'Verbeelding is alles. Het is de voorbode van de mooie dingen die het leven in petto heeft.' Albert Einstein
Ik ben...
Veerle Schaltin (°1967) Ik begeleidde bijna twintig jaar mensen met een verstandelijke beperking in een dagcentrum. Onlangs zapte ik van leven. Na een ommetje in de afslanksector werk ik nu als stafmedewerker bij een budgethoudersvereniging. Voor en na schrijf ik voor kinderen en volwassenen. Ik hou van Manlief, Zoonlief (°2002), lezen, vertellen, koken, wijn, reizen, scrapbooken, knutselen, frutselen, en duizend en een andere dingen.
Leessprokkels... Voor de kids -Het ei met de gouden gans/Veronique Puts -Vader Zeepaard/ Eric Carle -Een raadsel voor Roosje/ André Sollie -Spoken bestaan niet/ Inge Bergh -Het land van de grote woordfabriek/ Agnès de Lestrade -Al zijn eendjes/ Christian Duda -Balthazar, de eenzaamste ezel ooit/ Inge Misschaert -Verkocht/ Hans Hagen -Krullen/Hilde Vandermeeren -Allemaal willen we de hemel/ Els Beerten
Voor volwassenen -Onder de ombu-boom/ Santa Montefiore -De schaduw van de wind/ Carlos Ruiz Zafon -Duizend schitterende zonnen/ Khaled Hosseini -Het eiland onder de zee/ Isabel Allende
kleine en grote momenten uit mijn leven gesprokkeld Op wandel door woordenwoud pluk ik letters als vruchten van de bomen, bind ze tot een blogboeket.
Takken en twijgen sprokkel ik tot mijn verhaal.
14-07-2008
De wijnkenner
Een bevriende wijnhandelaar nodigt ons uit in een sterrenrestaurant waar we de nieuwste aanwinsten in zijn gamma kunnen proeven in combinatie met het lekkers van de chef-kok. We zitten met een tiental mensen aan een grote ronde tafel. Tien mensen met een heel verschillende achtergrond. Er is een gepensioneerd apotheker bij die de laatste hand legt aan een boek over kruidengeneeskunde. Een IT-specialist. Een kunstenares. Iemand die bij een warenhuisketen werkt. Een leerkracht. Enkele huisvrouwen. En een dokter. Een dokter die graag opschept over de bijzondere flessen in zijn wijnkelder enzijn culinaire uitspattingen. Namen als Mouton Rotschild, Sassicaia en Vega Sicilia vallen met de regelmaat van de klok en jaartallen als 1979, 1964 en zelfs 1938 ook. Hij spuugt zijn wijnkennis als het ware over ons uit. Gelukkig weten de andere tafelgenoten zo boeiend te vertellen dat we niet genoodzaakt zijn de hele tijd naar zijn geblaas te luisteren en wordt het een bijzondere avond. De heerlijke wijnen en gerechten dragen daar natuurlijk niet in het minst toe bij.
Als de wijn bij het hoofdgerecht uitgeschonken is, vraag ik stil aan Manlief: Is er niets mis met deze wijn?
Hij proeft en zegt: Oh ja, die heeft kurksmaak.
Zo discreet mogelijk wenken we de sommelier en vertellen hem over ons vermoeden. Hij ruikt aan het glas van Manlief en knikt. In een wip worden alle glazen afgeruimd en komt hij met een nieuwe fles aandraven.
Ik had het al lang geproefd, zegt de dokter,Ik had bewust niets gezegd, was benieuwd of iemand aan tafel deze fout zou ontdekken.
Hij zet een ladder tegen de achtergevel van ons huis. Daarboven op het schuine dak nog een. En een derde nog hoger op het dak. Met houten planken zorgt hij ervoor dat de ladders niet kunnen wegschuiven. Gezwind stapt hij de treden op en af met allerlei materiaal. Ook met een langgerekt pak van wel twintig kilogram. Hij balanceert over de dakpannen alsof hij in zijn vorig leven een circusacrobaat geweest is. Hij boort, zaagt, klopt, neuriet een lied
Na enkele uren werk hangt het nieuwe rolluik voor ons dakvenster.
