'Verbeelding is alles. Het is de voorbode van de mooie dingen die het leven in petto heeft.' Albert Einstein
Ik ben...
Veerle Schaltin (°1967) Ik begeleidde bijna twintig jaar mensen met een verstandelijke beperking in een dagcentrum. Onlangs zapte ik van leven. Na een ommetje in de afslanksector werk ik nu als stafmedewerker bij een budgethoudersvereniging. Voor en na schrijf ik voor kinderen en volwassenen. Ik hou van Manlief, Zoonlief (°2002), lezen, vertellen, koken, wijn, reizen, scrapbooken, knutselen, frutselen, en duizend en een andere dingen.
Leessprokkels... Voor de kids -Het ei met de gouden gans/Veronique Puts -Vader Zeepaard/ Eric Carle -Een raadsel voor Roosje/ André Sollie -Spoken bestaan niet/ Inge Bergh -Het land van de grote woordfabriek/ Agnès de Lestrade -Al zijn eendjes/ Christian Duda -Balthazar, de eenzaamste ezel ooit/ Inge Misschaert -Verkocht/ Hans Hagen -Krullen/Hilde Vandermeeren -Allemaal willen we de hemel/ Els Beerten
Voor volwassenen -Onder de ombu-boom/ Santa Montefiore -De schaduw van de wind/ Carlos Ruiz Zafon -Duizend schitterende zonnen/ Khaled Hosseini -Het eiland onder de zee/ Isabel Allende
kleine en grote momenten uit mijn leven gesprokkeld Op wandel door woordenwoud pluk ik letters als vruchten van de bomen, bind ze tot een blogboeket.
Takken en twijgen sprokkel ik tot mijn verhaal.
14-03-2010
Een energieke start
Het is ooit anders geweest, maar tegenwoordig heeft lentemoeheid geen vat meer op ons, omdat we veel in de buitenlucht vertoeven (in de tuin, in het bos, langs fietsweggetjes, ) en dingen eten die ons energie geven. Dat begint al bij het ontbijt:
De moeilijke economische omstandigheden zijn nog niet voorbij, en dat laat zich ook voelen in de drankensector. Wijncocktails met frisdrank en fruitsappen passen volgens kenners helemaal bij de tijdsgeest, lees ik in Knack Weekend van enkele weken geleden.
Zulke wine-tails mogen dan nu erg in zijn, ze bestaan al veel langer. Dat mocht ik in 1996 ondervinden op het vliegtuig dat ons naar Indonesië bracht. In de zetel naast me zat een Amerikaanse. Gezwind kapte ze cola bij haar wijn. Mijn maaginhoud wipte op en neer. Misschien vergist ze zich, dacht ik nog, beseft ze niet wat ze doet door een jetlag ofzo. Maar toen ze het goedje met een voldane glimlach op haar gelaat doorslikte, begreep ik dat ze haar brouwsel heel bewust had gefabriceerd. Mijn maaginhoud voerde de meest acrobatische toeren uit. Zij sloeg niet groen of paars of weet ik veel welke kleur uit, maar ik in haar plaats wel. Ook al serveren ze niet de allerbeste wijnen op een vliegtuig, ik had te doen met de wijnboer die de deze had gemaakt. Ik nam me voor nooit van mijn leven naar Amerika op reis te gaan. Ondertussen ben ik daar niet meer zo zeker van, maar als ik ooit vertrek, zal het toch met een bang hartje zijn. Wie weet wat ze me daar allemaal te eten en te drinken geven.
Tegelijk besef ik dat dat bang hart nergens voor nodig is. Alle Amerikaanse rariteiten vliegen tegenwoordig toch sneller dan het licht naar hier. Hoewel de wine-tail er blijkbaar net iets langer over deed.
Maar al zijn deze cocktails nu ook bij ons trendy: drink ze niet. Jíj krijgt er vast wel alle kleuren van de regenboog van, én pukkels, én een bonkend hoofd ,én Zon mengsel kàn gewoon niet lekker zijn. Zoiets drinken is een affront voor de wijnmaker.
