'Verbeelding is alles. Het is de voorbode van de mooie dingen die het leven in petto heeft.' Albert Einstein
Ik ben...
Veerle Schaltin (°1967) Ik begeleidde bijna twintig jaar mensen met een verstandelijke beperking in een dagcentrum. Onlangs zapte ik van leven. Na een ommetje in de afslanksector werk ik nu als stafmedewerker bij een budgethoudersvereniging. Voor en na schrijf ik voor kinderen en volwassenen. Ik hou van Manlief, Zoonlief (°2002), lezen, vertellen, koken, wijn, reizen, scrapbooken, knutselen, frutselen, en duizend en een andere dingen.
Leessprokkels... Voor de kids -Het ei met de gouden gans/Veronique Puts -Vader Zeepaard/ Eric Carle -Een raadsel voor Roosje/ André Sollie -Spoken bestaan niet/ Inge Bergh -Het land van de grote woordfabriek/ Agnès de Lestrade -Al zijn eendjes/ Christian Duda -Balthazar, de eenzaamste ezel ooit/ Inge Misschaert -Verkocht/ Hans Hagen -Krullen/Hilde Vandermeeren -Allemaal willen we de hemel/ Els Beerten
Voor volwassenen -Onder de ombu-boom/ Santa Montefiore -De schaduw van de wind/ Carlos Ruiz Zafon -Duizend schitterende zonnen/ Khaled Hosseini -Het eiland onder de zee/ Isabel Allende
kleine en grote momenten uit mijn leven gesprokkeld Op wandel door woordenwoud pluk ik letters als vruchten van de bomen, bind ze tot een blogboeket.
Takken en twijgen sprokkel ik tot mijn verhaal.
25-08-2008
Babbel
De babbel met haar doet me zon deugd. Niet alleen omdat ze een gezellige en geweldige vrouw is, maar vooral omdat het er twee jaar geleden zo heel anders uitzag.
Ze heeft al enkele dagen keelpijn als ze besluit een dokter te raadplegen. Hij komt op huisbezoek en stelt een complicatie aan de sinussen vast. Ze moet naar het ziekenhuis voor een baxter. Met veel moeite sukkelt ze haar bed uit, strompelt samen met haar dochter de trap af en belandt in de auto. In de wagen spuit de etter uit haar neus.
In het ziekenhuis volgen de onderzoeken elkaar in sneltempo op. De dokters racen met haarals formule 1-piloten door de gangen. Het verdict valt: hersenvliesontsteking. En zij valt in coma. De behandelingen zijn op overleven gericht. Van revalidatie is geen sprake.
De achtenveertig uur coma worden tien dagen worden meer dan drie weken. Dan krijgt haar man te horen dat ze niets meer voor haar kunnen doen. Toch ziet ze er volgens haar echtgenoot op dat moment een tikje beter uit. Een contradictie die moeilijk te hanteren valt. Hij blijft tegen haar praten. Haalt leuke herinneringen op. En speelt Bryan Adams, haar favoriete muziek.
Zij droomt. Dat ze haar in een kist willen steken. En vecht. Voor haar man en kinderen. Heeft epilepsieaanvallen. Het voelt alsof ze stikt. Ze wil opgeven. Ziet een schim in de kamer. En probeert toch weer te vechten. Ze komt bij.
Spreken kan ze niet. Met een letterbord probeert ze zich duidelijk te maken. Maar wat gaat dat tergend traag. Het eerste woord dat ze vormt is: C-O-L-A. Ze ziet ook slecht en krijgt een speciale bril.Ze moet alles opnieuw leren als een klein kind. Maar ze heeft moed, veel moed. En elke dag zet ze wel een stap vooruit. Ze mag het ziekenhuis verlaten.
Na drie weken therapie praat ze met korte zinnen, langzaam, want ze moet heel erg naar haar woorden zoeken. Ze kan aan de hand stappen en zelfs een stukje alleen waggelen. In en uit bed gaan lukt weer en ook in het kleinste kamertje trekt ze haar plan.