Ik haal opgelucht adem als Manlief weer met beide voeten op de grond staat.
In de stationshal ziet Zoonlief een modern kunstwerk. Het is gemaakt uit bronzen platen, buizen en staven. Wat stelt dat voor ?, vraagt hij.
Op het bordje ernaast staat: De automobiel. Een auto zeg ik dus.
Echt? Hij klinkt verbaasd.
Ik zie er ook geen auto in, reageer ik, Maar toch heeft de kunstenaar een auto bedoeld, want hij heeft zijn werk ernaar genoemd. Hij zal zelf wel weten wat elk deel van het beeld voorstelt.
Daar ziet niemand een auto in, denk ik, zegt Zoonlief gelaten.
Enkele dagen later werkt Zoonlief ijverig aan een tekening op zijn schoolbord. Er verschijnen verschillende vormen die elk op een andere manier ingekleurd zijn, nu eens met lijnen, dan met bolletjes of golven. Sommige vlakken zijn roze, andere geel, wit, blauw of groen. Hij tekent het hele bord vol.
Weet je wat dit is? vraagt hij als zijn werk af is.
Natuurlijk weet ik dat niet. Aarzelend schud ik nee.
Het is ons huis, zegt hij trots, Niemand kan dat zien, maar ik weet het, want dit is een raam, en hier de voordeur, en de verdieping, en kijk, dat zijn de pannen op het dak
Wij zijn geen luistervinken, echt niet! Maar doordat onze buren op leeftijd een tikje hardhorig zijn en zij sowieso niet al te vriendelijk met elkaar omgaan, maar vaak bassen, komt het dat we soms dingen horen die niet echt voor onze oren bestemd zijn, zoals gisteren:
Hij: Speel niet met mijn voeten, he!
Zij: Ik zou nog niet willen! Die stinken veel te hard!
Voor dag en dauw trippelt Zoonlief onze slaapkamer binnen.
Mama, opstaan! fluistert hij.
Ik zucht, grommel wat en draai me om.
Zijn handen schudden me door elkaar. Echt, mama, t is tijd. We moeten naar de bakker.
Dan herinner ik het me weer. We zouden Manlief vandaag trakteren op een ontbijt op bed. Dus gooi ik de dons van me af en sluip achter hem aan de kamer uit.
Eerst fietsen we naar het dorp om broodjes en koffiekoeken te kopen. Dan pers ik sinaasappels uit, kook eieren, en beleg partjes meloen met parmaham. Zoonlief schikt fijne vleeswaren en kaas op een bord en aardbeien in een schaal. Ik maak koffie en thee en zet een fles champagne in een koelemmer. Zoonlief plukt bloemen in de tuin en kiest kleurrijke kaarsen uit. Voorzichtig stappen we de trap op met grote volle dienbladen. We stallen alle heerlijkheden uit op de commode. Het boeket krijgt een plaats op het nachtkastje van Manlief. Hij bekijkt ons met een glimlach. Zoonlief vrolijkt de kamer op met de kaarsen. Ik zorg voor klaptafeltjes. En Manlief zet de hoofdeinden van het bed overeind.
Even later zitten we met goed gevulde borden in onze slaapstee, Zoonlief knus tussen ons in.We genieten van al het lekkers en van elkaar.
Na een tijd houdt Zoonlief het voor bekeken en huppelt zingend naar beneden. Hij wil een film zien. Wij schenken nog een glas champagne in en praten in elkaars armen over al die dingen waar er op een doordeweekse dag zo weinig tijd voor is.