Zelfs als de crisis je zodanig te pakken heeft dat je je geen puur glas wijn meer kan veroorloven, drink dit spul niet. Doe liever zoals mijn schoolvriendinnen en ik vele jaren geleden tijdens een studiereis (nu ja, veel studie was er niet bij ) in Parijs: we wilden lunchen in een bistro. Hoe verder we het restaurant binnenstapten hoe chiquer het er werd. We kozen een plaats helemaal achteraan waar we met ons twaalven bij elkaar konden zitten. Een ober die in zijn pandjesjas meer weg had van een begrafenisondernemer dan van een garçon, stak de kaarsen op onze tafel aan en overhandigde de spijskaart. De prijzen erop bleken minstens drie keer zo hoog te zijn dan de bedragen die we op het terras hadden gelezen. De wijn was helemaal onbetaalbaar. Parijs zonder wijn zagen we echter ook niet zitten. Dus bestelden we allemaal het goedkoopste gerecht op de kaart (ik kan me echt niet meer herinneren wat dat was) en één fles wijn voor ons twaalf. Met een uitgestreken gezicht schonk de kelner net iets meer dan een slok in elk glas. Reken maar dat we van die slok genoten hebben. Héérlijk was hij! Toen na onze schoolreis bleek dat iemands papa dat restaurant van naam kende, en dat er vooral filmsterren dineerden, werd hij nog heerlijker. De dag dat we afstudeerden, proefden we hem opnieuw. En daarna jaarlijks tijdens elke klasreünie. Elk jaar smaakte hij beter alsof we hem niet toen in Parijs opgedronken hadden, maar in een kelder jaar na jaar bewaard en gekoesterd. Een onvergetelijke slok was het. Daar kan geen wine-tail tegen op.
Het verhaal van de olifant en de goochelaar of Hoe Peter zijn zusje terugvond
Op een dag verschijnt een waarzegster op het marktplein van het stadje Baltese. Peter gaat naar haar toe om de vraag te stellen die hem sinds jaren bezighoudt: leeft zijn zusje nog? En als ze nog leeft, waar kan hij haar dan vinden? De waarzegster geeft een geheimzinnig antwoord: De olifant, je moet de olifant volgen.
Peter begrijpt er niets van, maar diezelfde avond laat een goochelaar een olifant door het dak van het theater vallen. En dat is nog maar het begin van een reeks wonderbaarlijke gebeurtenissen.
Ernstig en tegelijk lichtvoetig, maar vooral gevoelig is dit verhaal dat zich in de eervorige eeuw afspeelt. Kate DiCamilloschreef het in een eenvoudige, maar mooie en warme sprookjestaal, die goed bewaard gebleven is in de vertaling van Martha Heesen. Erg veel personages met klinkende namen als Peter Augustus Duchenne, madame La Vaughn, Leo Matienne, Bartok Whynn, Adèle, wandelen door deze vertelling. Alle hebben ze iets met de olifant, die hen in hun dromen opzoekt en hen zo samenbrengt. Alle geloven ze in het onmogelijke. De illustraties van Tanaka Yoko dragen de sfeer van de tijd waarin het verhaal zich afspeelt in zich. Magie dwarrelt door dit boek, van de eerste tot de laatste bladzijde.
Een onvergetelijk, betoverend verhaal.
Voor kinderen vanaf 8 jaar. Ook geschikt om voor te lezen.
Meer moois van Kate DiCamillo:
Despereaux of het verhaal van een muis, eenprinses, een schoteltje soep en een klosje garen
Het doet zon deugd, vertelde ze me, Ik ben meteen klaarwakker en heb hopen energie. Een zalige tinteling gaat doorheen mijn hele lijf. Ik kan me geen dag meer voorstellen zonder deze superstart.
