'Verbeelding is alles. Het is de voorbode van de mooie dingen die het leven in petto heeft.' Albert Einstein
Ik ben...
Veerle Schaltin (°1967) Ik begeleidde bijna twintig jaar mensen met een verstandelijke beperking in een dagcentrum. Onlangs zapte ik van leven. Na een ommetje in de afslanksector werk ik nu als stafmedewerker bij een budgethoudersvereniging. Voor en na schrijf ik voor kinderen en volwassenen. Ik hou van Manlief, Zoonlief (°2002), lezen, vertellen, koken, wijn, reizen, scrapbooken, knutselen, frutselen, en duizend en een andere dingen.
Leessprokkels... Voor de kids -Het ei met de gouden gans/Veronique Puts -Vader Zeepaard/ Eric Carle -Een raadsel voor Roosje/ André Sollie -Spoken bestaan niet/ Inge Bergh -Het land van de grote woordfabriek/ Agnès de Lestrade -Al zijn eendjes/ Christian Duda -Balthazar, de eenzaamste ezel ooit/ Inge Misschaert -Verkocht/ Hans Hagen -Krullen/Hilde Vandermeeren -Allemaal willen we de hemel/ Els Beerten
Voor volwassenen -Onder de ombu-boom/ Santa Montefiore -De schaduw van de wind/ Carlos Ruiz Zafon -Duizend schitterende zonnen/ Khaled Hosseini -Het eiland onder de zee/ Isabel Allende
kleine en grote momenten uit mijn leven gesprokkeld Op wandel door woordenwoud pluk ik letters als vruchten van de bomen, bind ze tot een blogboeket.
Takken en twijgen sprokkel ik tot mijn verhaal.
15-09-2008
Klankschalen
Maak het je gemakkelijk, zegt ze, Ik kom zo.
Het vertrek is met lichte kleuren en veel warm hout ingericht. Hier en daar brandt een kaars. Er klinkt zachte muziek. Tegen de wand is een verhoog geplaatst met wollen kussens en plaids in aardetinten erop. Ik zet me in een rieten stoel aan een tafeltje waarop wat folders en tarotkaarten liggen. Ik pak een kaart van de stapel. Je neemt een onverwachte bocht, lees ik.
Dan komt ze binnen. De muziek gaat uit. We kletsen wat. Ik mag me tussen de kussens en dekens neervlijen. Zij komt met grote en kleine schalen aandraven. Ze zet ze rondom mij en een zelfs op mijn buik. Ze stelt me gerust. Ik sluit mijn ogen. Alles wordt stil op het gekwetter van enkele vogels buiten na.
Dan zinderen zoete klanken door de kamer. Eerst zacht, dan luider en weer zacht. Ze pakken me in. Nemen me mee op reis naar een plek die ik niet ken. Een plek waar het goed en rustig en mooi is. Een heldere plek. Mijn lichaam deint uit. Wordt vloeibaar als een zacht kolkende zee. Deinende golven. Ik wieg mee in steeds hetzelfde ritme. Het ritme van totale ontspanning.
De vibraties sterven uit. Ik word weer mens. De rust in mij blijft.
Voor de lunch heb ik met enkele vriendinnen in een bistro afgesproken. Zij tateren, lachen, giechelen. Ik zit erbij en kijk ernaar. Hun stemmen klinken ver weg. Hun woorden zweven over me heen. Ik vertoef nog in een andere wereld.
Zoonlief kijkt aandachtig toe als ik mosselen kuis.
Leven die beestjes nog? vraagt hij.
Nu nog wel, zeg ik. Kijk, als ik met mijn mesje in de buurt van deze mossel kom sluit ze haar schelp.
Doe je ze dan geen pijn?
Maar nee, ik snijd er alleen wat vuil af, restjes van planten uit de zee en zo.
Ha. Maar als wij die mosselen eten zijn ze toch dood? Wanneer sterven ze dan?
Straks kook ik ze. En ja, dan gaan ze dood.Ik voel me ondertussen zowat de grootste moordenaar die er op de wereld rondloopt.
Ah ja, in dat hete water. Dàt doet toch pijn?
Maar nee, mosselen hebben geen zenuwen. Ze voelen niets. Mijn maag speelt op. Mijn zin in mosselen is volledig over.
