'Verbeelding is alles. Het is de voorbode van de mooie dingen die het leven in petto heeft.' Albert Einstein
Ik ben...
Veerle Schaltin (°1967) Ik begeleidde bijna twintig jaar mensen met een verstandelijke beperking in een dagcentrum. Onlangs zapte ik van leven. Na een ommetje in de afslanksector werk ik nu als stafmedewerker bij een budgethoudersvereniging. Voor en na schrijf ik voor kinderen en volwassenen. Ik hou van Manlief, Zoonlief (°2002), lezen, vertellen, koken, wijn, reizen, scrapbooken, knutselen, frutselen, en duizend en een andere dingen.
Leessprokkels... Voor de kids -Het ei met de gouden gans/Veronique Puts -Vader Zeepaard/ Eric Carle -Een raadsel voor Roosje/ André Sollie -Spoken bestaan niet/ Inge Bergh -Het land van de grote woordfabriek/ Agnès de Lestrade -Al zijn eendjes/ Christian Duda -Balthazar, de eenzaamste ezel ooit/ Inge Misschaert -Verkocht/ Hans Hagen -Krullen/Hilde Vandermeeren -Allemaal willen we de hemel/ Els Beerten
Voor volwassenen -Onder de ombu-boom/ Santa Montefiore -De schaduw van de wind/ Carlos Ruiz Zafon -Duizend schitterende zonnen/ Khaled Hosseini -Het eiland onder de zee/ Isabel Allende
kleine en grote momenten uit mijn leven gesprokkeld Op wandel door woordenwoud pluk ik letters als vruchten van de bomen, bind ze tot een blogboeket.
Takken en twijgen sprokkel ik tot mijn verhaal.
8/10, 17,5/20, 9/10, Zoonlief maakt me blij met deze fantastische toetsen.Tot mijn oog op de vette Zorg!! naast de schitterende punten valt.
Plots lijkt een van mijn rapporten uit de lagere school voor me op tafel te liggen. Want daar stond steevast in hetzelfde afschuwelijke rood: Netheid!,Orde!!!, Verzorg je geschrift! of Zorg!! op te lezen.
P. is vier. De laatste weken voor de kerstvakantie geraakt hij maar moeilijk uit bed. Altijd scheelt er wat. Nu eens heeft hij buikpijn, dan weer hoofdpijn of last van zijn oren. Hij eet ook haast niets meer. Zijn ouders vragen de dokter meermaals om raad, maar die kan niets ontdekken.
Tijdens de vakantie gaat het beter. P. is weer het vrolijke kind van altijd.
Maar na de kerstvakantie beginnen de problemen opnieuw.
Ik ben nog moe, kreunt hij als zijn mama hem wekt, en mijn buik doet pijn. Pas na veel gezeur van zijn beide ouders sukkelt hij toch uit bed. Dan doet hij niets dan lanterfanten. Er komt geroep aan te pas. Het haalt niet veel uit.
Ik wil niet naar school, mijn buik, krijst P. als zijn papa hem veel later dan gewoonlijk in de auto zet. Ze rijden naar zijn opa. Die moet P. net als anders een uurtje later naar school brengen. Met tranen in zijn ogen stapt P. bij zijn opa uit en rent het huis in. In de deuropening doet zijn papa het hele verhaal. Als zijn opa binnenstapt, is P. nergens te bespeuren. Hij heeft zich in de kelder verstopt.
Ik wil niet! Mijn buik! Ik wil niet! De hele weg naar school huilt en tiert P.
De opa zegt tegen de juf hoe erg het was deze morgen. En dat dit al van voor de vakantie bezig is.
Na school vertelt P. eindelijk wat er loos is tegen zijn mama. Met horten en stoten.
Drie kinderen van de derde kleuterklas volgen hem de hele tijd. Ze trekken zijn muts af en verstoppen ze. Als hij moet plassen, komen ze duwen en trekken. En ze drukken hem met twee tegen de muur, terwijl de derde een heleboel papiertjes in zijn onderbroek stopt
Toen de eerste berichten over de bekentenis van Ronald J. in de pers verschenen moest ik aan P. denken.