Kort daarna zoek ik haar op. Ze zit onderuitgezakt in een zetel met een soort motorbril voor haar ogen. En ze vertelt haar verhaal met heel veel humor. Haar man en kinderen vullen aan. Ze realiseert zich dat ze nog een lange weg te gaan heeft. Haar doel is alles kunnen wat ze vroeger ook kon. We zien wel, mompelt haar man. Ik heb niets dan bewondering voor haar. En voor haar gezin dat haar met zoveel warmte omringt.
Vandaag loopt ze met een swingende pas op me af. Een hemelsbrede lach. Een trappist in haar hand. Ze is wat slanker. Ze praat honderduit. Over haar kinderen. De buurt. De twee Mexicanen die enkele dagen bij hen logeren Ondertussen is ze ook weer aan het werk. Ze is echt weer de vrouw van vroeger. Ze straalt. Het doet me zon deugd.
-resten kaarsvet (wij sparen het hele jaar door alle restjes van de kaarsen die we branden)
-wieken (te koop in de knutselwinkel)
-vormen (speciale kaarsvormen of oude bakvormpjes, omhulsels van theelichtjes, ijsblokvormpjes...)
-rasp
-houten lepel
-kleurstof voor kaarsen indien gewenst
-pincet
-sauslepel
-kookpot
Zo maak je het:
-Rasp de resten kaarsvet boven een kookpot.
-Warm dit geraspt kaarsvet op een matig vuur op. Roer af en toe voorzichtig. Opgepast hetkaarsvet is heet! Zorg ervoor dat het niet spat.
-Als je wil kan je kleurstof toevoegen. Tijdens het opstijven worden de kaarsen lichter van kleur. Hier hou je dus best rekening mee als je de kleurstof toevoegt.
-Plaats een wiek in een vorm. Hou ze met een pincet op haar plaats.
-Giet met behulp van de sauslepel het kaarsvet voorzichtig in de vorm. Herhaal voor de andere vormen.
-Laat opstijven.
-Haal de kaarsen zodra het kaarsvet opgesteven is uit de vormpjes. Als je te lang wacht luktdit niet goed meer. Kaarsen in theelichtomhulsels kan je er gewoon laten inzitten.
(Het keukenmateriaal dat je hiervoor gebruikt kan je later niet meer in de keuken gebruiken)
In theorie weet ik maar al te goed hoe je moet afslanken. Anderen bij hun afslankproces steunen en motiveren lukt me ook best. Maar zelf vermageren dat was de laatste tijd een probleem. Ik kon ontzettend grote hoeveelheden zoetigheid verzetten. Natuurlijk weet ik dat dat nefast is voor het afslanken en voor mijn gezondheid tout court. Maar het was sterker dan mezelf.
Daarom besloot ik enkele weken geleden alle kunstmatige suikers uit mijn leven te bannen. Als eerste stap gooide ik ze uithuis. Wanneer ik zin in zoet had greep ik naar fruit, gedroogde vruchten of honing. En dit met mate natuurlijk.
De kilos vlogen er weer af. Ik was ook veel energieker. Rustiger. Opgewekter. Ik hadspijt dat ik deze beslissing niet veel eerder genomen had, want het voelde haast alsof ik een nieuw leven cadeau kreeg. Suikerloos leven ging me goed af.