Dan spreekt Zoonlief de mosselen toe: Arme, diertjes, straks sterven jullie. Maar, weet je, zo erg is dat niet, jullie geesten leven dan nog verder
Als ik de mosselen wat later opdien smullen Zoonlief en Manlief er naar hartelust van. Ik prik er een op mijn vork en eet met lange tanden Ze ruikt wel lekker. Ze smaakt ook heerlijk Dus volgt er een tweede. En een derde Mmm
Het gesprek dat ik met Zoonlief tijdens de bereiding had duw ik naar de verste uithoek van mijn geheugen. Trouwens, de geesten van deze beesten leven nog verder
Ragfijne zilveren draden geklost tot prachtig kant glinsteren in het zachte zonlicht tussen de spijlen van het hek. Erachter een zilvergrijs grastapijt. Eenkonijn huppelt er vrolijk heen en weer. De vrouwenmantel in de border herbergt dikke dauwdruppels in zijn tot schoteltjes gevouwen bladeren. Mussen en mezen vliegen in en uit de acacia. Hun getsjirp klinkt als een symfonie. Een rups kruipt moeizaam op een irisblad met een zilveren rand. Over het eerste geel van de appelboom ligt een waas. De lucht ruikt naar herfst. Een hond keft. Een man roept. In het weiland achter de tuin huist een familie ganzen. Ze waggelen verveeld rond. Een zilverreigerhoudt hen dromerig in de gaten.
Een ochtend in filigraan. Voorbode van een gouden dag.
Net voor de cursus start ploft een flamboyante dame op de stoel naast me neer.
Is het goed als ik me hier zet? vraagt ze.
Ja, hoor! lach ik.
Tijdens de les maakt ze interessante opmerkingen. Ze brengt een diepgaande discussie op gang. Als we even per twee moeten werken blijkt al snel dat we over veel dingen hetzelfde denken.
Tijdens de lunch praten we honderduit. Zoveel zelfs dat we onze boterhammetjes haast vergeten op te eten. Het lijkt alsof ik haar al veel langer ken.
Ze woont in mijn regio. Dus kunnen we s avonds met dezelfde trein naar huis sporen.
Weer tateren we er het hele eind op los. Na een poos zijn we zelfs volop aan het filosoferen. Ze is een bijzondere vrouw. We voelen elkaar erg goed aan.
Als de trein het station waar ik moet uitstappen binnenrijdt neem ik met een tikje spijt afscheid van haar. Zij moet er pas de volgende halte uit. Ik wandel door het gangpad naar de deur. Daar moet ik een hele tijd wachten, want om een onbekende reden staat de trein er lang stil voor hij weer verder rijdt.Dan stopt hij opnieuw en kan ik eruit.
Als ik naar mijn auto stap klinken er plots haastige hoge hakken achter mijn rug.
Hé, nu heb ik wat voor! roept een bekende stem.
Ik draai me om en zie haar. Ze bloost.
Ik was ingedommeld. De trein was verder gereden. Hij stopte. Dus dacht ik dat we aan de volgende halte waren. Ik stapte af. Maar kijk, nu ben ik verkeerd, ratelt ze, Ik heb pas over een uur een volgende trein.
Misschien kunnen we dan eerst samen ergens een hapje eten, stel ik voor. Ik weet een lekker restaurantje in de buurt.
Dat moet ik geen twee keer zeggen.
Weer kletsen we erop los. De volgende trein, die haalt ze niet.
Als kind speelde ik graag scholeke. Er ging geen dag voorbij of ik was juf. Mijn poppen zette ik per twee op mijn bed. Zij waren mijn leerlingen. Reken maar dat ze luisteren moesten. Mijn moeder beweert dat ik zo zelfs mijn lessen leerde en huiswerk maakte.
Vandaag speelt Zoonlief op zijn kamer. Ik hoor zijn hoge stemmetje: Dat ben ik. En dat ben jij En kijk, zo schrijf je de i van ik.
Ik ga even piepen. Zijn knuffels zitten in rijen op zijn bed.
Sttt , zegt hij als hij me opmerkt, zijn wijsvinger op zijn mond, Ik geef mijn knuffels les.
Hoewel ik de voorbije twee maanden moest werken (twee à drie dagen per week toch) stond de vakantieknop in mijn hoofd op aan. Ik nam de tijd om van Zoonlief te genieten, deed alles lekker langzaam en stelde klussen en karweien uit tot september.