Ronald J. zei immers dat hij moegetreiterd was door de jongen van het koppel dat hij vermoordde. En dat zijn stoppen hierdoor doorgeslagen waren.
Ondertussen lijkt dit verhaal geen stand te houden. Teveel toevalligheden wijzen naar een andere moord. Teveel wapens in huis duiden erop dat niet zomaar stoppen doorgeslagen zijn.
Maar toch blijf ik me afvragen of het mogelijk is dat pesterijen leiden tot zulke afschuwelijke daden. Pesterijen in de vroege kindertijd misschien.
Ik ben niet bang voor P. Zijn ouders en familie vangen hem goed op. Hij wordt opgevolgd door een psychologe. En ook de school doet er alles aan om meer pesterijen te voorkomen.
Maar wat als een gepest kind deze ondersteuning niet krijgt? Heeft dat dan gevolgen voor de rest van zijn leven? Voor zijn persoonlijkheid? Kan hij hierdoor veranderen in een psychopaat?
En toen viel plots de elektriciteit uit terwijl we aan de ontbijttafel zaten. Even de zekeringkast checken was voldoende om Manlief diets te maken dat er een probleem was op het circuit waar onze tuindrainage op aangesloten is. Hij trok zijn rubberlaarzen aan en toog onze hof in. De put waar de dompelpomp in staat, die het teveel aan vocht in onze grond moet wegtrekken, stond zelf vol water. Ook de stekker hing in het nat. Dus haalde Manlief de pomp eruit en kuiste ze volledig. Hij smolt de darm met heet water zodat hij die weer stevig aan de pomp kon bevestigen en repareerde de terugslagklep. Dan schepte hij zoveel mogelijk water uit de put en installeerde de pomp opnieuw. Ze werkte weer op volle kracht.
En toen zei Manlief: Nu ik toch bezig ben, kuis ik meteen ook de brander van de verwarmingsketel uit. Dat is maar een uurtje werk. Hij toog naar de garage, verwijderde de afdekplaat en poetste het ketellichaam met een ragebol. Om zeker ook de laatste restjes vuil weg te krijgen, ging hij er nog met de stofzuiger over en duwde zo de buis die de rook naar de schouw voert aan flarden. Het gegalvaniseerde metaal bleek amper zo dun als krantenpapier en dus dringend aan vervanging toe. Manlief reed naar de doe-het-zelf-zaak en kocht de benodigde stukken. Weer thuis herstelde hij alles en veel later dan gepland draaide onze verwarming weer op volle toeren.
En toen riep Zoonlief: Help, de plank van mijn boekenkast hangt scheef! En Manlief toog naar zijn slaapkamer. De achterste steunhaakjes warenlosgekomen en de legplank was gekanteld. Manliefklopte nieuwe steunhaakjes in de kast, maar hierbij schoot de hele zijwand uit elkaar. In allerijl haalde hij de boeken van de schabben om niet nog meer gedonder te hebben. Hij boorde, en hamerde, en schroefde en maakte de kast als nieuw. Het liep al tegen de avond toen alle boeken weer netjes op hun planken gestapeld waren.
En toen zaten we naast elkaar op de bank. Het was een rotdag, zuchtte Manlief. En ik kroop wat dichter naar hem toe. Ik legde mijn handen in zijn nek en streelde. Mijn vingers trippelden naar zijn schouders en speelden. Mijn handen kneedden en gleden langzaam over zijn rug. Maar het wordt een zalige nacht, fluisterde hij.
Even terug naar 2009, naar de laatste dag van het jaar, en het koeken zingen dat hier traditie is.
Samen met Beste Vriend en zijn Kleine Broer loopt Zoonlief van deur naar deur.
Oudjaar, nieuwjaar, brullen ze.
Een snelle dank u als de mensen veel te veel koeken en centen geven, en ze hollen alweer naar het volgende huis.