Tot vanmorgen bij de bakker. Het was er erg druk. Noodgedwongen wachtte ik in de ellenlange rij naast de uitstalkast met taart, gebak en andere snoeperijen. Om de tijd te doden keek ik eerst naar de mensen voor mij, dan naar de vele broodsoortenin de rekken aan de andere kant van de winkel, en tenslotte ook naar het gebak. Ik kon niet anders. De taarten en taartjes fluisterden: Hé, t is hier te doen. Kijk eens. Zien we er niet lekker uit? Toen ik om mezelf te beschermen mijn blikweer afwendde, verhief een aanlokkelijk aardbeiengebak haar stem: Heb je mijn heerlijk dikke aardbeien gezien? Gezond, hoor! En veel meer aardbeien dan koek en pudding! Een stille zucht. Waarop een smeuïge cake het woord nam: Laat die aardbeien voor wat ze zijn, die heb je de laatste weken al voldoende gegeten. Ik ben pas verrukkelijk. En een plak cake kan vast geen kwaad. Ik wist dat als ik eraan zou toegeven ik niet een plak, maar hem helemaal op zou schrokken. Dus keek ik snel naar mijn schoenen. Niks gekort, want meteen daarop riep een mokkasoes me toe: Hoe lang is het al geleden dat je nog banketbakkersroom geproefd hebt? Ik zit er vol van. En zie, mijn glanzend glazuur, overheerlijk! Toe, koop me! Een flantaart,koffiekoek, vlaai, oliebol en appelgebak schreeuwden alle om mijn aandacht. Hier kon ik niet tegenop. Ik zou een van hen meenemen en morgen opnieuw suikerloos starten. Ach ja
Toen was het mijn beurt. Een meergranen brood, graag, hoorde ik mezelf zeggen,Ja, dat zal het zijn.
In mijn wagen kauwde ik als bezeten op een vers droog stuk brood.
Via mijn toetsen sluipt ze over het scherm. Het fletse rode schijnsel van de halfverduisterde maan werpt net genoeg licht op het met gras overgroeide pad. Een enkele tak kraakt onder haar voeten.Voor haar uit vliegen enkele vleermuizen. Een uil scheert laag over. In de verte ronkt een motor. Maar op het vervallen industrieterrein isalles muisstil. Als ze de loods nadert vertraagt ze haar pas. Ze kijkt om zich heen. Speurt het donker af. De schimmen van bomen en struiken grijnzen haar toe. Even wil ze rechtsomkeer maken. Maar dan verzamelt ze al haar moed en stapt vastberaden op de afgebladderde poort af. Een duw ertegen en het verroeste hek zwaait met een schel gepiep open. Haar hart klopt in mijn keel. En floep iets zwart en harig springt langs mijn hoofd op het toetsenbord. Het snelt weg en verbergt zich achter een stapel papier die op de hoek van mijn werktafel ligt Een dikke vette spin.
Een poos geleden klopte Mijnheer Onbehagen bij me aan. Eerst negeerde ik hem, maar zijn gebonk werd zo luid en storend dat ik niet anders kon dan de deur op een kier zetten. Hij drong binnen en zweefde doorheen mijn hele zijn. In het begin was de gast tamelijk kalm zodat ik hem regelmatig vergat. Als hij al van zich horen liet was het met een zacht gewriemel alsof hij mewakker schudden wou. Langzaam maar zeker echter beet hij zich in me vast, met van die kleine scherpe tandjes. Waren zijn beten eerst nog speels, algauw werd me duidelijk dat hij me tot op het bot verslinden zou. Hij dwong me een keuze te maken. Ik wikte en woog. Legde ik een pro- en contralijst aan. De voordelenlijst was lang, die met nadelen kort, maar imponerend. Eén zwart gat. Hoe meer ik in dat gat staarde hoe onzekerder ik werd. Hoe dieper Onbehagen in me penetreerde. Het maakte me duizelig. Ik scheurde de lijsten en probeerde weer te negeren. Wat nog minder lukte dan eerst. Onbehagen hield vol. Ik kon geen kant meer uit. En dus hakte ik de knoop door. Ik waagde de sprong in het duister. Als ik al gehoopt had dat Mevrouw Opluchting de plaats van de wreedaard innemen zou, dan was ik mis. Zij laat zich vooralsnog niet zien. Maar Onbehagen houdt zich koest. En dat is ook al wat.