Maar nu september samen met de eerste herfstkleuren en afgevallen eikels op de oprit zijn intrede deed vind ik het moeilijk dat vakantieritme los te laten. Ik schenk me een kop koffie in Ik blader in een tijdschrift Ik aai de poes Ik herschik bloemen in een vaas Ik klap mijn laptop open Ik schenk nog een kop koffie in Ik lees blog na blog Ik wandel rond in de tuin Ik lummel maar wat aan En dat allemaal terwijl mijn nieuwe werkkamer waarin de meubelen al een hele poos geleden geplaatst werden ongeduldig wacht op een lik verf.
Telkens als ik er voorbij fietste verscheen er een grauw en gerimpeld gezicht als een slikken en schorrenlandschap achter het vensterraam. Twee holle ogen staarden me aan. Ze vertelden een verhaal van verveling, eenzaamheid en stil wachten op de dood.
Als ik nu eens vriendelijk zwaai, dacht ik op een dag. En dat deed ik ook.
Naast het gelaat ging een arm moeizaam de hoogte in. Van achter het glas werd er sinterklaasachtig naar me teruggewuifd. Ik meende dat de mond van het gezicht zich in iets wat op een glimlach leek plooide.
Sindsdien groette ik het gezicht elke keer.
Op een dag was het gezicht er niet meer. Zelfs toen ik met mijn fietsbel rinkelde bleef alles bewegingloos.
Telkens als ik er voorbij fietste miste ik het gezicht.
Vanmorgen stond er een strakke vaas met een ingetogen calla achter het vensterraam.
Met grote zakken vol zwempakken, strandspeelgoed, reservekleren, zonneolie, en een picknickmand stonden de vader, de moeder en hun drie kinderen aan de ingang van het recreatiepark. De weergoden lieten zich eindelijk eens van hun beste kant zien, dus waar konden ze de zomervakantie beter afronden dan aan de boorden van deze zwemvijver? Ze hadden er een lange rit opzitten. De jongens waren elkaar onderweg in de haren gevlogen, maar nu was de rust in het gezin weergekeerd. Ze stonden daar elk met hun dromen, van een zandkasteel bouwen en zwemmen over wegkruipen in een boek en een terrasje doen tot een partijtje minigolf en ravotten in de speeltuin.
Met gepast geld betaalde de vader de inkomkaarten.
Uw paspoort graag, zei de jobstudent aan de balie.
De vader tastte in zijn broekzak, viste zijn portefeuille er opnieuw uit en toonde zijn identiteitskaart.
De onthaalbediende knikte. Ook die van mevrouw alstublieft.
Oei, die ligt thuis naast onze wasmand.
Sorry, maar dan komt u er niet in.
Enkele seconden was het compleet stil. Dan stamelde de moeder Ik zal even in de auto kijken. Wie weet heb ik ze toch nog mee gegrist.
Ze keerde de wagen binnenste buiten, maar nee, haar paspoort lag wel degelijk thuis naast de linnenmand. Gelukkig vond ze wel haar rijbewijs in het handschoenkastje.
Met de glimlach liet ze het aan de vakantiewerker zien. De vader en de jongens repten zich al om het domein binnen te gaan.
Sorry, mevrouw, ik heb een paspoort nodig.
Dat meen je niet, zei de moeder vriendelijk. Kijk, hier op mijn rijbewijs staat mijn naam en mijn adres vind je op de identiteitskaart van mijn man.
Regels zijn regels, antwoordde het snotjong bitsig. Zonder paspoort kom je niet binnen.
Toen mengde de veiligheidschef zich in het gesprek. We doen dit om ieders veiligheid te garanderen. Vorig jaar was hier veel vandalisme. Sinds we de paspoorten controleren is het hier weer fijn voor gezinnen met kinderen.
Je ziet toch dat wij ook een gezin met kinderen zijn, zei de vader, En geen misdadigers. Ik wil gerust mijn paspoort hier aan de ingang achterlaten.
Regels zijn regels blafte de apenkop van achter de balie weer.
Kan je het paspoort niet even thuis oppikken? suste de veiligheidschef.
We moeten meer dan een uur rijden, jammerde de vrouw.
Sorry dan
Het gezin droop af. De vader en de moeder met hun gezicht naar de grond gericht.Een kind sjotte steentjes voor zich uit, een ander huilde.
Kan mama niet in de auto wachten? probeerde de oudste nog.
