'Verbeelding is alles. Het is de voorbode van de mooie dingen die het leven in petto heeft.' Albert Einstein
Ik ben...
Veerle Schaltin (°1967) Ik begeleidde bijna twintig jaar mensen met een verstandelijke beperking in een dagcentrum. Onlangs zapte ik van leven. Na een ommetje in de afslanksector werk ik nu als stafmedewerker bij een budgethoudersvereniging. Voor en na schrijf ik voor kinderen en volwassenen. Ik hou van Manlief, Zoonlief (°2002), lezen, vertellen, koken, wijn, reizen, scrapbooken, knutselen, frutselen, en duizend en een andere dingen.
Leessprokkels... Voor de kids -Het ei met de gouden gans/Veronique Puts -Vader Zeepaard/ Eric Carle -Een raadsel voor Roosje/ André Sollie -Spoken bestaan niet/ Inge Bergh -Het land van de grote woordfabriek/ Agnès de Lestrade -Al zijn eendjes/ Christian Duda -Balthazar, de eenzaamste ezel ooit/ Inge Misschaert -Verkocht/ Hans Hagen -Krullen/Hilde Vandermeeren -Allemaal willen we de hemel/ Els Beerten
Voor volwassenen -Onder de ombu-boom/ Santa Montefiore -De schaduw van de wind/ Carlos Ruiz Zafon -Duizend schitterende zonnen/ Khaled Hosseini -Het eiland onder de zee/ Isabel Allende
kleine en grote momenten uit mijn leven gesprokkeld Op wandel door woordenwoud pluk ik letters als vruchten van de bomen, bind ze tot een blogboeket.
Takken en twijgen sprokkel ik tot mijn verhaal.
23-07-2010
Moedertranen
De zon schittert aan de hemel als ik met een druk taterende Zoonlief en Beste Vriend, allebei in superhelden-outfit, op de achterbank naar het station rijd.
Daar hollen ze het gegalm in de lokettenzaal tegemoet en verdwijnen er in een wervelende superheldenmassa. Ik zet me wat aan de kant, tussen andere moeders en vaders, en probeer nog een glimp van Mijn Held en Zijn Kompaan op te vangen voor ze voor een week op kamp vertrekken. Dit lukt nauwelijks. Pas als de hoofdsuperheld het vertreksein geeft zoekt Zoonlief mijn blik op en wuift stoer. Dan stapt hij met de groep mee de gang naar de perrons in. Beste Vriend kijkt niet meer op. Samen met de andere ouders volg ik hen. Als de W.C.-madam de helden tegenhoudt om hen op een snoepje te trakteren, valt ook de oudergroep stil. Ik probeer opnieuw een glimp op te vangen. Het lukt. Zoonlief steekt triomfantelijk zijn snoepje in mijn richting. Zelfs Beste Vriend gunt me een glimlach terwijl hij het zijne opknabbelt. Na een luid dank u en een nog luidere superheldenkreet lopen ze verder. Ook ik zet me samen met de andere ouders weer in beweging. Tot aan de roltrap die naar het perron leidt waar hun trein komt. Daar nemen onze helden afscheid met een gebrul alleen superhelden waardig. Sommige vallen even uit hun rolvoor een laatste ouderknuffel. Andere zwaaien enthousiast vanaf de roltrap. Maar voor De Mijne is het kamp definitief begonnen. Hij wil alleen zo snel mogelijk boven zijn.
De ouders praten nog even na en druipen dan alle af.
Het regent als ik naar mijn auto stap.
Oei, merkt iemand op, Dat zijn de moedertranen die uit de lucht vallen.
Wegens te veel en te grootse andere plannen zit er dit jaar geen langere vakantie in voor ons. Maar je hoort ons niet klagen. Op ons terras halen we bij een lekker glas wijn vakantieherinneringen op.
Reken maar dat ook dat genieten is.