Trouwens ik heb al meer in troebel water gezwommen. Ook dit keer haal ik vast de overkant.
Ik heb een baaldag en sluit me op in mijn bureau terwijl Zoonlief rustig in de woonkamer speelt.
Na een hele tijd hoor ik zijn getrippel op de trap. Ik adem diep in en uit, en wring mijn mondhoeken naar omhoog. De deur van mijn werkkamer zwaait open. Zoonlief glundert. Hij zwiert met twee fruitsatés.
Speciaal voor jou gemaakt!zegt hij en reikt me een spies aan.
Even schrik ik. Hoe komt hij aan die stokjes? Die lagen helemaal bovenaan in de kast. En oei, hij is met een mes aan de slag gegaan. Gelukkig blijken al zijn vingertoppen er nog aan te zitten.
Dank je, stamel ik.
De stukjes banaan, appel en aardbei smaken verrukkelijk.
Ben je nu al wat vrolijker? vraagt hij verwachtingsvol.
Ja, hoor! Ik druk hem dicht tegen me aan.
Als ik later in de keuken de bananenschillen en appelresten opruim krullen mijn mondhoeken spontaan naar boven.
Het station is in een grijze waas gehuld. Kleurloze mensen wachten op de trein. Hun gezichten staan strak. Een vrouw heeft een paraplu stevig onder haar arm gekneld. Een man leest al staande zijn krant. Hij wipt van zijn ene been op zijn andere. Op een bank zit een groepje ouderen. Ze praten zachtjes. Iemand ijsbeert aan een stuk door. Een baby krijst. Zijn moeder probeert hem te sussen.Een puber verorbert een koffiekoek als ontbijt terwijl hij naar muziek op zijn iPod luistert.
Dan stapt zij het perron op. Heupwiegend. Een grasgroen gewaad met lila siersels omhult haar slanke ebbenhouten lijf. Een paars stuk stof bedekt de meeste van haar kroezelharen. Haar lippen zijn knalrood gestift in dezelfde tint als haar hooggehakte sandalen. Ze loopt kaarsrecht met een elegantie die alleen Afrikaanse mamas eigen is. Ze danst bijna. Aan haar arm bengelt een zilveren Mary Poppins-tas.
Even lijkt het alsof de zon door de wolken priemt.
Dan duiken wij het museum in. Onze keus viel op het Museum voor Natuurwetenschappen met de grootste dinogalerij van Europa.
In de statige museumhal spreken de immense skeletten van iguanodons, triceratops, maiasaura, stegosaurus, e.a. tot de verbeelding. Zoonlief haalt er moeiteloos de T-rex uit. Ook herkent hij probleemloos de planteneters uit de vleeseters. Daarvoor hoeft hij alleen naar hun kop te kijken. Een grote kop is een vleeseter, een kleine een planteneter, instrueert hij ons. Simpel niet?
Gelukkig weet hij nog niet alles. Op een speelse manier ontdekt hij samen met ons hoe en waar de dinosauriërs leefden, dat ze veel gelijkenissen met vogels vertoonden, waarom ze uitstierven en hoe hun skeletten gevonden werden.
Ik had die dieren wel nóg groter verwacht, zucht Zoonlief. Maar als hij even naast een dinopoot staat en merkt dat hij slechts tot aan het enkelgewricht reikt, vindt hij deze beesten plots tóch reusachtig.
Dan komt het hoogtepunt van de dag: Zoonlief mag als een echte paleontoloog aan de slag in het Paleolab. Met schop, borstel en spatel graaft hij een dinoskelet op. Hij puzzelteen stegosaurus op ware grootte in elkaar. Hij onderzoekt botten en fossielen en maakt afgietsels. Hij ontdekt en volgt dinosporen.
Dit is actieve museumbeleving ten top.