Net als we nog wat dichter naar elkaar toe kruipen, een hand onder mijn nachtkleed verdwijnt en ik mezelf verlies in een langgerekte zoen weerklinken er voetstappen in de gang
In de wijnkelder valt mijn oog plots op een pluk hooi die uit een kist komt piepen. Nieuwsgierig als ik ben laat ik de fles die ik vanavond bij het diner wil schenken voor wat ze is en ga op prospectie.
Vanuit de krat staren de twee gitzwarte ogen van een teddybeer me aan. De kop van het beest is onhandig aan het lijf vastgenaaid. Reusachtige steken kris kras over de hele beer zorgen ervoor dat hij niet uit elkaar valt. Toch bengelt een poot troosteloos aan de torso.Van de crèmekleurige vacht rest alleen achter het oor nog een stukje. Midden in de kop gaapt een grote wonde. Het stro springt eruit. Ook in het lijf zit een gat, bijna vuistgroot. Als ik het beest optil komt er een zacht gegrom uit zijn buikholte en dwarrelt de vulling als sneeuw op de grond. Vol walging probeer ik de gevallen mousse weer in de buik te proppen en leg ik het beest gauw terug in zijn bed.
Het is de knuffel van Manlief. Hij troostte hem toen hij zijn eerste tandje kreeg en bij zijn eerste liefdesverdriet. Een jaar geleden stuitte ik dan ook op hevig protest toen ik teddy, die tot dan toe in een valies bewaard werd, maar dus telkens als we op vakantie vertrokken voor de pinnen kwam, in een vuilzak dacht te stoppen. Niet één, maar twee mannen kreeg ik tegen mij, want ook Zoonlief vond deze schurftige beer oh zo schattig. Ik moest het onderspit delven, maar de mannen beloofden wel dat ik nooit nog last zou hebben van deze hele lieve troetel. Tot op vandaag had ik hem ook niet meer gezien.
Dat ik hem nu hier terugvind kan ik geen last noemen. Maar ik sleep wel een ongemakkelijk gevoel mee de trap op als ik met mijn wijnfles naar boven ga. Eén vraag blijft immers almaar in mijn hoofd rondspoken: zal Manlief mij ook in een kist in de kelder droppen als ik afgeschreven word?
Zoonlief is boos. Jij bent dom en ongeduldig. roept hij, En jij begrijpt niets. Je hoort niet goed. En je kan niet zingen. En je kan niet snel lopen of fietsen. En leuk spelen ook al niet. En je kookt niet lekker.
Stop maar, repliceer ik, Zeg nu eens iets dat ik wel goed kan.
Zonder aarzelen antwoordt hij: Je kan goed zeuren!
Breng een leeg schriftje mee stond er op het infoblad van een van de eerste schrijfcursussen die ik volgde.
En dus gooide ik die week achteloos een pakket met drie rode en een groen lijntjesschrift in mijn winkelkar. Het groene exemplaar stopte ik onderaan in de weekendtas waarmee ik op cursus vertrok. Waarom het groene? Wel ik hou van groen. Het groen van grassen en bomen. Van magnifieke landschappen waar ook op de wereldbol. Van kerstgroen. Smaragd. De kleur van mijn ogen. Een zweempje groen zelfs af en toe in mijn wijn. Ook de Elixir de Spa gebotteld door een zekere Schaltin -waar ik toch wel fier op ben- zit in een groene fles. En groen is de kleur van de hoop. Ik hoopte dat het een fijne en leerrijke cursus zou zijn.
Als ik toen geweten had dat dit schrift zo belangrijk voor mij zou worden had ik het vast met meer zorg uitgekozen. Haast dagelijks schrijf, kribbel, krabbel, kras ik erin. Sierlijk, groot, klein, slordig, onleesbaar Ideetjes voor verhalen of sprokkels. Fragmenten die ik las en me raakten. Reflecties over mijn schrijfproces. Feedback. Citaten Ik kleef er fotos, illustraties en krantenknipsels in. En al wat van dicht of ver met schrijven te maken heeft
Haast dagelijks lees ik er in. Soms vlug vlug. Soms urenlang
Dit schrift werd mijn bondgenoot. Mijn klankbord. Mijn toeverlaat.