India 2001
Met de nachttrein rijden we van Khajuraho naar Varanasi. Op de bank over ons zitten twee jonge Indiërs. We praten met hen over hun land, het onze, onze reis, relaties, dromen, Een van de mannen leest mijn hand. Mijn toekomst ziet er veelbelovend uit. De lijnen die mijn hand doorkruisen vertellen dat we nog terugkomen naar zijn land, maar dan met zijn drieën.
Tegen valavond horen we een luid geroep: Soup! Soup!
Meteen daarop verschijnt een verschrompeld mannetje in onze coupé. Hij duwt een rammelkar met een grote ijzeren pot op voort. Soup!
Much water. Less soup, ginnegapt de jongen tegenover ons.
Als men mij vraagt of ik een ochtend- of avondmens ben, antwoord ik meestal geen mens. s Ochtends kan ik immers maar moeilijk mijn bed uit en word ik geplaagd door een ochtendhumeur. Maar ook s avonds ben ik snel uitgeteld en lig ik vaak vroeger dan me lief is te suffen in de zetel.
Toch stelde ik zelf voor om Manliefs meeneemlunch te bereiden toen hij op een onmenselijk vroeg uur naar een vergadering aan de andere kant van t land moest vertrekken. Eigenlijk was ik van plan geweest als hij de deur uit was weer in bed te kruipen. Maar toen puntje bij paaltje kwam riskeerde ik het niet uit schrik me dan te overslapen. Dus nestelde ik me met een kop koffie en een tijdschrift op het tuinterras. Een zacht briesje aaide mijn gelaat. De geur van een beloftevolle dag steeg op uit het gras. Van op het dak van ons tuinhuis staarde een duif me aan. Slechts enkele meters bij me vandaan smulde een specht van rondkruipende mieren. In de bomen tjirpten mussen hun versie van Griegs Morgenstimmung. De zon klom feloranje boven de bomen uit. En ik genoot van dit dagbegin.
Voor mij part mag Manlief vaker naar zulke vroege vergaderingen rijden. Ik maak dan met plezier zijn lunch klaar.
Ze heeft een belangrijke afspraak in een drukke winkelstraat in onze hoofdstad. Zoals gewoonlijk is ze aan de late kant en natuurlijk is er nergens een plaatsje vrij waar ze haar wagen kan achterlaten. Of toch? Vlak voor die container aan de theaterzaal die ze aan het slopen zijn? Zou dat lukken? Alsof ze dagelijks dertien van deze manoeuvers in een dozijn doet wringt ze zich tussen de laadbak en het autootje erachter. Voldaan legt ze haar motor stil. Ze gooit haar tas over haar schouder en zwaait het portier achter zich dicht. Pas dan merkt ze het verboden te parkeren-bord op.
Verdomme! vloekt ze. Ik had het kunnen denken! Naast zulke afbraakwerken mag je nooit parkeren. Ze kijkt op haar horloge. Een andere plek zoeken is geen optie. Ze stapt op het bord af en plaatst het een paar meter vooruit. Met haar neus in de lucht loopt ze haar afspraak tegemoet.
Zo maakt zij haar droom waar. Tegelijk schudt ze me wakker. Want ook ik heb een droom. Een die al veel te lang in een la ligt te verstoffen achter een heleboel rommel. Hoog tijd om hem weer voor de pinnen te halen en op te poetsen!
Bloggen hoort daar helaas even niet bij. Het zal hier dus een poos stil zijn. Maar ik kom terug, en wie weet, vertel ik dan in geuren en kleuren over mijn project.
In tussentijd wens ik jullie, lieve lezers, alle goeds toe.
Sinds enkele weken heeft Buurjongen een nieuw lief, G. Vandaag gaat haar tweelingzus, M. voor het eerst mee met hen uit. De meisjes lijken als twee druppels water op elkaar.
Het is een avond uit de duizend: Buurjongen grapt en grolt met de zussen, flirt met G. en danst zich te pletter op elk goed nummer (en dat zijn er vele). Hij ziet ook zijn oude schoolkameraad, B. terug. Na al die jaren hebben de jongens elkaar heel wat te vertellen. Ze zijn nog volop aan het babbelen als de DJ nen trage draait. Buurjongen staakt het gesprek en sleurt G. hartstochtelijk de dansvloer op.