Het zou ons haast doen vergeten dat dit museum nog andere interessante afdelingen telt. Enkele ervan bezoeken we nog. Maar de rest zal voor later zijn.
Wij rijgen de vakantiedagen aan elkaar met spelen, knutselen, uitstapjes, voorlezen, kokkerellen, Tussendoor denken we ook al aan het nieuwe schooljaar. Omdat Zoonlief de overstap naar het eerste leerjaar maakt is hij aan een nieuwe boekentas toe. Ik wil dat hij een degelijk exemplaar kiest en neemhem dus mee naar een degelijke winkel. Helaas deden de Studio 100- en Disney-spullen er ook hun intrede.
Zodra we de winkel binnenstappen roept Zoonlief uit:Waw, een Cars-boekentas! Die wil ik!
Schatje, je moet die boekentas wel zes jaar gebruiken. Als je in het zesde zit ben je Cars al lang beu. zeg ik Kijk ook even naar de andere tassen.
Maar nee, ik word Cars nooit beu. Zoonliefsbesluit staat vast.
Omdat ik blijf aandringen kijkt hij toch nog even rond. Die van Piet Piraat is ook leuk', zegt hij aarzelend,Of die van Samson.
Maar wie kijkt er in het zesde leerjaar nog naar Samson of Piet Piraat? opper ik.
Ik vast wel, of anders toch zeker in het derde nog.
Die boekentas moetzes jaar meegaan! zeg ik kortaf. Binnenin begin ik te twijfelen. Krijgen andere kinderen misschien om de paar jaar een nieuwe boekentas? Ben ik hard als hij niet het model van zijn dromen mag kiezen?
Deze tweestrijd verberg ik voor Zoonlief. Hij sluit een compromis en kiest een exemplaar met een pinguïn. Ook een die sowieso geen zes jaar meekan wegens te kinderachtig. Ik zucht. Dan krijg ik een inval. Een vrouw die met haar dochter een schooltas aan het kiezen is heeft een grotere zoon bij. Ik spreek haar aan. Geëxcuseerd,hoe lang moet een boekentas eigenlijk meegaan?
Zes jaar! zegt ze kordaat.
De jongen mengt zich in het gesprek. Ja, de mijne is nu, na zes jaar, nog als nieuw. Hij draait zich naar Zoonlief. Als je zo een kiest dan lachen de kinderen je na een paar jaar uit. Kijk eens, de mijne lijkt op de deze. Hij wijst een prachtige degelijke boekentas aan. 'Ik zou een zwarte, een bruine of een grijze kiezen. Dat is altijd cool.
Pas nu wil Zoonlief de klassiekere modellen bekijken. De vele zakken en zakjeserin fascineren hem. Oké, zegt hij na een tijd, Maar ik wil wel een rode!
Mij goed. Die is misschien wat sneller vuil, maar dat is dan maar zo.
Even later draait Zoonlief zelfs qua kleur bij en haalt hij een zwarte uit het rek. Zwart is trouwens ook een van zijn lievelingskleuren.
Hij mag van mij de pennenzak kiezen die hij wil, Cars, Piet Piraat, Samson, noem maar op. Een pennenzak wil ik desnoods na een paar jaar wel vervangen. Maar nee, Zoonlief wil er een die bij de boekentas past, een zwarte dus.
Thuis toont Zoonlief zijn nieuwe aanwinsten superenthousiast aan Manlief. Deze boekentas blijft altijd mooi, zegt hij overtuigd, Hij kan zeker zes jaar mee.
Ons huis blinkt van onder tot boven. Met de inzet van een topsporter raasde ik erdoor en veegde alle hoeken en kanten schoon, verwijderde alle vet en vuil. Alleen de badkamer schoot erover. Daar liggen handdoeken her en der verspreid. Te veel potjes en tubes pronken op de wastafel. Vingerafdrukken sieren de kastdeuren, tandpastavlekken de pompbakken en bruine vegen de W.C.-pot. De badkamermat zit vol poezenhaar en de vloer dient dringend geschrobd te worden. Morgen is er nog een dag denk ik en knijp gemakshalve een oogje toe. Ik ben hoe dan ook een tevreden mens.