Ondertussen is het niet meer alleen. Een hele stapel groene lijntjesschriften ligt in de la van mijn schrijftafel. Of soms op de salontafel. Of op het nachtkastje. Of op mijn schoot
Het zijn mijn bondgenoten. Ze horen bij mij als schelpen op het strand. En als ik even wat langer naar die ene bijzondere schelp zoeken moet, dan kan ik daar behoorlijk lastig van worden.
Een keiharde Boink! doet ons opschrikken terwijl we met ons drietjes aan het middagmalen zijn. We lopen de woonkamer in waar het geluid vandaan kwam.
Een mereljong blijkt met zijn kop tegen de venster geknald te zijn. Stuiptrekkend ligt hij op zijn zij op het paadje in onze voortuin. Ademhalen kost hem duidelijk moeite. Zijn bek gaat onophoudelijk open en toe. t Is zielig om te zien.
Hoe kunnen we hem helpen? vraagt Zoonlief bezorgd.
Ik vrees dat we niks meer kunnen doen. Het beestje heeft misschien een schedelbreuk. antwoordt Manlief.
Of hij is verlamd. voeg ik eraan toe.
Bel iemand op die hem kan helpen.zegt Zoonlief beslist.
De merel fladdert even nog met zijn vleugels. Dan ligt hij stil.
Bel nu! Er klinkt dreiging in zijn stem.
Maar niemand kan deze vogel nog helpen, schat, opper ik voorzichtig,Misschien gaat hij wel dood.
Dat mag niet! Vooruit, papa, bel iemand! Er verschijnt een eerste traan.
We proberen Zoonlief af te leiden, manen hem aan nog wat te eten, maar hij krijgt natuurlijk geen hap meer door zijn keel.
Als het dier even later effectief dood is stromen er nog veel meer tranen.
Pas als de vogel na een uitgebreide fotosessiein de tuin begraven is klaart het gezicht van Zoonlief weer een beetje op. Toch blijft iets in hem gebroken vandaag.
Ik hou mijn hart al vast voor het moment waarop hij iemand die hij echt graag ziet moet afgeven.
We luidden de vakantie in met het bakken van een overheerlijke bessentaart. De aalbessen kwamen nota bene uit onze eigenste tuin.
Het recept: (voor 12 porties)
-Verwarm de oven voor op 175°C.
-Haal van 500 g aalbessen de steeltjes af , spoel ze en laat uitlekken.
-Vermeng voor het deeg 100 g zachte boter, 100 g fijne suiker, 1 zakje vanillesuiker, 2 eieren, 200 g bloem, 2 afgestreken koffielepels bakpoeder en 1 afgestreken koffielepel citroensap met de keukenrobot tot een glad en homogeen geheel.
-Schep het beslag in een goed ingevette springvorm (diameter 24 cm).
-Leg de bessen erop en druk ze lichtjes in het deeg.
-Bak ongeveer 40 min. in het midden van de oven.
-Neem de vorm uit de oven en laat afkoelen.
-Verhoog de temperatuur van de oven tot 225°C.
-Klop 3 eiwitten stijf. Strooi er 150 g suiker bij en blijf kloppen tot het eiwitschuim glanzendis en in pieken blijft rechtstaan.
-Strijk het eiwitschuim uit op de bessen en zet de taart nog 5 min. in de oven.
Op deze laatste dag van het schooljaar verneem ik dat den Bok overleden is. Hij was mijn leraar handvaardigheid en schoonschrift in de normaalschool. Vooral in die tweede functie herinner ik me hem.