Bij de hoeve op de hoek van de straat lezen we op een briefje kom langs achter. Dus rennen de jongens het erf over en zingen uit volle macht: Twee koeken is een paar
Er komt echter niemand opendoen. Zoonlief bonkt op de deur. Beste vriend beukt ze bijna in. En Kleine Broer geeft zachte tikjes. Allemaal niets gekort. Als we ook na nog meergeklop geen beweging horen, besluiten we verder te gaan. Met pruillippen slenteren de kinderennaar de straatkant.
Door het zijraam zien we twee benen op een krukje liggen. Ik hoop stil dat de mens die erbij hoort daar niet doodligt. Beste Vriend petst in een laatste poging met zijn handen tegen de ruit. De benen schuiven traag van het krukje en slenteren naar achteren. De jongens maken rechtsomkeer en krijsen opnieuw, alsof hun leven ervan af hangt: We wensen je een gelukkig nieuwe jaar!
De achterdeur gaat open. Een stokoude man staart ons met waterige ogen aan alsof we van een andere planeet komen.
Even denk ik dat hij de deur gewoon weer zal dicht zwieren, maar dan bromt hij: Nu moet ik iets geven zeker? En hij draait zich om.
Op een stoel naast de deur staat een mand met appelsienen en chocoladerepen, maar dat is de man vast vergeten.We horen kastdeuren open en toe slaan, telkens weer.
Pas na een eeuwigheid komt het oudje terug aangesloft, met in elke hand een boterham. Een grote witte. Ietwat uitgedroogd. Als hij het brood in de zakken van de kinderen wil stoppen, wijzen Zoonlief en Beste Vriend naar de snoepmand.
We hebben liever dit, zeggen ze in koor.
De man kijkt van de jongens naar de mand, van de mand naar de jongens, en weer naar de mand. Hij heeft geen flauw idee hoe die daar terechtgekomen is. Misschien denkt hij wel dat we ze van onze buitenaardse stek meegebracht hebben.
Na weer een eeuwigheid legt hij de broodsneden op het snoepgoed en stopt Zoonlief en Beste Vriend een appelsien en een reep toe. Kleine Broer ziet hij niet staan. De deur zwaait dicht.
Op cadeautjesjacht strijk ik neer in de wereldwinkel. Ik laat er een pakket samenstellen met koffie, thee, honing, chocolade, snoep en koekjes.
Thuis merk ik dat de verkoopster haar schaar mee heeft ingepakt. Ik vis ze uit de mica en stop ze in mijn handtas om ze, als ik eens vijf minuten tijd heb, terug te brengen.
De volgende morgen wil ik in de krantenkiosk mijn favoriete tijdschrift en nog enkele andere magazines waaraan ik niet kon weerstaan, betalen. Ik gris in mijn handtas naar mijn portemonnee. De schaar vliegt er uit en maakt een salto over de toonbank.
Met een luid Eih! duikt de winkeljuffrouw weg. Maar tochlandt de schaar met wijd open benen tussen haar borsten.
Auw!!! gilt ze.
Mijn wangen worden warm, en vast ook knalrood. Sorry, stamel ik.
Twee klanten kijken me dreigend aan. Dan draaien ze zich naar de verkoopster. Ze zucht en pakt naar haar hart. Haar borstkas gaat wild op en neer. Ze grijpt haar hoofd vast en legt haar handen met veel ohs en ahs op verschillende plaatsen op haar gezicht.
Ik wil uitleggen wat die schaar in mijn tas deed, maar niemand die daar oren naar heeft. De verontwaardigde verkoopstersblik krijgt alle aandacht.Dus gooi ik mijn geld neer, klauw naar de schaar en vlugger de winkel uit.
Ik rijd recht naar de wereldwinkel om daar mijn wapen in te leveren.
Een daverende familievoorstelling vol swingende liedjes. Met Pippi in de buurt wordt het leven nooit saai. Ze zet Villa Kakelbont op z'n kop en sleept de buurkinderen Tommie en Annika mee in een woest avontuur. En wie denkt dat het niet gekker kan, heeft het mis. Bij Pippi kan het áltijd gekker.