Daar dacht ik aan toen ik die ochtend het pad afliep om het keukenafval in het compostvat achteraan in de tuin te kieperen. Zon extra dosis energie kon ik ook wel gebruiken. Dus schopte ik, zodra mijn bakje leeg was, mijn pantoffels uit en trippelde blootsvoets het grasperk op. Maar wat was dat nat en koud, zeg! IJskoud zelfs! Mijn voeten leken te bevriezen. Een kouderilling ging doorheen mijn hele lijf. Met mijn bakje in mijn ene hand, mijn sloffen in mijn andere holde ik Kim Gevaerts-gewijs het gazon over met als enig doel deze barre ervaring zo snel mogelijk achter me te laten. Hoopte ik even nog dat het zalige en energieke gevoel me wel zou overvallen zodra ik weer lekker binnen was, dan maakte deze illusie op het moment dat ik mijn voeten in mijn pantoffels schoof plaats voor de kleffe en smeuïge realiteit onder mijn rechtervoet. Daar bevond zich een suspensie die op het eerste gezicht in de moleculaire keuken zou kunnen thuishoren, en daar dan een fraaie naam als zalf van aubergine zou dragen, maar uiteindelijk toch meer in de buurt van het kleinste kamertje thuishoorde. Ik had doodleuk in een drol van Poeslief getrapt.
Met mijn energie is het niet meer goed gekomen die dag. En één ding weet ik nu wel zeker: voor mij geen superstart meer!
-Wie knipt de tenen van de reus? Versjesgroeiboek voor kleuters/ samengesteld door Jan Smeekens, met illustraties van Ingrid Godon, Kristien Aertssen en Sylvia Weve: 120 lieve, grappige en stoute gedichten voor peuters en kleuters van dichters als Paul Biegel, Eric Carle, Hans en Monique Hagen, Nannie Kuiper, Joke van Leeuwen, Riet Wille en vele anderen. Van eenvoudige rijmpjes tot echte poëzie. Verrassende en leuke illustraties.
Voor de allerkleinsten.
-Het verhaal van de olifant en de goochelaar of Hoe Peter zijn zusje terugvond/ Kate DiCamillo, vertaling Martha Heesen, illustraties Tanaka Yoko: Peter vraagt aan een waarzegster of zijn zusje nog leeft en krijgt een geheimzinnig antwoord: De olifant, je moet de olifant volgen. Dit is het begin van een wonderbaarlijk verhaal over geloven in het onmogelijke.
Voor kinderen vanaf 8 jaar.
(Later meer hierover)
-Jij lievert/ Geert De Kockere, illustraties Sabien Clement: een bundel originele, heldere, ernstige, grappige, korte en liefdevolle gedichten, vergezeld van bijzondere, licht erotische tekeningen. Zowel de gedichten als de illustraties zijn stuk voor stuk parels!
Natuurlijk is dit al het zoveelste winterintermezzo en natuurlijk zijn we het allemaal meer dan beu. En ja, ook ik vloekte vanmorgen keihard omdat ik met dit weer de baan op moest.
Maar toen ik na ongeveer drie kwartier amper vier kilometer ver was geraakt met de wagen, besloot ik dat dit geen zin had. Ik maakte rechtsomkeer en begon van dit intermezzo te genieten.
Eerst met een warme kop koffie van achter het raam. Onze tuin lag er immers weer ontzettend mooi bij. Ik moest lachen met mezelf, want toen ik vanmorgen nog moest vertrekken, had ik helemaal geen schoonheid gezien, alleen ellende.
Daarna ook warm ingeduffeld in de tuin. Eerst vond ik het sneu dat mijn voetstappen het maagdelijke wit schonden. Maar toen ik wat beter rondkeek, zag ik dat ik niet de enige was die afdrukken naliet. Puntjes van weet ik veel welk dier vormden fijne stippellijnen. Sporen van piepkleine trippelvogels en grotere en stoerdere exemplaren liepen er kriskras door. Enkele bollen en strepen van poezen- en konijnenpoten maakten het geheel af.
Ik ben al laat en de enige vrije parkeerplaats bevindt zich op zeker een kwartier stappen van het kantoorgebouw waar ik moet zijn. De regen valt met bakken uit de lucht en ik ben mijn paraplu thuis vergeten. Ik ren net niet, mijn dossiers dicht tegen me aangedrukt.