Plots is het weer die vrijdagmiddag waarop ik mijn boterhammetjes op het terras van onze stamkroeg gauw gauw naar binnen schrok enlang voor beltijd naar school terugkeer.
Terwijl mijn vrienden nog een pintje drinken stap ik met knikkende knieën op het grote, groene schoolbord af, het witte krijt slapjes in mijn linkerhand. De weeë kalkgeur maakt me misselijk. Meer nog dan mijn zenuwen al deden. Zowat een meter verderop staat den Bok in een donker pak. Zijn haren zijn strak naar achter gekamd. Boven zijn lippen prijkt een minuscuul snorretje zoals bij een gestapo-man. Zijn verweerde handen spelen met een houten liniaal. Zijn norse blik priemt dwars door me heen. Hij dicteert de woorden die ik in mijn schoonste schrift op het bord moet toveren. Zijn kille stem weergalmt door het ijzige lokaal waar de middagzon geen vat op heeft. Sinds het bestaan van de normaalschool deed geen enkele linkshandige mij dit naar behoren voor. Ik haal diep adem en begin aan deze onmenselijke opdracht.
Goed, u kunt gaan, hoor ik dan.
Pas als ik weer buiten ben dringt de werkelijkheid tot me door. Ik schreef geschiedenis.
Als Zoonlief in bed ligt genieten Manlief en ik van een goed boek of praten we na over de voorbije dag op ons terras. Daar hoort steevast een cocktail bij die we in de lounge bar bestellen.
Als ik de ober een Sex on the beach vraag roept hij: Colleague! Colleague!
De mensen bekijken me argwanend als ik een vervallen hotel op de gevoelige plaat vastleg. Maar zodra ik de verwilderde tuin, de bruinrode bungalows en de gebarsten ruiten zie weet ik dat deze plek een rol zal spelen in een van de volgende verhalen die ik schrijf. Ik negeer hun blikken en fotografeer dus lustig verder. Het verhaal ontrolt zich al in mijn hoofd. Ook het theater van Aspendos en de Kursunlu-watervallen krijgen er een plaats in. Even heb ik spijt dat ik mijn laptop thuisgelaten heb. Maar nee, dit is een gezinsvakantie. Het zou jammer zijn als ik me achter een toetsenbord wegstopte. Dus maak ik af en toe wat aantekeningen, fantaseer erop los tijdens het zonnebaden en hou voortdurend het apparaatje dat ik met moederdag cadeau kreeg in de aanslag. Uitschrijven doe ik thuis wel. Dat is dubbel plezier. En hier geniet ik van de streek, de rust, en vooral van Manlief en Zoonlief.
Zoonlief is moe van het vele stappen door de antieke en moderne stad, Side. Manlief wil nog een paar plaatjes schieten in enkele achteraf steegjes.
Daarom nestelen Zoonlief en ik ons op de dorpel van een winkel en gaat Manlief verder op pad.
De tapijthandelaar van wat verder in de straat houdt ons een tijdje in de gaten. Dan komt hij met een big smile naar ons toe en zet zich naast ons neer.
Beautiful boy! zegt hij terwijl hij even in de wang van Zoonlief knijpt,Me daughter. Beautiful too
In gebrekkig Engels vraagt hij me uit over mijn zoon en prijst hij zijn dochter aan.
Ik krijg er een ongemakkelijk gevoel bij. Wil hij zijn dochter aan mijn zoon uithuwelijken?
De winkelier moet het merken, want plots schakelt hij op een ander onderwerp over. Hij toont Zoonlief de zwaluwennest die tegen zijn gevel gebouwd is.
Dan stapt er een in het wit geklede en gesluierde vrouw met twee jongens op ons af. De vrouw glimlacht timide. De jongens springen op de man. De kleinste krijgt een dikke knuffel.
My wife and sons, zegt de verkoper trots. Als het trio weer verder stapt vervolgt hij: Seven and ten years old.
And your daughter? vraag ik.