Maar dan gaat het mis. Buurjongen krijgt zomaar een mep van zijn meisje. Hij begrijpt er niks van. Tot zijn G. plots uit de richting van de toiletten naar hem toekomt
Toen is het allemaal begonnen. Enkele dagen later gaf onze microgolfoven er de brui aan en liet ook ons koffiezetapparaat het afweten. Ik trok de voorrem van mijn fiets over. De lamp in de badkamer sprong. De zijspiegel van mijn wagen vertoonde plots een barst. Mijn PC ging regelmatig in staking. De printer bromde alsof zijn leven ervan afhing. Enkele deurklinken kwamen los te zitten. Een scharnier van de speelgoedkast zwabberde. De deur van het tuinhuis knelde. Het tuinhek piepte. Een boom in ons oerwoud waaide omver. Onze kruipkelder stond vol water. De stofzuiger verspreidde een nare geur. De thermometer van onze wijnkast sloeg op hol. Het kattenluik haperde. Dus Manlief maar klussen. En ik maar
Het schemert als we door de winkelstraat naar het restaurant wandelen. De meeste etalages zijn donker. Toch gluren we naar binnen. Bij de interieurzaak vertragen we spontaan onze pas. Onze blik glijdt van de witte luster over het gepatineerde kastje en de mooi gedekte tafel naar het grijs gebloemde zeteltje. Daar blijft hij hangen.
Dit past perfect in onze woonkamer, niet? vraag ik.
Zodra Manlief knikt, begint de zetel te leven. Zijn rugleuning groeit. Hij spuwt een stok uit. En hij krijgt allerhande uitstulpingen.
Verschrikt spring ik achteruit. Ik knijp in mijn wang om me ervan te verzekeren dat dit geen droom is. Ik grijp de hand van Manlief vast. Dan kijken twee doffe ogen vanachter het glas recht in de mijne. Erbij hoort een hoogbejaarde man die net zo grijs is als de zetel. Zijn kleren. Zijn baard. Zijn huid. Hij lijkt nog erger geschrokken te zijn dan wij. Met zijn wandelstok zoekt hij zijn evenwicht en slentert naar achteren.
Wat doet die hier? Is het misschien de demente opa van het koppel dat deze winkel runt, verdwaald in de etalage?
Het is ooit anders geweest, maar tegenwoordig heeft lentemoeheid geen vat meer op ons, omdat we veel in de buitenlucht vertoeven (in de tuin, in het bos, langs fietsweggetjes, ) en dingen eten die ons energie geven. Dat begint al bij het ontbijt:
De moeilijke economische omstandigheden zijn nog niet voorbij, en dat laat zich ook voelen in de drankensector. Wijncocktails met frisdrank en fruitsappen passen volgens kenners helemaal bij de tijdsgeest, lees ik in Knack Weekend van enkele weken geleden.
Zulke wine-tails mogen dan nu erg in zijn, ze bestaan al veel langer. Dat mocht ik in 1996 ondervinden op het vliegtuig dat ons naar Indonesië bracht. In de zetel naast me zat een Amerikaanse. Gezwind kapte ze cola bij haar wijn. Mijn maaginhoud wipte op en neer. Misschien vergist ze zich, dacht ik nog, beseft ze niet wat ze doet door een jetlag ofzo. Maar toen ze het goedje met een voldane glimlach op haar gelaat doorslikte, begreep ik dat ze haar brouwsel heel bewust had gefabriceerd. Mijn maaginhoud voerde de meest acrobatische toeren uit. Zij sloeg niet groen of paars of weet ik veel welke kleur uit, maar ik in haar plaats wel. Ook al serveren ze niet de allerbeste wijnen op een vliegtuig, ik had te doen met de wijnboer die de deze had gemaakt. Ik nam me voor nooit van mijn leven naar Amerika op reis te gaan. Ondertussen ben ik daar niet meer zo zeker van, maar als ik ooit vertrek, zal het toch met een bang hartje zijn. Wie weet wat ze me daar allemaal te eten en te drinken geven.