Zoonlief was er niet gerust in. Hij zou vast de enige jongen in de zaal zijn. Pas toen zijn eigen ogen hem ervan overtuigden dat dit niet zo was, was hij er klaar voor. Hij zakte in zijn theaterstoel en genoot van de muziek, het toneel en de grappen. Deze laatste soms met een knipoog naar de volwassenen, soms met een schoonheidsfoutje. Bijvoorbeeld toen de vader van Pippi merkte dat het vlot was verdwenen.
Dieven bulderde de zaal.
Wat? vroeg de man, Hoeven? Zeggen jullie hoeven?
Jammer dat wij niet zoals het hoorde boeven gebruld hadden
Maar daar vallen we niet over. Het was een leuke show. Een ode aan het anders kijken of de fantasie.
In januari nog in Hasselt en Dilbeek, in februari opnieuw in Antwerpen, en op verschillende plaatsen in Nederland.
Er is een land waar de mensen bijna niet spreken. In dat vreemde land moet je de woorden kopen en heel voorzichtig inslikken om ze dan te kunnen uitspreken. De kleine Florian is op zoek naar woorden vol liefde voor een heel bijzonder iemand. Voor Siebelle. Maar net die woorden kosten een fortuin.
Ze zijn veel te duur voor Florian. Toch vindt hij er iets op, want op sommige zonnige dagen vliegen de woorden zomaar door de lucht. Net als de andere kinderen vangt hij er dan met zijn vlindernet. Het zijn gewone woorden: kersenrood, pannenlapje, stoelendans. En niet de ik hou van jou waar hij zo van droomde. Maar door de manier waarop hij ze uitspreekt, geeft hij zijn rivaal met zijn dure woorden, het nakijken en verovert hij het hart van Siebelle.
Agnès de Lestrade springt zelf zuinig om met woorden in dit boek, en neemt je zo mee op pad in het land van de grote woordfabriek. De eenvoudige tekeningen van Valeria Docampo, in vooral bruintinten en rood, benadrukken de sfeer.
Vertaling uit het Frans door Siska Goeminne.
Een juweeltje is dit prentenboek over het zuinig en zinnig omspringen met taal, over de magische kracht om woorden inhoud te geven.
Dit jaar mag ik tijdens de feestdagen mijn benen onder andermans tafel uitstrekken. Maar vorig jaar roerde ik wel zelf in de kookpotten.
Het scampivoorgerecht van toen is makkelijk te bereiden en viel bij iedereen in de smaak. Dus als jouw feestmenu nog niet helemaal op poten staat, kan je je gasten deze starter misschien ook voorschotelen. Succes verzekerd!
Nodig (voor 4 pers.):
-20 ongepelde scampi
-olie
-1 dl groene chartreuse
-peper, zout
-1 dl droge witte wijn
-1 dl kreeftenfond
-2 dl (lichte) room
-2 eetlepels groene peperbessen
-75 g rode paprika
-75 g groene paprika
-dille
Zo maak je het:
-Pel de scampi, maar laat het staartje eraan.
-Snij de scampi over ¾ van de lengte in.
-Verwijder het darmkanaal.
-Snij de paprika in brunoise (hele kleine blokjes).
-Blancheer ze een minuut in licht gezouten water.
-Laat ze goed uitlekken in een vergiet.
-Laat voor de saus de witte wijn en de kreeftenfond voor de helft inkoken.
-Voeg de room toe en laat inkoken tot sausdikte.
-Doe de peperbessen, de paprikablokjes en de helft van de chartreuse bij de saus.
-Kruid met peper.
-Hou warm.
-Bak de scampi in wat hete olie.
-Kruid met peper.
-Giet de rest van de chartreuse erover en flambeer.
-Verdeel de scampi over voorverwarmde borden en nappeer met de saus.
-Werk af met een beetje dille.
Een kwaliteitsvolle halfdroge wijn smaakt hier uitstekend bij. Dat mag gerust een Riesling zijn. Wij kozen voor de Riesling Spätlese, Piesporter Goldtröpfchen van Reinhold Haart, 2000.
Lijstjes zijn natuurlijk niet meer dan wat ze zijn. Maar dat met de culi-trends voor 2010 in Libelle Proeven, vond ik wel héél confronterend.