No daughter grinnikt de man. Hij staat op en slentert terug naar zijn tapijtenwinkel.
Hebben jullie zin om mee te gaan naar de opendeurdag van de garage met die poepsjieke autos? vraagt vriendin A. aan de telefoon.
Maar wij hebben helemaal geen wagen nodig, antwoord ik En al zeker niet zon peperdure.
Wij ook niet, zegt ze Maar er is champagne à volonté en een oesterbar.
Oh, dat is al iets anders.
En zo komt het dat wij de zaterdag nadien samen met A. en D. temidden van poepsjieke bolides van een glaasje champagne nippen en heerlijke oesters verorberen. Tussen alle aanwezigen wordt een weekend Normandië verloot. Een oesterweekend. En je hoeft je auto hiervoor niet van stal te halen, nee, voor de gelegenheid krijg je van de garage zo'n poepsjieke wagen in bruikleen.
Laten wij toch wel de gelukkige winnaars zijn zeker.
En zo komt het dat wij enkele zaterdagen later richting Normandië bollen in een poepsjiek voertuig datwe net ervoor in de garage opgepikt hebben.
Rijdt lekker, dit ding! zegt Manlief als we er een honderdtal kilometers op hebben zitten,Veel comfortabeler danonze eigenauto.
Ik vermoed dat ik als we aan een nieuwe wagen toe zijnheel wat overredingskracht zal nodig hebben om hem er eente laten kopen die beter in ons budget past dan deze. Maar dat zijn problemen voor later.
In het ook al poepsjieke hotel worden we verwelkomd met bubbels en een oesterhapje. Daarna gaan we lekker uitwaaien op het strand. Het diner bestaat uit verschillende oesterbereidingen, alle om duimen en vingers van af te likken. De volgende morgen maken we een fikse wandeling van Bec d Andaine naarMont-Saint-Michel. En dan staat een bezoek aan een oesterkwekerij op ons programma. Een gids vertelt ons alles over de manier waarop oesters gecultiveerd worden. En weer mogen we proeven, van de gewone oestertjes tot de koningin onder deze heerlijkheden, de Perle Blanche.De laatste dag reserveren we voor Thalasso Therapie. Na een lichte lunch vangen we de terugweg aan.
Manlief start de wagen, draait de baan op en prr..tt..ssj, niks meer. Wat hij ook probeert de auto geeft geen kik. Ik neem de handleiding erbij, want op het dashboard staan evenveel knopjes als in een ruimtelaboratorium. Maar zelfs met het boekje kunnen we niet bedenken wat er loos is. Dan maar het noodnummer opbellen. In Frankrijk is het siësta. Niemand te bereiken dus.
Verschillende toeristen die net als wij de middagrust niet respecteren dienden al terug te draaien, want wij staan dwars over de weg. Manlief windt zich op. Hij vervloekt de verdomde wagen. Ik snor ondertussen een Belgisch telefoonnummer op. Na en tijdje krijg ik de garagist aan de lijn. Natuurlijk weet die van op die afstand ook niet wat er aan de hand is. Hij probeert een Franse collega te pakken te krijgen. Heel wat telefoons en uren later (ik geloof dat ondertussen zowat half Normandië deze straat trachtte door te rijden) komt er hulp.
Manlief is ondertussen op van de zenuwen. Ik ben ook behoorlijk aan het eind van mijn Latijn. Blijkt dat de wagen zich om de een of andere reden in veiligheid gezet heeft. Een ruk aan een hendel en het euvel is opgelost.
De verdere terugweg verloopt probleemloos. We leveren onze poepsjieke wagen weer in.
t Was erg leuk, dit weekend! zeggen we tegen de garagist,Ja, alleen jammer van dat startprobleem. Maar ach
Ik vermoed dat het nog zal meevallen met de overtuigingskracht die ik nodig heb als wij aan een nieuwe wagen toe zijn.