Aan het zebrapad wacht ik op de rand van de stoep tot het licht op groen springt. Een vrachtwagen zoeft voorbij. Door een plas. Het lijkt alsof ik, voor de tweede keer vandaag, onder de douche sta. Ik voel me een figuur in een cartoon.
Tradities zijn er om in ere gehouden te worden. Een traditie die ik zelf in het leven geroepen heb, is je op gedichtendag trakteren op een gedichtvan een (nog niet zo bekende) schrijver die ik bewonder.
Vandaag wordt het een gedicht van Betty Puttemans.
Betty schrijft bij De Schrijftoren, een schrijfgroep waar ik ook deel van uitmaak. Telkens weer geniet ik van de manier waarop ze met taal speelt, van de schoonheid van haar woorden.
Ik hoop dat jij dat ook doet bij dit gedicht:
Je zweeft mijn neus voorbij, als een kreukel stuk papier dat de wind, langs mijn zij oprolt en wegjaagt,
ondergedompeld in een glas storm, dreig jij te vervagen
Na de vele feestelijke speciallekes die ik vorige maand bereidde, hou ik het deze maand vooral bij snel klaar-en meestal ook caloriearmere gerechten zoals deze wokschotel.
Nodig(voor 4 pers.):
-1 eetlepel olijfolie
-1 ui
-1 groene paprika
-1 gele paprika
-1 teentje knoflook
-1 blik gepelde tomaten
-600 g kipfilet
-peper, zout, cayennepeper
-1 dl kippenbouillon
-1 koffielepel maïzena
Zo maak je het:
-Snipper de ui en de knoflook fijn.
-Snijd de paprika in kleine stukjes.
-Snijd de kipfilet in blokjes.
-Verhit de olie in de wok. Fruit de ui erin.
-Voeg de kip toe. Roerbak ongeveer 5 min.
-Voeg de paprikastukjes en de knoflook toe en roerbak weer ongeveer 5 min.
-Kruid met zout, peper en cayennepeper.
-Snijd de tomaten uit het blik in kleine stukjes.
-Voeg ze samen met ¾ van het sap toe. Laat even meestoven.
-Los de maïzena op in de kippenbouillon.
-Voeg toe en laat alles nog ongeveer 5 min. stoven.
Mijn elleboog port tegen Manlief. Inbrekers, fluister ik.
Maar nee, kreunt hij, Dat is Zoonlief die opstaat.
Maar t is nog nacht.
Nee, t is al morgen. Manlief soest weer weg.
Een blik op de wekker vertelt me dat het helemaal nog geen morgen is. Dus sjokkel ik naar de woonkamer. Daar ligt Zoonlief languit op de sofa met zijn Nintendo in zijn handen. Ik moet het onderste uit de kan halen om hem weer naar bed te krijgen.
8.15u, aan de ontbijttafel:
In Haïti laat het leger voedsel uit de lucht vallen, zegt Zoonlief ernstig, De mensen vechten er om aan dat eten te geraken. Hij roert in zijn kom met cornflakes. En de Belgische dokters hebben er een baby helpen geboren worden.
Hoe weet jij dat allemaal? vraag ik.
Van het nieuws.
Van Karrewiet?
Nee, van het nieuws vannacht. Zoonlief zucht. Dat zenden ze wel honderd keer na elkaar uit.
En ik maar denken dat ik hemmeteen weer naar bed had gestuurd. Hij moet al heel lang opgeweest zijn. Wie weet wat heeft hij naast die verschrikkelijke beelden van Haïti nog allemaal gezien? En wie weet wat spookt hij nog meer uit als wij lekker liggen te slapen?
8/10, 17,5/20, 9/10, Zoonlief maakt me blij met deze fantastische toetsen.Tot mijn oog op de vette Zorg!! naast de schitterende punten valt.
Plots lijkt een van mijn rapporten uit de lagere school voor me op tafel te liggen. Want daar stond steevast in hetzelfde afschuwelijke rood: Netheid!,Orde!!!, Verzorg je geschrift! of Zorg!! op te lezen.