Het begon met de titel: Wég met de cupcake, leve de macaron!
Daarvoor surfte ik dus avond na avond naar websites als De koekjesfee en De taartenfee, want als Zoonlief jarig is, wilde ik ohs en ahs oogsten met zulke zelf geboetseerde taartjes. Blijkbaar mag ik me eerder aan een gemompeld och god, ze wil ook origineel zijn en ze is een dik jaar te laat verwachten. Maar macarons, welk kind wordt nu wild van macarons?
Maar het is nog erger, want ook de klassieke maaltijd, die ik mijn huisgenoten elke dag trouw, en met trots, voorschotel, verdwijnt om nooit meer terug te komen. Voortaan moeten we de hele dag door snacken. Weg is het gezellige tafelmoment met het gezin. Weg ook onze gezondheid. Samen tafelen is alleen nog trendy als er vintage food in het bord komt: vergeten groenten als aardpeer en pastinaak, vergeten vlees als onglet, niertjes en lever. Er is weinig dat ik niet lust, maar deze vleessoorten doen mijn neus harder krullen dan een varkensstaart. Zelfs nu, terwijl ik er slechts over schrijf.
Mijn favoriete keuken, de Thaise, maakt plaats voor de Koreaanse.
Ook de brunch -zálig op luie zondagen, vind ik - doet het niet meer. Drunch is nu het codewoord, iets tussen lunch en avondmaal in. Na een luie ochtend, die ik in geen geval wil prijsgeven, kan ik me echter niet ook nog een luie middag en avond permitteren.
De Cava die ik uit Spanje meebracht, is plots een oubollige drank. En ook met de arganolie uit Marokko moet ik niet meer afkomen.
Een mens zou er depressief van worden. Gelukkig is bergamotolie in. Niet dat ik dat product ken, maar ik vond een recept voor chocoladetaart met bergamot. De chocolade slaagt er vast in me te troosten. En ook de olie zelf zou deze eigenschap bezitten.
Naast de bergamot is er nog een lichtpuntje in deze lijst: de Chardonnay-wijn wordt van zijn troon gestoten door de Riesling. En laat Riesling net al jááááren (vanaf het moment waarop ik hem hier ontdekte) mijn lievelingswijn zijn!
Dus, ook al lijk ik volledig out, eigenlijk ben ik best wel een trendsetter.
Zwijgend lepel ik mijn soepbord leeg. Manlief, die die stilte niet van me gewoon is, vraagt: 'Scheelt er wat?' 'Ik heb een rauwe keel,' zucht ik. 'Daar weet ik een oplossing voor,' juicht Zoonlief nog voor Manlief kan reageren. 'Ze koken!'
-Het land van de grote woordfabriek / Agnès de LestradeenValeria Docampo: een vertederend prentenboek over een land waar je woorden moet kopen voor je ze kan uitspreken.
Voor kinderen vanaf 5 jaar.
(Later meer over dit boek.)
-Hou van mij / Ted Van Lieshout:bijna alle gedichten die Ted schreef van 1984 tot 2009, met de bijhorende illustraties. Eenbundel om regelmatig in te grasduinen en van te genieten.
Voor kinderen vanaf 10 jaar.
-De depressieve regenworm en dertien andere vieze beestjes / Jos van Venrooij: veertien versjes die, net als de columns op Jos blog, Het bewijs, alle een glimlach op mijn gezicht toveren. Knappe, kleurrijke illustraties. Ook al is dit boekje veel dunner dan de kanjer van hierboven, ik neem het regelmatig vast en geniet van deze versjes zeker even veel als van de meesterwerken van Ted.
Voor volwassenen.
-Mindfulness. Een pad van vrijheid / David Dewulf
-Mindfulness werkboek. Krachtig en mild leven in het nu / David Dewulf
-Mindfulness voor je kids / David Dewulf
Als ondersteuning bij de cursus mindfulness die ik volgde. Meer info op www.aandacht.be
In deze periode dwarrelen mijn gedachten niet alleen naar mijn kindertijd, maar ook naar de Sinterklaasmomenten die we samen met Zoonlief al beleefden. Naar die keer dat hij zijn tutje(fopspeen) aan de Sint zou geven bijvoorbeeld. Hij was toen net geen drie.