Vakantievriendjes L. en M. bezoeken ons samen met hun ouders voor het eerst. Terwijl wij bij de gezellige warmte van een vuurkorf op het terras tateren ravotten de kinderen in de tuin. Algauw hollen er drie Zwarte Pieten door het bos en over het gazon. Af en toe passeren ze langs ons om wat koekjes, rauwe groentjes of ander lekkers van de tafel weg te jatten.
Als het tijd is voor het avondmaal rent Zoonlief de badkamer, die zich op het gelijkvloers bevindt, op om zijn handen en snoet te wassen. L. en M. huppelen hem achterna. En voor ik er erg in heb staat ook hun mama temidden van alle handdoeken,potjes en tubes, vlekken en vegen.
Moet ik je nog vertellen dat ik mezelf graag naar de maan had kunnen schieten?
Daar zijn wij ook al geweest! roept Zoonlief uit. Het is er heel tof. Wij hebben er gefietst en een boottocht gemaakt en een paleis bezocht en sponzen gekocht op een sponzeneiland. En ik deed er veel dingen samen met andere kindjes: knutselen, en dansen, en waterspelen, en
Er was een pracht van een animatieteam daar, vertel ik aan de moeder van Beste Vriend. En weer tegen Zoonlief: Een van de begeleidsters heette Kiwi. Ken je die nog?
Ja, hoor! antwoordt hij, Dat was die lekkere mevrouw!
Terwijl de mannen met de wijnboer afrekenen en de kratten naar de autocar sleuren zitten de vrouwen op het terras met zicht op de wijngaarden.
Hebben jullie veel gekocht?vraagt L. me.
Maar enkele flessen, antwoord ik, Ik vond de wijnen hier niet zo bijzonder. We hebben deze reis al betere dingen geproefd.
Ja, dat is waar, reageert L. Maar wij hebben toch een hele voorraad van de allergoedkoopste ingeslagen. Die van amper 4.00.
Vond je die dan lekker?
Niet echt, zegt ze, Maar voor iemand die niets van wijn kent is hij goed genoeg. P. weekt etiketten van dure flessen. Hij kleeft die dan over de deze. Mensen die niet met wijn bezig zijn proeven immers geen verschil.
Ik slik.
Als ik ooit bij L. en P. uitgenodigd word weiger ik pertinent.
Mijn allereerste vliegvakantie naar Mallorca, samen met mijn ouders en broer, lijkt al miljoenen jaren geleden. Een alleenstaande vrouw, Magda, logeerde ook in ons hotel. Magda had een egaal bruine huid. Engelachtige witte krulharen. Hippe prinsessenkleren. Ze was slank. En ze praatte zo gezellig. Kortom Magda was alles wat ik later worden wou. Ik keek enorm naar haar op. Ik legde mijn handdoek bij het zwembad vlak naast de hare neer. Dook het water in als zij dat deed en vlijde me de rest van de tijd in de zon. Op een feest at ik massas zoute visjes alleen omdat Magda die zo lekker vond en ik proefde net als de groten van de sangria. Tijdens een boottocht vergezelde ik Magda terwijl ze de kapitein opvrijde. Magda noemde me Veertje. Niets klonk hemelser in mijn oren dan dat.
Na de vakantie wilde ik dat iedereen mij Veertje noemde. Ik ondertekende brieven aan mijn pennenvrienden en opstelletjes met mijn nieuwe naam, en bij t jaareinde ook alle nieuwjaarwensen. Maar zoiets verwatert natuurlijk.
Gisteren noemde een cursist me Veertje. Vraag me niet hoe ze dat in haar hoofd haalde. Het klonk helemaal niet hemels meer. Maar plots was ik wel weer in Mallorca.