P. is vier. De laatste weken voor de kerstvakantie geraakt hij maar moeilijk uit bed. Altijd scheelt er wat. Nu eens heeft hij buikpijn, dan weer hoofdpijn of last van zijn oren. Hij eet ook haast niets meer. Zijn ouders vragen de dokter meermaals om raad, maar die kan niets ontdekken.
Tijdens de vakantie gaat het beter. P. is weer het vrolijke kind van altijd.
Maar na de kerstvakantie beginnen de problemen opnieuw.
Ik ben nog moe, kreunt hij als zijn mama hem wekt, en mijn buik doet pijn. Pas na veel gezeur van zijn beide ouders sukkelt hij toch uit bed. Dan doet hij niets dan lanterfanten. Er komt geroep aan te pas. Het haalt niet veel uit.
Ik wil niet naar school, mijn buik, krijst P. als zijn papa hem veel later dan gewoonlijk in de auto zet. Ze rijden naar zijn opa. Die moet P. net als anders een uurtje later naar school brengen. Met tranen in zijn ogen stapt P. bij zijn opa uit en rent het huis in. In de deuropening doet zijn papa het hele verhaal. Als zijn opa binnenstapt, is P. nergens te bespeuren. Hij heeft zich in de kelder verstopt.
Ik wil niet! Mijn buik! Ik wil niet! De hele weg naar school huilt en tiert P.
De opa zegt tegen de juf hoe erg het was deze morgen. En dat dit al van voor de vakantie bezig is.
Na school vertelt P. eindelijk wat er loos is tegen zijn mama. Met horten en stoten.
Drie kinderen van de derde kleuterklas volgen hem de hele tijd. Ze trekken zijn muts af en verstoppen ze. Als hij moet plassen, komen ze duwen en trekken. En ze drukken hem met twee tegen de muur, terwijl de derde een heleboel papiertjes in zijn onderbroek stopt
Toen de eerste berichten over de bekentenis van Ronald J. in de pers verschenen moest ik aan P. denken.
Ronald J. zei immers dat hij moegetreiterd was door de jongen van het koppel dat hij vermoordde. En dat zijn stoppen hierdoor doorgeslagen waren.
Ondertussen lijkt dit verhaal geen stand te houden. Teveel toevalligheden wijzen naar een andere moord. Teveel wapens in huis duiden erop dat niet zomaar stoppen doorgeslagen zijn.
Maar toch blijf ik me afvragen of het mogelijk is dat pesterijen leiden tot zulke afschuwelijke daden. Pesterijen in de vroege kindertijd misschien.
Ik ben niet bang voor P. Zijn ouders en familie vangen hem goed op. Hij wordt opgevolgd door een psychologe. En ook de school doet er alles aan om meer pesterijen te voorkomen.
Maar wat als een gepest kind deze ondersteuning niet krijgt? Heeft dat dan gevolgen voor de rest van zijn leven? Voor zijn persoonlijkheid? Kan hij hierdoor veranderen in een psychopaat?
En toen viel plots de elektriciteit uit terwijl we aan de ontbijttafel zaten. Even de zekeringkast checken was voldoende om Manlief diets te maken dat er een probleem was op het circuit waar onze tuindrainage op aangesloten is. Hij trok zijn rubberlaarzen aan en toog onze hof in. De put waar de dompelpomp in staat, die het teveel aan vocht in onze grond moet wegtrekken, stond zelf vol water. Ook de stekker hing in het nat. Dus haalde Manlief de pomp eruit en kuiste ze volledig. Hij smolt de darm met heet water zodat hij die weer stevig aan de pomp kon bevestigen en repareerde de terugslagklep. Dan schepte hij zoveel mogelijk water uit de put en installeerde de pomp opnieuw. Ze werkte weer op volle kracht.