Tegelijk besef ik dat dat bang hart nergens voor nodig is. Alle Amerikaanse rariteiten vliegen tegenwoordig toch sneller dan het licht naar hier. Hoewel de wine-tail er blijkbaar net iets langer over deed.
Maar al zijn deze cocktails nu ook bij ons trendy: drink ze niet. Jíj krijgt er vast wel alle kleuren van de regenboog van, én pukkels, én een bonkend hoofd ,én Zon mengsel kàn gewoon niet lekker zijn. Zoiets drinken is een affront voor de wijnmaker.
Zelfs als de crisis je zodanig te pakken heeft dat je je geen puur glas wijn meer kan veroorloven, drink dit spul niet. Doe liever zoals mijn schoolvriendinnen en ik vele jaren geleden tijdens een studiereis (nu ja, veel studie was er niet bij ) in Parijs: we wilden lunchen in een bistro. Hoe verder we het restaurant binnenstapten hoe chiquer het er werd. We kozen een plaats helemaal achteraan waar we met ons twaalven bij elkaar konden zitten. Een ober die in zijn pandjesjas meer weg had van een begrafenisondernemer dan van een garçon, stak de kaarsen op onze tafel aan en overhandigde de spijskaart. De prijzen erop bleken minstens drie keer zo hoog te zijn dan de bedragen die we op het terras hadden gelezen. De wijn was helemaal onbetaalbaar. Parijs zonder wijn zagen we echter ook niet zitten. Dus bestelden we allemaal het goedkoopste gerecht op de kaart (ik kan me echt niet meer herinneren wat dat was) en één fles wijn voor ons twaalf. Met een uitgestreken gezicht schonk de kelner net iets meer dan een slok in elk glas. Reken maar dat we van die slok genoten hebben. Héérlijk was hij! Toen na onze schoolreis bleek dat iemands papa dat restaurant van naam kende, en dat er vooral filmsterren dineerden, werd hij nog heerlijker. De dag dat we afstudeerden, proefden we hem opnieuw. En daarna jaarlijks tijdens elke klasreünie. Elk jaar smaakte hij beter alsof we hem niet toen in Parijs opgedronken hadden, maar in een kelder jaar na jaar bewaard en gekoesterd. Een onvergetelijke slok was het. Daar kan geen wine-tail tegen op.
Het verhaal van de olifant en de goochelaar of Hoe Peter zijn zusje terugvond
Op een dag verschijnt een waarzegster op het marktplein van het stadje Baltese. Peter gaat naar haar toe om de vraag te stellen die hem sinds jaren bezighoudt: leeft zijn zusje nog? En als ze nog leeft, waar kan hij haar dan vinden? De waarzegster geeft een geheimzinnig antwoord: De olifant, je moet de olifant volgen.
Peter begrijpt er niets van, maar diezelfde avond laat een goochelaar een olifant door het dak van het theater vallen. En dat is nog maar het begin van een reeks wonderbaarlijke gebeurtenissen.
Ernstig en tegelijk lichtvoetig, maar vooral gevoelig is dit verhaal dat zich in de eervorige eeuw afspeelt. Kate DiCamilloschreef het in een eenvoudige, maar mooie en warme sprookjestaal, die goed bewaard gebleven is in de vertaling van Martha Heesen. Erg veel personages met klinkende namen als Peter Augustus Duchenne, madame La Vaughn, Leo Matienne, Bartok Whynn, Adèle, wandelen door deze vertelling. Alle hebben ze iets met de olifant, die hen in hun dromen opzoekt en hen zo samenbrengt. Alle geloven ze in het onmogelijke. De illustraties van Tanaka Yoko dragen de sfeer van de tijd waarin het verhaal zich afspeelt in zich. Magie dwarrelt door dit boek, van de eerste tot de laatste bladzijde.
Een onvergetelijk, betoverend verhaal.
Voor kinderen vanaf 8 jaar. Ook geschikt om voor te lezen.
Meer moois van Kate DiCamillo:
Despereaux of het verhaal van een muis, eenprinses, een schoteltje soep en een klosje garen