb gepraat, me laten meevoeren op de stroom van mijn passie. Zozeer zelfs dat nadien de rector van de Vub naar me toe is gekomen, me een hand heeft gegeven met de woorden: 'Als dat niet eloquent was, dan moeten we dat woord een andere betekenis geven.' Schouderklopjes overal, mensen die me kwamen zeggen dat mijn toespraak hen geraakt had, de BESTE was! Iemand die me vroeg of ik mijn toespraak wou doorsturen! Een andere die mijn toespraak wou gebruiken in een column voor deredactie.be!
En dan werd ik een beetje stil. Trots ook. Maar een onbehaaglijk gevoel besloop me... Ik heb in een vorig berichtje al gewag gemaakt van mijn vrees onecht te zijn. Welnu, de erkenning die deze personen me gegeven hebben, voelt onverdiend. De reden daarvoor is complex. Ten eerste heb ik gebruik gemaakt van retorische technieken. Ten tweede ben ik nog niet lang genoeg bezig met Flam om hem grondig te kennen. Ten derde heb ik mijn jongere-zijn mee (De 'belofte', om het zo te zeggen, het potentieel. Ik ben niet een persoon, maar die belofte. Dat is wat mensen zien als ze een jongere een prestatie laten verrichten.). Het eerste is naar mijn idee niet echt, werkelijk een probleem. Zolang je niet bedriegt in je spreken, is retorica geen eristiek. Zolang het geen eristiek is, is het slechts een effectievere manier van gedachtenoverdracht. Langs de andere kant is retorica opsmuk, een manier om de inhoud van een rede beter tot zijn recht te laten komen, maar... ook om de gaten erin te omsluieren. Sowieso leidt het af van de wezenlijke inhoud van je betoog, zodat mensen later bijvoorbeeld zullen herinneren dat je goed gesproken hebt, maar de inhoud ervan niet meer kunnen oprakelen. Een evenwicht tussen inhoud en retorica, waarbij de inhoud meer moet doorwegen dan de sprekerstechniek, is bijgevolg belangrijk. Volgens mij was dat evenwicht in mijn toespraak zoek. Het tweede argument is volledig gerechtvaardigd. Ik KEN Flam nog niet. Toegegeven, ik heb hem de aflopen twee weken verslonden. Ik heb tegen de 1000 pagina's van hem gelezen. Maar dat maakt niet dat ik hem ken. Daar is meer reflectie voor nodig, en reflectie vraagt tijd. Wat ik aanhaalde tijdens mijn toespraak was bijgevolg slechts een oppervlakkige intuïtie, een subjectief aanvoelen van wat Flam tussen de regels door zijn teksten laat uitwasemen. Is dat voldoende om zoveel bijval te krijgen? Volgens mij niet. Het derde argument is ook volkomen geldig. Door in de eerste zin nadruk te leggen op mijn jeugdigheid, doordat de persoon me aankondigde als student, heb ik goodwill geschapen bij het publiek. Een vertederde goedkeuring van wat ik deed, nog voor ik het deed. De vraag is echter... kan een 25jarige aanspraak maken op jeugdig zijn? Kan ik beroep doen op de belofte, zoals mensen die in jongeren zien? Of ik dat wezenlijk kan, is van geen belang. Ze hebben me vanuit dat oogpunt aanhoort. Naar mijn mening echter, heb ik als 25jarige nog NIETS bereikt. Ik had al moeten gepubliceerd hebben, meer moeten hebben geschreven. Ik had me al een weg moeten voorbereiden naar meer (wat dat meer ook moge zijn). De belofte die ik vertegenwoordigde, is in mij aan het vervagen en aan het overgaan in een zijn, een zijn dat niet overeenstemt met die belofte.
Het bovenstaande geeft weer waarom ik me 'onecht' voelde, terwijl ik tevens trots was op mijn prestatie. Daarnaast, maar dat geheel terzijde, was het ook niet echt de bedoeling dat ik 'de show zou stelen'. Ik vind ook niet dat ik het recht daartoe had. Anderzijds, als je iets doet, moet je het goed doen. Er volledig voor gaan. Niet versagen en er alles uithalen. Om dit deel af te sluiten nog een paar laatste woorden; Ik heb enorm veel om over na te denken nu. Ik heb enorm veel te doen, nu. Het project is gedaan, maar MIJN project vangt nu pas aan. Ik heb de belofte in mij waar te maken, niet omdat anderen die in mij zien -ze zien die immers in elke jongere-, maar omdat die belofte MIJN project is. Mijn levensdoel. Ik wil ze waar maken, voor mezelf. Om gelukkig te zijn. Om werkelijk te existeren.
(Vervolg te lezen hieronder; 'Het leven wel gespendeerd II')