En toen zei Manlief: Nu ik toch bezig ben, kuis ik meteen ook de brander van de verwarmingsketel uit. Dat is maar een uurtje werk. Hij toog naar de garage, verwijderde de afdekplaat en poetste het ketellichaam met een ragebol. Om zeker ook de laatste restjes vuil weg te krijgen, ging hij er nog met de stofzuiger over en duwde zo de buis die de rook naar de schouw voert aan flarden. Het gegalvaniseerde metaal bleek amper zo dun als krantenpapier en dus dringend aan vervanging toe. Manlief reed naar de doe-het-zelf-zaak en kocht de benodigde stukken. Weer thuis herstelde hij alles en veel later dan gepland draaide onze verwarming weer op volle toeren.
En toen riep Zoonlief: Help, de plank van mijn boekenkast hangt scheef! En Manlief toog naar zijn slaapkamer. De achterste steunhaakjes warenlosgekomen en de legplank was gekanteld. Manliefklopte nieuwe steunhaakjes in de kast, maar hierbij schoot de hele zijwand uit elkaar. In allerijl haalde hij de boeken van de schabben om niet nog meer gedonder te hebben. Hij boorde, en hamerde, en schroefde en maakte de kast als nieuw. Het liep al tegen de avond toen alle boeken weer netjes op hun planken gestapeld waren.
En toen zaten we naast elkaar op de bank. Het was een rotdag, zuchtte Manlief. En ik kroop wat dichter naar hem toe. Ik legde mijn handen in zijn nek en streelde. Mijn vingers trippelden naar zijn schouders en speelden. Mijn handen kneedden en gleden langzaam over zijn rug. Maar het wordt een zalige nacht, fluisterde hij.
Even terug naar 2009, naar de laatste dag van het jaar, en het koeken zingen dat hier traditie is.
Samen met Beste Vriend en zijn Kleine Broer loopt Zoonlief van deur naar deur.
Oudjaar, nieuwjaar, brullen ze.
Een snelle dank u als de mensen veel te veel koeken en centen geven, en ze hollen alweer naar het volgende huis.
Bij de hoeve op de hoek van de straat lezen we op een briefje kom langs achter. Dus rennen de jongens het erf over en zingen uit volle macht: Twee koeken is een paar
Er komt echter niemand opendoen. Zoonlief bonkt op de deur. Beste vriend beukt ze bijna in. En Kleine Broer geeft zachte tikjes. Allemaal niets gekort. Als we ook na nog meergeklop geen beweging horen, besluiten we verder te gaan. Met pruillippen slenteren de kinderennaar de straatkant.
Door het zijraam zien we twee benen op een krukje liggen. Ik hoop stil dat de mens die erbij hoort daar niet doodligt. Beste Vriend petst in een laatste poging met zijn handen tegen de ruit. De benen schuiven traag van het krukje en slenteren naar achteren. De jongens maken rechtsomkeer en krijsen opnieuw, alsof hun leven ervan af hangt: We wensen je een gelukkig nieuwe jaar!
De achterdeur gaat open. Een stokoude man staart ons met waterige ogen aan alsof we van een andere planeet komen.
Even denk ik dat hij de deur gewoon weer zal dicht zwieren, maar dan bromt hij: Nu moet ik iets geven zeker? En hij draait zich om.
Op een stoel naast de deur staat een mand met appelsienen en chocoladerepen, maar dat is de man vast vergeten.We horen kastdeuren open en toe slaan, telkens weer.
Pas na een eeuwigheid komt het oudje terug aangesloft, met in elke hand een boterham. Een grote witte. Ietwat uitgedroogd. Als hij het brood in de zakken van de kinderen wil stoppen, wijzen Zoonlief en Beste Vriend naar de snoepmand.
We hebben liever dit, zeggen ze in koor.
De man kijkt van de jongens naar de mand, van de mand naar de jongens, en weer naar de mand. Hij heeft geen flauw idee hoe die daar terechtgekomen is. Misschien denkt hij wel dat we ze van onze buitenaardse stek meegebracht hebben.
Na weer een eeuwigheid legt hij de broodsneden op het snoepgoed en stopt Zoonlief en Beste Vriend een appelsien en een reep toe. Kleine Broer ziet hij niet staan. De deur zwaait dicht.