Natuurlijk kon dat niet.
Ze bolden weer meer dan een uur. Het had nochtans een feestelijke dag moeten worden.
Met een veel te grote boekentas op zijn rug stapte hij schijnbaar zelfzeker de smalle gang naar de lagere school binnen. 'Ik ben toch een tikje zenuwachtig', had hij me thuis toevertrouwd,'En benieuwd of het heel anders zal zijn dan in de kleuterschool.' Van die nervositeit was langs de buitenkant niets te merken. Ik vermoed ook dat ze van zijn schouders viel toen hij zijn klasgenoten terugzag. Er waren ook zoveel vakantienieuwtjes te wisselen. En er was heel wat te ontdekken op de nieuwe speelplaats. Zelfs een klimmuur. Erop klauteren met die zware tas op zijn rug was niet simpel. Dus snel een plek gezocht waar hij ze achterlaten kon. En dan weer die muur op. Met een hemelsbrede lach. En toen luidde de bel. Een magneet leek hem en zijn vrienden naar de juiste plek te trekken waar ze op hun juf moesten wachten. Nog vlug een zwaai naar ons. En we verdwenen maar, Manlief naar het werk, ik naar huis. Ook een tikje nerveus. En heel benieuwd. Hoe zal hij deze eerste dag verteren?
Update: Glunderend kwam hij om vier uur de schoolpoort uit. 'We hebben nog geen huiswerk!' riep hij enthousiast.
Om de vakantie af te sluiten bakken we een tomatentaart. De tomaten komen uit de tuin van Opa. En dat zijn, eerlijk waar, de lekkerste tomaten ter wereld!
Het recept (hoofdmaaltijd voor 4 personen)
-Verwarm de oven voor op 200°C.
-Snijd een dikke ui in ringen en stoof hem glazig in wat bakboter.
-Pel 4 dikke tomaten en snijd ze in schijven van ongeveer een halve cm.
-Rol kruimeldeeg (uit het versvak van de supermarkt) uit en leg het op een vel bakpapier in een hoge getande taartvorm van minstens 24 cm doorsnede.
-Prik met een vork gaatjes in het deeg.
-Bestrijk de bodem van het deeg met een eetlepel tomatenconcentraat.
-Leg daarop de gestoofde uiringen en de schijven tomaat.
-Mix 1 ei, 2 eierdooiers, 2dl melk, 1dl lichte room, 40 g bloem, een beetje zout, peper, oregano en tijm tot een egaal mengsel.
-Strooi hierover 75 g geraspte kaas (ik gebruik light kaas).
-Bak de taart 40 min. in de oven (het laatste kwartier leg ik er een vel aluminiumfolie over zodat de taart niet te bruin wordt).
Volgens Zoonlief hoort een uitstap afgesloten te worden met een restaurantbezoek. Dan is het eens iets anders, zegt hij.
Voor mij is dat geen evidentie. Trouwens, welk gerecht kiest hij meestal als we uit eten gaan? Juist ja, spaghetti! Echt iets anders dan wat ik regelmatig op tafel tover. Als ik hem daarop wijs glimlacht hij eens.
Na onze middag Planckendael dineren we dus gewoon thuis. Toevallig staat er wel spaghetti op het menu.
Terwijl ik in de potten roer bedenk ik dat Zoonlief ergens wel gelijk heeft. Elders eten ís gezellig. Dan krijg ik een idee. Ik haal het mooiste servies uit de kast, leg servetten op de keukentafel en steek een heleboel kaarsjes aan.
Wat nu?, vraagt Zoonlief als ik hem aan tafel roep.
Je wou toch op restaurant? antwoord ik.
Als hij zijn bord leeg gelepeld heeftzegt hij: In dit restaurant wil ik nog wel komen eten!
In dierenpark Planckendael bewonder ik samen met een heleboel andere mensen het nijlpaard met haar zes maand oude baby. De logge beesten kauwen op grassprieten. De kleine is moe. Zijn ogen vallen haast toe terwijl hij aan het eten is. Dan ploft hij neer midden op de grashoop. Daar knapt hij een uiltje. Voor zijn moeder is er niets aan de hand. Zij knabbelt rustig verder.
Stel je voor dat je die moet borstvoeding geven, mevrouw, zegt de vreemde man naast me plots, Zon kolos bovenop jou. Dat zou wat zijn, he!