Haar ogen bliksemen me neer. Hier is een PAPIERKLEM, zegt ze met nadruk. Het ding vliegt op mijn bureau. Ze draait zich bruusk om. Ik zou er iets van krijgen, he, zucht ze Altijd dat Engels. Wij spreken Nederlands. Gebruik dan toch Nederlandse woorden.
Het voelt alsof ze op mijn ziel trapt. Ik ben zeker niet iemand die om de haverklap Engelse woorden uitbazuint. Ik hou ook niet van de verengelsing van onze taal. Als ik een tekst schrijf denk ik diep na over de woorden die ik gebruik. Ik probeer steeds het mooiste te kiezen. Als dat al eens iets Engels is is het om een sfeer weer te geven. Of omdat het aanvoelt alsof het echt het juiste woord is op die plaats. Als ik praat denk ik minder na. Het weinige Engels dat in mijn vocabularium sluipt is zo algemeen aanvaard dat slechts een schare mensen nog de originele Nederlandse variant gebruiken. Zeg nu zelf, bij een papierklem moet je toch twee keer nadenken om te begrijpen wat er bedoeld wordt.
Een paperclip is al sinds mijn kindertijd een paperclip en zal dat altijd blijven ook.
Geheel onverwacht hebben we de kans samen met enkele vrienden een weekend in Parijs door te brengen. Dus gooi ik snel wat kleren en twee ietwat oudere reisgidsen in een koffer.
Op de sneltrein diep ik de reisboeken op. Eens zien waar we vanavond kunnen gaan eten.
Laat ons maar beginnen in stijl, zegt vriendin R.
Mijn oog valt op restaurant La table dAnvers. In de beoordeling lees ik:Schitterende Franse keuken. Zeer fijn. Stijlvolle bediening. Uitgebreid wijnassortiment. *** Gemiddelde prijs: 50.00. Dat ziet er dik in orde uit. Manlief belt meteen om te reserveren. We hebben geluk, er is nog een tafel voor vier vrij.
In Parijs gaat het recht van ons hotel naar de Place dAnvers waar de eettempel zich bevindt. Een ober met uitgestreken gezicht en witte handschoen toont onze tafel. Lapéritif maison?, vraagt hij.
We knikken goedkeurend. Meteen daarop draaft hij met vier grote champagnecoupes aan. Hij brengt ook een bord met delicate hapjes.
Vriend H. en Manlief trekken hun wenkbrauwen op als ze de menukaart onder ogen krijgen. Hmm, klinkt het. Op de kaarten van R. en mij staan geen prijzen vermeld.
Ach, kies maar waar je zin in hebt zucht Manlief, Onder die 50.00 blijven lukt toch niet.
Zelfs met het dubbele komen we niet toe. Of met het driedubbele.
Je zwanst. werp ik tegen. Maar de mannengezichten staan ernstig.
We gaan hier de afwas toch niet moeten doen? vraagt R.
Net niet. H. fronst zijn voorhoofd. Dan zegt hij.: We zijn hier maar één keer. Laten we er dus van genieten.
Reken maar dat we dat doen. Het ene exquise gerecht na andere wordt opgediend. De wijnen zijn verrukkelijk. Dat R. haar vis terug naar de keuken stuurt omdat hij net niet gaar is vergeten we.
Later op de avond drinken we nog een glas aan de Place du Tertre. We lachen volop. Na zon start kan dit weekend niet meer stuk. Dat het budget dat we voor dit hele uitje voorzien hadden er reeds doorgedraaid is vergeten we ook maar.
Elk jaar organiseert de firma waarvoor Manlief werkt een familiedag. De werknemers en hun gezinsgenoten worden dan getrakteerd op een circus, een dagje Zoo of een uitstap naar een pretpark.
Binnenkort verandert Manlief van functie binnen zijn bedrijf. Zoonlief is bezorgd.