Zijn mooiste schoen zette hij voor de schouw en stopte er een wortel in, én een prei en een stuk selder, want dat hoorde volgens hem bij elkaar. Op een bord legde hij een snee brood en enkele suikerklontjes voor het paard. Samen met Manliefkoos hij in de wijnkelder een lekkere fles uit, want dat Sint en Piet van wijn hielden hebben wij hem van in den beginne goed duidelijk gemaakt. Hij zorgde voor glazen en een kurkentrekker. En dan haalde hij, zonder dat wij hem daartoe moesten aansporen, zijn tutje uit zijn mond en legde het er heel flink naast. Hij zong nog enkele Klaasliedjes en was klaar om naar bed te gaan. Zo dachten wij
Maar hij draalde eerst nog even rond en dook dan met de snelheid van het licht naarzíjn tut. Vastberaden klemde hij hem tussen zijn lippen en rende de trap naar zijn slaapkamer op.
We lieten hem maar begaan. Enkele weken later moest hij trouwens onder het mes(liesbreuk). Zijn tut zou dus nog van pas komen.
Zodra die man met zijn lange witte baard en zijn zwarte kompaan over het tv-scherm en de daken trippelen, dwalen mijn gedachten af naar vroeger. Naar de mooie, spannende, verrassende of verwarrende momenten die ze me bezorgd hebben. Zoals die keer - ik moet een jaar of zes geweest zijn - dat ze mijn overbuurjongen een bezoek brachten.
Vanachter het raam sloeg ik hen gade. Mijn ogen plakten vast aan de ruit, van het moment waarop ze hun witte wagen voor de deur parkeerden tot het ogenblik waarop de Sint mij opmerkte, wuifde en me wenkte.
Ik rende de straat op. Voor de Heilige man bij mijn buurjongen binnenstapte, nam hij de tijd voor een praatje met mij. Of ik braaf geweest was, wilde hij weten. Natuurlijk. En of ik flink mijn best deed op school. Vanzelfsprekend.
Piet grabbelde in zijn zak en haalde er een grote, rode snoepmuis uit. Dagenlang heb ik ervan gesmikkeld.
De rest van de dag was ik zoet. En dat kwam mijn ouders goed uit, want een paar uur later kregen ze een heleboel vrienden op bezoek. En als complete verrassing, ook voor hen: Sinterklaas en Zwarte Piet.
Ons huis stond plots op wielen en ging met mij op hol, want deze Sint en Piet leken helemaal niet op het duo van mijn snoepmuis. Die hadden trouwens niet gezegd dat ze ook nog bij mij zouden binnenkomen.
Mijn ouders zaten in een lastig parket. Het heeft hen vast liters zweet gekost. Uiteindelijk vertelden ze me de naakte waarheid.
Twee vrienden hadden zich in Sinterklaas en Zwarte Piet verkleed. Voor de grap. Om er een gezellige avond van te maken. Nadat ze hun cadeautjes uitgedeeld hadden, mocht ik mee naar de badkamer waar ze zich ontschminkten. Dat die lange baard zomaar kon losgetrokken worden zonder dat de Sint zich pijn deed, verwonderde me. En dat er zoveel Pieten-zwart door onze lavabo stroomde alvorens de man weer blank was ook.
Maar ik heb in elk geval nog een hele poos in Sinterklaas en Zwarte Piet geloofd.
Ik sta geklemd tussen winterjassen, paraplus, handtassen en rugzakken. Een paar armen wriemelen boven mijn hoofd. Monden fluisteren. Ogen staren dof voor zich uit.
Volgende halte Diamant, klinkt het plots helder.
Voeten schuifelen in de richting van de deur. Een hand grijpt naar een tas. Glijdt langs de rits. Vingers zoeken.
Heuh zucht ik, voor ik er zelf erg in heb.
De hand trekt zich terug. Het gezicht dat erbij hoort, kijkt me nadrukkelijk aan. Met een schaapachtige glimlach.