Ik weet niet goed wat antwoorden.
De rest van de namiddag vraag ik me af waarom die mens er net mij uitpikte. Wat is er mis met mij zodat ik hem aan de combinatie borstvoeding en nijlpaard doe denken?
De babbel met haar doet me zon deugd. Niet alleen omdat ze een gezellige en geweldige vrouw is, maar vooral omdat het er twee jaar geleden zo heel anders uitzag.
Ze heeft al enkele dagen keelpijn als ze besluit een dokter te raadplegen. Hij komt op huisbezoek en stelt een complicatie aan de sinussen vast. Ze moet naar het ziekenhuis voor een baxter. Met veel moeite sukkelt ze haar bed uit, strompelt samen met haar dochter de trap af en belandt in de auto. In de wagen spuit de etter uit haar neus.
In het ziekenhuis volgen de onderzoeken elkaar in sneltempo op. De dokters racen met haarals formule 1-piloten door de gangen. Het verdict valt: hersenvliesontsteking. En zij valt in coma. De behandelingen zijn op overleven gericht. Van revalidatie is geen sprake.
De achtenveertig uur coma worden tien dagen worden meer dan drie weken. Dan krijgt haar man te horen dat ze niets meer voor haar kunnen doen. Toch ziet ze er volgens haar echtgenoot op dat moment een tikje beter uit. Een contradictie die moeilijk te hanteren valt. Hij blijft tegen haar praten. Haalt leuke herinneringen op. En speelt Bryan Adams, haar favoriete muziek.
Zij droomt. Dat ze haar in een kist willen steken. En vecht. Voor haar man en kinderen. Heeft epilepsieaanvallen. Het voelt alsof ze stikt. Ze wil opgeven. Ziet een schim in de kamer. En probeert toch weer te vechten. Ze komt bij.
Spreken kan ze niet. Met een letterbord probeert ze zich duidelijk te maken. Maar wat gaat dat tergend traag. Het eerste woord dat ze vormt is: C-O-L-A. Ze ziet ook slecht en krijgt een speciale bril.Ze moet alles opnieuw leren als een klein kind. Maar ze heeft moed, veel moed. En elke dag zet ze wel een stap vooruit. Ze mag het ziekenhuis verlaten.
Na drie weken therapie praat ze met korte zinnen, langzaam, want ze moet heel erg naar haar woorden zoeken. Ze kan aan de hand stappen en zelfs een stukje alleen waggelen. In en uit bed gaan lukt weer en ook in het kleinste kamertje trekt ze haar plan.
Kort daarna zoek ik haar op. Ze zit onderuitgezakt in een zetel met een soort motorbril voor haar ogen. En ze vertelt haar verhaal met heel veel humor. Haar man en kinderen vullen aan. Ze realiseert zich dat ze nog een lange weg te gaan heeft. Haar doel is alles kunnen wat ze vroeger ook kon. We zien wel, mompelt haar man. Ik heb niets dan bewondering voor haar. En voor haar gezin dat haar met zoveel warmte omringt.
Vandaag loopt ze met een swingende pas op me af. Een hemelsbrede lach. Een trappist in haar hand. Ze is wat slanker. Ze praat honderduit. Over haar kinderen. De buurt. De twee Mexicanen die enkele dagen bij hen logeren Ondertussen is ze ook weer aan het werk. Ze is echt weer de vrouw van vroeger. Ze straalt. Het doet me zon deugd.
-resten kaarsvet (wij sparen het hele jaar door alle restjes van de kaarsen die we branden)
-wieken (te koop in de knutselwinkel)
-vormen (speciale kaarsvormen of oude bakvormpjes, omhulsels van theelichtjes, ijsblokvormpjes...)
-rasp
-houten lepel
-kleurstof voor kaarsen indien gewenst
-pincet
-sauslepel
-kookpot
Zo maak je het:
-Rasp de resten kaarsvet boven een kookpot.
-Warm dit geraspt kaarsvet op een matig vuur op. Roer af en toe voorzichtig. Opgepast hetkaarsvet is heet! Zorg ervoor dat het niet spat.
-Als je wil kan je kleurstof toevoegen. Tijdens het opstijven worden de kaarsen lichter van kleur. Hier hou je dus best rekening mee als je de kleurstof toevoegt.
-Plaats een wiek in een vorm. Hou ze met een pincet op haar plaats.