Mogen wij dan nog naar Bellewaerde gaan? vraagt hij.
Wij hebben een zwembad in onze tuin. Geen sjiek. Zon groot blauw geval. Het ziet er niet uit, maar Zoonlief beleeft er wel urenlang plezier in. Natuurlijk vindt hij het fijn als wij af en toe mee zwemmen. Wat ik met deze temperaturen ook graag doe. In mijn badpak in de tuin paraderen vind ik dankzij mijn te bleke huid en te veel aan vetrolletjes daarentegen heel wat minder. Op een strand waar mensen in alle maten en soorten rondlopen of aan een zwembad waar alle exemplaren van xs tot xxl te vinden zijn heb ik er geen problemen mee, maar in onze eigenste tuin
Gisteren stond ik net op de trap om het water in te springen toen onze buurman zijn grasmachine bovenhaalde. Ik dook kopje onder toen ook de andere buurman zijn gazon begon te maaien. En alsof dat nog niet voldoende was kwam er een tractor aangereden om het hooi binnen te halen op het weiland dat aan onze tuin grenst.
Moet ik je vertellen dat ik zoveel mogelijk onder water bleef? En dat ik lang, heel lang bleef zwemmen tot alle grasmachines weer veilig opgeborgen waren en de tractor verdwenen was?
Goh, wat zal ik blij zijn als de haag die onze tuin omrandt eindelijk hoog genoeg is om pottenkijkers alle zicht te ontnemen!
Drie keer per week trok ze het zwarte kleed aan dat ze ook bij de uitvaart van nonkel Bert droeg. Geen mens die zag dat het her en der bijeengehouden werd met grote naaisteken. Ook haar zwarte kousen waren al meermaals gestopt. Ze knoopte haarjas waarvan de mouwen uitrafelden dicht en op haar dunne witte haren, waar ze af en toe zelf de schaar inzette, plaatste zehet hoedje van de begrafenis. Met haar neus in de lucht reed ze dan op haar kramakkelige fiets zo een met een gebogen buiswaarbij je nog achteruit moest trappen om te remmen- naar de stad. De fiets leek te groot voor het tengere vrouwtje dat ze was.
Soms bezocht ze het kerkhof. Dan legde ze een zelf geplukt bloempje neer bij de zerk van nonkel Bert.Tegen sluitingstijd kwam ze toe op de groentemarkt. Ze wachtte tot de marktkramers opgeruimd hadden. Dan liep ze op de containers af en stopte de heerlijk verse groentjes die ze erin vond in haar immense fietszakken. Op de terugweg deed ze ook de laadbakken op de parking van het warenhuis aan. Niet te geloven wat ze daar allemaal op de kop tikte: voorverpakt brood dat de vervaldatum nog net niet overschreden had, blikken soep, koekjes en soms zelfs superlekker gebak.
Thuis wisselde ze haar jurk voor een tot op de draad versleten schort. Op een vuur van kersenpitten warmde ze een kannetje water. Daarna genoot ze op een eenvoudige houten stoel van een kop oploskoffie met een koekje erbij dat ze net uit een container gevist had.
Mooi weer, dan halen wij onze barbecue boven. Spijtig genoeg zijn we niet de enigen die van de houtskoolgeur en het vele lekkers houden, want zodra de eerste gerechten op tafel verschijnen zijn er ook massas wespen van de partij. Manlief is een kei in het vangen van die beesten. Met zon elektrische raket slaat hij erop los als een kind dat met de jokari speelt. Hij slaat gegarandeerd raak. Maar als hij vlees aan het bakken is heeft hij die raket natuurlijk niet bij de hand. Dus gaat hij het ongedierte te lijf met de attributen die zich in zijn onmiddellijke omgeving bevinden. Jawel, hij spiest al wat in zijn buurt durftte vliegen op een satépen of strikt het met een barbecuetang. En weer is het keer op keer raak. Doe hem dat maar eens na.