-Giet met behulp van de sauslepel het kaarsvet voorzichtig in de vorm. Herhaal voor de andere vormen.
-Laat opstijven.
-Haal de kaarsen zodra het kaarsvet opgesteven is uit de vormpjes. Als je te lang wacht luktdit niet goed meer. Kaarsen in theelichtomhulsels kan je er gewoon laten inzitten.
(Het keukenmateriaal dat je hiervoor gebruikt kan je later niet meer in de keuken gebruiken)
In theorie weet ik maar al te goed hoe je moet afslanken. Anderen bij hun afslankproces steunen en motiveren lukt me ook best. Maar zelf vermageren dat was de laatste tijd een probleem. Ik kon ontzettend grote hoeveelheden zoetigheid verzetten. Natuurlijk weet ik dat dat nefast is voor het afslanken en voor mijn gezondheid tout court. Maar het was sterker dan mezelf.
Daarom besloot ik enkele weken geleden alle kunstmatige suikers uit mijn leven te bannen. Als eerste stap gooide ik ze uithuis. Wanneer ik zin in zoet had greep ik naar fruit, gedroogde vruchten of honing. En dit met mate natuurlijk.
De kilos vlogen er weer af. Ik was ook veel energieker. Rustiger. Opgewekter. Ik hadspijt dat ik deze beslissing niet veel eerder genomen had, want het voelde haast alsof ik een nieuw leven cadeau kreeg. Suikerloos leven ging me goed af.
Tot vanmorgen bij de bakker. Het was er erg druk. Noodgedwongen wachtte ik in de ellenlange rij naast de uitstalkast met taart, gebak en andere snoeperijen. Om de tijd te doden keek ik eerst naar de mensen voor mij, dan naar de vele broodsoortenin de rekken aan de andere kant van de winkel, en tenslotte ook naar het gebak. Ik kon niet anders. De taarten en taartjes fluisterden: Hé, t is hier te doen. Kijk eens. Zien we er niet lekker uit? Toen ik om mezelf te beschermen mijn blikweer afwendde, verhief een aanlokkelijk aardbeiengebak haar stem: Heb je mijn heerlijk dikke aardbeien gezien? Gezond, hoor! En veel meer aardbeien dan koek en pudding! Een stille zucht. Waarop een smeuïge cake het woord nam: Laat die aardbeien voor wat ze zijn, die heb je de laatste weken al voldoende gegeten. Ik ben pas verrukkelijk. En een plak cake kan vast geen kwaad. Ik wist dat als ik eraan zou toegeven ik niet een plak, maar hem helemaal op zou schrokken. Dus keek ik snel naar mijn schoenen. Niks gekort, want meteen daarop riep een mokkasoes me toe: Hoe lang is het al geleden dat je nog banketbakkersroom geproefd hebt? Ik zit er vol van. En zie, mijn glanzend glazuur, overheerlijk! Toe, koop me! Een flantaart,koffiekoek, vlaai, oliebol en appelgebak schreeuwden alle om mijn aandacht. Hier kon ik niet tegenop. Ik zou een van hen meenemen en morgen opnieuw suikerloos starten. Ach ja
Toen was het mijn beurt. Een meergranen brood, graag, hoorde ik mezelf zeggen,Ja, dat zal het zijn.
In mijn wagen kauwde ik als bezeten op een vers droog stuk brood.
Via mijn toetsen sluipt ze over het scherm. Het fletse rode schijnsel van de halfverduisterde maan werpt net genoeg licht op het met gras overgroeide pad. Een enkele tak kraakt onder haar voeten.Voor haar uit vliegen enkele vleermuizen. Een uil scheert laag over. In de verte ronkt een motor. Maar op het vervallen industrieterrein isalles muisstil. Als ze de loods nadert vertraagt ze haar pas. Ze kijkt om zich heen. Speurt het donker af. De schimmen van bomen en struiken grijnzen haar toe. Even wil ze rechtsomkeer maken. Maar dan verzamelt ze al haar moed en stapt vastberaden op de afgebladderde poort af. Een duw ertegen en het verroeste hek zwaait met een schel gepiep open. Haar hart klopt in mijn keel. En floep iets zwart en harig springt langs mijn hoofd op het toetsenbord. Het snelt weg en verbergt zich achter een stapel papier die op de hoek van mijn werktafel ligt Een dikke vette spin.